[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

31855, bijgewerkt t/m nr. 7 (nota van Wijziging d.d. 25 mei 2009)

Wijziging van de Wet op de jeugdzorg in verband met de introductie van een verwijsindex om vroegtijdige en onderling afgestemde verlening van hulp, zorg of bijsturing ten behoeve van jeugdigen die bepaalde risico’s lopen te bevorderen (verwijsindex risico’s jeugdigen)

Bijgewerkte tekst

Nummer: 2009D25878, datum: 2009-05-25, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2009Z02089:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Bijgewerkt t/m nr. 7 (Nota van Wijziging d.d. 25 mei 2009)



31 855	Wijziging van de Wet op de jeugdzorg in verband met de
introductie van een verwijsindex om vroegtijdige en onderling afgestemde
verlening van hulp, zorg of bijsturing ten behoeve van jeugdigen die
bepaalde risico’s lopen te bevorderen (verwijsindex risico’s
jeugdigen) 



	Nr. 2	VOORSTEL VAN WET



	Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

	Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

	Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat alle jeugdigen alle kansen
moeten krijgen om onbedreigd op te groeien tot volwassenen en dat het in
verband daarmee wenselijk is de Wet op de jeugdzorg te wijzigen in
verband met de ingebruikneming van een landelijke elektronische
verwijsindex van jeugdigen waarin jeugdigen kunnen worden gemeld die
bepaalde risico’s lopen, en waarmee de samenwerking tussen de bij
jeugdigen beroepsmatig betrokkenen kan worden verbeterd, met als doel
vroegtijdige en onderling afgestemde verlening van hulp, zorg of
bijsturing ten behoeve van jeugdigen om belemmeringen in hun
ontwikkeling naar volwassenheid te voorkomen, te beperken of weg te
nemen;

	Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg
der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij
goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

	De Wet op de jeugdzorg wordt als volgt gewijzigd:

A

	Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

	a. Voor de tekst wordt de aanduiding “1.” geplaatst.

	b. In de aanhef van het eerste lid (nieuw), onderdeel b, vervalt: in
Nederland verblijvende.

	c. De letteraanduidingen van de onderdelen van het eerste lid (nieuw)
vervallen en de onderdelen worden in alfabetische volgorde geplaatst.

	d. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

	2. Het begrip jeugdige, bedoeld in het eerste lid, is niet van
toepassing op de hoofdstukken IA en IVA.

	3. Deze wet is van toepassing op in Nederland verblijvende jeugdigen.

B

	Na hoofdstuk I wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:

HOOFDSTUK IA. LANDELIJKE VERWIJSINDEX

§1 Algemeen

Artikel 2a

	In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan
onder:

	a. jeugdige: persoon die de leeftijd van 23 jaar nog niet heeft
bereikt;

	b. burgerservicenummer: burgerservicenummer als bedoeld in artikel 1,
onder d, van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer;

	c. hulp, zorg of bijsturing: werkzaamheden die een meldingsbevoegde op
grond van de voor hem geldende regelgeving ten behoeve van een jeugdige
verricht.

Artikel 2b

	1. Meldingsbevoegde is een functionaris die werkzaam is voor een
instantie die:

	a. behoort tot een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen
categorie van instanties die werkzaam is in een of meer van de domeinen
jeugdzorg, jeugdgezondheidszorg, gezondheidszorg, onderwijs,
maatschappelijke ondersteuning, werk en inkomen, of politie en justitie,

	b. afspraken als bedoeld in artikel 2g heeft gemaakt met het college
van burgemeester en wethouders, en

	c. de functionaris als zodanig heeft aangewezen.

	2. Meldingsbevoegde is voorts een functionaris die niet werkzaam is
voor een instantie en die:

	a. behoort tot een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen
categorie van functionarissen die werkzaam is in een of meer van de in
het eerste lid, onder a, genoemde domeinen, en

	b. afspraken als bedoeld in artikel 2g heeft gemaakt met het college
van burgemeester en wethouders.

	3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden
gesteld over de  functionaris, bedoeld in het eerste en tweede lid, en
de instanties, bedoeld in het eerste lid, onder a. Deze regels kunnen
verschillen per categorie van instanties of functionarissen.

Artikel 2c

	Met het oog op de goede uitvoering van dit hoofdstuk kan bij algemene
maatregel van bestuur onderscheid worden gemaakt tussen daarbij aan te
geven leeftijdscategorieën van jeugdigen.

§2 Inrichting, beheer en verantwoordelijkheid

Artikel 2d

	1. Er is een verwijsindex van jeugdigen, zijnde een landelijk
elektronisch systeem, waarin persoonsgegevens in de zin van artikel 1,
onder a, van de Wet bescherming persoonsgegevens alsmede andere gegevens
worden verwerkt.

	2. De verwijsindex heeft tot doel vroegtijdige en onderlinge afstemming
tussen meldingsbevoegden te bewerkstelligen, opdat zij jeugdigen tijdig
passende hulp, zorg of bijsturing kunnen verlenen om belemmeringen in
hun ontwikkeling naar volwassenheid te voorkomen, te beperken of weg te
nemen.

	3. De verwijsindex wordt uitsluitend gebruikt voor het in het tweede
lid aangegeven doel.

Artikel 2e

	1. Onze Minister voor Jeugd en Gezin draagt zorg voor de inrichting en
het beheer van de verwijsindex.

	2. Onze Minister voor Jeugd en Gezin is de verantwoordelijke in de zin
van artikel 1, onder d, van de Wet bescherming persoonsgegevens voor de
verwijsindex.

	3. In afwijking van het tweede lid, is voor de toepassing van de
artikelen 34 tot en met 40 en 43 van de Wet bescherming persoonsgegevens
de verantwoordelijke het college van burgemeester en wethouders van de
gemeente die afspraken als bedoeld in artikel 2g heeft gemaakt met de
instantie waarvoor de meldingsbevoegde die de jeugdige heeft gemeld
werkzaam is of, indien die niet werkzaam is voor een instantie, de
meldingsbevoegde.

	4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels
gesteld omtrent de inrichting en het beheer van de verwijsindex. Daartoe
behoren in elk geval regels omtrent de beveiliging van persoonsgegevens
en de beschikbaarheid van de voorzieningen, bedoeld in artikel 2f.

Artikel 2f

	1. Van de verwijsindex maken deel uit:

	a. voorzieningen waarmee de verwijsindex met het oog op het verwerken
van een melding het burgerservicenummer van de betrokken jeugdige kan
opvragen of verifiëren;

	b. voorzieningen waarmee een jeugdige aan de verwijsindex kan worden
gemeld of eruit kan worden verwijderd;

	c. voorzieningen waarmee bij twee of meer meldingen van dezelfde
jeugdige een signaal wordt gezonden naar de meldingsbevoegden die de
betrokken jeugdige hebben gemeld en naar degene die belast is met de
taken, bedoeld in artikel 2h;

	d. een logboek dat registreert welke meldingsbevoegde wanneer een
jeugdige aan de verwijsindex heeft gemeld, hem daaruit heeft verwijderd
of een signaal heeft ontvangen;

	e. voorzieningen waarmee verhuisbewegingen van aan de verwijsindex
gemelde jeugdigen worden geregistreerd en doorgegeven aan de
meldingsbevoegde die de jeugdige heeft gemeld en, indien de jeugdige
naar een andere gemeente is verhuisd, aan de regievoerder van de
gemeente waarnaar de jeugdige is verhuisd;

	f. voorzieningen waarmee ten behoeve van:

	1˚. het toezicht op de naleving inzage kan worden gegeven in de
verwijsindex;

	2˚. beleidsinformatie en het toezicht op de naleving rapportages over
het gebruik van de verwijsindex kunnen worden samengesteld en
opgevraagd, bestaande uit bestaande uit niet tot specifieke jeugdigen of
specifieke meldingsbevoegden herleidbare gegevens;

	g. voorzieningen waarmee aan de jeugdige bij de uitoefening van de
artikelen 35 tot en met 40 van de Wet bescherming persoonsgegevens
inzage kan worden verleend in een hem betreffende melding in de
verwijsindex.

	2. Bij de verwijsindex is een historisch meldingenarchief gevoegd
waarin uit de verwijsindex verwijderde meldingen worden opgenomen. Het
historisch meldingenarchief heeft tot doel de verdere verlening van
hulp, zorg of bijsturing ten behoeve van een jeugdige te ondersteunen.

	3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen met het oog op een
effectief gebruik van de verwijsindex noodzakelijke andere voorzieningen
worden aangewezen die aan de verwijsindex worden toegevoegd.

§3 Afspraken over het gebruik van de verwijsindex

Artikel 2g

	1. Het college van burgemeester en wethouders bevordert het gebruik van
de verwijsindex. Daartoe maakt het college afspraken met de binnen hun
gemeente werkzame instanties en functionarissen, voor zover zij behoren
tot een categorie die is aangewezen bij de algemene maatregel van
bestuur, bedoeld in artikel 2b. Het college organiseert voorts de
aansluiting van die instanties en functionarissen op de verwijsindex.

	2. De afspraken betreffen in elk geval de wijze waarop het college
samenwerkt met die instanties en functionarissen, en die instanties en
functionarissen onderling samenwerken bij het verlenen van hulp, zorg of
bijsturing ten behoeve van jeugdigen, alsmede het beheer en de nakoming
van die afspraken.

	3. Bij regeling van Onze Minister voor Jeugd en Gezin kunnen regels
worden gesteld omtrent het beheer en de nakoming van de afspraken en
kunnen voorts regels worden gesteld omtrent andere in de afspraken op te
nemen onderwerpen. Voor zover dat uit hoofde van hun functie of taak
noodzakelijk is, kan in de afspraken onderscheid worden gemaakt tussen
daarbij aangewezen categorieën van meldingsbevoegden.

	4. Bij regeling van Onze Minister voor Jeugd en Gezin kunnen nadere
regels worden gesteld omtrent het gebruik van, de aansluiting en de
organisatie van de aansluiting op de verwijsindex. Daarbij kan
onderscheid gemaakt worden tussen daarbij aangewezen categorieën van
gemeenten en van meldingsbevoegden.

Artikel 2h

	1. Het college van burgemeester en wethouders draagt er zorg voor dat
wordt nagegaan of de meldingsbevoegden die een jeugdige aan de
verwijsindex hebben gemeld en vervolgens daaruit een signaal hebben
ontvangen, met elkaar contact hebben opgenomen, afspraken hebben gemaakt
over wie welke actie onderneemt en of die actie daadwerkelijk is
ondernomen. 

	2. Degene die belast is met de taken, bedoeld in het eerste lid, heeft
uitsluitend ten behoeve daarvan toegang tot de verwijsindex. 

Artikel 2i

	1. Instanties kunnen met het oog op een effectief gebruik van de
verwijsindex een binnen hun instantie werkzame coördinator aanwijzen.
De coördinator heeft als taak de contactgegevens van de
meldingsbevoegden te beheren en zo nodig, aan te passen en de signalen
uit de verwijsindex te beheren.

	2. Een coördinator heeft uitsluitend ten behoeve van de taak, bedoeld
in het eerste lid, toegang tot de verwijsindex.

§4 Melding aan de verwijsindex

Artikel 2j

	Een meldingsbevoegde kan zonder toestemming van de jeugdige of zijn
wettelijk vertegenwoordiger en zo nodig met doorbreking van de op grond
van zijn ambt of beroep geldende plicht tot geheimhouding, een jeugdige
melden aan de verwijsindex indien hij een redelijk vermoeden heeft dat
de jeugdige door een of meer van de hierna genoemde risico’s in zijn
ontwikkeling naar volwassenheid wordt belemmerd:

	a. de jeugdige staat bloot aan geestelijk of lichamelijk geweld, enige
andere vernederende behandeling, of verwaarlozing;

	b. de jeugdige heeft meer of andere dan bij zijn leeftijd normaliter
voorkomende psychische problemen, waaronder verslaving aan alcohol,
drugs of kansspelen;

	c. de jeugdige heeft meer of andere dan bij zijn leeftijd normaliter
voorkomende opgroei- of opvoedingsproblemen;

	d. de jeugdige is minderjarig en moeder of zwanger;

	e. de jeugdige verzuimt veelvuldig van school of andere
onderwijsinstelling, dan wel verlaat die voortijdig of dreigt die
voortijdig te verlaten;

	f. de jeugdige is niet gemotiveerd om door legale arbeid in zijn
levensonderhoud te voorzien;

	g. de jeugdige heeft meer of andere dan bij zijn leeftijd normaliter
voorkomende financiële problemen;

	h. de jeugdige heeft geen vaste woon- of verblijfplaats;

	i. de jeugdige is een gevaar voor anderen door lichamelijk of
geestelijk geweld of ander intimiderend gedrag;

	j. de jeugdige laat zich in met activiteiten die strafbaar zijn
gesteld;

	k. de ouders of andere verzorgers van de jeugdige schieten tekort in de
verzorging of opvoeding van de jeugdige.

Artikel 2k

	1. Een melding wordt in de verwijsindex gekoppeld aan het
burgerservicenummer van de jeugdige, met als doel te waarborgen dat de
melding betrekking heeft op die jeugdige.

	2. Indien de melding afkomstig is van een meldingsbevoegde die op grond
van een wettelijke bepaling reeds bevoegd is het burgerservicenummer van
de jeugdige te gebruiken, biedt hij de melding met dat nummer aan de
verwijsindex aan.

	3. In andere gevallen biedt de meldingsbevoegde de melding aan de
verwijsindex aan met behulp van de voorzieningen, bedoeld in artikel 2f,
eerste lid, onder a, zonder dat hij kennis kan nemen van het
burgerservicenummer van de betrokken jeugdige.

	4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels
worden gesteld over het aanbieden van een melding aan de verwijsindex,
bedoeld in het tweede en derde lid, en overigens over de wijze van
melding.

	5. Bij algemene maatregel van bestuur worden een persoonsidentificerend
nummer en andere identificerende gegevens aangewezen die gebruikt worden
om jeugdigen die niet beschikken over een burgerservicenummer te melden
aan de verwijsindex. Bij of krachtens de maatregel worden voorts regels
gesteld over de wijze waarop deze gegevens worden aangeboden aan de
verwijsindex.

Artikel 2l

	1. Naast het burgerservicenummer van de jeugdige worden in de
verwijsindex bij een melding uitsluitend de volgende gegevens
opgeslagen:

	a. de identificatiegegevens en contactgegevens van de meldingsbevoegde
die de melding doet, en, in voorkomend geval, van de coördinator,
bedoeld in artikel 2i;

	b. de datum en het tijdstip van de melding, en

	c. de datum waarop de melding op grond van artikel 2n, tweede lid,
onder a, uit de verwijsindex zal worden verwijderd.

	2. Een signaal uit de verwijsindex bevat uitsluitend de gegevens,
genoemd in het eerste lid, onder a.

Artikel 2m

	Ten behoeve van de doeleinden, bedoeld in artikel 2d, worden
persoonsgegevens betreffende de gezondheid, alsmede strafrechtelijke
persoonsgegevens als bedoeld in artikel 16 van de Wet bescherming
persoonsgegevens verwerkt. De verwerking van deze gegevens vindt
uitsluitend plaats teneinde meldingsbevoegden uit de domeinen
jeugdgezondheidszorg, gezondheidszorg en politie en justitie in staat te
stellen een jeugdige aan de verwijsindex te melden alsmede andere
meldingsbevoegden in staat te stellen van deze melding kennis te nemen.

Artikel 2n

	1. Een meldingsbevoegde verwijdert een door hem gedane melding uit de
verwijsindex indien naar zijn oordeel: 

	a. die melding niet terecht is gedaan;

	b. het eerder gesignaleerde risico niet meer aanwezig is.

	2. Een melding wordt voorts in elk geval uit de verwijsindex
verwijderd:

	a. ten hoogste twee jaar nadat zij is gedaan;

	b. met ingang van de dag dat de jeugdige 23 jaar wordt;

	c. zo spoedig mogelijk na het overlijden van de jeugdige.

Artikel 2o

	1. Een overeenkomstig artikel 2n, eerste lid, onder b, en tweede lid,
onder a, uit de verwijsindex verwijderde melding wordt gedurende vijf
jaren opgenomen in een historisch meldingenarchief, met dien verstande
dat die opname wordt vernietigd met ingang van de dag dat de jeugdige 23
jaar wordt of zo spoedig mogelijk na het overlijden van de jeugdige.
Meldingen die uit de verwijsindex zijn verwijderd met toepassing van
artikel 2n, eerste lid, onder a, of het tweede lid, onder b of c, of de
artikelen 36 of 40 van de Wet bescherming persoonsgegevens, worden niet
in het historisch meldingenarchief opgenomen.

	2. Een in het historisch meldingenarchief opgenomen melding wordt
uitsluitend en eenmalig aangeboden aan een meldingsbevoegde op het
moment dat hij een jeugdige aan de verwijsindex meldt.

	3. Artikelen 2e en 2f, eerste lid, aanhef, juncto onder f en g, zijn
van overeenkomstige toepassing op het historisch meldingenarchief.

§5 Aanvullende bepalingen inzake informatieverstrekking aan en rechten
van de betrokkene

Artikel 2p

	1. Indien een melding betrekking heeft op een jeugdige die jonger is
dan twaalf jaren wordt de mededeling, bedoeld in artikel 34 van de Wet
bescherming persoonsgegevens gedaan aan zijn wettelijk
vertegenwoordiger. Indien de jeugdige de leeftijd van twaalf, maar nog
niet die van zestien jaren heeft bereikt, wordt de mededeling zowel aan
de jeugdige als zijn wettelijk vertegenwoordiger gedaan. Het college van
burgemeester en wethouders kan nadere regels stellen omtrent de
mededeling.

	2. Indien de jeugdige jonger is dan twaalf jaren wordt een verzoek als
bedoeld in de artikelen 35 en 36 van de Wet bescherming persoonsgegevens
of een aantekening van verzet als bedoeld in artikel 40 van die wet
gedaan door zijn wettelijk vertegenwoordiger. Indien de jeugdige de
leeftijd van twaalf, maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt,
wordt het verzoek of de aantekening van verzet gedaan door de jeugdige
en zijn wettelijk vertegenwoordiger gezamenlijk.

Artikel 2q

	1. Een meldingsbevoegde die een jeugdige aan de verwijsindex heeft
gemeld, brengt aan het college van burgemeester en wethouders een advies
uit over een door die jeugdige aan hen gedaan verzoek als bedoeld in de
artikelen 35 of 36 van de Wet bescherming persoonsgegevens, of over een
bij hen aangetekend verzet als bedoeld in artikel 40 van die wet.

	2. De meldingsbevoegde verstrekt het college overigens alle
inlichtingen die nodig zijn met het oog op de uitvoering door het
college van de in het eerste lid genoemde artikelen en artikel 43 van de
Wet bescherming persoonsgegevens.

C

	Artikel 34 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Aan het tweede lid wordt een volzin toegevoegd, luidende:

	Het landelijk beleidskader bevat voorts de uitgangspunten voor het door
de gemeentebesturen te voeren beleid inzake de signalering van
risico’s die jeugdigen als bedoeld in hoofdstuk IA in hun ontwikkeling
naar volwassenheid belemmeren.

	2. In het derde lid, onder a, wordt “deze wet aanspraak bestaat;”
vervangen door: deze wet aanspraak bestaat, en waarop zij voornemens
zijn vorm te geven aan de samenwerking, bedoeld in artikel 2g;.

ARTIKEL II

	Onze Minister voor Jeugd en Gezin zendt binnen vier jaar na de
inwerkingtreding van het in artikel I, onderdeel B, opgenomen Hoofdstuk
IA, paragraaf 4, van de Wet op de jeugdzorg aan de Staten-Generaal een
verslag over de doeltreffendheid en de effecten van dat hoofdstuk in de
praktijk.

ARTIKEL III

	De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk
besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of
onderdelen daarvan, verschillend kan worden vastgesteld.

	Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en
dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister voor Jeugd en Gezin,

 PAGE    

 PAGE   1