[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Aanpassing van een aantal wetten aan de Wet veiligheidsregio’s en enkele wijzigingen in de Wet veiligheidsregio’s (Aanpassingswet veiligheidsregio’s)

Aanpassing van een aantal wetten aan de Wet veiligheidsregio’s en enkele wijzigingen in de Wet veiligheidsregio’s (Aanpassingswet veiligheidsregio’s)

Advies Afdeling advisering Raad van State

Nummer: 2009D29161, datum: 2009-06-11, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2009Z10597:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


No.W04.08.0253/I	's-Gravenhage, 23 oktober 2008

Bij Kabinetsmissive van 8 juli 2008, no.08.002031, heeft Uwe Majesteit,
op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties, bij de Raad van State ter overweging aanhangig
gemaakt het voorstel van wet tot aanpassing van wetten aan de Wet
veiligheidsregio's, met memorie van toelichting.

Het voorstel strekt tot aanpassing van bestaande crisiswetgeving aan het
voorstel van Wet veiligheidsregio’s (WVR), dat in behandeling is bij
de Tweede Kamer der Staten-Generaal. In de WVR worden
veiligheidsregio’s ingesteld, waarin politie, brandweer en
spoedeisende medische hulp samenwerken bij het bestrijden van
bovenlokale rampen en het oplossen van bovenlokale crises.

De Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar
maakt opmerkingen over de afstemming van crisiswetten op de Wet
veiligheidsregio’s in het algemeen en in enkele bijzondere wetten. Hij
is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van het voorstel
wenselijk is.

1a.	Afstemming van crisiswetten op de Wet veiligheidsregio’s

In de WVR worden veiligheidsregio’s ingesteld, die territoriaal
overeenkomen met de politieregio’s. Binnen deze regio’s gaan
politie, brandweer en spoedeisende medische hulp samenwerken, op
operationeel niveau aangestuurd vanuit een gemeenschappelijke meldkamer.
De korpsbeheerder van het regionale politiekorps wordt voorzitter van de
veiligheidsregio; met de andere burgemeesters vormt hij het bestuur van
de regio. Bij een ramp of crisis van meer dan plaatselijke betekenis
heeft de voorzitter van de veiligheidsregio het opperbevel. Als
voorbereiding daarop krijgt het bestuur van de veiligheidsregio
belangrijke taken bij de planvorming rond rampen en crises.

Nederland kent een groot aantal crisiswetten, dat op het terrein van
vrijwel alle ministers ligt. Ieder soort crisis vergt een eigen aanpak.
Bij een crisis berust de landelijke coördinatie meestal bij een of meer
sectorministers; de veiligheidsregio’s vormen (een deel van) het
uitvoerend apparaat op regionaal en plaatselijk niveau. Bij de
parlementaire behandeling van de WVR merkte de regering op:

“Wanneer een crisis zich bovenlokaal manifesteert, is het consequent
om de betreffende [crisis]bevoegdheden ingevolge de sectorale wetten toe
te kennen aan de voorzitter van de veiligheidsregio, die dan immers
tevens beschikt over de benodigde bevoegdheden ter handhaving van de
openbare orde. In de aanpassingswetgeving bij deze wet zal er in worden
voorzien dat de betreffende burgemeesterlijke bevoegdheden ingevolge
deze sectorwetten in het geval van een bovenlokale crisis overgaan naar
de voorzitter van de veiligheidsregio […] Op basis van de
inventarisatie van de crisiswetgeving wordt 

– gelet op het advies van de Raad van State – bezien welke wetgeving
overigens in bovenstaande zin moet worden aangepast.”

Het voorliggende wetsvoorstel lijkt, ook gelet op het opschrift, bedoeld
te zijn om uitvoering te geven aan deze toezegging.

De toegezegde inventarisatie van de crisiswetgeving is intussen
uitgevoerd; de resultaten zijn neergelegd in het 221 bladzijden tellende
rapport “Crisis en recht – Schema's bevoegdheden en verplichtingen
tijdens crises”, opgesteld door het Ministerie van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties. 

Het is niet helemaal duidelijk of dit rapport is benut bij het opstellen
van het wetsvoorstel. De toelichting maakt er geen melding van. Het
rapport noemt 109 wetten en wetsvoorstellen die voorzien in
crisisbevoegdheden. In het wetsvoorstel worden 27 wetten en
wetsvoorstellen gewijzigd. In 22 gevallen gaat het om technische
wijzigingen, zoals afstemming van terminologie of aanpassing van
verwijzingen. In twee gevallen worden “zachte” bevoegdheden
toegekend aan het bestuur of de voorzitter van de veiligheidsregio,
zoals de bevoegdheid om te worden geraadpleegd door de commissaris van
de Koning of de bevoegdheid om een verzoek bij hem in te dienen. De
enige drie wetten waarin daadwerkelijk wordt voorzien in taken en
bevoegdheden van de veiligheidsregio’s zijn de Havenbeveiligingswet,
het voorstel van Wet publieke gezondheid en de Wet op de strandvonderij.
Daarmee is niet gezegd dat alle andere 106 wetten en wetsvoorstellen,
genoemd in “Crisis en recht”, alsnog gewijzigd zullen moeten worden;
er kunnen redenen zijn om dat niet te doen, bijvoorbeeld omdat sommige
crisiswetten niet voorzien in crisisbevoegdheden van lokale of regionale
organen, maar op dat punt terugvallen op de Gemeentewet.

Zoals blijkt uit het hiervoor weergegeven citaat onderkent ook de
regering dat het van belang is de crisiswetten stelselmatig door te
lichten om vast te stellen of afstemming op de WVR noodzakelijk is. De
Raad adviseert, indien dit onderzoek nog niet heeft plaatsgevonden, het
alsnog te doen, het wetsvoorstel waar nodig aan te vullen, en de
resultaten van het onderzoek in de toelichting, of in een bijlage
daarbij, op te nemen.

b.	De hiervoor bedoelde doorlichting zal, zo meent de Raad, in ieder
geval betrekking kunnen hebben op drie onderwerpen, die nu worden
besproken.

Planvorming

Het bestuur van de veiligheidsregio krijgt belangrijke taken bij de
planvorming rond rampen en crises: het moet elke vier jaar een
beleidsplan, een risicoprofiel en een crisisplan opstellen, voor
categorieën inrichtingen, categorieën rampen en luchtvaartterreinen
rampbestrijdingsplannen opstellen en een uniforme informatie- en
communicatievoorziening inrichten. De planvorming wordt van het
gemeentelijke naar het regionale niveau gebracht, omdat, zo stelde de
regering, voor een multidisciplinaire voorbereiding en uitvoering van de
rampbestrijding en crisisbeheersing regionale samenwerking noodzakelijk
is.

Uit de toelichting blijkt niet dat stelselmatig is nagegaan of er in
afzonderlijke crisiswetten regelingen te vinden zijn voor de planvorming
rond crises waarvan het wenselijk is die af te stemmen op de regels voor
planvorming in de WVR. Dit onderwerp komt meer concreet aan de orde in
de punten 5 en 6 van dit advies.

Bestuurlijke drukte

Bij de oprichting van veiligheidsregio’s zal voorkomen moeten worden
dat er aan de bestaande organen eenvoudig een wordt toegevoegd: dat zal
slechts leiden tot bestuurlijke drukte. In zijn advies over de WVR
formuleerde de Raad als vuistregel: hoe ingewikkelder de situatie, des
te groter het belang van een eenvoudige bevelsstructuur. De regering
heeft deze vuistregel onderschreven. Meer concreet heeft de regering
uitgesproken dat tijdens het operationele optreden het primaat komt te
liggen bij de voorzitter van de veiligheidsregio; de rol van de
provincie bij het operationele optreden wordt kleiner. Dit kan van
belang zijn bij het doorlichten van de crisiswetgeving, en wel in alle
fasen van het overheidsoptreden, niet slechts tijdens de repressie.
Telkens wanneer een bestaande bevoegdheid wordt neergelegd bij een nieuw
orgaan, zal overwogen moeten worden die bevoegdheid weg te halen bij het
orgaan dat de bevoegdheid tot dan toe had. Dit is onder meer aan de orde
in de punt 3b van dit advies.

Repressief optreden

In het stelsel van de WVR vindt bij een bovenlokale ramp of crisis
opschaling plaats naar de voorzitter van de veiligheidsregio. Het lijkt
voor de hand te liggen om dit stelsel in beginsel door te vertalen naar
de bijzondere crisiswetten: indien de crisisbevoegdheden die in de
verschillende crisiswetten worden geregeld van elkaar – of van die in
de WVR – verschillen, zonder dat daar een bijzondere reden voor
bestaat, kunnen er horizontale en verticale afstemmingsproblemen
ontstaan. Het gaat er met name om dat de regionale leiding bij
bovenlokale crises berust bij de voorzitter van de veiligheidsregio, en
dat die leiding niet wordt gedeeld met de commissaris van de Koning of
de burgemeester, zodat daadwerkelijk sprake is van eenhoofdige leiding.
Dit speelt onder andere in de punten 3a en 4 van dit advies.

Samenvattend adviseert de Raad, bij het hiervoor, onder a, besproken
onderzoek in ieder geval aandacht te besteden aan de planvorming bij
rampen en crises, de bestuurlijke drukte die zich bij rampenbestrijding
en crisisbeheersing kan voordoen, en het voorkomen van
afstemmingsproblemen bij het repressief optreden.

2.	Crisis en opschaling

Een onduidelijkheid in de WVR is, hoe bij een bovenlokale crisis
besloten wordt tot opschaling van de burgemeester naar de voorzitter van
de veiligheidsregio.

Bij een lokale ramp of crisis blijft de openbare orde-taak bij het
orgaan dat die taak onder normale omstandigheden ook uitoefent: de
burgemeester. Heeft een ramp of crisis meer dan plaatselijke betekenis,
dan dient deze taak bij uitsluiting te berusten bij de voorzitter van de
veiligheidsregio. De beslissing om op te schalen lijkt in alle gevallen
toe te komen aan de voorzitter zelf.

Bij een bovenlokale ramp is dat een verstandige benadering, omdat een
ramp vrijwel altijd kan worden bestreden door instanties binnen de regio
– al dan niet met hulp vanuit een aangrenzende regio. Bij een
bovenlokale crisis ligt de situatie anders. Bij zulke crises heeft
doorgaans een minister doorzettingsmacht; de toepasselijke crisiswet
voorziet daar dan in. In het stelsel van de WVR komen de openbare
orde-taken van de burgemeester tijdens een bovenlokale crisis bij
uitsluiting te liggen bij de voorzitter van de veiligheidsregio; het
decentrale uitvoeringsapparaat dat de bevoegde crisisminister bijstaat,
staat dus onder leiding van de voorzitter. Hier ontstaat echter
bestuurlijke onduidelijkheid.

De WVR hanteert een materieel crisisbegrip. Een crisis is “een
situatie waarin een vitaal belang van de samenleving is aangetast of
dreigt te worden aangetast”. Door deze materiële definitie is niet
nauwkeurig omschreven welke crisiswetten en crisisbevoegdheden er zijn.

De voorzitter van de veiligheidsregio bepaalt kennelijk zelf wanneer hem
crisisbevoegdheden toekomen (en dientengevolge de burgemeesters in de
regio hun crisisbevoegdheden verliezen). De situatie wordt onduidelijk
wanneer de voorzitters van verschillende veiligheidsregio’s het
besluit tot opschaling op verschillende momenten nemen; dat kan leiden
tot chaos en verwarring, en onduidelijkheid over de rechtmatigheid van
het overheidsoptreden.

Het spreekt ook niet vanzelf dat, tijdens een crisis, alle 25
voorzitters van een veiligheidsregio tot opschaling overgaan. Sommige
crises betreffen slechts een deel van het land. Bij, bij voorbeeld,
wateroverlast in het gebied tussen de Maas en de Waal zal het niet snel
nodig zijn dat de voorzitter van de veiligheidsregio Groningen de
openbare orde-taak voor de hele regio op zich neemt. Ook zijn er crises
die niet of nauwelijks gevolgen hoeven te hebben voor de openbare orde
op lokaal of regionaal niveau.

Onduidelijkheid kan eveneens ontstaan bij toepassing van het
staatsnoodrecht. In de noodwetgeving wordt duidelijk geregeld welke
organen onder welke voorwaarden en omstandigheden noodbevoegdheden
kunnen uitoefenen. De verhouding van deze noodbevoegdheden tot het
wetsbegrip “crisis” is niet direct duidelijk. Geen van de noodwetten
of noodbepalingen, genoemd in de Coördinatiewet
uitzonderingstoestanden, wordt in het voorliggende wetsvoorstel
gewijzigd. De veiligheidsregio krijgt hier dus geen rol toebedeeld. Is
echter tevens sprake van een crisis, dan is de voorzitter van de
veiligheidsregio op die grond wel, en zelfs exclusief, bevoegd.

De Raad vraagt hier aandacht voor. Juist tijdens crises moet glashelder
zijn wie wanneer waartoe bevoegd is, en welke organen tijdelijk niet
bevoegd zijn. Dat is juist bij openbare orde-bevoegdheden, waarmee diep
kan worden ingegrepen in de rechten en vrijheden van burgers, van
wezenlijk belang.

Deze onduidelijkheid kan worden voorkomen door, naast een materieel, ook
een formeel en procedureel begrip “crisis” in te voeren. Dat zou er
op neerkomen dat de minister die belast is met het bestrijden van een
bepaald soort crisis altijd dient vast te stellen:

dat er een crisis is,

of er aanleiding is om openbare orde-taken op te schalen naar de
voorzitter van de veiligheidsregio,

zo ja, voor welke regio’s dat geldt, en

op welk moment de opschaling ingaat.

Daarbij zou bepaald kunnen worden dat de minister een crisis slechts
afkondigt in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad,
tenzij de vereiste spoed zich daartegen verzet.

Deze procedure zou het beste kunnen worden geregeld in de WVR, die
immers zal gelden als een algemene wet voor rampen en crises. Daarbij
zou tevens bepaald moeten worden voor welke sectorale crisiswetten (en
eventueel voor welke noodwetten) deze procedure zal gelden; dat zou bij
voorbeeld kunnen in de vorm van een lijst in een bijlage aan het slot
van de wet.

Kernenergiewet

3a.	In de Kernenergiewet zoals die in het voorliggende wetsvoorstel
wordt gewijzigd, wordt niet voorzien in opschaling naar de voorzitter
van de veiligheidsregio: bij ongevallen met categorie A-objecten is de
minister verantwoordelijk; bij ongevallen met categorie B-objecten de
burgemeester. Volgens de toelichting is hiervoor gekozen omdat een
ongeval met een categorie B-object in beginsel van niet meer dan
plaatselijke betekenis is.

Deze stelling komt niet direct overtuigend over, omdat de Kernenergiewet
wel degelijk voorziet in de mogelijkheid een ongeval met een categorie
B-object op te schalen indien het ongeval “meer dan plaatselijke
betekenis” heeft; de minister is dan bevoegd.

De Raad adviseert te bezien of het wenselijk is het stelsel van de WVR 

– opschaling naar de veiligheidsregio – te volgen.

b.	In het stelsel van de Kernenergiewet zijn drie bestuursniveaus
betrokken bij het bestrijden van ongevallen met categorie A-objecten:
het rijk, de provincie en de gemeente. Met het wetsvoorstel krijgt ook
het bestuur van de veiligheidsregio taken op dit punt. De minister zal
informatie moeten verstrekken aan, en – zoveel mogelijk – overleg
moeten voeren met, de commissaris van de Koning, de voorzitter van de
veiligheidsregio en de burgemeester. Met vier bestuursniveaus zal, zo
meent de Raad, de bestuurlijke drukte toenemen. Dat kan nadelige
gevolgen hebben voor een effectief optreden, met name in de repressieve
fase. Bovendien zal elk van de vier bestuursniveaus over toereikende
ambtelijke deskundigheid moeten beschikken, omdat het anders zijn
verantwoordelijkheid voor dit beleidsterrein niet kan waarmaken; dat is
echter weinig doelmatig.

De Raad adviseert deze bepaling te vereenvoudigen.

4.	Wet inzake de luchtverontreiniging

In het stelsel van de Wet inzake de luchtverontreiniging kan de
commissaris van de Koning een inrichting doen sluiten of buiten werking
stellen indien – kort gezegd – zeer ernstige luchtverontreiniging
dreigt. Hij kan in buitengewone omstandigheden ook algemene
voorschriften vaststellen. De burgemeester kan hem verzoeken om een van
deze bevoegdheden te gebruiken.

In het wetsvoorstel wordt geregeld dat ook de voorzitter van de
veiligheidsregio zo’n verzoek kan doen “in geval van een ramp of
crisis van meer dan plaatselijke betekenis, of van een ernstige vrees
voor het ontstaan daarvan”. Dit criterium komt nauwkeurig overeen met
dat in artikel 33 WVR; daar houdt het echter in dat de openbare
orde-taken bij uitsluiting komen te liggen bij de voorzitter van de
veiligheidsregio. Aldus wordt de eenhoofdige leiding, zoals voorzien in
de WVR, bij een luchtverontreinigingscrisis doorkruist door de
commissaris van de Koning.

De Raad adviseert op dit punt aan te sluiten bij het stelsel van de WVR.

5.	Havenbeveiligingswet

In het stelsel van de Havenbeveiligingswet is de burgemeester het
verantwoordelijke orgaan voor de goedkeuring van het beveiligingsplan
van een haven. De Havenbeveiligingswet wordt in het wetsvoorstel op
enkele ondergeschikte punten aangepast, maar de rol van de burgemeester
bij het beveiligingsplan verandert niet.

In de opzet van de WVR behoort de planvorming rond rampen en crises in
het algemeen – zoals het opstellen van een beleidsplan, een
risicoprofiel en een crisisplan, en het opstellen van
rampbestrijdingsplannen – tot de taken van het bestuur van de
veiligheidsregio. De Raad geeft in overweging te bepalen dat het
beveiligingsplan van de haven wordt goedgekeurd door het bestuur van de
veiligheidsregio, zodat wordt aangesloten bij het stelsel van de WVR.

6.	Waterstaatswet 1900

De Waterstaatswet 1900 legt de verantwoordelijkheid voor het opstellen
van het calamiteitenplan, en voor het houden van oefeningen, bij de
beheerder van elk waterstaatswerk; dat kunnen zijn de Minister van
Verkeer en Waterstaat, gedeputeerde staten, het dagelijks bestuur van
een waterschap of het college van burgemeester en wethouders.
Gedeputeerde staten houden toezicht op de uitoefening van deze taak.
Zoals opgemerkt behoort in het stelsel van de WVR de planvorming tot de
taken van het bestuur van de veiligheidsregio. Dat geldt ook voor het
vaststellen van een oefenbeleidsplan.

De Raad geeft in overweging het bestuur van de veiligheidsregio te
belasten met de planvorming in de Waterstaatswet 1900, of in ieder geval
met de toezichthoudende taak die nu bij gedeputeerde staten berust.

7.	Voorstel van wet ambulancezorg

De regeling van de rampenbestrijding en de crisisbeheersing in de WVR
hangt nauw samen met de ambulancezorg, onder meer omdat ambulancezorg
zal worden verleend vanuit de meldkamer van de veiligheidsregio. Sinds
de Raad over het voorstel van Wet ambulancezorg (WAZ) heeft geadviseerd,
is er het een en ander in veranderd. Na inwerkingtreding van de WAZ, de
WVR en het voorliggende wetsvoorstel zal de vergunningverlening voor
ambulancezorg als volgt verlopen.

Bij algemene maatregel van bestuur worden beleidsuitgangspunten voor de
toetsing van vergunningaanvragen vastgesteld.

Het bestuur van de veiligheidsregio, het regionale politiecollege en de
Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in zijn
hoedanigheid van korpsbeheerder van het Korps landelijke politiediensten
sluiten een convenant. Waar het gaat om de meldkamerfunctie bevat het
convenant in ieder geval afspraken over de locatie, het beleid en
beheer, de financiën, de prestaties, de ondersteunende systemen en de
samenwerking van politie met brandweer, geneeskundige hulpverlening en
ambulancezorg in de meldkamer.

Het bestuur van de veiligheidsregio stelt de eisen vast waaraan de
Regionale Ambulancevoorziening met betrekking tot de meldkamer voor de
ambulancezorg moet voldoen; die hebben betrekking op de locatie, het
beleid en beheer, de financiën, de prestaties, de ondersteunende
systemen, de voorbereiding op en het daadwerkelijk optreden bij
ongevallen, rampen en crises en de samenwerking van ambulancezorg met
brandweer, geneeskundige hulpverlening en politie in de meldkamer –
een opsomming die grotendeels, maar niet helemaal, overeenkomt met die
in het vorige gedachtestreepje.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport stelt bij
ministeriële regeling de eisen vast waaraan de ambulancezorg moet
voldoen. De eisen kunnen per regio verschillen. Voor zover deze eisen
betrekking hebben op de meldkamer stelt hij deze vast overeenkomstig de
eisen die de besturen van de veiligheidsregio’s hebben vastgesteld,
zoals beschreven in het vorige gedachtestreepje.

De vergunning wordt verleend door de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport. Het bestuur van de veiligheidsregio brengt daarbij een
zwaarwegend advies uit.

Deze procedure is niet alleen complex en, naar de Raad vreest,
tijdrovend, maar ook bestuurlijk onhelder. De Raad wijst op twee
aspecten.

Ten eerste ligt het niet direct voor de hand om beleidsuitgangspunten
vast te leggen in een algemene maatregel van bestuur. Een algemene
maatregel van bestuur is immers niet een beleidsdocument maar bevat
algemeen verbindende voorschriften.

Ten tweede zijn de verantwoordelijkheden onhelder. Het bestuur van de
veiligheidsregio zal zich bij het formuleren van eisen moeten houden aan
het convenant (genoemd in het tweede streepje), dat deels dezelfde
inhoud zal hebben; bij het vaststellen van de ministeriële regeling
(vierde streepje) zal de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
die eisen, voor zover betrekking hebbend op de meldkamer weer moeten
overnemen. Met dat al wordt onhelder welk bestuursorgaan waarvoor
verantwoordelijk is.

De Raad acht het aangewezen dit stelsel eenvoudiger en helderder vorm te
geven. Hij adviseert in de toelichting in te gaan op de vraag hoe dat
zou kunnen geschieden, en zo nodig het wetsvoorstel aan te passen.

8.	Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het
advies behorende bijlage.

De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden
aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande
rekening zal zijn gehouden.

De Vice-President van de Raad van State,Bijlage bij het advies van de
Raad van State betreffende no.W04.08.0253/I met redactionele
kanttekeningen die de Raad in overweging geeft.

In Artikel I, “Burgerlijk wetboek” vervangen door: Burgerlijk
Wetboek.

In Artikel II een wijziging opnemen van artikel 443 van het Wetboek van
Strafrecht in verband met de bevoegdheid van de voorzitter van de
veiligheidsregio om, bij een ramp of crisis van meer dan plaatselijke
betekenis, op basis van artikel 176, eerste lid, van de Gemeentewet
juncto artikel 33, eerste lid, van het voorstel van Wet
veiligheidsregio’s, algemeen verbindende voorschriften vast te
stellen.

In Artikel II, voor “In artikel 1a…,” invoegen: Artikel III.

In Artikel IV en Artikel VII, onderdeel A, onderdeel 1, “de artikelen
47 tot en met 49” telkens wijzigen in: “de artikelen 47 en 48”,
aangezien artikel 49 is geschrapt (Kamerstukken II 2007/2008, 31 117,
nr. 7, onderdeel CC – deze wijziging is overigens nog niet verwerkt in
artikel 46, eerste lid, van het voorstel van Wet veiligheidsregio’s).

In artikel 1, eerste lid, onderdeel b, onderdelen 1º tot en met 4º van
de Wet rechtspositionele voorzieningen rampbestrijders (Artikel VII,
onderdeel A) de woorden “of een zwaar ongeval” en “en zware
ongevallen” schrappen.

In artikel 1, eerste lid, onderdeel c, onderdeel 2º, van de Wet
rechtspositionele voorzieningen rampbestrijders (Artikel VII, onderdeel
A, van het wetsvoorstel) verduidelijken wat wordt bedoeld met “een
andere gezondheidsdienst als bedoeld in artikel 27, eerste lid, van de
Wet veiligheidsregio’s”.

In artikel 3 van de Wet rechtspositionele voorzieningen rampbestrijders
(dat deels wordt gewijzigd in Artikel VII, onderdeel B, van het
wetsvoorstel) de zinsnede “of dat ongeval” vervangen door: of die
crisis. Voorts in Artikel VII, onderdeel B, “wordt vervangen door”
vervangen door: vervangen door.

In artikel VIII de citeertitel van de Wet tegemoetkoming schade bij
rampen en zware ongevallen wijzigen in: Wet tegemoetkoming schade bij
rampen.

Bij de eerste drie wetten genoemd in Artikel XI en de wet genoemd in
artikel XIV telkens het Staatsbladnummer vermelden (aanwijzing 87 van de
Aanwijzingen voor de regelgeving (Ar)).

Artikel X als volgt redigeren: “In artikel 1, eerste lid, onderdeel a,
van de Belemmeringenwet Landsverdediging wordt ‘de bestrijding van
rampen en zware ongevallen in buitengewone omstandigheden als bedoeld in
hoofdstuk V van de Wet rampen en zware ongevallen’ vervangen door: de
bestrijding van rampen en crises in buitengewone omstandigheden als
bedoeld in paragraaf 12 van de Wet veiligheidsregio’s.”

De nieuwe tekst van artikel 41 van de Kernenergiewet (Artikel XI,
onderdeel B) geheel uitschrijven.

Artikel XI, onderdeel H, als volgt formuleren:

“Artikel 49b wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘De burgemeester van de gemeente’
vervangen door: De voorzitter van de veiligheidsregio.

2. In het tweede en derde lid wordt “De burgemeester” telkens
vervangen door: De voorzitter van de veiligheidsregio.”

In Artikel XI van het wetsvoorstel artikel 49c van de Kernenergiewet
aanvullen met het oog op de situatie dat de voorzitter van de
veiligheidsregio, op basis van artikel 33, eerste lid, WVR juncto de
artikelen 173 en 175 respectievelijk 176 van de Gemeentewet, bevelen of
voorschriften geeft.

In Artikel XVII, na “crisisplannen”, invoegen: “als bedoeld in
artikel 14 van de Wet veiligheidsregio’s”. Voorts in de bestaande
tekst van artikel 69, tweede lid, van de Waterstaatswet 1900 na
“rampbestrijdingsplannen” invoegen: als bedoeld in artikel 15 van
die wet.

In artikel 23, tweede lid, van de Vorderingswet (gewijzigd in Artikel XX
van het wetsvoorstel), de zinsnede “de bestrijding van rampen en zware
ongevallen” wijzigen in: de rampenbestrijding. Voorts van de
gelegenheid gebruik maken om in deze bepaling “Onze Minister van
Binnenlandse Zaken” te wijzigen in: Onze Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties.

In artikel 50, eerste lid, onderdeel d, van de Noodwet
Arbeidsvoorziening (gewijzigd in artikel XXII van het wetsvoorstel de
zinsneden “de bestrijding van rampen en zware ongevallen” en “het
bestrijden van een ramp of een zwaar ongeval” telkens wijzigen in: de
rampenbestrijding.

Artikel 7, derde lid, van de Wet ambulancevervoer (gewijzigd in Artikel
XXVI, onderdeel C) schrappen, nu de WVR het bestuur van de
veiligheidsregio geen bevoegdheid geeft om regels (of regelen) ten
aanzien van de meldkamer vast te stellen.

Artikel XXVII, onderdeel E, schrappen, aangezien de Wet geneeskundige
hulpverlening bij ongevallen en rampen wel degelijk zal moeten worden
afgestemd op de Wet ambulancezorg voor de duur dat deze wetten
tegelijkertijd gelding hebben.

In Artikel XXVIII, onderdeel A, “Regionale Ambulancevoorziening,
bedoeld in artikel 1 van de Wet ambulancezorg” wijzigen in:
“Regionale Ambulancevoorziening: de rechtspersoon, bedoeld in artikel
1, eerste lid, onderdeel d, van de Wet ambulancezorg.”

In Artikel XXVIII, onderdeel B, “ambulancevervoerder” wijzigen in:
ambulancevervoerders.

In artikel 27 WVR de term “ambulancevervoerders” telkens wijzigen
in: de Regionale Ambulancevoorziening.

Artikel XXVIII, onderdeel C, onderdeel 2, als volgt formuleren: In het
tweede lid wordt “het ambulancevervoer” vervangen door: de
daadwerkelijke ambulancezorg.

Artikel XXVIII, onderdeel C, onderdeel 7, als volgt formuleren: In het
zesde lid (nieuw) wordt “ambulancevervoerders” vervangen door:
Regionale Ambulancevoorzieningen.

In Artikel XXVIII, onderdeel D, “ambulancevervoerder” wijzigen in:
ambulancevervoerders.

In de aanhef van Artikel XXVIII “Op het tijdstip dat” wijzigen in:
Indien. Het artikel kan namelijk geen wijziging brengen in het – tot
wet verheven en in werking getreden – voorstel van Wet
veiligheidsregio’s op het tijdstip dat het voorstel van Wet
ambulancezorg – na tot wet te zijn verheven – in werking treedt,
tenzij de Wet ambulancezorg in werking treedt tegelijk met, of later
dan, de Wet veiligheidsregio’s. Voorts “nadat” wijzingen in: na.

Nu ervoor is gekozen om op diverse plaatsen in het voorstel van Wet
publieke gezondheid (Artikel XXIX van het wetsvoorstel) naast de
burgemeester de voorzitter van de veiligheidsregio te noemen, dit uit
oogpunt van leesbaarheid eveneens doen in de artikelen 34, vierde lid,
47, 51, 54, 55 en 56 (genoemd in artikel 6, derde lid). 

Op diverse plaatsen in Artikel XXIX rekening houden met het feit dat de
te vervangen zinsnede niet telkens luidt “de burgemeester” maar ook
wel “De burgemeester”.

In Artikel XXIX, onderdeel A, “als” vervangen door een komma.

In artikel 32, derde lid, van de Wet publieke gezondheid (Artikel XXIX,
onderdeel H) de voorzitter van de veiligheidsregio opnemen.

In Artikel XXX van het wetsvoorstel een nieuwe wettelijke grondslag
geven voor alle uitvoeringsregelingen, gebaseerd op de wetten die in
artikel 59 van het voorstel van Wet veiligheidsregio’s worden
ingetrokken; indien het de bedoeling is dat uitvoeringsregelingen
vervallen, dat in de toelichting vermelden (aanwijzingen 227 en 243 Ar).

 	Kamerstukken II 2006/07, 31 117, nr. 3, blz. 44. De Raad van State
had in zijn advies over het voorstel van Wet veiligheidsregio’s
gevraagd om een overzicht van de verschillende wettelijke grondslagen
voor crisisoptreden door de onderscheiden vakministers (Kamerstukken II
2006/07, 31 117, nr. 4, punt 2b).

 	Kamerstukken II 2007/08, 29 668, nr. 23, bijlage.

 	Niet meegeteld zijn wetten die in het voorliggende wetsvoorstel worden
ingetrokken.

 	Opnieuw worden wetten die worden ingetrokken niet meegeteld.

 	Wijziging van de Kernenergiewet en de Wet inzake de
luchtverontreiniging (artikelen XI en XII).

 	Artikelen XV, XXIX en XIX.

 	Artikelen 12 tot en met 14 WVR.

 	Artikel 15 WVR.

 	Artikel 20 WVR.

 	Kamerstukken II 2006/07, 31 117, nr. 3, blz. 18.

 	In het schema van het rapport “Crisis en recht” is planvorming
geen afzonderlijke rubriek. Het is echter een wezenlijk onderdeel van de
rampenbestrijding en crisisbeheersing.

 	Kamerstukken II 2006/07, 31 117, nr. 4, punt 3b.

 	Kamerstukken II 2006/07, 31 117, nr. 3, blz. 13.

 	Kamerstukken II 2006/07, 31 117, nr. 4, punt 2c.

 	Artikel 33, eerste lid, WVR.

 	In de nota naar aanleiding van het verslag bij de WVR merkt de
regering op: “De voorzitter van de veiligheidsregio is, wanneer een
ramp of crisis zich bovenlokaal voordoet of dreigt voor te doen,
verantwoordelijk voor opschaling.” (Kamerstukken II 2007/08, 31 117,
nr. 6, blz. 65).

 	Artikel 1 WVR.

 	De kredietcrisis die zich op dit moment voordoet vormt een
illustratie. Deze crisis kan worden geduid als een crisis in de zin van
artikel 1 van de WVR. De kredietcrisis kon tot nu toe echter worden
opgelost zonder gebruikmaking van crisisbevoegdheden; wel had de
regering de behoefte om zulke bevoegdheden te regelen voor gevallen
waarin die wel nodig zouden zijn. Daartoe is de Wet op het financieel
toezicht intussen gewijzigd (Stb. 2008, 394).

 	Bijvoorbeeld bij een veiligheidsdreiging rond een vliegtuig in de
lucht, of bij een crisis in de bankensector. Ook bij zulke crises kunnen
echter openbare orde-problemen ontstaan: bij problemen rond een
vliegtuig als het neerstort; bij een crisis in de bankensector als de
klanten massaal hun spaartegoeden willen opnemen.

 	Vanzelfsprekend zal de opschaling op een later tijdstip kunnen worden
uitgebreid tot andere regio’s, als de feiten daartoe aanleiding geven.

 	Sommige crisiswetten voorzien hierin (bij voorbeeld artikel 42 van de
Kernenergiewet); het ligt voor de hand dit in zulke gevallen te
uniformeren of althans te harmoniseren, om onnodige verschillen te
voorkomen. Artikel 38 WVR bepaalt nu alleen dat de crisisminister de
Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op de hoogte
stelt als hij crisisbevoegdheden uitoefent.

 	Artikel 40 van de Kernenergiewet. Het wetsvoorstel brengt geen
wijziging in het tweede lid, tweede volzin, waarin de coördinerende rol
van de burgemeester is geregeld.

 	Toelichting op artikel XI, onderdeel A.

 	Artikel 42, eerste lid, van de Kernenergiewet.

 	Artikelen 42, eerste lid, en 49, tweede lid, van de Kernenergiewet
zoals gewijzigd in het wetsvoorstel.

 	Artikelen 43 en 48 van de Wet inzake de luchtverontreiniging.

 	Artikelen 44 en 49 van de Wet inzake de luchtverontreiniging.

 	Artikel XII, onderdelen A en B, van het wetsvoorstel.

 	Artikelen 6 tot en met 11 van de Havenbeveiligingswet.

 	Artikel XV van het wetsvoorstel.

 	Artikelen 12 tot en met 14 WVR.

 	Artikel 15 WVR.

 	Artikelen 67 tot en met 71 van de Waterstaatswet 1900.

 	Artikel 12, tweede lid, onderdeel d, WVR.

 	Artikel 5, tweede lid, onderdeel b, zoals luidend in Kamerstukken I,
2005/06, 29 835, A.

 	Artikel 17 WVR; artikel 29, vierde lid, WVR, zoals gewijzigd en
vernummerd tot vijfde lid in Artikel XXVIII, onderdeel C, onderdeel 4,
van het wetsvoorstel).

 	Artikel 29, vierde lid, WVR, zoals gewijzigd in Artikel XXVIII,
onderdeel C, onderdeel 4, van het wetsvoorstel.

 	Artikel 4, eerste en derde lid, zoals gewijzigd in Artikel XXVII,
onderdeel C, van het wetsvoorstel.

 	Artikel 3 WAZ; artikel 5 WAZ zoals gewijzigd in Artikel XXVII,
onderdeel D, van het wetsvoorstel.

 PAGE    

 PAGE   2 

AAN DE KONINGIN

........................................................................
...........