[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

31892, bijgewerkt t/m nr. 7 (NvW d.d. 8 juni 2009)

Wijziging van de Wet op het financieel toezicht, het Burgerlijk Wetboek en de Wet inzake geldtransactiekantoren en intrekking van de Wet op het grensoverschrijdend betalingsverkeer ter implementatie van richtlijn nr. 2007/64/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende betalingsdiensten in de interne markt en tot wijziging van de Richtlijnen 97/7/EG, 2002/65/EG, 2005/60/EG en 2006/48/EG, en tot intrekking van Richtlijn 97/5/EG (PbEU L 319)

Bijgewerkte tekst

Nummer: 2009D28642, datum: 2009-06-10, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2009Z04619:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Bijgewerkt t/m nr. 11 (Nota van Verbetering d.d. 26 juni 2009)



31 892	Wijziging van de Wet op het financieel toezicht, het Burgerlijk
Wetboek en de Wet inzake geldtransactiekantoren en intrekking van de Wet
op het grensoverschrijdend betalingsverkeer ter implementatie van
richtlijn nr. 2007/64/EG van het Europees Parlement en de Raad
betreffende betalingsdiensten in de interne markt en tot wijziging van
de Richtlijnen 97/7/EG, 2002/65/EG, 2005/60/EG en 2006/48/EG, en tot
intrekking van Richtlijn 97/5/EG (PbEU L 319)



	Nr. 2	VOORSTEL VAN WET



	Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

	Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

	Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat richtlijn nr. 2007/64/EG van
het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie betreffende
betalingsdiensten in de interne markt en tot wijziging van de
Richtlijnen 97/7/EG, 2002/65/EG, 2005/60/EG en 2006/48/EG, en tot
intrekking van Richtlijn 97/5/EG (PbEU L 319), welke voorziet in een
vergunningenstelsel voor betaaldienstverleners, informatieverplichtingen
omtrent betaaldiensten en rechten en plichten van verleners en
gebruikers van betaaldiensten, in Nederland dient te worden
geïmplementeerd;

	Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg
der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij
goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

	De Wet op het financieel toezicht wordt als volgt gewijzigd:

A

	Artikel 1:1 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In alfabetische volgorde worden de volgende definities ingevoegd:

	betaaldienst: bedrijfswerkzaamheid als bedoeld in de bijlage bij de
richtlijn betaaldiensten;

	betaaldienstagent: persoon die bij de uitvoering van betaaldiensten
voor rekening van een betaalinstelling optreedt;

	betaaldienstgebruiker: persoon die in de hoedanigheid van betaler,
betalingsbegunstigde of beide van een betaaldienst gebruik maakt;

	betaaldienstverlener: degene die zijn bedrijf maakt van het verlenen
van betaaldiensten;

	betaalinstelling: een betaaldienstverlener waaraan een vergunning als
bedoeld in artikel 2:3a is verleend;

	betaalinstrument: gepersonaliseerd instrument of gepersonaliseerde
instrumenten of het geheel van procedures, overeengekomen tussen de
betaaldienstgebruiker en de betaaldienstverlener, waarvan de
betaaldienstgebruiker gebruik maakt om een betaalopdracht te initiëren;

	betaalopdracht: door een betaler of betalingsbegunstigde aan zijn
betaaldienstverlener gegeven opdracht om een betalingstransactie uit te
voeren;

	betaalrekening: op naam van een of meer betaaldienstgebruikers
aangehouden rekening die voor de uitvoering van betalingstransacties
wordt gebruikt;

	betaler: persoon die houder is van een betaalrekening en een
betalingstransactie vanaf die betaalrekening toestaat, hetzij bij
ontbreken van een betaalrekening, een persoon die een betaalopdracht
geeft;

	betalingsbegunstigde: persoon die de beoogde ontvanger is van de
geldmiddelen waarop een betalingstransactie betrekking heeft;

	betalingssysteem: een geldovermakingssysteem met formele en
gestandaardiseerde regelingen en gemeenschappelijke regels voor de
verwerking, clearing of afwikkeling van betalingstransacties;

	betalingstransactie: door de betaler of de betalingsbegunstigde
geïnitieerde handeling waarbij geldmiddelen worden gedeponeerd,
overgemaakt of opgenomen, ongeacht of er onderliggende verplichtingen
tussen de betaler en de betalingsbegunstigde zijn;

	geldmiddelen: chartaal geld, giraal geld of elektronisch geld;

	raamovereenkomst voor betaaldiensten: overeenkomst die de uitvoering
beheerst van afzonderlijke en opeenvolgende betalingstransacties en die
de verplichtingen en voorwaarden voor de opening van een betaalrekening
kan omvatten;

	richtlijn betaaldiensten: richtlijn nr. 2007/64/EG van het Europees
Parlement en de Raad van de Europese Unie van 13 november 2007
betreffende betalingsdiensten in de interne markt (PbEU L 319);

	2. De definitie van bijkantoor komt te luiden:

	bijkantoor:

	a. duurzaam in een andere staat dan de staat van de zetel aanwezig
onderdeel zonder rechtspersoonlijkheid van een financiële onderneming
die geen verzekeraar, beleggingsonderneming of betaalinstelling is;

	b. duurzame aanwezigheid van een verzekeraar, met uitzondering van de
zetel, beheerd door eigen personeel van de verzekeraar of door een
zelfstandig persoon die is gemachtigd duurzaam voor de verzekeraar op te
treden;

	c. gezamenlijke duurzaam in een andere staat dan de staat van de zetel
aanwezige onderdelen zonder rechtspersoonlijkheid van een
beleggingsonderneming die beleggingsdiensten, beleggingsactiviteiten of
nevendiensten verlenen; of

	d. gezamenlijke duurzaam in een andere staat dan de staat van de zetel
aanwezige onderdelen zonder rechtspersoonlijkheid van een
betaalinstelling;

	3. In de definitie van financiële onderneming wordt na onderdeel c een
onderdeel ingevoegd, luidende:

	ca. een betaaldienstverlener;

B

	Artikel 1:2 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Voor de tekst wordt de aanduiding “1” geplaatst.

	2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

	2. In afwijking van het eerste lid is deze wet van toepassing op het
verlenen van betaaldiensten door:

	a. de Europese Centrale Bank en de centrale banken van de lidstaten
voor zover zij niet handelen in hun hoedanigheid van monetaire of andere
publieke autoriteit;

	b. lidstaten alsmede de regionale of lokale overheden van de lidstaten
voor zover zij niet handelen in de hoedanigheid van overheidsinstantie.

C

	Het opschrift van § 1.1.2.2. komt te luiden:

§ 1.1.2.2. Betaaldienstverleners, clearinginstellingen en
kredietinstellingen

D

	Na artikel 1:5 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 1.1.2.2a. Betaaldiensten

Artikel 1:5a

	1. Het in deze wet met betrekking tot betaaldiensten bepaalde is van
toepassing op betaaldiensten uitgevoerd in de Europese Gemeenschap en de
staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese
Economische Ruimte, met uitzondering van de ingevolge artikel 4:22
gestelde regels ter uitvoering van titel III van de richtlijn
betaaldiensten, die alleen van toepassing zijn indien zowel de
betaaldienstverlener van de betaler als de betaaldienstverlener van de
betalingsbegunstigde, of de enige bij de betalingstransactie betrokken
betaaldienstverlener in een lidstaat gevestigd is.

	2. Onder het verlenen van betaaldiensten in de zin van deze wet wordt
niet verstaan:

	a. het uitsluitend met chartaal geld en zonder tussenkomst van derden
rechtstreeks door de betaler aan de betalingsbegunstigde verrichten van
betalingstransacties;

	b. het verrichten van betalingstransacties via een handelsagent die
gemachtigd is om voor rekening van de betaler of de betalingsbegunstigde
de verkoop of aankoop van goederen of diensten tot stand te brengen of
te sluiten;

	c. het in de uitoefening van een bedrijf of beroep vervoeren, ophalen,
verwerken of leveren van chartaal geld;

	d. het verrichten van betalingstransacties die bestaan uit het niet in
de uitoefening van een bedrijf of beroep ophalen en leveren van chartaal
geld in het kader van een activiteit zonder winstoogmerk of voor
liefdadigheidsdoeleinden;

	e. het verlenen van diensten waarbij chartaal geld door de begunstigde
aan de betaler wordt verstrekt  als onderdeel van een
betalingstransactie in de vorm van een betaling voor de aankoop van
goederen of diensten, indien de betaler vlak voor de uitvoering van die
betalingstransactie om die verstrekking heeft verzocht;

	f. het verrichten van geldwisseltransacties, zijnde transacties
verricht met chartaal geld, waarbij de geldmiddelen niet op een
betaalrekening worden aangehouden;

	g. het verrichten van betalingstransacties met een van de volgende
documenten die door een betaaldienstverlener zijn uitgegeven met de
bedoeling geldmiddelen beschikbaar te stellen aan een
betalingsbegunstigde:

	1°. papieren cheques als bedoeld in het Verdrag van Genève van 19
maart 1931 tot invoering van een eenvormige wet op cheques;

	2°. papieren cheques vergelijkbaar met de papieren cheques, bedoeld
onder 1°, die vallen onder het recht van lidstaten die geen partij zijn
bij het Verdrag van Genève van 19 maart 1931 tot invoering van een
eenvormige wet op cheques;

	3°. papieren wissels als bedoeld in het Verdrag van Genève van 7 juni
1930 dat voorziet in een eenvormige wet op wisselbrieven en
orderbriefjes;

	4°. papieren wissels vergelijkbaar met de papieren wissels, bedoeld
onder 3°, die vallen onder het recht van de lidstaten die geen partij
zijn bij het Verdrag van Genève van 7 juni 1930 tot invoering van een
eenvormige wet op wisselbrieven en orderbriefjes;

	5°. papieren tegoedbonnen;

	6°. papieren reischeques;

	7°. papieren postwissels als omschreven door de Wereldpostunie, in
1874 opgericht bij het Verdrag van Bern;

	h. het onverminderd artikel 5:88 verrichten van betalingstransacties
binnen een betalings- of een effectenafwikkelingssysteem, of tussen
afwikkelondernemingen, centrale tegenpartijen als bedoeld in artikel
212a, onderdeel c, van de Faillissementswet, clearinginstellingen,
centrale banken van de lidstaten, andere deelnemers van een van de
bedoelde systemen, en betaaldienstverleners;

	i. betalingstransacties in verband met dienstverlening op effecten, met
inbegrip van uitkeringen van dividend en andere inkomsten in verband met
effecten, en aflossing en verkoop, uitgevoerd door personen als bedoeld
in onderdeel h of door beleggingsondernemingen, banken, of door andere
instellingen aan welke de bewaarneming van financiële instrumenten is
toegestaan;

	j. het verlenen van diensten door technische dienstverleners ter
ondersteuning van het verlenen van betaaldiensten zonder dat de
technische dienstverlener op enig moment in het bezit komt van de over
te maken geldmiddelen, daarbij inbegrepen het verwerken en opslaan van
gegevens, diensten ter bescherming van het vertrouwen en het
privéleven, authenticatie van gegevens en entiteiten, het aanbieden van
informatietechnologie- en communicatienetwerken, en het aanbieden en
onderhouden van voor betaaldiensten gebruikte automaten en instrumenten;

	k. het verrichten van betalingstransacties ten behoeve van de aankoop
van goederen of diensten die worden uitgevoerd met betaalinstrumenten
die uitsluitend kunnen worden gebruikt:

	1°. in de door de uitgevende instelling gebruikte bedrijfsgebouwen; of

	2°. op grond van een handelsovereenkomst met de uitgevende instelling
binnen een beperkt netwerk van dienstverleners of voor een beperkte
reeks goederen en diensten;

	l. het verrichten van betalingstransacties ten behoeve van de aankoop
van goederen of diensten die worden uitgevoerd via een
telecommunicatie-instrument, digitaal instrument of
informatietechnologie-instrument, mits de aanbieder van dit instrument
niet uitsluitend als tussenpersoon optreedt tussen de
betaaldienstgebruiker en de leverancier van de gekochte goederen en
diensten en voor zover de gekochte goederen of diensten geleverd worden
aan en gebruikt moeten worden via een van de bedoelde instrumenten;

	m. het verrichten van betalingstransacties die voor eigen rekening
worden uitgevoerd tussen betaaldienstverleners, hun agenten of hun
bijkantoren;

	n. het verrichten van betalingstransacties tussen een moederonderneming
en haar dochteronderneming als bedoeld in artikel 3:268, onderdeel c, of
tussen dochternemingen als bedoeld in artikel 3:268, onderdeel c, van
dezelfde moederonderneming, zonder tussenkomst van een andere
betaaldienstverlener dan een tot dezelfde groep behorende onderneming;
of

	o. het opnemen van chartaal geld uit een geldautomaat, voor zover de
exploitant van de geldautomaat geen andere betaaldiensten verleent en
handelt namens een of meer betaaldienstverleners, en voor zover deze
exploitant geen partij is bij de raamovereenkomst voor betaaldiensten
van degene die de geldmiddelen van een betaalrekening opneemt.

E

	Na artikel 1:25 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1:25a

	1. De raad, bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van de Mededingingswet,
heeft, op de grondslag van deze wet, tot taak het toezicht op de
naleving van artikel 5:88 uit te oefenen.

	2. De artikelen 1:49, 1:55, eerste lid, 1:56, eerste, tweede en vierde
lid, 1:58, eerste tot en met derde lid, 1:59, 1:65, eerste en vijfde
lid, 1:68, 1:72 tot en met 1:75, 1:79, 1:80, 1:81 en afdeling 1.5.1.,
met uitzondering van artikel 1:93a, zijn van overeenkomstige toepassing.

	3. Artikel 1:47, eerste en derde lid, is van overeenkomstige toepassing
op het gebruik van de bevoegdheden, bedoeld in de artikelen 1:75, 1:79
en 1:80, door de raad, bedoeld in het eerste lid, met dien verstande dat
zowel de Nederlandsche Bank als de Autoriteit Financiële Markten hun
zienswijze naar voren kunnen brengen.

F

	In artikel 1:48, eerste lid, wordt “artikel 2:13” vervangen door:
artikel 2:3b, 2:13.

G

	Artikel 1:55 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid wordt na “beleggingsonderneming,” ingevoegd:
betaalinstelling,.

	2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

	3. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van
betaaldienstagenten en personen aan wie werkzaamheden zijn uitbesteed
door betaalinstellingen.

H

	Artikel 1:56 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste en tweede lid wordt na “beleggingsonderneming,”
telkens ingevoegd: betaaldienstverlener,.

	2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

	5. Het eerste, tweede en vierde lid zijn van overeenkomstige toepassing
ten aanzien van betaaldienstagenten van betaaldienstverleners met zetel
in een andere lidstaat, die beschikken over een door de toezichthoudende
instantie van die lidstaat verleende vergunning voor het verlenen van
betaaldiensten,  en personen aan wie werkzaamheden zijn uitbesteed door
betaaldienstverleners met zetel in een andere lidstaat, die beschikken
over een door de toezichthoudende instantie van die lidstaat verleende
vergunning voor het verlenen van betaaldiensten.

I

	Aan artikel 1:58 wordt een lid toegevoegd, luidende:

	5. Het eerste tot en met derde lid is van overeenkomstige toepassing op
betaaldienstverleners, met dien verstande dat onder bijkantoor mede
wordt verstaan betaaldienstagent of persoon aan wie werkzaamheden zijn
uitbesteed.

J

	Artikel 1:59 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste en tweede lid wordt na “beleggingsonderneming,”
telkens ingevoegd: betaalinstelling,.

	2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

	4. Het eerste tot en met derde lid zijn van overeenkomstige toepassing
ten aanzien van betaaldienstagenten en personen aan wie werkzaamheden
zijn uitbesteed door een betaalinstelling.

K

	Artikel 1:79, eerste lid, komt te luiden:

	1. De toezichthouder kan een last onder dwangsom opleggen terzake van
een overtreding van:

	a. voorschriften, gesteld ingevolge de in de bijlage bij dit artikel
genoemde artikelen;

	b. de prospectusverordening;

	c. verordening (EG) nr. 2560/2001 van het Europees Parlement en de Raad
van de Europese Unie van 19 december 2001 betreffende
grensoverschrijdende betalingen in euro (PbEG L 344); en

	d. artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht.

L

	Artikel 1:80, eerste lid, komt te luiden:

	1. De toezichthouder kan een bestuurlijke boete opleggen terzake van
overtreding van:

	a. voorschriften, gesteld ingevolge de in de bijlage bij dit artikel
genoemde artikelen;

	b. de prospectusverordening;

	c. verordening (EG) nr. 2560/2001 van het Europees Parlement en de Raad
van de Europese Unie van 19 december 2001 betreffende
grensoverschrijdende betalingen in euro (PbEG L 344); en

	d. artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht.

M

	Artikel 1:104, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

	1. In onderdeel f wordt na “een beleggingsonderneming” ingevoegd:
of een betaalinstelling.

	2. Aan het slot van onderdeel i vervalt “of”.

	3. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel j door een
puntkomma worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:

	k. de vergunninghouder een betaalinstelling is die uitdrukkelijk te
kennen heeft gegeven haar bedrijf niet of niet langer te zullen
uitoefenen; of

	l. de vergunninghouder een betaalinstelling is die door de voortzetting
van het uitoefenen van haar bedrijf een bedreiging vormt voor de
stabiliteit van het betalingssysteem.

N

	Artikel 1:107 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het eerste lid, eerste volzin, komt te luiden: Er is een openbaar
register dat wordt gehouden door de registerhouder en in ieder geval
wordt gepubliceerd op een daartoe geschikte website.

	2. Aan het slot van het derde lid, onderdeel g, vervalt “en”.

	3. Onder vervanging van de punt aan het slot van het derde lid,
onderdeel i, door een puntkomma wordt aan dat lid een onderdeel
toegevoegd, luidende:

	j. betaaldienstagenten en de bijkantoren van een betaalinstelling.

O

	In Hoofdstuk 2.2 wordt voor afdeling 2.2.1. een afdeling ingevoegd,
luidende:

AFDELING 2.2.0. 	UITOEFENEN VAN BEDRIJF VAN BETAALDIENSTVERLENER

§ 2.2.0.1. 	Vergunningplicht en -eisen voor betaaldienstverleners met
zetel in Nederland

Artikel 2:3a

	1. Het is een ieder met zetel in Nederland verboden zonder een daartoe
door de Nederlandsche Bank verleende vergunning het bedrijf uit te
oefenen van betaaldienstverlener.

	2. Het eerste lid is niet van toepassing op financiële ondernemingen
die voor het uitoefenen van het bedrijf van kredietinstelling een door
de Nederlandsche Bank op grond van dit deel verleende vergunning hebben,
voor zover het aan hen ingevolge die vergunning is toegestaan
betaaldiensten te verlenen.

Artikel 2:3b

	1. De Nederlandsche Bank verleent op aanvraag een vergunning voor het
uitoefenen van het bedrijf van betaaldienstverlener indien de aanvrager
aantoont dat zal worden voldaan aan het bepaalde ingevolge:

	a. artikel 3:8 met betrekking tot de deskundigheid van de in dat
artikel bedoelde personen;

	b. artikel 3:9 met betrekking tot de betrouwbaarheid van de personen
die het beleid bepalen of mede bepalen;

	c. artikel 3:10, eerste en tweede lid, met betrekking tot het beleid
met betrekking tot de integere bedrijfsuitoefening;

	d. artikel 3:15, eerste en tweede lid, met betrekking tot het minimum
aantal personen dat het dagelijks beleid bepaalt en de plaats van
waaruit zij hun werkzaamheden verrichten;

	e. artikel 3:16, eerste en tweede lid, met betrekking tot de
zeggenschapsstructuur;

	f. artikel 3:17, eerste en tweede lid, met betrekking tot de inrichting
van de bedrijfsvoering;

	g. artikel 3:29a met betrekking tot het veiligstellen van ontvangen
middelen uit betaaldiensten, voor zover van toepassing;

	h. artikel 3: 53, eerste en derde lid, met betrekking tot het minimum
eigen vermogen;

	2. De aanvraag van de vergunning geschiedt onder opgave van bij of
krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.

	3. De Nederlandsche Bank beslist op de aanvraag binnen drie maanden na
ontvangst van de aanvraag, of, indien de aanvraag onvolledig is, binnen
drie maanden na ontvangst van alle voor het nemen van de beslissing
benodigde gegevens.

	4. De artikelen 4:14 van de Algemene wet bestuursrecht en 1:102, derde
lid, zijn niet van toepassing.

Artikel 2:3c

	1. Een betaalinstelling die voornemens is betaaldiensten te verlenen
door tussenkomst van een betaaldienstagent, stelt de Nederlandsche Bank
hiervan in kennis onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel
van bestuur te bepalen gegevens.

	2. Indien de Nederlandsche Bank overeenkomstig het eerste lid de
gegevens heeft ontvangen en zij er van overtuigd is dat de gegevens
correct zijn, schrijft zij de agent in in het register, bedoeld in
artikel 1:107.

§2.2.0.2.	Vrijstelling

Artikel 2:3d

	Bij ministeriële regeling kan geheel of gedeeltelijk vrijstelling
worden geregeld van artikel 2:3a, eerste lid. Aan deze gehele of
gedeeltelijke vrijstelling kunnen voorschriften worden verbonden.

§ 2.2.0.3 Bijkantoren en betaaldienstagenten van en verrichten van
diensten door betaaldienstverleners met zetel in een andere lidstaat

Artikel 2:3e

	1. Een betaaldienstverlener met zetel in een andere lidstaat kan
overgaan tot het verrichten van haar werkzaamheden vanuit een in
Nederland gelegen bijkantoor of door tussenkomst van een in Nederland
werkzaam zijnde betaaldienstagent, dan wel door middel van het
verrichten van diensten naar Nederland, indien hij een door de
toezichthoudende instantie van die lidstaat daartoe verleende vergunning
heeft. 

	2. Artikel 1:107, tweede lid, is niet van toepassing.

§ 2.2.0.4	Betaaldienstverleners met zetel in een staat die geen
lidstaat is

Artikel 2:3f

	1. Het is een ieder met zetel in een staat die geen lidstaat is
verboden:

	a. in Nederland het bedrijf van betaaldienstverlener uit te oefenen;

	b. vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor het bedrijf van
betaaldienstverlener uit te oefenen in een andere lidstaat.

	2. Het eerste lid is niet van toepassing op financiële ondernemingen
die voor het uitoefenen van het bedrijf van kredietinstelling een door
de Nederlandsche Bank op grond van dit deel verleende vergunning hebben,
voor zover het aan hen ingevolge die vergunning is toegestaan
betaaldiensten te verlenen.

P

	Na artikel 2:106 wordt een afdeling ingevoegd, luidende:

AFDELING 2.3.0 	UITOEFENEN VAN BEDRIJF VAN BETAALDIENSTVERLENER

§ 2.3.0.1. Bijkantoor en verrichten van diensten door een
betaalinstelling naar een andere lidstaat

Artikel 2:106a

	1. Een betaalinstelling die voornemens is vanuit een bijkantoor in een
andere lidstaat of door middel van het verrichten van diensten, al dan
niet door tussenkomst van een betaaldienstagent, naar een andere
lidstaat haar bedrijf uit te oefenen gaat daar slechts toe over nadat
zij kennis heeft gegeven van haar voornemen aan de Nederlandsche Bank.

	2. Bij de in het eerste lid bedoelde kennisgeving verstrekt de
betaalinstelling bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te
bepalen gegevens.

	3. De Nederlandsche Bank verstrekt de in het tweede lid bedoelde
gegevens binnen een maand na ontvangst aan de toezichthoudende instantie
van de andere lidstaat.

	4. De Nederlandsche Bank gaat over tot inschrijving van het bijkantoor
of de betaaldienstagent in het register, bedoeld in artikel 1:107,
tenzij de toezichthoudende instantie van de andere lidstaat aan de
Nederlandsche Bank heeft meegedeeld dat zij het vermoeden heeft dat met
de voorgenomen vestiging van het bijkantoor of door de inschakeling van
de betaaldienstagent mogelijk in strijd met het recht zal worden
gehandeld. Indien inschrijving op het tijdstip van ontvangst van de in
de vorige volzin bedoelde mededeling reeds heeft plaatsgevonden, haalt
de Nederlandsche Bank deze door.

PA

	In artikel 3:3 wordt na “beleggingsondernemingen” ingevoegd: ,
betaaldienstverleners.

Q

	In artikel 3:8 wordt de zinsnede “Het dagelijks beleid van een
clearinginstelling” vervangen door: Het dagelijks beleid van een
betaalinstelling, clearinginstelling.

R

	In artikel 3:9, eerste lid, wordt de zinsnede “Het beleid van een
clearinginstelling” vervangen door: Het beleid van een
betaalinstelling, clearinginstelling.

S

	1.In de artikelen 3:10, eerste lid en 3:17, eerste lid, wordt de
zinsnede “Een clearinginstelling” telkens vervangen door: Een
betaalinstelling, clearinginstelling.

T

	In artikel 3:15, eerste lid, wordt “een clearinginstelling”
vervangen door: een betaalinstelling, een clearinginstelling.

U

	Artikel 3:16 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid wordt de zinsnede “Een clearinginstelling”
vervangen door: Een betaalinstelling, clearinginstelling.

	2. In het tweede lid wordt de zinsnede “De betaalinstelling,
kredietinstelling, levensverzekeraar of schadeverzekeraar” vervangen
door: De betaalinstelling, kredietinstelling, levensverzekeraar of
schadeverzekeraar.

V

	Artikel 3:18 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het tweede lid wordt de zinsnede “Een clearinginstelling”“
vervangen door: Een betaalinstelling, clearinginstelling.

	2. In het derde lid wordt in onderdeel b “clearinginstellingen”
vervangen door “betaalinstellingen, clearinginstellingen” en wordt
in onderdeel c “een clearinginstelling” vervangen door: een
betaalinstelling, clearinginstelling.

VA

	Na artikel 3:20 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 3.3.3.1a. Financiële ondernemingen met zetel in een andere lidstaat

Artikel 3:20a

	1. Een betaaldienstverlener met zetel in een andere lidstaat die zijn
bedrijf uitoefent vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor of door
tussenkomst van een in Nederland werkzaam zijnde betaaldienstagent dan
wel door middel van het verrichten van diensten naar Nederland dient te
beschikken over een door de toezichthoudende instantie van die lidstaat
daartoe verleende vergunning.

	2. Artikel 1:107, tweede lid, is niet van toepassing.

W

	Artikel 3:29, eerste lid, komt te luiden:

	1. Een betaalinstelling, clearinginstelling, entiteit voor
risico-acceptatie, financiële instelling, kredietinstelling of
verzekeraar met zetel in Nederland geeft kennis van wijzigingen met
betrekking tot onderwerpen waarover ingevolge artikel 2:3b, 2:5, tweede
lid, 2:12, vijfde lid, 2:13, tweede lid, 2:26b, vierde lid, 2:31, vierde
lid, 2:32, tweede lid, 2:33, tweede lid, 2:49, tweede lid, 2:54b, derde
lid, 2:107, tweede lid, 2:108, tweede lid, 2:111, tweede lid, 2:112,
tweede lid, 2:115, tweede lid, 2:117, derde lid, 2:118, tweede lid,
2:120, tweede lid, 2:121, tweede lid, verstrekking van gegevens is
voorgeschreven, aan de Nederlandsche Bank.

X

	Na artikel 3:29 worden drie artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 3:29a

	Een betaalinstelling stelt de geldmiddelen die worden of zijn ontvangen
van betaaldienstgebruikers of andere betaalinstellingen op een bij of
krachtens algemene maatregel van bestuur bepaalde wijze zeker.

Artikel 3:29b

	Indien een betaalinstelling tevens werkzaamheden verricht die geen
verband houden met het verlenen van betaaldiensten, kan de Nederlandsche
Bank de betaalinstelling verplichten die werkzaamheden te doen
verrichten door een aparte rechtspersoon indien het verrichten van die
werkzaamheden afbreuk doet of dreigt te doen aan:

	a. de financiële soliditeit van de betaalinstelling, of

	b. het toezicht op de naleving van deze wet.

Artikel 3:29c

	1. Een betaalinstelling houdt alleen betaalrekeningen aan die
uitsluitend voor betalingstransacties worden gebruikt.

	2. Geldmiddelen die een betaalinstelling in verband met het verlenen
van betaaldiensten van betaaldienstgebruikers ontvangt, zijn, in
afwijking van artikel 1:1, geen opvorderbare gelden.

	3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels
gesteld met betrekking tot het verlenen van de onder 4, 5 en 7 van de
bijlage bij de richtlijn betaaldiensten bedoelde kredieten door
betaalinstellingen.

Y

	In artikel 3:53, eerste lid, wordt de zinsnede “een bewaarder die is
verbonden aan een beleggingsinstelling” vervangen door: een
betaalinstelling, een bewaarder die is verbonden aan een
beleggingsinstelling.

YA

	Artikel 3:57 van de Wet op het financieel toezicht wordt als volgt
gewijzigd:

	a. In het eerste lid wordt “een clearinginstelling” vervangen door:
een betaalinstelling, clearinginstelling.

	b. In het tweede lid wordt “clearinginstellingen” vervangen door:
betaalinstellingen, clearinginstellingen.

	c. In het derde lid wordt “clearinginstelling” vervangen door:
betaalinstelling, clearinginstelling.

Z

	In artikel 3:71, eerste lid, wordt de zinsnede “Een
clearinginstelling” vervangen door: Een betaalinstelling,
clearinginsteling.

AA

	Na artikel 3:74a wordt in § 3.3.9.1. een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3:74b

	Een betaalinstelling die naast het verlenen van betaaldiensten tevens
andere werkzaamheden verricht, voert een afzonderlijke boekhouding voor
de betaaldiensten.

AB

	In het opschrift van Afdeling 3.5.1. wordt de zinsnede “banken en
beleggingsondernemingen” vervangen door: banken,
beleggingsondernemingen en betaalinstellingen.

AC

	Na artikel 3:111a wordt in Afdeling 3.5.1. een artikel ingevoegd,
luidende:

Artikel 3:111b

	1. Een betaalinstelling die voornemens is betaaldiensten te verlenen
door tussenkomst van een betaaldienstagent, stelt de Nederlandsche Bank
hiervan in kennis onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel
van bestuur te bepalen gegevens.

	2. Indien de Nederlandsche Bank overeenkomstig het eerste lid de
gegevens heeft ontvangen en zij er van overtuigd is dat de gegevens
correct zijn, schrijft zij de agent in in het register, bedoeld in
artikel 1:107.

ACA

	Na artikel 3:273 wordt een afdeling ingevoegd, luidende:

AFDELING 3.6.1a. Betaalinstellingen in een groep

Artikel 3:273a

	Indien een betaalinstelling als bedoeld in artikel 3:57, eerste lid,
een dochteronderneming is van een Nederlandse moederkredietinstelling en
ten aanzien van deze ondernemingen voldaan wordt aan de voorwaarden,
bedoeld in artikel 3:278, eerste lid, onderdelen a en b, is het
solvabiliteitstoezicht, bedoeld in artikel 3:57, eerste lid, niet van
toepassing op de betaalinstelling. 

AD

	In het opschrift van Afdeling 3.6.2 wordt de zinsnede
“beleggingsondernemingen en kredietinstellingen” vervangen door:
beleggingsondernemingen, betaalinstellingen en kredietinstellingen.

AE

	In artikel 3:278 wordt, onder vernummering van het derde en vierde lid
tot vierde en vijfde lid, na het tweede lid een lid ingevoegd, luidende:

	3. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op
betaalinstellingen die dochteronderneming zijn van een Nederlandse
moederkredietinstelling voor zover het betreft het toezicht op de
naleving van artikel 3:53, eerste en derde lid.

AF

	Artikel 4:1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

	1. In onderdeel c vervalt na de puntkomma “en”.

	2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d door “;
en” wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

	e. betaaldienstverleners.

AG

	Na artikel 4:2a worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 4:2b

	Het ingevolge dit deel bepaalde met betrekking tot het verlenen van
betaaldiensten is uitsluitend van toepassing op betaaldiensten, verleend
in euro’s of in andere valuta van lidstaten.

Artikel 4:2c

	Met uitzondering van de afdelingen 4.2.4 en 4.2.5, paragraaf
4.3.8.1 en de artikelen 4:17, 4:19, eerste, tot en met derde lid,
en 4:22 is het ingevolge dit deel bepaalde niet van toepassing op het
aanbieden van financiele producten als bedoeld in onderdeel b van de
definitie van financieel product in artikel 1:1.

AH

	In de aanhef van artikel 4:17, eerste lid, wordt na
“beleggingsonderneming die beleggingsdiensten verleent,” ingevoegd:
een betaaldienstverlener, .

AI

	Artikel 4:22 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Onder vernummering van het tweede tot het derde lid, wordt na het
eerste lid een lid ingevoegd, luidende:

	2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen tevens ter
uitvoering van titel III van de richtlijn betaaldiensten regels worden
gesteld met betrekking tot de informatieverstrekking door een
betaaldienstverlener over betaaldiensten.

	2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

	4. Artikel 1:23 is niet van toepassing ten aanzien van de regels,
bedoeld in het tweede lid.

AJ

	Na artikel 4:25a wordt in § 4.2.3. een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 4:25b

	Een betaaldienstverlener neemt bij het uitoefenen van zijn bedrijf
Titel 7B van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek in acht.

AK

	In artikel 4:27, eerste lid, wordt na de zinsnede “een
beleggingsonderneming,” ingevoegd: betaalinstelling,.

AL

	Aan het Deel Gedragstoezicht financiële ondernemingen wordt een
hoofdstuk toegevoegd, luidende:

HOOFDSTUK 5.7. 	REGELS VOOR DE TOEGANG TOT BETALINGSSYSTEMEN

Artikel 5:88

	1. Onverminderd het bepaalde in Hoofdstuk 3 en 4 van de
Mededingingswet, wordt de toegang van betaaldienstverleners tot een
betalingssysteem niet afhankelijk gesteld van andere regels dan regels
die objectief, niet-discriminerend en evenredig zijn en noodzakelijk
zijn voor de bescherming van het betalingssysteem tegen specifieke
risico’s en voor de bescherming van de financiële en operationele
stabiliteit van het betalingssysteem.

	2. Een aanbieder van een betalingssysteem stelt het gebruik van het
systeem door betaaldienstverleners, betaaldienstgebruikers en andere
aanbieders van betalingssystemen in ieder geval niet afhankelijk van:

	a. voorwaarden die de effectieve deelname aan een ander
betalingssysteem belemmeren;

	b. voorwaarden die, wat de rechten, plichten en aanspraken van een
deelnemer aan het betalingssysteem betreft, een ongelijke behandeling
inhouden van betaaldienstverleners met een vergunning op grond van
artikel 2:3b, eerste lid, en betaaldienstverleners waarop een
vrijstelling als bedoeld in artikel 2:3d van toepassing is; of

	c. enigerlei beperking op grond van de institutionele status.

	3. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op:

	a. systemen als bedoeld in artikel 212a, onderdeel b, van de
Faillissementswet;

	b. betalingssystemen waaraan slechts betaaldienstverleners deelnemen
die met elkaar in een groep zijn verbonden, waarbij een van de verbonden
entiteiten effectieve zeggenschap over de andere verbonden entiteiten
heeft; en

	c. betalingssystemen waarbij de enige betaaldienstverlener een entiteit
of een groep is die:

	1˚ optreedt als of kan optreden als de betaaldienstverlener voor zowel
de betaler als de begunstigde,

	2˚ exclusief belast is met de bedrijfsvoering van het systeem, en

	3˚ een licentie verleent of heeft verleend aan andere
betaaldienstverleners om deel te nemen aan het systeem, waarbij
laatstgenoemden met of onder elkaar geen vergoedingen met betrekking tot
het betalingssysteem kunnen bedingen en zij individueel prijzen kunnen
vaststellen ten aanzien van betalers en begunstigden.

AM

	De bijlage bij artikel 1:79 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In de numerieke volgorde van artikelen uit het Deel Markttoegang
financiële ondernemingen worden de volgende artikelen ingevoegd:

	2:3a, eerste lid

	2:3e, eerste lid.

	2:3f, eerste lid

	2:106a, eerste lid.

	2. In de numerieke volgorde van artikelen uit het Deel Prudentieel
toezicht financiële ondernemingen worden de volgende artikelen
ingevoegd:

	3:20a

	3:29a.

	3:29b

	3:29c, eerste lid

	3:74b

	3:111b, eerste lid.

	3. In de opsomming van artikelen uit het Deel Gedragstoezicht
financiële ondernemingen wordt “4:22, eerste lid” vervangen door
“4:22, eerste en tweede lid” en wordt in de numerieke volgorde
ingevoegd: 4:25b.

	4. In de numerieke volgorde van artikelen uit het Deel Gedragstoezicht
financiële markten wordt het volgende artikel ingevoegd: 5:88, eerste
en tweede lid.

AN

	De bijlage bij artikel 1:80 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In de numerieke volgorde van artikelen uit het Deel Markttoegang
financiële ondernemingen worden de volgende artikelen ingevoegd:

	2:3a, eerste lid

	2:3f, eerste lid

	2:3e, eerste lid

	2:106a, eerste lid.

	2. In de numerieke volgorde van artikelen uit het Deel Prudentieel
toezicht financiële ondernemingen worden de volgende artikelen
ingevoegd:

	3:20a

	3:29a

	3:29c, eerste lid

	3:74b

	3:111b, eerste lid.

	3. In de opsomming van artikelen uit het Deel Gedragstoezicht
financiële ondernemingen wordt “4:22, eerste lid” vervangen door
“4:22, eerste en tweede lid” en wordt in de numerieke volgorde
ingevoegd: 4:25b.

	4. In de numerieke volgorde van artikelen uit het Deel Gedragstoezicht
financiële markten wordt het volgende artikel ingevoegd:

5:88, eerste en tweede lid.

ARTIKEL II

	Het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:

A

	In Boek 2 wordt in artikel 360, eerste lid, tweede volzin, na “banken
als bedoeld in artikel 415” ingevoegd: en betaalinstellingen als
bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht.

B

	In Boek 7 vervalt artikel 46g.

C

	In Boek 7 wordt na titel 7A een nieuwe titel 7B ingevoegd, luidende:

TITEL 7B

BETALINGSTRANSACTIE

AFDELING 1

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 514

	In deze titel en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

	a. authenticeren: volgen van een procedure die de betaaldienstverlener
in staat stelt het gebruik van het betaalinstrument te verifiëren, met
inbegrip van de gepersonaliseerde veiligheidskenmerken;

	b. automatische afschrijving: betaaldienst waarbij de betaalrekening
van de betaler wordt gedebiteerd en waarbij de betalingstransactie wordt
geïnitieerd door de begunstigde op basis van een door de betaler aan de
begunstigde, aan de betaaldienstverlener van de begunstigde of aan de
betaaldienstverlener van de betaler verstrekte instemming;

	c. begunstigde: natuurlijke persoon of rechtspersoon die de beoogde
ontvanger is van de geldmiddelen waarop een betalingstransactie
betrekking heeft;

	d. betaaldienst: bedrijfswerkzaamheid als bedoeld in de bijlage bij de
richtlijn;

	e. betaaldienstgebruiker: natuurlijke persoon of rechtspersoon die in
de hoedanigheid van betaler, begunstigde of beide van een betaaldienst
gebruik maakt;

	f. betaaldienstverlener: dienstverlener als bedoeld in artikel 1,
eerste lid, van de richtlijn en natuurlijk persoon of rechtspersoon
waarop een vrijstelling krachtens artikel 2:3d van de Wet op het
financieel toezicht van toepassing is;

	g. betaalinstrument: gepersonaliseerd instrument of gepersonaliseerde
instrumenten of het geheel van procedures, overeengekomen tussen de
betaaldienstgebruiker en de betaaldienstverlener, waarvan de
betaaldienstgebruiker gebruik maakt om een betaalopdracht te initiëren;

	h. betaalopdracht: door een betaler of begunstigde aan zijn
betaaldienstverlener gegeven opdracht om een betalingstransactie uit te
voeren;

	i. betaalrekening: op naam van een of meer betaaldienstgebruikers
aangehouden rekening die voor de uitvoering van betalingstransacties
wordt gebruikt;

	j. betaler: natuurlijke persoon of rechtspersoon die houder is van een
betaalrekening en een betalingstransactie vanaf die betaalrekening
toestaat, hetzij bij ontbreken van een betaalrekening, een natuurlijke
persoon of rechtspersoon die een betaalopdracht geeft;

	k. betalingstransactie: door de betaler of de begunstigde geïnitieerde
handeling waarbij geldmiddelen worden gedeponeerd, overgemaakt of
opgenomen, ongeacht of er onderliggende verplichtingen tussen de betaler
en de begunstigde zijn;

	l. consument: niet in de uitoefening van zijn bedrijf of beroep
handelende natuurlijke persoon aan wie een betaaldienstverlener een
betaaldienst verleent of aan wie deze voornemens is een betaaldienst te
verlenen;

	m. duurzame drager: hulpmiddel dat het de betaaldienstgebruiker
mogelijk maakt de aan hem persoonlijk gerichte informatie op zodanige
wijze op te slaan dat deze gedurende een voor het doel van de informatie
toereikende periode kan worden geraadpleegd en waarmee de opgeslagen
informatie ongewijzigd kan worden gereproduceerd;

	n. geldmiddelen: chartaal geld, giraal geld of elektronisch geld als
bedoeld in artikel 1, derde lid, onder b), van richtlijn nr. 2000/46/EG
van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 18
september 2000 betreffende de toegang tot de uitoefening van en het
bedrijfseconomisch toezicht op de werkzaamheden van instellingen voor
elektronisch geld (Pb L 275);

	o. raamovereenkomst: overeenkomst die de uitvoering beheerst van
afzonderlijke en opeenvolgende betalingstransacties en die de
verplichtingen en voorwaarden voor de opening van een betaalrekening kan
omvatten;

	p. referentierentevoet: rentevoet die als grondslag wordt gehanteerd
voor de berekening van eventueel in rekening te brengen interesten en
die afkomstig is van een bron welke door het publiek kan worden
geraadpleegd en door beide partijen bij een betaaldienstovereenkomst kan
worden geverifieerd;

	q. referentiewisselkoers: wisselkoers die als berekeningsgrondslag
wordt gehanteerd bij een valutawissel en die door de
betaaldienstverlener beschikbaar wordt gesteld of afkomstig is van een
bron die door het publiek kan worden geraadpleegd;

	r. richtlijn: richtlijn nr. 2007/64/EG van het Europees Parlement en de
Raad van de Europese Unie van 13 november 2007 betreffende
betalingsdiensten in de interne markt (Pb EU L 319);

	s. unieke identificator: door de betaaldienstverlener aan de
betaaldienstgebruiker medegedeelde combinatie van letters, nummers en
symbolen, die de betaaldienstgebruiker dient te verstrekken om de andere
bij een betalingstransactie betrokken betaaldienstgebruiker of zijn
betaalrekening ondubbelzinnig te identificeren;

	t. valutadatum: referentietijdstip dat door een betaaldienstverlener
wordt gebruikt voor de berekening van de interesten op de geldmiddelen
waarmee een betaalrekening wordt gedebiteerd of gecrediteerd;

	u. werkdag: dag waarop de relevante betaaldienstverlener van de betaler
of de betaaldienstverlener van de begunstigde die betrokken is bij de
uitvoering van een betalingstransactie open is voor de daarvoor vereiste
werkzaamheden;

Artikel 515

	1. Deze titel is van toepassing op eenmalige betalingstransacties, op
raamovereenkomsten en op de daaronder vallende betalingstransacties.

	2. Deze titel is alleen van toepassing op betaaldiensten die in de
Europese Gemeenschap of in staten die partij zijn bij de Overeenkomst
betreffende de Europese Economische Ruimte worden uitgevoerd in euro of
in de valuta van een lidstaat van de Europese Gemeenschap buiten de
eurozone of in de valuta van een staat die partij is bij de Overeenkomst
betreffende de Europese Economische Ruimte.

	3. Deze titel is alleen van toepassing indien zowel de
betaaldienstverlener van de betaler als de betaaldienstverlener van de
begunstigde of de enige bij de betalingstransactie betrokken
betaaldienstverlener in de Europese Gemeenschap is gevestigd, met
uitzondering van artikel 541.

	4. Deze titel is niet van toepassing op de betaaldiensten, bedoeld in
artikel 1:5a, tweede lid, van de Wet op het financieel toezicht.

	5. Deze titel is niet van toepassing op betaaldiensten door de
Nederlandse instellingen genoemd in artikel 2 Richtlijn 2006/48/EG van
het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de
toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van
kredietinstellingen.

Artikel 516

	Gedurende de contractuele relatie heeft de betaaldienstgebruiker te
allen tijde het recht de contractuele voorwaarden van de
raamovereenkomst alsmede de bij of krachtens algemene maatregel van
bestuur, bedoeld in artikel 4:22 van de Wet op het financieel toezicht,
vermelde informatie en voorwaarden op papier of op een andere duurzame
drager te vragen.

Artikel 517

	1. Elke wijziging in de raamovereenkomst en in de bij of krachtens
algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 4:22 van de Wet op
het financieel toezicht, vermelde informatie en voorwaarden wordt
uiterlijk twee maanden vóór de datum van de beoogde inwerkingtreding
ervan door de betaaldienstverlener op papier of op een andere duurzame
drager voorgesteld in gemakkelijk te begrijpen bewoordingen en in een
duidelijke en bevattelijke vorm in een officiële taal van de lidstaat
waar de betaaldienst wordt aangeboden of in een andere taal die door
partijen is overeengekomen.

	2. Voor zover een bevoegdheid als hierna onder a bedoeld overeenkomstig
het bij of krachtens voormelde algemene maatregel van bestuur bepaalde
is overeengekomen;

	a. deelt de betaaldienstverlener de betaaldienstgebruiker mee dat hij
wordt geacht de wijzigingen, bedoeld in het eerste lid, te hebben
aanvaard, indien hij de betaaldienstverlener niet vóór de voorgestelde
datum van inwerkingtreding van die wijzigingen ervan in kennis heeft
gesteld dat hij de wijzigingen niet aanvaardt, en

	b. vermeldt de betaaldienstverlener eveneens dat de
betaaldienstgebruiker het recht heeft de raamovereenkomst onmiddellijk
kosteloos te beëindigen voor de datum waarop de voorgestelde
wijzigingen van toepassing worden.

	3. Wijzigingen in de rentevoet of de wisselkoers kunnen met
onmiddellijke ingang zonder kennisgeving worden toegepast, mits het
recht daartoe in de raamovereenkomst is overeengekomen en de wijzigingen
gebaseerd zijn op de referentierentevoet of referentiewisselkoers die is
overeengekomen overeenkomstig het bij of krachtens voormelde algemene
maatregel van bestuur bepaalde.

	4. De betaaldienstgebruiker wordt zo spoedig mogelijk van elke
wijziging in de rentevoet die in zijn nadeel uitvalt, in kennis gesteld
op de wijze als bij of krachtens de voormelde algemene maatregel van
bestuur is bepaald, tenzij door de partijen is overeengekomen dat de
informatie met een specifieke frequentie of op een specifieke wijze moet
worden verstrekt of ter beschikking moet worden gesteld. Wijzigingen in
de rentevoet of de wisselkoers die ten gunste van de
betaaldienstgebruiker uitvallen, kunnen zonder kennisgeving worden
toegepast.

	5. Wijzigingen in de bij betalingstransacties gebruikte rentevoet of
wisselkoers worden berekend en uitgevoerd op een neutrale wijze die de
betaaldienstgebruiker niet discrimineert.

Artikel 518

	1. De betaaldienstgebruiker kan de raamovereenkomst te allen tijde
beëindigen, tenzij door de partijen een opzegtermijn is overeengekomen.
Die termijn is niet langer dan een maand.

	2. Een raamovereenkomst die voor een duur van meer dan twaalf maanden
of voor onbepaalde duur is gesloten, kan door de betaaldienstgebruiker
na het verstrijken van twaalf maanden kosteloos worden beëindigd. In
alle andere gevallen zijn de voor beëindiging in rekening te brengen
kosten passend en in lijn met de feitelijke kosten.

	3. Indien zulks in de raamovereenkomst is overeengekomen, kan de
betaaldienstverlener een voor onbepaalde duur gesloten raamovereenkomst
beëindigen op de in artikel 517, eerste lid, voor een voorstel tot
wijziging bepaalde wijze en met inachtneming van een opzegtermijn van
ten minste twee maanden.

	4. Bij beëindiging van de raamovereenkomst kunnen periodieke kosten
slechts naar evenredigheid tot aan de beëindiging van de overeenkomst
in rekening worden gebracht. Indien de betaaldienstgebruiker dergelijke
kosten vooruit heeft betaald, wordt het desbetreffende bedrag naar
evenredigheid aan hem terugbetaald.

Artikel 519

	1. De betalingstransacties vinden plaats in de valuta die tussen de
partijen zijn overeengekomen.

	2. Indien voor het initiëren van een betalingstransactie op het
verkooppunt of door de begunstigde een valutawisseldienst wordt
aangeboden aan de betaler, stelt de partij die de valutawisseldienst
aanbiedt, de betaler in kennis van alle in rekening te brengen kosten,
alsook van de wisselkoers die bij de omrekening van de
betalingstransactie zal worden gehanteerd.

Artikel 520

	1. De betaaldienstverlener brengt de betaaldienstgebruiker geen kosten
in rekening voor zijn informatieverplichtingen of de toepassing van
corrigerende of preventieve maatregelen uit hoofde van deze titel,
tenzij:

	a. ingevolge de artikelen 533, eerste lid, 534, vijfde lid, of 542,
tweede lid, anders is bepaald;

	b. de in rekening te brengen kosten zijn overeengekomen tussen de
betaaldienstgebruiker en de betaaldienstverlener, en

	c. de kosten passend en in lijn met de feitelijke kosten van de
betaaldienstverlener zijn.

	2. Indien met een betalingstransactie geen valutawissel gemoeid is,
betalen de betaler en de begunstigde elk voor zich de door hun
respectieve betaaldienstverlener in rekening gebrachte kosten.

	3. De betaaldienstverlener belet niet dat de begunstigde van de betaler
een vergoeding vraagt of een korting aanbiedt voor het gebruik van een
bepaald betaalinstrument.

Artikel 521

	1. Met betrekking tot betaalinstrumenten met een uitgavenlimiet van €
150 of waarop maximaal een bedrag van € 150 tegelijk kan worden
opgeslagen en die overeenkomstig de raamovereenkomst uitsluitend worden
gebruikt voor afzonderlijke betalingstransacties van maximaal € 30,
kunnen betaaldienstverleners met hun betaaldienstgebruikers overeenkomen
dat:

	a. de artikelen 524, eerste lid, onder b, 525, eerste lid, onder c en d
en 529, vierde en vijfde lid, niet van toepassing zijn als het
betaalinstrument niet kan worden geblokkeerd of verder gebruik ervan
niet kan worden geblokkeerd;

	b. de artikelen 527, 528 en 529, eerste en tweede lid, niet van
toepassing zijn als het betaalinstrument anoniem wordt gebruikt of de
betaaldienstverlener om andere met het betaalinstrument verband houdende
redenen niet het bewijs kan leveren dat de betalingstransactie is
geauthenticeerd;

	c. in afwijking van artikel 533, eerste lid, de betaaldienstverlener
niet verplicht is de betaaldienstgebruiker in kennis te stellen van de
weigering van een betaalopdracht als uit de context duidelijk blijkt dat
de opdracht niet is uitgevoerd;

	d. in afwijking van artikel 534 de betaler de betaalopdracht niet kan
herroepen nadat hij de betaalopdracht heeft gegeven of zijn instemming
met de uitvoering van de betalingstransactie aan de begunstigde heeft
verstrekt;

	e. in afwijking van de artikelen 537 en 538 andere uitvoeringstermijnen
worden toegepast;

	f. in afwijking van artikel 517 de betaaldienstverlener niet verplicht
is wijzigingen in de voorwaarden van de raamovereenkomst voor te stellen
op de wijze als in artikel 517 bedoeld.

	2. Voor nationale betalingstransacties worden de in het eerste lid
genoemde bedragen verdubbeld.

	3. Voor vooraf betaalde betaalinstrumenten, bedoeld voor nationale
betalingstransacties, worden de in het eerste lid genoemde bedragen
verhoogd tot € 500.

	4. De artikelen 528 en 529 zijn ook van toepassing op elektronisch geld
in de zin van artikel 514 onder n, tenzij de betaaldienstverlener van de
betaler niet de mogelijkheid heeft de rekening of het instrument te
blokkeren.

AFDELING 2

INSTEMMING MET DE BETAALOPDRACHT

Artikel 522

	1. Een betaaldienstverlener voert een betalingstransactie slechts uit
met instemming van de betaler met de uitvoering van de betaalopdracht.

	2. De instemming met een betaalopdracht wordt verleend overeenkomstig
de tussen de betaler en zijn betaaldienstverlener overeengekomen vorm en
procedure. Bij gebreke van een dergelijke instemming wordt een
betalingstransactie als niet toegestaan aangemerkt.

	3. De instemming kan te allen tijde, doch uiterlijk op het tijdstip van
het onherroepelijk worden, krachtens artikel 534 van de betaalopdracht
door de betaler worden ingetrokken. Hetzelfde geldt voor een instemming
met de uitvoering van een betaalopdracht betreffende een reeks
betalingstransacties, die kan worden ingetrokken met als gevolg dat
iedere toekomstige betalingstransactie als niet-toegestaan wordt
aangemerkt.

Artikel 523

	1. Indien voor de mededeling van de instemming van een specifiek
betaalinstrument gebruik wordt gemaakt, kunnen de betaler en zijn
betaaldienstverlener uitgavenlimieten overeenkomen voor betaaldiensten
die met dat betaalinstrument zullen worden verricht.

	2. Indien dit in de raamovereenkomst is overeengekomen, kan de
betaaldienstverlener het gebruik van een betaalinstrument blokkeren op
grond van objectief gerechtvaardigde redenen die verband houden met:

	a. de veiligheid van het betaalinstrument;

	b. het vermoeden van niet-toegestaan of frauduleus gebruik van het
betaalinstrument; of

	c. het aanzienlijk toegenomen risico dat de betaler niet in staat is
zijn betalingsverplichtingen na te komen die voortvloeien uit een
gebruik van het betaalinstrument waarmee over een kredietruimte kan
worden beschikt.

	3. De betaaldienstverlener informeert in de situaties, genoemd in het
tweede lid, de betaler voor of, indien dit niet mogelijk is, onverwijld
daarna, over de blokkering en de redenen daarvoor op de wijze,
overeengekomen in de raamovereenkomst, tenzij het doen van deze
mededeling strijdig is met objectief gerechtvaardigde
veiligheidsoverwegingen of verboden is krachtens andere toepasselijke
wetgeving.

	4. De betaaldienstverlener heft de blokkering op of vervangt het
geblokkeerde betaalinstrument door een nieuw betaalinstrument, zodra de
redenen voor de blokkering niet langer bestaan.

Artikel 524

	1. De betaaldienstgebruiker die gemachtigd is om een betaalinstrument
te gebruiken,

	a. gebruikt het betaalinstrument overeenkomstig de voorwaarden die op
de uitgifte en het gebruik van het betaalinstrument van toepassing zijn,
en

	b. stelt de betaaldienstverlener, of de door laatstgenoemde
gespecificeerde entiteit, onverwijld in kennis van het verlies, de
diefstal of onrechtmatig gebruik van het betaalinstrument of van het
niet-toegestane gebruik ervan.

	2. Voor de toepassing van het eerste lid, onder a, neemt de
betaaldienstgebruiker, zodra hij een betaalinstrument ontvangt, in het
bijzonder alle redelijke maatregelen om de veiligheid van de
gepersonaliseerde veiligheidskenmerken ervan te waarborgen.

Artikel 525

	1. De betaaldienstverlener die een betaalinstrument uitgeeft,

	a. zorgt ervoor dat de gepersonaliseerde veiligheidskenmerken van een
betaalinstrument niet toegankelijk zijn voor andere partijen dan de
betaaldienstgebruiker die gerechtigd is het betaalinstrument te
gebruiken, onverminderd artikel 524;

	b. zendt niet ongevraagd een betaalinstrument toe, tenzij een
betaalinstrument dat reeds aan de betaaldienstgebruiker verstrekt is,
moet worden vervangen;

	c. zorgt ervoor dat er te allen tijde passende middelen beschikbaar
zijn om de betaaldienstgebruiker in staat te stellen een kennisgeving
krachtens artikel 524, eerste lid, onder b, te doen of om opheffing van
de blokkering te verzoeken op grond van artikel 523, vierde lid;

	d. verstrekt op verzoek van de betaaldienstgebruiker tot achttien
maanden na de kennisgeving, bedoeld onder c, de middelen waarmee
laatstgenoemde kan bewijzen dat hij een dergelijke kennisgeving heeft
gedaan, en

	e. belet dat het betaalinstrument nog kan worden gebruikt zodra de
kennisgeving overeenkomstig artikel 524, eerste lid, onder b, is gedaan.

	2. De betaaldienstverlener draagt het risico van het zenden aan de
betaler van een betaalinstrument en van de gepersonaliseerde
veiligheidskenmerken daarvan.

Artikel 526

	De betaaldienstgebruiker die bekend is met een niet-toegestane of
foutieve betalingstransactie waarvoor hij de betaaldienstverlener
aansprakelijk kan stellen met inbegrip van de aansprakelijkheidsgronden
van artikel 543, 544 en 545, verkrijgt alleen rectificatie van zijn
betaaldienstverlener indien hij hem onverwijld en uiterlijk dertien
maanden na de valutadatum waarop zijn rekening is gedebiteerd, kennis
geeft van de bewuste transactie, tenzij de betaaldienstverlener, in
voorkomend geval, de informatie betreffende die betalingstransactie niet
heeft verstrekt of ter beschikking heeft gesteld overeenkomstig de wijze
vastgesteld bij of krachtens de in artikel 4:22 van de Wet op het
financieel toezicht bedoelde algemene maatregel van bestuur.

Artikel 527

	1. Indien een betaaldienstgebruiker ontkent dat hij met een uitgevoerde
betalingstransactie heeft ingestemd of aanvoert dat de
betalingstransactie niet correct is uitgevoerd, is zijn
betaaldienstverlener gehouden het bewijs te leveren dat de
betalingstransactie is geauthenticeerd, juist is geregistreerd en
geboekt en niet door een technische storing of enig ander falen is
beïnvloed.

	2. Indien een betaaldienstgebruiker ontkent dat hij met een uitgevoerde
betalingstransactie heeft ingestemd, vormt het feit dat het gebruik van
een betaalinstrument door de betaaldienstverlener is geregistreerd niet
noodzakelijkerwijze afdoende bewijs dat met de betalingstransactie door
de betaler is ingestemd of dat de betaler frauduleus heeft gehandeld of
opzettelijk of met grove nalatigheid een of meer van zijn verplichtingen
uit hoofde van artikel 524 niet is nagekomen.

Artikel 528

	1. Onverminderd artikel 526, betaalt de betaaldienstverlener van de
betaler, in geval van een niet-toegestane betalingstransactie,
onmiddellijk het bedrag van de niet-toegestane betalingstransactie terug
en herstelt hij, in voorkomend geval, de betaalrekening die met dat
bedrag was gedebiteerd, in de toestand zoals die geweest zou zijn,
indien de niet-toegestane betalingstransactie niet zou hebben
plaatsgevonden.

	2. Deze bepaling geldt onverminderd het recht op schadevergoeding uit
hoofde van de algemene regels van overeenkomstenrecht.

Artikel 529

	1. In afwijking van artikel 528 draagt de betaler tot een bedrag van
ten hoogste € 150 het verlies met betrekking tot niet-toegestane
betalingstransacties dat voortvloeit uit het gebruik van een verloren of
gestolen betaalinstrument of, indien de betaler heeft nagelaten de
veiligheid van de gepersonaliseerde veiligheidskenmerken ervan te
waarborgen, uit onrechtmatig gebruik van een betaalinstrument.

	2. De betaler draagt alle verliezen die uit niet-toegestane
betalingstransacties voortvloeien, indien deze zich hebben voorgedaan
doordat hij frauduleus heeft gehandeld of opzettelijk of met grove
nalatigheid een of meer verplichtingen uit hoofde van artikel 524 niet
is nagekomen. In dergelijke gevallen is het in het eerste lid bedoelde
maximumbedrag niet van toepassing.

	3. In gevallen waarin de betaler, zonder frauduleus of opzettelijk te
hebben gehandeld, zijn verplichtingen uit hoofde van artikel 524 niet is
nagekomen, kan de rechter de in het eerste en tweede lid van dit artikel
bedoelde aansprakelijkheid beperken, met name rekening houdend met de
aard van de gepersonaliseerde veiligheidskenmerken van het
betaalinstrument en met de omstandigheden waarin het is verloren,
gestolen of onrechtmatig gebruikt.

	4. Na de kennisgeving overeenkomstig artikel 524, eerste lid, onder b,
heeft het gebruik van het betaalinstrument geen financiële gevolgen
voor de betaler, tenzij deze frauduleus heeft gehandeld.

	5. Indien de betaaldienstverlener nalaat om overeenkomstig artikel 525,
eerste lid, onder c, passende middelen beschikbaar te stellen waarmee te
allen tijde een kennisgeving als bedoeld in artikel 524, eerste lid,
onder b, kan worden gedaan, is de betaler niet aansprakelijk voor de
financiële gevolgen die uit het gebruik van dat  betaalinstrument
voortvloeien, tenzij hij frauduleus heeft gehandeld.

Artikel 530

	1. Een betaler heeft recht op de terugbetaling door zijn
betaaldienstverlener van een met zijn instemming, door of via een
begunstigde geïnitieerde, reeds uitgevoerde betalingstransactie, indien
de volgende voorwaarden vervuld zijn:

	a. op het moment waarop ingestemd werd met de betaalopdracht is niet
het precieze bedrag van de betalingstransactie gespecificeerd, en

	b. het bedrag van de betalingstransactie ligt hoger dan de betaler, op
grond van zijn eerdere uitgavenpatroon, de voorwaarden van zijn
raamovereenkomst en relevante aspecten van de zaak, redelijkerwijs had
kunnen verwachten.

	2. De betaler verstrekt de betaaldienstverlener op diens verzoek de
feitelijke elementen omtrent de voorwaarden voor terugbetaling.

	3. De terugbetaling bestaat uit het volledige bedrag van de uitgevoerde
betalingstransactie.

	4. In afwijking van het eerste lid kunnen de betaler en zijn
betaaldienstverlener in de raamovereenkomst overeenkomen dat de betaler
bij automatische afschrijvingen ook recht heeft op terugbetaling door
zijn betaaldienstverlener als de in het eerste lid vermelde voorwaarden
voor terugbetaling niet vervuld zijn.

	5. Voor de toepassing van het eerste lid, onder b, kan de betaler
evenwel geen met een valutawissel verband houdende redenen aanvoeren,
indien de referentiewisselkoers is toegepast die hij overeenkomstig het
bij of krachtens de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel
4:22 van de Wet op het financieel toezicht, bepaalde met zijn
betaaldienstverlener is overeengekomen.

	6. In afwijking van het eerste lid kunnen de betaler en
betaaldienstverlener in de raamovereenkomsten overeenkomen dat de
betaler geen recht heeft op terugbetaling als hij zijn instemming met de
op de betalingstransactie betrekking hebbende betaalopdracht
rechtstreeks aan zijn betaaldienstverlener heeft gericht en er, in
voorkomend geval, informatie betreffende de toekomstige
betalingstransactie gedurende ten minste vier weken voor de vervaldag op
een overeengekomen wijze door de betaaldienstverlener of door de
begunstigde aan de betaler was verstrekt of ter beschikking was gesteld.

Artikel 531

	1. De betaler kan gedurende een periode van acht weken na de datum
waarop de geldmiddelen zijn gedebiteerd, om de in artikel 530 bedoelde
terugbetaling verzoeken.

	2. Binnen de tien werkdagen na ontvangst van een verzoek om
terugbetaling betaalt de betaaldienstverlener het volledige bedrag van
de uitgevoerde betalingstransactie terug dan wel meldt hij dat hij
weigert tot terugbetaling over te gaan.

	3. Indien de betaaldienstverlener weigert tot terugbetaling over te
gaan, motiveert hij wat daarvoor de redenen zijn en doet hij opgave van
de geschilleninstantie, bedoeld in artikel 4:17, eerste lid, onderdeel
b, van de Wet op het financieel toezicht, tot wie de betaler zich kan
wenden indien hij deze weigering niet aanvaardt.

	4. Het in het tweede lid bedoelde recht van de betaaldienstverlener om
de terugbetaling te weigeren, is niet van toepassing in het geval van
artikel 530, vierde lid.

AFDELING 3

UITVOERING VAN DE BETALINGSTRANSACTIE

Paragraaf 1

Betaalopdrachten, kosten en overgemaakte bedragen

Artikel 532

	1. Het tijdstip van ontvangst is het tijdstip waarop de rechtstreeks
door de betaler of niet-rechtstreeks door of via een begunstigde gegeven
betaalopdracht door de betaaldienstverlener van de betaler wordt
ontvangen.

	Indien het tijdstip van ontvangst voor de betaaldienstverlener niet op
een werkdag valt, wordt de ontvangen betaalopdracht geacht op de
eerstvolgende werkdag te zijn ontvangen. De betaaldienstverlener kan een
uiterste tijdstip aan het einde van een werkdag vaststellen, na welk
tijdstip een ontvangen betaalopdracht geacht wordt op de eerstvolgende
werkdag te zijn ontvangen.

	2. Indien de betaaldienstgebruiker die een betaalopdracht initieert en
zijn betaaldienstverlener overeenkomen dat de uitvoering van de
betaalopdracht aanvangt op een specifieke datum, aan het einde van een
bepaalde termijn of op de dag waarop de betaler geldmiddelen ter
beschikking van zijn betaaldienstverlener heeft gesteld, wordt het
tijdstip van ontvangst van de opdracht voor de toepassing van artikel
537 geacht op de overeengekomen dag te vallen. Indien de overeengekomen
dag geen werkdag is voor de betaaldienstverlener, wordt de ontvangen
betaalopdracht geacht op de eerstvolgende werkdag te zijn ontvangen.

Artikel 533

	1. Indien de betaaldienstverlener weigert een betaalopdracht uit te
voeren, wordt de betaaldienstgebruiker in kennis gesteld van deze
weigering en, indien mogelijk, van de redenen daarvoor en van de
procedure voor de correctie van eventuele feitelijke onjuistheden die
tot de weigering hebben geleid, tenzij de nationale of communautaire
wetgeving dit verbiedt.

	2. De betaaldienstverlener verstrekt zo spoedig mogelijk de
kennisgeving — of stelt deze ter beschikking — op de overeengekomen
wijze, en in elk geval binnen de in artikel 537 vermelde termijnen.

	3. In de raamovereenkomst kan de voorwaarde worden gesteld dat de
betaaldienstverlener voor die kennisgeving kosten in rekening mag
brengen indien de weigering objectief gerechtvaardigd is.

	4. Indien alle in de raamovereenkomst van de betaler gestelde
voorwaarden vervuld zijn, weigert de betaaldienstverlener van de betaler
niet een toegestane betaalopdracht uit te voeren, ongeacht of de
betaalopdracht door een betaler dan wel door een begunstigde is
geïnitieerd.

	5. Een betaalopdracht waarvan de uitvoering is geweigerd, wordt geacht
niet ontvangen te zijn voor de toepassing van de artikelen 537, 543, 544
en 545.

Artikel 534

	1. De betaaldienstgebruiker kan een betaalopdracht niet meer herroepen
vanaf het tijdstip van ontvangst, bedoeld in artikel 532, eerste lid,
tenzij anders is bepaald in dit artikel.

	2. Indien de betalingstransactie door of via de begunstigde is
geïnitieerd, kan de betaler de betaalopdracht niet herroepen nadat hij
de betaalopdracht of zijn instemming met de uitvoering van de
betalingstransactie aan de begunstigde heeft verstrekt.

	3. In het geval van een automatische afschrijving en onverminderd de
rechten inzake terugbetaling kan de betaler de betaalopdracht evenwel
herroepen, ten laatste aan het einde van de werkdag die voorafgaat aan
de dag waarop de betaalrekening volgens afspraak wordt gedebiteerd.

	4. In het in artikel 532, tweede lid, bedoelde geval kan de
betaaldienstgebruiker een betaalopdracht herroepen tot uiterlijk het
einde van de werkdag die aan de overeengekomen dag voorafgaat.

	5. Na de in het eerste tot en met vierde lid bedoelde termijnen kan de
betaalopdracht alleen worden herroepen indien zulks tussen de
betaaldienstgebruiker en zijn betaaldienstverlener is overeengekomen. In
het in het tweede en derde lid bedoelde geval is ook de instemming van
de begunstigde vereist.

	6. Indien zulks in de raamovereenkomst is overeengekomen, mag de
betaaldienstverlener kosten voor de herroeping in rekening brengen.

Artikel 535

	1. De betaaldienstverlener van de betaler, de betaaldienstverlener van
de begunstigde en eventuele intermediairs van de betaaldienstverleners
maken het volledige bedrag van de betalingstransactie over en houden op
het overgemaakte bedrag geen kosten in.

	2. De begunstigde en zijn betaaldienstverlener kunnen in afwijking van
het eerste lid overeenkomen dat de betaaldienstverlener zijn kosten op
het overgemaakte bedrag inhoudt voordat hij de rekening van de
begunstigde daarmee crediteert. In dat geval worden het volledige bedrag
van de betalingstransactie en de kosten afzonderlijk vermeld in de
informatie die aan de begunstigde wordt verstrekt.

	3. Indien andere kosten dan die bedoeld in het tweede lid op het
overgemaakte bedrag worden ingehouden, zorgt de betaaldienstverlener van
de betaler ervoor dat de begunstigde het volledige bedrag van de door de
betaler geïnitieerde betalingstransactie ontvangt.  Indien de
betalingstransactie door de begunstigde wordt geïnitieerd, zorgt diens
betaaldienstverlener ervoor dat het volledige bedrag van de
betalingstransactie door de begunstigde wordt ontvangen.

Paragraaf 2

Uitvoeringstermijn en valutadatum

Artikel 536

	1. Deze paragraaf is van toepassing op:

	a. betalingstransacties in euro; en

	b. betalingstransacties met slechts één valutawissel tussen de euro
en de valuta van een lidstaat die de euro niet als munt heeft, mits de
vereiste valutawissel wordt uitgevoerd in de betrokken lidstaat waar de
euro niet de munteenheid is en, bij grensoverschrijdende
betalingstransacties, de overmaking in euro geschiedt.

	2. Deze paragraaf is van toepassing op andere betalingstransacties,
tenzij tussen de betaaldienstgebruiker en zijn betaaldienstverlener
anders overeengekomen is, met uitzondering van artikel 541, van welke
bepaling niet kan worden afgeweken. Indien de betaaldienstgebruiker en
zijn betaaldienstverlener evenwel een periode overeenkomen die langer is
dan in artikel 537 is bepaald, mag die periode voor intracommunautaire
betalingstransacties niet langer zijn dan vier werkdagen na het tijdstip
van ontvangst overeenkomstig artikel 532.

Artikel 537

	1. De betaaldienstverlener van de betaler draagt er zorg voor dat de
betaalrekening van de betaaldienstverlener van de begunstigde uiterlijk
aan het einde van de eerstvolgende werkdag na het tijdstip van ontvangst
overeenkomstig artikel 532 voor het bedrag van de betalingstransactie
wordt gecrediteerd. Deze termijn kan voor betalingstransacties die op
papier worden geïnitieerd, met een werkdag worden verlengd.

	2. De betaaldienstverlener van de begunstigde valuteert het bedrag van
de betalingstransactie en stelt het beschikbaar op de betaalrekening van
de begunstigde, zodra de betaaldienstverlener het geld ontvangen heeft
overeenkomstig artikel 541.

	3. De betaaldienstverlener van de begunstigde zendt een door of via de
begunstigde geïnitieerde betaalopdracht toe aan de betaaldienstverlener
van de betaler binnen de tussen de begunstigde en zijn
betaaldienstverlener overeengekomen termijnen, zodat automatische
afschrijvingen op de afgesproken datum kunnen plaatsvinden.

Artikel 538

	Indien de begunstigde geen betaalrekening bij de betaaldienstverlener
heeft, worden de geldmiddelen door de betaaldienstverlener die de
geldmiddelen ten behoeve van de begunstigde ontvangt, aan de begunstigde
ter beschikking gesteld binnen de in artikel 537 gespecificeerde
termijn.

Artikel 539

	1. Indien een consument chartaal geld op een betaalrekening bij een
betaaldienstverlener deponeert in de valuta van die betaalrekening,
zorgt die betaaldienstverlener ervoor dat het bedrag onmiddellijk na het
tijdstip van ontvangst van de geldmiddelen beschikbaar wordt gesteld en
wordt gevaluteerd.

	2. Indien de betaaldienstgebruiker geen consument is, wordt het bedrag
uiterlijk op de eerstvolgende werkdag na de ontvangst van de
geldmiddelen op de betaalrekening van de begunstigde beschikbaar gesteld
en gevaluteerd.

Artikel 540

	Bij algemene maatregel van bestuur kan voor nationale
betalingstransacties in kortere maximale uitvoeringstermijnen worden
voorzien dan die welke in deze paragraaf zijn bepaald.

Artikel 541

	1. De valutadatum van de creditering van de betaalrekening van de
begunstigde valt uiterlijk op de werkdag waarop het bedrag van de
betalingstransactie op de rekening van de betaaldienstverlener van de
begunstigde wordt gecrediteerd. De betaaldienstverlener van de
begunstigde zorgt ervoor dat het bedrag van de betalingstransactie ter
beschikking van de begunstigde komt zodra dat bedrag op de rekening van
de betaaldienstverlener van de begunstigde is gecrediteerd.

	2. De valutadatum van de debitering van de betaalrekening van de
betaler valt niet vroeger dan het tijdstip waarop het bedrag van de
betalingstransactie van die rekening is gedebiteerd.

Paragraaf 3

Aansprakelijkheid

Artikel 542

	1. Indien een betaalopdracht wordt uitgevoerd op basis van een unieke
identificator, wordt de betaalopdracht geacht correct te zijn uitgevoerd
wat de in de unieke identificator gespecificeerde begunstigde betreft.

	2. Indien de unieke identificator die door de betaaldienstgebruiker is
verstrekt, onjuist is, is de betaaldienstverlener op grond van de
artikelen 543, 544 en 545 niet aansprakelijk voor de niet-uitvoering of
gebrekkige uitvoering van de betalingstransactie. De
betaaldienstverlener van de betaler levert evenwel redelijke
inspanningen om de met de betalingstransactie gemoeide geldmiddelen
terug te verkrijgen. Indien zulks in de raamovereenkomst is
overeengekomen, mag de betaaldienstverlener de betaaldienstgebruiker
voor het terugverkrijgen kosten in rekening brengen.

	3. Indien de betaaldienstgebruiker aanvullende informatie verstrekt
naast de informatie die krachtens het bij of krachtens de algemene
maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 4:22 van de Wet op het
financieel toezicht, bepaalde vereist is, is de betaaldienstverlener
alleen aansprakelijk voor de uitvoering van betalingstransacties
overeenkomstig de unieke identificator die door de betaaldienstgebruiker
is gespecificeerd.

Artikel 543

	1. Indien een betaalopdracht door de betaler wordt geïnitieerd, is de
betaaldienstverlener van de betaler, onverminderd artikel 526, artikel
542, tweede en derde lid, en artikel 548, jegens de betaler
aansprakelijk voor de juiste uitvoering daarvan, tenzij hij tegenover de
betaler en, voor zover relevant, tegenover de betaaldienstverlener van
de begunstigde kan bewijzen dat de betaaldienstverlener van de
begunstigde het bedrag van de betalingstransactie heeft ontvangen
overeenkomstig artikel 537, eerste lid, in welk geval de
betaaldienstverlener van de begunstigde aansprakelijk is jegens de
begunstigde voor de juiste uitvoering van de betalingstransactie.

	2. Indien de betaaldienstverlener van de betaler aansprakelijk is uit
hoofde van het eerste lid betaalt hij de betaler onverwijld het bedrag
van de niet-uitgevoerde of gebrekkig uitgevoerde betalingstransactie
terug en herstelt hij onverwijld, in voorkomend geval, de betaalrekening
die met dat bedrag was gedebiteerd, in de toestand zoals die geweest zou
zijn, indien de gebrekkig uitgevoerde betalingstransactie niet zou
hebben plaatsgevonden.

	3. Indien de betaaldienstverlener van de begunstigde aansprakelijk is
uit hoofde van het eerste lid stelt hij onmiddellijk het bedrag van de
betalingstransactie ter beschikking van de begunstigde en crediteert
hij, voor zover van toepassing, de betaalrekening van de begunstigde met
het overeenkomstige bedrag.

	4. Indien een door de betaler geïnitieerde betalingstransactie niet of
gebrekkig is uitgevoerd, tracht de betaaldienstverlener van de betaler,
ongeacht de aansprakelijkheid uit hoofde van dit artikel, desgevraagd
onmiddellijk de betalingstransactie te traceren en stelt hij de betaler
op de hoogte van de resultaten daarvan.

Artikel 544

	1. Indien een betaalopdracht door of via de begunstigde wordt
geïnitieerd, is de betaaldienstverlener van de begunstigde,
onverminderd artikel 526, artikel 542, tweede en derde lid, en artikel
548, aansprakelijk jegens de begunstigde voor de juiste verzending van
de betaalopdracht aan de betaaldienstverlener van de betaler,
overeenkomstig artikel 537, derde lid.

	2. Indien de betaaldienstverlener van de begunstigde aansprakelijk is
uit hoofde van het eerste lid geeft hij de betrokken betaalopdracht
onmiddellijk door aan de betaaldienstverlener van de betaler.

	3. Voorts is de betaaldienstverlener van de begunstigde, onverminderd
artikel 526, artikel 542, tweede en derde lid, en artikel 548,
aansprakelijk jegens de begunstigde voor het behandelen van de
betalingstransactie overeenkomstig zijn verplichtingen krachtens artikel
541. Indien de betaaldienstverlener van de begunstigde aansprakelijk is
uit hoofde van het eerste lid zorgt hij ervoor dat het bedrag van de
betalingstransactie onmiddellijk ter beschikking van de begunstigde
wordt gesteld zodra de betaalrekening van de betaaldienstverlener van de
begunstigde met het overeenkomstige bedrag is gecrediteerd.

	4. Bij een niet-uitgevoerde of gebrekkig uitgevoerde 
betalingstransactie waarvoor de betaaldienstverlener van de begunstigde
niet aansprakelijk is uit hoofde van het eerste en tweede lid is de
betaaldienstverlener van de betaler aansprakelijk jegens de betaler.
Indien de betaaldienstverlener van de betaler aansprakelijk is uit
hoofde van de eerste zin van dit lid betaalt hij, in voorkomend geval,
de betaler onverwijld het bedrag van de niet-uitgevoerde of gebrekkig
uitgevoerde  betalingstransactie terug en herstelt hij onverwijld de
betaalrekening die met dat bedrag was gedebiteerd, in de toestand zoals
die geweest zou zijn, indien de gebrekkig uitgevoerde
betalingstransactie niet zou hebben plaatsgevonden.

	5. Indien een door of via de begunstigde geïnitieerde
betalingstransactie niet of gebrekkig is uitgevoerd, tracht de
betaaldienstverlener van de begunstigde, ongeacht de aansprakelijkheid
uit hoofde van dit artikel, desgevraagd onmiddellijk de
betalingstransactie te traceren en stelt hij de begunstigde op de hoogte
van de resultaten daarvan.

Artikel 545

	In de gevallen, bedoeld in de artikelen 543 en 544 zijn de
betaaldienstverleners bovendien aansprakelijk jegens hun respectieve
betaaldienstgebruikers voor de kosten waarvoor deze laatsten
aansprakelijk zijn en de interesten die voor rekening van de
betaaldienstgebruiker komen wegens niet-uitvoering of gebrekkige
uitvoering van de betalingstransactie.

Artikel 546

	Deze paragraaf geldt onverminderd het recht op aanvullende
schadevergoeding uit hoofde van de algemene regels van
overeenkomstenrecht.

Artikel 547

	1. Indien de aansprakelijkheid van een betaaldienstverlener uit hoofde
van de artikelen 543, 544 en 545 kan worden toegerekend aan een andere
betaaldienstverlener of een intermediair, vergoedt die
betaaldienstverlener of die intermediair eerstgenoemde
betaaldienstverlener voor alle verliezen die zijn geleden en de bedragen
die zijn betaald uit hoofde van de artikelen 543, 544 en 545.

	2. Deze bepaling geldt onverminderd het recht op aanvullende
schadevergoeding uit hoofde van de tussen de betaaldienstverleners en
tussen de betaaldienstverleners en intermediairs gesloten
overeenkomsten.

Artikel 548

	De aansprakelijkheid krachtens de afdelingen 2 en 3 van deze titel
geldt niet in abnormale en onvoorziene omstandigheden die onafhankelijk
zijn van de wil van degene die zich erop beroept en waarvan de gevolgen
ondanks alle voorzorgsmaatregelen niet konden worden voorkomen, noch
indien een betaaldienstverlener uit hoofde van nationale of
communautaire wetgeving andere wettelijke verplichtingen heeft.

AFDELING 4

SLOTBEPALINGEN

Artikel 549

	Bij of krachtens de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel
4:22 van de Wet op het financieel toezicht, waarbij regels worden
gesteld met betrekking tot de inhoud en de verstrekking van de door
titel III van de richtlijn vereiste informatie, kunnen tevens regels
worden gesteld ter uitvoering van het bepaalde in de artikelen 516, 517,
518, 526, 530, vijfde lid, en 542.

Artikel 550

	1. Van het bepaalde bij deze titel kan niet ten nadele van de
betaaldienstgebruiker worden afgeweken, tenzij anders is bepaald.

	2. Indien de betaaldienstgebruiker geen consument is, kunnen partijen
overeenkomen dat de artikelen 516 tot en met 519, 520, eerste lid, 522,
tweede lid, tweede zin, 527, 529 tot en met 531, 534, 543, 544 en 545 in
het geheel of ten dele niet van toepassing zijn. De partijen kunnen een
andere termijn overeenkomen dan die welke is gesteld bij artikel 526.

Artikel 551

	1. Van het bepaalde bij of krachtens de algemene maatregel van bestuur
bedoeld in artikel 4:22 van de Wet op het financieel toezicht kan voor
wat betreft de regels met betrekking tot de inhoud en de verstrekking
van de door titel III van de richtlijn vereiste informatie of gesteld
ter uitvoering van de artikelen 516, 517, 518, 526, 530, vijfde lid, en
542, niet ten nadele van de betaaldienstgebruiker worden afgeweken,
tenzij in de wet anders is bepaald.

	2. Indien de betaaldienstgebruiker geen consument is, kunnen partijen
overeenkomen dat van de in lid 1 bedoelde regels kan worden afgeweken,
behoudens voor zover zij zijn gesteld ter uitvoering van de artikelen
526 en 542.

ARTIKEL III

	De Wet inzake de geldtransactiekantoren wordt als volgt gewijzigd:

A

	Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Onderdeel c wordt als volgt gewijzigd:

	a. Onder 3° vervalt.

	b. Onder 4° wordt vernummerd tot onder 3°.

	2. Onderdeel d vervalt.

	3. De onderdelen e, f en g worden geletterd d, e en f.

B

	Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd.

	1. In het eerste lid wordt de zinsnede “het derde lid, onder a, b, c
of d” telkens vervangen door: het tweede lid, onder a, b, c of d.

	2. Het tweede lid vervalt.

	3. Het derde tot en met zevende lid worden vernummerd tot tweede tot en
met zesde lid.

	4. Het tweede lid (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:

	a. Onderdeel i vervalt.

	b. Onderdeel j wordt geletterd i.

	5. In het vierde lid (nieuw) wordt de zinsnede “het derde lid, onder
a, b of c” vervangen door “het tweede lid, onder a, b of c” en
wordt de zinsnede “het derde lid, onder h” vervangen door: het
tweede lid, onder h.

	6. In het vijfde lid (nieuw) wordt de zinsnede “in het vijfde lid”
telkens vervangen door: in het vierde lid.

	7. In het zesde lid (nieuw) wordt de zinsnede “in het derde lid,
onder a, b of c” vervangen door “in het tweede lid, onder a, b of
c” en wordt “in het derde lid, onder d, e, f, g, i of j” vervangen
door: in het tweede lid, onder d, e, f, g of i.

C

	In de artikelen 4, tweede lid, en 5, tweede lid, onderdeel c, wordt de
zinsnede “artikel 2, derde lid, onder a, b, c of d” telkens
vervangen door: artikel 2, tweede lid, onder a, b, c of d.

D

	In artikel 10 wordt de zinsnede “artikel 2, derde lid, onder a, b, of
c” vervangen door: artikel 2, tweede lid, onder a, b of c.

E

	In de artikelen 20, eerste lid, en 21, eerste lid, wordt de zinsnede
“de artikelen 2, vijfde, zesde en zevende lid” telkens vervangen
door: de artikelen, 2, vierde, vijfde en zesde lid.

ARTIKEL IV

	Artikel 1, eerste lid, onderdeel a, onder 4°, van de Wet ter
voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme komt te luiden:

	4°. Betaaldienstagent en betaalinstelling als bedoeld in artikel 1:1
van de Wet op het financieel toezicht, voor zover deze agent
onderscheidenlijk instelling diensten verleend als bedoeld onder 6 van
de bijlage van richtlijn betaaldiensten nr. 2007/64/EG van het Europees
Parlement en de Raad van de Europese Unie van 13 november 2007
betreffende betalingsdiensten in de interne markt tot wijziging van de
Richtlijnen 97/7/EG, 2002/65/EG, 2005/60/EG en 2006/48/EG, en tot
intrekking van Richtlijn 97/5/EG (PbEU L 319) alsmede
geldtransactiekantoor als bedoeld in artikel 1 van de Wet inzake de
geldtransactiekantoren, voor zover dit kantoor geldtransacties verricht
als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, onder 1° en 3°, van de Wet
inzake de geldtransactiekantoren.

ARTIKEL V

	In artikel 1, onder 2°, van de Wet economische delicten wordt in de
zinsnede met betrekking tot de Wet op het financieel toezicht ‘1:74,
eerste lid,’ vervangen door ‘1:74, eerste lid, 2:3a, eerste lid,
2:3e, eerste lid, 2:3f, eerste lid’,wordt ‘2:103’ vervangen door
“ 2:103, 2:106a, eerste lid”, wordt ‘3:7, eerste en vierde lid,’
vervangen door ‘3:7, eerste en vierde lid, 3:20a, 3:29a, 3:29b, 3:29c,
eerste lid,’ en wordt ‘3:72, eerste, derde tot en met zevende en
negende lid,’ vervangen door “3:72, eerste, derde tot en met zevende
en negende lid, 3:74b,”.

ARTIKEL VI

	De Wet grensoverschrijdende betaaldiensten wordt ingetrokken.

ARTIKEL VIA

	Aan artikel 1.1, onderdeel e, van de Wet handhaving
consumentenbescherming wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

	5°. een dienst als bedoeld onder 6 van de bijlage van richtlijn nr.
2007/64/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie
van 13 november 2007 betreffende betalingsdiensten in de interne markt
tot wijziging van de Richtlijnen 97/7/EG, 2002/65/EG, 2005/60/EG en
2006/48/EG en tot intrekking van Richtlijn 97/5/EG (PbEU L 319);  

ARTIKEL VIB

	De Sanctiewet 1977 wordt als volgt gewijzigd:

A

	Aan artikel 10, tweede lid, wordt onder vervanging van de punt aan het
slot van onderdeel h door een komma een onderdeel toegevoegd, luidende:

	i. financiële ondernemingen, niet zijnde kredietinstellingen, die
ingevolge de Wet op het financieel toezicht in Nederland het bedrijf van
betaaldienstverlener mogen uitoefenen. 

B

	In artikel 10b, eerste en tweede lid, wordt “artikel 10, tweede lid,
onder a tot en met h” telkens vervangen door: artikel 10, tweede lid,
onder a tot en met i.

C

	In artikel 10d, tweede lid, wordt “artikel 10, tweede lid, onder a,
b, d, f, g en h” vervangen door: artikel 10, tweede lid, onder a, b,
d, f, g, h en i.

ARTIKEL VII

	

	1. Op rechtspersonen die geen kredietinstelling zijn in de zin van
artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht en die aantoonbaar in
overeenstemming met die wet voor 25 december 2007 betaaldiensten
verleenden, is het verbod, bedoeld in artikel 2:3a, eerste lid, van die
wet tot 30 april 2011 niet van toepassing.

	2. Het eerste lid laat onverlet dat de in het eerste lid bedoelde
rechtspersonen een vergunning als bedoeld in artikel 2:3a van de Wet op
het financieel toezicht kunnen aanvragen. 

	3. Onverminderd het eerste lid is het verbod, bedoeld in artikel 2:3a,
eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht niet van toepassing op
financiële ondernemingen die voor 25 december 2007 overeenkomstig die
wet betalingsverrichtingen uitvoerden en die voldoen aan de voorwaarden
van artikel 24, eerste lid, eerste alinea, onderdeel e, van de richtlijn
nr. 2006/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese
Unie van 14 juni 2006 betreffende de toegang tot en de uitoefening van
de werkzaamheden van kredietinstellingen (PbEU L 77).

	4. Een in het derde lid bedoelde onderneming stelt de Nederlandsche
Bank voor 25 december 2009 van deze werkzaamheden in kennis en toont
daarbij aan dat wordt voldaan aan bij of krachtens algemene maatregel
van bestuur te stellen regels.

	5. Indien de Nederlandsche Bank ervan overtuigd is dat aan de in het
vierde lid bedoelde regels is voldaan, wordt de financiële onderneming
ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 1:107 van de Wet op het
financieel toezicht.

ARTIKEL VIII

	In afwijking van artikel 537 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek
kunnen een betaler en zijn betaaldienstverlener tot 1 januari 2012 een
termijn van ten hoogste drie werkdagen overeenkomen. Deze termijn kan
voor betalingstransacties die op papier worden geïnitieerd, met
nogmaals een werkdag worden verlengd.

ARTIKEL VIIIA

 

	1. Indien het bij koninklijke boodschap van 13 mei 2008 ingediende
voorstel van wet houdende wijziging van de in de Wet op het financieel
toezicht en enige andere wetten opgenomen regels met betrekking tot de
uitoefening van de bevoegdheid tot het opleggen van een bestuurlijke
boete (Wet wijziging boetestelsel financiële wetgeving) (Kamerstukken I
2008/09, 31458, nr. A) tot wet is of wordt verheven, en die wet eerder
in werking is getreden of treedt dan deze wet, 

	a. wordt in artikel I, onderdeel E, van deze wet in artikel 1:25a,
tweede lid, na ‘1:81’ ingevoegd: , met uitzondering van het derde
lid,

	b. komt artikel V van deze wet te luiden:

ARTIKEL V

	In artikel 1, onder 2º, van de Wet economische delicten wordt in de
zinsnede met betrekking tot de Wet op het financieel toezicht “1:74,
eerste lid,” vervangen door 1:74, eerste lid, 2:3a, eerste lid, 2:3e,
eerste lid, 2:3f, eerste lid, en wordt “2:96,“ vervangen door 2:96,
2:106a, eerste lid . Daarnaast wordt “artikel 3:7, eerste, lid”
vervangen door artikel 3:7, eerste en vierde lid, 3:20a, 3:29a, 3:29b,
3:29c, eerste lid, en wordt “artikel 3:69, eerste lid,” vervangen
door: artikel 3:69 eerste lid, 3:74b,.

	2. Indien het bij koninklijke boodschap van 13 mei 2008 ingediende
voorstel van wet houdende wijziging van de in de Wet op het financieel
toezicht en enige andere wetten opgenomen regels met betrekking tot de
uitoefening van de bevoegdheid tot het opleggen van een bestuurlijke
boete (Wet wijziging boetestelsel financiële wetgeving) (Kamerstukken I
2008/09, 31458, nr. A), tot wet is of wordt verheven, en die wet later
in werking is getreden of treedt dan deze wet, wordt deze wet als volgt
gewijzigd: 

	a. In artikel I, Onderdeel E, wordt in artikel 1:25a, tweede lid, na
‘1:81’ ingevoegd: , met uitzondering van het derde lid,.

	b. Artikel V komt te luiden:

ARTIKEL V

	In artikel 1, onder 2°, van de Wet economische delicten wordt in de
zinsnede met betrekking tot de Wet op het financieel toezicht “1:74,
eerste lid,” vervangen door 1:74, eerste lid, 2:3a, eerste lid, 2:3e,
eerste lid, 2:3f, eerste lid, en wordt “2:103” vervangen door:
2:103, 2:106a, eerste lid. Daarnaast wordt “artikel 3:7, eerste en
vierde lid,” vervangen door artikel 3:7, eerste en vierde lid, 3:20a, 
3:29a, 3:29b, 3:29c, eerste lid, en wordt “artikel 3:72, eerste, derde
tot en met zevende en negende lid,” vervangen door: artikel 3:72,
eerste, derde tot en met zevende en negende lid, 3:74b,.

ARTIKEL IX

	Deze wet treedt in werking met ingang van 1 november 2009. Indien het
Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 1
november 2009, treedt zij in werking met ingang van de dag na de datum
van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

	Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en
dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Financiën,

De Minister van Justitie,

 PAGE    

 PAGE   12