Lijst van vragen inzake de Voorjaarsnota 2009
Voorjaarsnota 2009
Lijst van vragen
Nummer: 2009D29385, datum: 2009-06-12, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: S.A. Blok, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën (Ooit VVD kamerlid)
- Mede ondertekenaar: R.F. Berck, griffier
Onderdeel van zaak 2009Z10042:
- Indiener: W.J. Bos, minister van Financiën
- Volgcommissie: vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Financiën
- 2009-06-02 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2009-06-03 16:00: Procedurevergadering Financiën (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiën
- 2009-06-11 12:00: Voorjaarsnota 2009 (Inbreng feitelijke vragen), vaste commissie voor Financiën
- 2009-06-30 17:00: Debat over de Voorjaarsnota 2009 (Plenair debat (debat)), TK
- 2010-10-28 14:30: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2008-2009 31 965 Voorjaarsnota 2009 Nr. 3 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN Vastgesteld 25 juni 2009 De vaste commissie voor Financiën 1), heeft over de Voorjaarsnota 2009 (Kamerstuknummer 31965, nr. 1) de navolgende vragen ter beantwoording aan de regering voorgelegd. De vragen op 12 juni 2009 voorgelegd. Bij brief van 24 juni 2009 zijn ze door de minister van Financiën beantwoord. De voorzitter van de commissie, Blok De griffier van de commissie, Berck Vraag 1 De bijstellingen in de Voorjaarsnota zijn gebaseerd op de macro-economische ramingen van het CEP van het CPB. Deze zijn op een aantal punten inmiddels achterhaald. Wanneer kan de Kamer een update ontvangen van de Voorjaarsnota, gebaseerd op de nieuwe gegevens? Antwoord 1 De Miljoenennota 2010 is de eerstvolgende nota waarin de meest recente macro-economische ontwikkelingen – Macro-economische Verkenningen (MEV) van het CPB – worden verwerkt. De recent bekend gemaakte ramingen in de CPB-Nieuwsbrief zijn op dit moment de meest actuele ramingen. Vraag 2 Nog voor de zomer zal er een subsidieregeling van € 12 mln, starten met maatwerkadviezen voor particuliere woningeigenaren. Wat houdt dit in? Antwoord 2 De regeling is voor eigenaar-bewoners en wordt van kracht op 1 juli 2009 en eindigt op 31 december 2010. Momenteel wordt de laatste hand aan de voorbereidingen gelegd zodat de regeling eind juni in de Staatscourant kan worden gepubliceerd. Eigenaar-bewoners kunnen vanaf bovenstaande datum een subsidie van maximaal € 200 ontvangen (zijnde ongeveer 75% van de gemiddelde prijs van een maatwerkadvies). Als de werkelijke kosten van het maatwerkadvies lager liggen is de subsidie gemaximeerd op de werkelijke kosten. Het budget is € 12 mln inclusief de uitvoeringskosten en wordt gefinancierd uit het budget ‘Meer met Minder’ op de WWI-begroting. Vraag 3 Kan de regering aangeven op welke wijze en op welke termijn ze uitvoering geeft aan amendement Omzigt c.s. inzake subsidie voor dubbelglas, te bekostigen uit de EIA (amendement 31301 nr. 36). Kan de Kamer op korte termijn een nota van wijziging op de suppletoire begroting 2009 tegemoet zien die deze verschuiving regelt? Antwoord 3 Het amendement van het lid Omtzigt ten behoeve van de stimuleringssubsidie voor isolatieglas wordt uitgevoerd. De beoogde datum van inwerkingtreding van de regeling is 1 oktober 2009, de regeling stopt per eind 2010. Zoals in het amendement aangegeven wordt er € 30 mln voor deze regeling beschikbaar gemaakt. Dat wordt gedekt door het budget uit de EIA-impuls van het stimuleringspakket te verlagen met dit bedrag. Gezien de korte termijn waarop dit budget ingezet kan worden, wordt voor de laatste maanden van 2009 € 10 mln beschikbaar gesteld. Dit wordt zichtbaar op de WWI-begroting artikel 2 ‘Stimuleren van een duurzame kwaliteit van woningen, gebouwen en bouwwerken’. Mocht het budget voor 2009 uitgeput dreigen te raken, dan kan bij Najaarsnota besloten worden het subsidieplafond voor 2009 te verhogen. Het deel van de € 30 mln dat niet wordt ingezet in 2009 zal beschikbaar worden gesteld in 2010. Gezien de datum van openstelling is de Najaarsnota 2009 het aangewezen moment om budgettaire gevolgen voor 2009 aan de Tweede Kamer te melden. Er wordt zodoende geen nota van wijziging op de eerste suppletoire begroting 2009 verstuurd. Vraag 4 Is de regering bereid in een volgende suppletoire begroting de tabel met generale wijzigingen meer in lijn te brengen met de toelichting op de verschillende beleidsartikelen? Zo nee, waarom niet? Antwoord 4 In de suppletoire begrotingen is een tabel opgenomen met de belangrijkste mutaties. Deze tabel dient als toelichting op hoofdlijnen. Veelal zullen mutaties die in deze tabel worden opgenomen ook worden toegelicht bij de individuele beleidsartikelen. Omdat het kan zijn dat een bepaalde belangrijke mutatie effect heeft op meerdere artikelen en om te voorkomen dat een toelichting meerdere keren herhaald dient te worden, kan het zijn dat beide niet één op één op elkaar aansluiten. Vraag 5 Kan de regering aangeven waarom de genoemde bedragen in de verticale toelichting bij de Voorjaarsnota, niet altijd overeenkomen met de genoemde bedragen in de 1e suppletoire begroting van OCW? Antwoord 5 Er zijn twee getallen in tabel 2.1.1. ‘Generale wijzigingen in de begroting 2009’ uit de 1e suppletoire begroting die per abuis niet overeenkomen met de getallen in de verticale toelichting bij de Voorjaarsnota. Het betreft de hogere uitgaven voor de leerlingen- en studentenaantallen: in plaats van € 15 mln moet dit € 12 mln zijn. Daarnaast gaat het om de ramingsbijstelling studiefinanciering: in plaats van € 92 mln lagere uitgaven moet dit zijn € 75 mln aan lagere uitgaven en € 17 mln aan hogere ontvangsten. Vraag 6 Kan een totaaloverzicht van risico's waar de staat aan is blootgesteld n.a.v. de interventies in de financiële sector, zoals gevraagd in de vragen 29, 30 en 31 bij het Jaarverslag van het ministerie van Financiën (Kamerstuk 31 924 IXB, nr. 1), naar de Kamer worden gezonden? Antwoord 6 De stand per 15 juni 2009 is als volgt: Financiële belangen overheid in financiële sector (stand per 15 juni 2009) Financieel belang Bedrag (in € mld) Aankoop Fortis 16,8 Belang RFS Holdings 6,5 Overbruggingskrediet Fortis 34 Kapitaalversterkingsfaciliteit (€20 mld pot) 13,75 Garantiefaciliteit interbancaire leningen (€200 mld pot) 45,1 Voorfinanciering depositogarantiestelsel Icesave 1,3 Illiquid asset back-up facility ING (garantie op 80% van Amerikaanse Alt-A hypotheek portfolio) 20.0 ($27.8) Bij wijze van steunmaatregel heeft de Staat zogenoemde core tier 1 securities gekocht van ING, Aegon en SNS. Inherent aan de aankoop is dat de Staat is blootgesteld aan meerdere soorten risico's. Het beoogde rendement op deze securities zou overigens zoveel als mogelijk de blootstelling aan die risico's moeten reflecteren. Tot de risico's waaraan de Staat is blootgesteld behoren onder meer kredietrisico’s en operationele risico's. Zo is er een risico dat de Staat niet meer de waarde van de securities terug zal krijgen bij een onverhoopt faillissement; zeker vanwege het achtergestelde karakter van de securities. Het achtergestelde karakter van de securities heeft met "eigen vermogen" gemeen dat het rendement afhankelijk is van de prestaties van de onderneming. Er is dus ook risico dat de Staat niet de coupon van de securities ontvangt als de betreffende ondernemingen niet goed presteren en als gevolg geen dividend uitbetalen. Het operationele risico is bijvoorbeeld gelegen in het feit dat mensen de securities beheren, waarbij fouten kunnen optreden. Het risico ten aanzien van ING-swap is dat de portefeuille minder betaalt dan verwacht door meer defaults en op rente en/of aflossing van hypotheken. De risico's die de staat loopt bij de verworven aandelen en securities bij de banken en verzekeraars (en de daarop te verkrijgen couponrente), zijn uit de aard van de investering groter dan bij een gerichte maatregel (zoals de swap van ING). Het risico dat de Staat loopt weerspiegelt in dit geval het volledige ondernemingsrisico. In termen van 'value at risk' zijn theoretisch alle geïnvesteerde middelen onderhevig aan risico. Op 3 juni 2009 is de koopovereenkomst voor de verkoop van alle aandelen Fortis Corporate Insurance door de Staat der Nederlanden getekend. Op moment van beantwoording van deze vragen zijn de aandelen nog niet geleverd. Zoals ook vermeld is in de brief aan de Tweede Kamer (brief aan de Tweede Kamer, kamerstuk 2008-2009, 31789, nr.6, Tweede Kamer) bedraagt de opbrengst ongeveer € 350 mln. Vraag 7 Is het niet zo dat is toegezegd een dergelijk overzicht naar de Kamer te zenden? Antwoord 7 Voor zover deze gegevens niet bekend waren, wordt met de beantwoording van vraag 6 aan dit verzoek voldaan. Vraag 8 Van welke tegenvallers die nu worden gemeld in de Voorjaarsnota en in 2009 moeten worden opgelost, is nu nog niet bekend welke oplossing ervoor wordt gekozen? Antwoord 8 In de Voorjaarsnota sluit het uitgavenkader. Tegenover tegenvallers zijn meevallers gevonden om de totale plaat sluitend te krijgen (zie tabellen 2 t/m 5 van de Voorjaarsnota). In het lopende jaar tegenvallers binnen een bepaald dossier oplossen is vaak lastig, aangezien het implementeren van oplossingen tijd kost. Doorgaans treden pas in het daaropvolgende jaar (of zelfs later) de maatregelen in werking. In de Miljoenennota 2010 wordt aangegeven welke oplossingen het kabinet heeft gekozen voor de verschillende (meerjarige) tegenvallers. Vraag 9 Kunt u een kwantitatief onderbouwde reactie geven op het artikel 'Inzakkende vraag raakt aardgasbaten' (FD, 11 juni 2009) waarin wordt gesteld dat het kabinet zich rijk rekent in zijn schattingen van de verwachte gasopbrengsten? Vraag 14 Op welke uitgangswaarden voor euro-dollarkoers, olieprijs en productievolume is de raming van de aardgasbaten gebaseerd? Hoe verhouden deze waarden zich tot die van de Miljoenennota 2009? Wordt er rekening gehouden met alternatieve scenario’s? Zo ja, wat houden deze in en wat zijn de effecten op het EMU-saldo, het FES (volgens zowel oude als nieuwe systematiek) en voor de meerjarige doorrekening? Zo neen, wat is het effect van een respectievelijke vraaguitval voor gas van 2%, 5% en 10% op het EMU-saldo, het FES (volgens zowel oude als nieuwe systematiek) en voor de meerjarige doorrekening? Vraag 84 Klopt het dat de aardgasbatentegenvaller van 1,1% BBP in 2009 circa € 6,4 mld. bedraagt? Zo ja, hoe verhoudt zich dat bedrag van € 6,4 mld. in 2009 tot de neerwaartse bijstelling van de gasbaten op de EZ-begroting met ‘slechts’ € 3,6 mld. in 2009? Vraag 85 Wat verklaart het bijzondere verloop van de gasbatentegenvaller van € 3,6 mld. in 2009 naar ruim 6 mld. in 2010, gevolgd door weer een daling naar respectievelijk € 3,6 mld. in 2011 en € 2,5 mld. structureel? Vraag 86 Kan een toelichting worden gegeven op, en onderbouwing van, de meerjarige aardgasbatenmutatie naar onderliggende oorzaken (zoals olieprijs, dollarkoers, productievolume )? Vraag 87 Komt de aardgasbatentegenvaller rechtstreeks ten laste van het EMU-saldo, of heeft deze ook nog nadelige effecten voor posten elders op de rijksbegroting? Vraag 101 Klopt het dat de aardgasbatentegenvaller van 1,1% BBP in 2009 circa € 6,4 mld. bedraagt? Zo ja, hoe verhoudt zich dat bedrag van € 6,4 mld. In 2009 tot de neerwaartse bijstelling van de gasbaten op de EZ-begroting met ‘slechts’ € 3,6 mld. in 2009? Vraag 102 Kan alsnog een toelichting op, en onderbouwing van, de meerjarige aardgasbatenmutatie naar onderliggende oorzaken (zoals olieprijs, dollarkoers, productievolume)? Vraag 103 Komt de aardgasbatentegenvaller rechtstreeks ten laste van het EMU-saldo, of heeft deze ook nog nadelige effecten voor posten elders op de rijksbegroting? Vraag 142 Kan alsnog een toelichting op, en onderbouwing van, de meerjarige aardgasbatenmutatie naar onderliggende oorzaken (zoals olieprijs, dollarkoers, productievolume )? Vraag 143 Komt de aardgasbatentegenvaller rechtstreeks ten laste van het EMU-saldo, of heeft deze ook nog nadelige effecten voor posten elders op de rijksbegroting? Antwoord 9, 14, 84, 85, 86, 87, 101, 102, 103, 142 en 143 Een nieuwe raming voor de aardgasbaten wordt altijd gebaseerd op de ramingen van het CPB betreffende de olieprijs en de dollarkoers. Het kabinet “rekent zich dus niet rijk” (zoals gesteld in FD, 11 juni 2009), maar baseert zich op de best mogelijke ramingen. Er wordt geen rekening gehouden met alternatieve scenario's. In de Miljoenenota 2009 zijn de ramingen uit de Macro-Economische Verkenningen (MEV) 2009 gebruikt bij de bepaling van de gasbatenraming. Er is hierbij voor 2009 uitgegaan van een olieprijs van $ 125 per vat en een eurokoers van 1,57 (zie ook Miljoenennota 2009 p. 80). Het gehanteerde productievolume voor 2009 bij deze raming was 76 mld m3 (geraamd door EZ). Op kasbasis zorgde het voorgaande voor een totale gasbatenraming van € 14,1 mld (zie Miljoenennota 2009 p. 107); op transactiebasis (relevant voor de berekening van het EMU-saldo) was dit € 14,5 mld. In de Voorjaarsnota 2009 is – door de sterk gedaalde olieprijs – gerekend met een fors lagere olieprijs: $ 44 per vat en een eurokoers van 1,32 (beiden gebaseerd uit ramingen uit het Centraal Economisch Plan 2009). Het gehanteerde productievolume voor 2009 bij deze raming was 75 mld m3. Op kasbasis zorgt het voorgaande voor € 3,6 mld lagere aardgasbaten in 2009 (zie begroting EZ); op transactiebasis is de daling nog groter: € 6,2 mld. Raming aardgasbaten (voor het jaar 2009) (€ mld) VJN 2009 MN 2009 Verschil Transactiebasis Niet-belastingontvangsten 8,3 14,5 -6,2 Vennootschapsbelasting 1,6 2,5 -0,9 Totaal 9,9 17,0 -7,1 Kasbasis Niet-belastingontvangsten 10,5 14,1 -3,6 Vennootschapsbelasting 1,8 2,5 -0,7 Totaal 12,3 16,6 -4,3 De negatieve ontwikkeling is op kasbasis te zien op de begroting van EZ (bij de niet-belastingontvangsten). Voor de berekening van het EMU-saldo is de transactieraming relevant (zoals te zien in tabel 8 van de Voorjaarsnota). De gasbatentegenvaller loopt met vertraging in de kas, vandaar dat in 2009 nog niet gehele tegenvaller in kas zichtbaar wordt. Aardgasbatentegenvallers komen rechtstreeks ten laste van het EMU-saldo (en meevallers ten gunste). De voeding van het FES is met ingang van de FES-begroting 2008 niet meer afhankelijk van de gasbatenraming (FES heeft een vaste voeding). Meerjarig zal de best beschikbare raming van de gasbaten worden gepubliceerd in de Miljoenennota 2010. Vraag 10 Hoe groot was de totale eindejaarsmarge 2008 in de drie afzonderlijke budgetdisciplinesectoren en in welke jaren? Hoe is de daarmee corresponderende in=uittaakstelling verwerkt? Vraag 68 Hoe groot was de totale eindejaarsmarge 2008 in de drie afzonderlijke budgetdisciplinesectoren en in welke jaren hoe is de daarmee corresponderende in=uit-taakstelling verwerkt? Vraag 94 Hoe groot was de totale eindejaarsmarge 2008 in de drie afzonderlijke budgetdisciplinesectoren en in welke jaren hoe is de daarmee corresponderende in=uit-taakstelling verwerkt? Antwoord 10, 68 en 94 De totaal uit te keren eindejaarsmarge voor het kader Rbg-eng bedraagt dit jaar € 596,3 mln en voor het kader SZA € 111,0 mln. De hiermee samenhangende in=uit-taakstelling is in onderstaande tabel opgenomen. Het kader BKZ kent geen eindejaarsmarge en derhalve ook geen in=uit-taakstelling. Tabel: Eindejaarsmarge en in=uit-taakstelling (€ mln) Kader Eindejaarsmarge In=uit-taakstelling 2009 2010 2011 Rbg-eng* 596,3 -565,8 -10,0 -20,5 SZA 111,0 -111,0 Totaal 707,3 -676,8 -10,0 -20,5 * Binnen de HGIS wordt de eindejaarsmarge uitgespreid over drie begrotingsjaren. Daarom wordt de in=uit-taakstelling ook over meerdere jaren ingeboekt. De totale in=uit-taakstelling op kader Rbg-eng voor 2009 is dan ook groter dan 565,8 mln, aangezien ook de in=uit-taakstellingen voor de HGIS-eindejaarsmarge van 2007 en 2008 nog voor een deel in 2009 moeten worden ingevuld. Vraag 11 Waarom bevat de Voorjaarsnota, gezien de uitzonderlijke ontwikkelingen die sinds de Miljoenennota hebben plaatsgevonden, geen uitvoeriger economische bespiegeling? Antwoord 11 Het kabinet heeft in het Aanvullend Beleidsakkoord een uitvoerige economische bespiegeling gegeven en heeft hierover uitgebreid met uw Kamer gediscussieerd. Vanwege de korte tijdspanne tussen het Aanvullend Beleidsakkoord (25 maart 2009) en het moment waarop de Voorjaarsnota is verschenen (29 mei 2009) is besloten in de Voorjaarsnota geen nieuwe bespiegeling op te nemen van de ontwikkelingen van de Nederlandse economie. Tussen het verschijnen van het Aanvullend Beleidsakkoord en de Voorjaarsnota is immers geen nieuw economisch beeld van het CPB verschenen. In de Miljoenennota 2010, die op Prinsjesdag aan de Tweede Kamer wordt aangeboden, wordt een nieuwe economische beschouwing opgenomen. Vraag 12 Waarom zijn in 2009 de begrotingsregels aangepast en zijn bepaalde uitgaven buiten de kaders geplaatst? Vraag 91 Waarom is er niet voor gekozen de kaders conform de begrotingsregels te handhaven en toe te lichten waarom alsdan ontstane kaderoverschrijdingen door de regering geaccepteerd zijn? Vraag 106 Hebben de budgettaire kaders nog een sturende en disciplinerende rol op dit moment? Vraag 144 Hebben de budgettaire kaders nog een sturende en disciplinerende rol op dit moment? Antwoord 12, 91, 106 en 144 De wijziging van de begrotingsregels ten aanzien van de veranderde ruilvoetsystematiek en werkloosheidsuitgaven is opgenomen in het Aanvullend Beleidsakkoord. In het Aanvullend Beleidsakkoord staat onder punt 36: “De begrotingsregels en –kaders worden gehandhaafd, met dien verstande dat met het oog op versterkte werking van de automatische stabilisatoren de kaders voor het saldo van mutaties werkloosheids- (ww- en wwb-) uitgaven en ruilvoet in 2009, 2010 en 2011 ten opzichte van de Miljoenennota 2009 worden gecorrigeerd.” Dit is gedaan om de werking van de automatische stabilisatie te versterken (de automatische stabilisatie werkt nu ook aan de uitgavenkant) en zo de economie te stimuleren. Daarnaast is er in het Aanvullend Beleidsakkoord afgesproken dat de overige uitvoeringstegenvallers en mee- en tegenvallers binnen de uitgavenkaders dienen te worden opgelost (punt 37 van het Aanvullend Beleidsakkoord). Op deze manier houden de uitgavenkaders dus hun sturende en disciplinerende werking: alleen voor ruilvoet en werkloosheidsuitgaven geldt de versterkte automatische stabilisatie. De overige mee- en tegenvallers moeten ingepast worden onder het uitgavenkader. Om de soliditeit van de overheidsfinanciën te waarborgen, is de reguliere systematiek zo veel mogelijk intact gehouden. Indien de kaderoverschrijdingen “gewoon” geaccepteerd zouden worden, was er juist geen disciplinerende werking meer om reguliere uitvoeringstegenvallers onder het uitgavenkader in te passen. Vraag 13 In het Aanvullend Beleidsakkoord is besloten tot een aantal incidentele afwijkingen van de reguliere begrotingssystematiek. Had ook tot dergelijke incidentele afwijkingen kunnen worden besloten indien het beoogde wettelijk kader voor de verbetering van het EMU-saldo - waarin de tekortnormering voor medeoverheden wordt bepaald en vastgelegd – reeds van toepassing zou zijn geweest? Wanneer verwacht de regering de wet op de begrotingstekortreductie aan de Kamer te kunnen zenden Antwoord 13 Het is op dit moment nog onduidelijk hoe het beoogde wettelijk kader voor de verbetering van het EMU-saldo wordt vormgegeven en het is derhalve niet bekend of bij de toepassing ervan tot incidentele afwijkingen van de reguliere begrotingssystematiek zou kunnen zijn besloten. De regering zal de Kamer uiterlijk op Prinsjesdag informeren over deze wet. Voor die tijd moet ook nog overleg worden gevoerd met de decentrale overheden. Vraag 14 Op welke uitgangswaarden voor euro-dollarkoers, olieprijs en productievolume is de raming van de aardgasbaten gebaseerd? Hoe verhouden deze waarden zich tot die van de Miljoenennota 2009? Wordt er rekening gehouden met alternatieve scenario’s? Zo ja, wat houden deze in en wat zijn de effecten op het EMU-saldo, het FES (volgens zowel oude als nieuwe systematiek) en voor de meerjarige doorrekening? Zo neen, wat is het effect van een respectievelijke vraaguitval voor gas van 2%, 5% en 10% op het EMU-saldo, het FES (volgens zowel oude als nieuwe systematiek) en voor de meerjarige doorrekening? Antwoord 14 Zie antwoord op vraag 9. Vraag 15 Kan een overzicht worden gegeven van de oorspronkelijke reserveringen voor de verschillende enveloppen uit het beleidsprogramma en wat er per enveloppe nog staat gereserveerd na de vaststelling van het aanvullend beleidsakkoord? Kan tevens worden aangeven welke bij regeerakkoord en aanvullend beleidsakkoord vastgestelde extra middelen nog niet juridisch zijn vastgelegd en deze uitsplitsen naar de verschillende begrotingsartikelen per begrotingshoofdstuk? Antwoord 15 In het Beleidsprogramma is aangegeven hoe de intensiveringsmiddelen uit het coalitieakkoord worden aangewend. De tabel hieronder geeft de verdeling van de intensiveringsmiddelen per pijler weer, zoals vermeld in het Beleidsprogramma (exclusief loon-en prijsbijstelling). De middelen zijn in het beleidsprogramma geoormerkt voor concrete doelstellingen of beleidsterreinen. De geoormerkte bedragen worden ieder jaar, na een inhoudelijke beoordeling van de concrete plannen toegevoegd aan de departementale begrotingen. bedragen in € mln 2008 2009 2010 2011 Pijler 1 : Actieve, constructieve rol van NL in Europa en in de wereld 75 150 250 400 Pijler 2 : Innovatieve, ondernemende economie 200 400 575 850 Waarvan nog gereserveerd op AP 12 109 223 Pijler 3 : Duurzame leefomgeving 215 395 585 800 Waarvan nog gereserveerd op AP 3 78 206 Pijler 4: Sociale samenhang 1773 2425 3100 3595 Waarvan nog gereserveerd op AP 295 603 Pijler 5: Veiligheid, stabiliteit en respect 200 350 500 700 Waarvan nog gereserveerd op AP 51 111 Pijler 6: Overheid en dienstbare publieke sector 175 300 425 600 Waarvan nog gereserveerd op AP 19 73 Onderstaande tabel toont per enveloppe een overzicht van de middelen die nog op de aanvullende post bij Financiën staat voor de periode 2009-2011. Ook deze middelen zijn geoormerkt voor concrete doelstellingen of beleidsterreinen. Opgemerkt wordt dat bij Voorjaarsnota is besloten tot een taakstelling (structureel ad € 100 mln vanaf 2011) op de enveloppemiddelen in het kader van de € 1,8 mld schuldreductiepakket. Deze taakstelling dient nog nader ingevuld worden met nog gereserveerde of reeds uitgedeelde enveloppemiddelen. In de beleidsagenda van de departementale ontwerpbegrotingen is opgenomen hoeveel resterende middelen (tranches) voor deze doelstellingen of beleidsterreinen nog gereserveerd staan op de aanvullende post. Tevens is in de departementale begrotingen weergegeven welk deel van de intensiveringsmiddelen reeds aan de begroting is toegevoegd, op welk artikel en waaraan deze concreet besteed worden. bedragen in € mln 2009 2010 2011 Pijler 2 : Innovatieve, ondernemende economie 12 109 223 w.v. enveloppe Innovatie, kennis en onderzoek 58 111 w.v. enveloppe Ondernemerschap 12 36 92 w.v. enveloppe Openbaar vervoer 15 20 Pijler 3 : Duurzame leefomgeving 3 78 206 w.v enveloppe Energie 3 41 77 w.v. enveloppe Water en kust 15 80 w.v enveloppe Natuur, EHS en vitaal platteland 22 49 Pijler 4: Sociale samenhang 295 603 enveloppe Integratie 100 50 enveloppe Participatie arbeid, onderkant arbeidsmarkt, armoedebeleid/ WAO-WIA/Brugbanen 5 154 enveloppe Jeugd en Gezin 10 21 enveloppe Onderwijs 180 378 Pijler 5: Veiligheid, stabiliteit en respect 51 111 w.v. enveloppe Capaciteit veiligheidsketen en preventie 51 111 Pijler 6: Overheid en dienstbare publieke sector 19 73 w.v enveloppe Publieke omroep 50 w.v enveloppe Cultuur en monumenten 19 23 Vraag 16 Welke loonsverhogingen zijn er gerealiseerd in de CAO’s die na het verschijnen van het aanvullend beleidsakkoord onder het sociaal akkoord zijn afgesloten? Welke verwachting is er ten aanzien van de loonontwikkeling onder het sociaal akkoord waarnaar wordt verwezen in het aanvullend beleidsakkoord? Welke gevolgen heeft dit voor de veronderstelde doorwerking op lonen en uitkeringen in collectieve sectoren? Kan deze doorwerking worden gekwantificeerd op basis van de huidige inzichten voor de jaren 2009, 2010, 2011 en 2012 en verdere jaren, uitgesplitst naar lonen in de onderscheidende sectoren en onderscheidende uitkeringen? Hoe verhoudt dit zich tot de veronderstelde doorwerking in het aanvullend beleidsakkoord? Hoe wordt concreet omgegaan met een lagere doorwerking van het sociaal akkoord? Vraag 23 Wat is de loonontwikkeling in de tot nu toe afgesloten CAO’s sinds het bekendmaken van het aanvullend beleidsakkoord? Vraag 28 Hoe groot zijn de besparingen in de collectieve sector wanneer de marktsector geen nullijn afspreekt, maar er bijvoorbeeld sprake is van 1,5% loongroei (zoals het CPB voor 2010 voorspelt)? Vraag 29 In het aanvullend beleidsakkoord staat onder punt 39 aangegeven dat de invulling van de bezuinigingsmaatregelen in de Voorjaarsnota worden belegd. Kan er helder worden aangegeven welke maatregelen er worden getroffen als de nieuwe CAO’s niet op nul worden gezet en de besparingen niet via loonmatiging worden gehaald? Antwoord 16, 23, 28 en 29 De veronderstelde besparingen in de collectieve sector zijn gebaseerd op een nullijn voor nieuwe CAO’s. Als de lonen in de markt niet of minder worden gematigd dan verondersteld, komt de € 3,2 mld lager uit. Indien sprake is van 1,5% loongroei, treedt geen besparing op. In het aanvullend beleidsakkoord is afgesproken dat het kabinet in dat geval, mede in zijn rol als overheidswerkgever, op enigerlei wijze vanuit de collectieve sector zal bijdragen aan solidariteit met de marktsector, met mensen die hun baan hebben verloren (of dreigen te verliezen) en met gepensioneerden. Voor het monitoren van CAO’s wordt een standaard steekproef gehanteerd. Er zijn sinds 24 maart 2009 nog slechts drie CAO’s afgesloten in de steekproef waarin een loonafspraak voor het jaar 2010 is opgenomen. De contractloonmutatie voor 2010 lijkt voor de nieuwe CAO’s vooralsnog uit te komen op ongeveer inflatieniveau (1¼%). In het sociaal akkoord is loonmatiging afgesproken met behoud van koopkracht voor werknemers in de marktsector, publieke sector en voor uitkeringsgerechtigden. Op dit moment is het nog te vroeg om de werking van het sociaal akkoord te beoordelen, er is nog te weinig tijd verstreken sinds het sociaal akkoord is afgesloten. De volgend jaar bij CEP door het CPB geraamde contractloonontwikkeling werkt door via de referentiesystematiek op de beschikbare loonruimte en via de wettelijke koppeling op de hoogte van de uitkeringen. Gegeven de onzekerheid omtrent de loonontwikkeling in 2010 en 2011 is op dit moment niet te kwantificeren welke gevolgen dit heeft. Vraag 17 Hoe groot was de opbrengst uit de overdrachtsbelasting in het eerste kwartaal van 2009 uitgesplitst naar de opbrengst uit overdrachtsbelasting op woningen en overige overdrachten? Kan er een inschatting worden gegeven van deze opbrengsten voor geheel 2009 en 2010? Antwoord 17 In het eerste kwartaal van 2009 is € 0,8 mld aan overdrachtsbelasting (OVB) ontvangen. De Voorjaarsnotaraming van de belasting- en premieopbrengsten is gebaseerd op de macro-economische indicatoren van het CPB op basis van het Centraal Economisch Plan (CEP) en de gerealiseerde belastingontvangsten over 2008. Zo is de raming van de overdrachtsbelasting bij Voorjaarsnota 2009 met € -1,3 mld allereerst bijgesteld op basis van de realisatie van de OVB-ontvangsten over 2008 die € 0,6 mld lager uitkwamen dan bij Miljoenennota 2009 geraamd. Dit werkt geheel door naar de raming voor 2009. Daarnaast is de raming OVB 2009 met € -0,7 mld bijgesteld op basis van een negatievere verwachting over de tweedehands huizenverkopen in 2009. De Voorjaarsnota 2009 raming van de ontvangsten overdrachtsbelasting bedraagt in totaal € 3,9 mld. Bij Miljoenennota 2010 wordt de raming van de belasting- en premieontvangsten geactualiseerd en wordt eveneens een eerste raming gepresenteerd van de belasting- en premieontvangsten 2010 met onderscheid naar de verschillende belastingsoorten waaronder de overdrachtsbelasting. Vraag 18 Kan een meerjarig overzicht worden gegeven van de gereserveerde middelen voor de SDE en kan daarbij worden aangeven welk deel van de middelen reeds juridisch verplicht zijn en voor welk nog vrij naar een invulling kan worden gezocht, uitgesplitst naar de verschillende onderdelen van de regeling? Antwoord 18 In het onderstaande overzicht zijn de voor de SDE gereserveerde middelen afgezet tegen uitgaven in het kader van de SDE zoals die nu worden geraamd. Bij de uitgaven is daarbij onderscheid gemaakt tussen: geraamde uitgaven op grond van juridisch reeds aangegane verplichtingen. Het gaat daarbij om beschikkingen die onder de SDE 2008 zijn afgegeven; geraamde uitgaven indien de voor de SDE 2009 gepubliceerde budgetten volledig worden aangewend. Hiervoor zijn weliswaar nog nauwelijks beschikkingen afgegeven, maar aan het afgeven van beschikkingen op ontvankelijke aanvragen valt niet meer te ontkomen; geraamde uitgaven aan de tot en met 2011 voorgenomen SDE-publicaties, zoals deze ook met de Kamer zijn gecommuniceerd. (bedragen in € mln) 2009 2010 2011 2012 2013 2014 Beschibaar SDE 3 17 90 197 284 611 juridisch verplicht SDE 2008 Wind op land 3 6 6 6 6 Zon PV 3 5 5 5 5 5 elekctr. Biomassa 5 10 10 10 10 gas Biomassa 1 3 3 3 3 sub-totaal 1 3 14 24 24 24 24 gepubliceerd SDE 2009 Wind op land 32 65 65 65 Zon PV 3 5 5 5 5 elekctr. Biomassa 18 37 37 37 Waterkracht 2 3 3 3 gas Biomassa 6 12 12 12 sub-totaal 2 0 3 63 122 122 122 sub-totaal 1 + 2 3 17 87 146 146 146 in planning SDE 2009, 2010 en 2011 Wind op land 22 66 88 Wind op zee 285 Zon PV 3 9 13 13 elekctr. Biomassa 13 38 51 Waterkracht 1 2 3 gas Biomassa 6 19 25 sub-totaal 3 0 0 3 51 138 465 Totaal-generaal 3 17 90 197 284 611 Vraag 19 Wanneer worden gemeenten gecompenseerd voor de hogere macrolasten voor de bijstand? Is dit twee jaar? Betekent dit dat gemeenten nu te maken krijgen met tegenvallers en over twee jaar meevallers zullen hebben? Antwoord 19 Tussen het Rijk en de gemeenten is in het bestuursakkoord afgesproken dat het inkomensdeel van de bijstand voor de periode 2008-2011 is vastgezet op basis van de MLT-raming van het CPB, zoals die in augustus 2007 is gepubliceerd. Alleen wanneer de conjunctuur buiten een bepaalde bandbreedte (-12.500 en +12.500 bijstandsgerechtigden) valt, wordt het macro-budget tussentijds gecorrigeerd. Dit zorgt ervoor dat gemeenten kleinere wijzigingen in de conjunctuur zelf opvangen. Dit kan inderdaad in een enkel jaar leiden tot beperkte mee- en tegenvallers. Echter voor grote schommelingen in de conjunctuur wordt het budget aangepast. De mee- en tegenvallers blijven hiermee beperkt tussen een bandbreedte -12.500 en +12.500 uitkeringsgerechtigden. Afgelopen voorjaar is het macro-budget opwaarts bijgesteld aangezien de conjunctuur tot een aanpassing leidde die buiten de bandbreedte viel. Vraag 20 Op welke veronderstellingen, zoals bijv. economische groei, werkloosheidsontwikkeling, dollarkoers, olieprijs, etc.) is het Voorjaarsnotabeeld gebaseerd? Vraag 21 Waarom bevat de Voorjaarsnota 2009, in tegenstelling tot de Voorjaarsnota 2008, geen informatie over de verwachte inflatie? Van welke inflatie en loonontwikkeling gaat de regering nu uit voor 2009 en hoe hebben deze ramingen zich ontwikkeld? Vraag 22 Deelt de regering op alle punten de analyses en veronderstellingen van het CPB uit het CEP? Is het CEP onverkort op alle punten gevolgd? Vraag 60 Op welke veronderstellingen (zoals bijv. economische groei, werkloosheidsontwikkeling, dollarkoers, olieprijs, etc.) zijn de economische voorspellingen in de Voorjaarsnotabeeld gebaseerd? Vraag 61 Waarom bevat de Voorjaarsnota 2009, in tegenstelling tot de Voorjaarsnota 2008, geen informatie over de verwachte inflatie? Van welke inflatie en loonontwikkeling gaat het kabinet nu uit voor 2009 en hoe hebben deze ramingen zich ontwikkeld? Antwoord 20, 21, 22, 60 en 61 De Voorjaarsnota is opgesteld met alle macro-economische variabelen van het CPB uit het Centraal Economisch Plan (CEP) als veronderstelling. In onderstaande tabel staan de gehanteerde macro-economische variabelen. 2009 Volume BBP (%) -3½ Consumenten Prijs Index (CPI) (%) 1 Contractloon (%) 3 Werkloosheid (% beroepsbevolking) 5½ Lange rente (%) 3¾ Eurokoers ($) 1,32 Olieprijs ($ per vat) 44 In de Miljoenennota 2009 is uitgegaan van een loonraming van 3,5% en een CPI van 3,25% voor 2009. De raming voor het contractloon is daarmee een 0,5% en de raming voor het CPI is met 2,25% neerwaarts aangepast. Vraag 21 Waarom bevat de Voorjaarsnota 2009, in tegenstelling tot de Voorjaarsnota 2008, geen informatie over de verwachte inflatie? Van welke inflatie en loonontwikkeling gaat de regering nu uit voor 2009 en hoe hebben deze ramingen zich ontwikkeld? Antwoord 21 Zie antwoord op vraag 20. Vraag 22 Deelt de regering op alle punten de analyses en veronderstellingen van het CPB uit het CEP? Is het CEP onverkort op alle punten gevolgd? Antwoord 22 Zie antwoord op vraag 20. Vraag 23 Wat is de loonontwikkeling in de tot nu toe afgesloten CAO’s sinds het bekendmaken van het aanvullend beleidsakkoord? Antwoord 23 Zie antwoord op vraag 16. Vraag 24 Waarop baseert de regering de veronderstelling dat het jaar 2011 weer economische groei zal vertonen? Antwoord 24 De regering veronderstelt nergens dat er in 2011 weer economische groei zal zijn. De ramingen voor de economische groei zijn op dit moment zo onzeker dat er zeer voorzichtig moet worden omgegaan met voorspellingen voor 2010 en verder. In het Aanvullend Beleidsakkoord is een weegmoment opgenomen. Tijdens dit weegmoment (in het voorjaar van 2010) zal op basis van de (macro-economische) groeiraming bepaald worden of het stimuleringspakket in 2010 geheel of gedeeltelijk zal worden doorgetrokken naar 2011. De voorgenomen ombuiging van € 1,8 mld zal in ieder geval doorgang vinden. Vraag 25 Kan worden aangeven op basis van welke informatie er in 2010 bij het 'weegmoment' precies gewogen zal worden? Is dit op basis van het Centraal Economisch Plan van het Centraal Planbureau? Wordt daarbij ook gekeken naar werkgelegenheidscijfers? Wanneer dat zo is, kan dan ook worden aangeven welke werkloosheidscijfers hierbij worden gehanteerd? Antwoord 25 In het aanvullend beleidsakkoord is afgesproken dat gestart zal worden met het terugdringen van het tekort wanneer de groei voor 2011 meer dan 0,5% BBP bedraagt. Hiervoor zal de groeiraming uit het Centraal Economisch Plan 2010 van het CPB worden. De werkgelegenheidscijfers worden hierin niet betrokken. Vraag 26 In 2011 wordt begonnen met het terugdringen van het overheidstekort, mits de economie in voldoende mate herstelt. Op welke manier past het afhankelijk maken van bezuinigingen van economische groei in het trendmatig begrotingsbeleid? Antwoord 26 Het laten werken van de automatische stabilisatoren in de economie is een belangrijk element binnen het trendmatig begrotingsbeleid. Doordat meevallende belastinginkomsten in goede tijden niet mogen worden uitgegeven en voor tegenvallende belastinginkomsten in slechte tijden niet direct hoeft te worden bezuinigd is het begrotingsbeleid in feite 'conjunctuur-neutraal'. Automatische stabilisatie kent in het trendmatig begrotingsbeleid echter wel grenzen. Aan het begin van deze kabinetsperiode is afgesproken dat het kabinet maatregelen zou treffen zodra de signaalwaarde van 2% EMU-tekort doorbroken dreigde te worden. De huidige economische situatie is uitzonderlijk. Door de wereldwijde economische crisis komt de groei in deze kabinetsperiode veel lager uit dan het groeipad dat aan het begin van deze kabinetsperiode werd verondersteld (gemiddeld 2% per jaar) en op basis waarvan het kabinet in het Coalitieakkoord besluiten heeft genomen omtrent de ontwikkeling van de uitgavenkaders en de lasten. In de huidige economische omstandigheden heeft het kabinet het niet verstandig geacht om de oorspronkelijke signaalwaarde te handhaven. In plaats daarvan heeft het kabinet in het Aanvullend Beleidsakkoord besloten de economie te stimuleren door de automatische stabilisatie aan de uitgavenkant te versterken door niet om te buigen voor de ruilvoetontwikkeling en de werkloosheidsuitgaven. Daarbovenop heeft het kabinet besloten tot een stimuleringspakket van in totaal € 6 mld in de jaren 2009 en 2010. Dit alles laat echter onverlet dat op een gegeven moment een begin zal moeten worden gemaakt met het terugdringen van het tekort. Waar dit moment binnen het trendmatig begrotingsbeleid oorspronkelijk werd bereikt wanneer de signaalwaarde van 2% werd doorbroken, is in het Aanvullend Beleidsakkoord een nieuw ijkpunt gekozen op basis van de economische groei. Om een pril herstel van de economie niet in de knop te breken zal worden gestart met het terugdringen van het tekort wanneer de groei in 2011 meer dan 0,5% BBP bedraagt. Vraag 27 De eerste component van de structurele bezuinigingen is het op nominaal nul stellen van de CAO’s in de collectieve sector. Waarom wordt verondersteld dat dit een structurele bezuiniging betreft, terwijl loonmatiging in latere jaren vaak weer wordt ingehaald? Antwoord 27 Voor zowel uitkeringen als lonen geldt dat de ontwikkelingen in de markt worden gevolgd. Afwijken van ontwikkelingen in de markt is in beginsel een structurele bezuiniging, dan wel intensivering. Het vervolgens inlopen van een afwijking in latere jaren, is een beleidsmatige keuze van een kabinet en geen automatisme. Vraag 28 Hoe groot zijn de besparingen in de collectieve sector wanneer de marktsector geen nullijn afspreekt, maar er bijvoorbeeld sprake is van 1,5% loongroei (zoals het CPB voor 2010 voorspelt)? Antwoord 28 Zie antwoord op vraag 16. Vraag 29 In het aanvullend beleidsakkoord staat onder punt 39 aangegeven dat de invulling van de bezuinigingsmaatregelen in de Voorjaarsnota worden belegd. Kan er helder worden aangegeven welke maatregelen er worden getroffen als de nieuwe CAO’s niet op nul worden gezet en de besparingen niet via loonmatiging worden gehaald? Antwoord 29 Zie antwoord op vraag 16. Vraag 30 Wanneer de groei in 2011 wordt voorspeld op minder dan -0,5% dan wordt het tijdelijke stimuleringspakket van € 3 mrd. in 2010 naar 2011 doorgetrokken. Wat is de effectiviteit van het stimuleringspakket als dit nog niet heeft geleid tot een hogere economische groei in 2011? En waarom wordt er dan voor gekozen om dit pakket door te trekken? Antwoord 30 Het stimuleringspakket zal een bijdrage leveren aan het economisch herstel, omdat het de vraag stimuleert. Echter de economische ontwikkeling in Nederland wordt ook door vele andere factoren beïnvloed zoals de ontwikkelingen van de wereldhandel en het consumptiepatroon van burgers. Het is daarom niet zo dat het stimuleringspakket niet effectief zou zijn ook al ligt de groei in 2011 nog onder de -0,5%. Vraag 31 Wat is nu precies de grootte van het stimuleringspakket? Antwoord 31 In het aanvullend beleidsakkoord heeft het kabinet een bedrag van € 2,73 mld in 2009 en € 3,21 mld in 2010 vrijgemaakt voor gerichte stimulering van de economie, met een accent op de werkgelegenheid op korte termijn. Daarenboven zullen gemeenten en provincies voor € 1,5 mld investeren. Tevens is besloten om niet om te buigen voor de extra werkloosheidsuitgaven. Hiermee wordt bedoeld dat – zoals gemeld in het Aanvullend Beleidsakkoord – de kaders voor het saldo van mutaties werkloosheidsuitgaven en ruilvoet worden gecorrigeerd. Vraag 32 Is het mogelijk dat de noord-zuid lijn de aanvulling van het fonds “à la het FES” gebruikt voor de extra investeringen / het tekort? Antwoord 32 In de Voorjaarsnota is aangegeven dat de met het stimuleringspakket gemoeide middelen via de zogenoemde Aanvullende Post zullen worden verdeeld. Dit betekent dat middelen niet meteen worden geboekt op departementale begrotingen. Achterliggende reden is dat tussen de jaren 2009 en 2010 met deze middelen op de Aanvullende Post kan worden geschoven. Daarom wordt gesproken over een vormgeving als een verdeelfonds op de Aanvullende Post Algemeen (à la het FES). Er is dus geen sprake van een aanvulling van een fonds. Evenmin zijn – afgezien van het stimuleringspakket – aanvullende middelen beschikbaar gesteld voor andere beleidsdoelen en –terreinen, zoals bijvoorbeeld de noord-zuidlijn. Vraag 33 Het stimuleringspakket wordt vormgegeven à la het FES. Zal er ook sprake zijn voor een brug à la de FES-brug, waar crisiswaardige maatregelen op de reguliere begroting uit dit verdeelfonds kunnen worden gefinancierd? Wat gebeurt er met de middelen in dit fonds wanneer deze niet zijn gebruikt eind 2010? Vraag 39 Waarom worden de stimuleringsmiddelen die volgens de minister a la FES zijn vormgegeven, dan ook niet daadwerkelijk op het FES geboekt zodat de Tweede Kamer deze middelen kan autoriseren? Vraag 40 Is de regering bereid om de thans nog resterende niet verdeelde middelen van het stimuleringspakket over te hevelen naar een verdeelartikel op het FES om daarmee recht te doen aan het budgetrecht en recht van amendement van de Tweede Kamer? Vraag 145 Waarom worden de stimuleringsmiddelen die volgens de minister a la FES zijn vormgegeven, dan ook niet daadwerkelijk op het FES geboekt zodat de Tweede Kamer deze middelen kan autoriseren? Vraag 146 Is de regering bereid om de thans nog resterende niet verdeelde middelen van het stimuleringspakket over te hevelen naar een verdeelartikel op het FES om daarmee recht te doen aan het budgetrecht en recht van amendement van de Tweede Kamer? Antwoord vraag 33, 39, 40, 145 en 146 In de Voorjaarsnota is aangegeven dat de met het stimuleringspakket gemoeide middelen via de Aanvullende Post Algemeen zullen worden verdeeld. Dit betekent dat middelen niet meteen worden geboekt op departementale begrotingen. De werkwijze is vergelijkbaar met die bij de enveloppen, er is dus niet daadwerkelijk sprake van een fonds. Tussen 2009 en 2010 mag wel vrijuit geschoven worden zoals bij begrotingsfondsen, bijvoorbeeld het FES, altijd het geval is. Na besluitvorming over de concrete vormgeving van de stimuleringsplannen (met onder andere als criteria tijdigheid, tijdelijkheid en trefzekerheid) worden de beschikbare middelen overgeheveld naar de betreffende departementale begroting. Op het moment dat middelen worden overgeheveld naar de departementale begroting is het autorisatierecht van de Tweede Kamer van toepassing. Verondersteld wordt dat de gereserveerde middelen voor 2009 en 2010 in deze jaren worden uitgegeven. Vraag 34 Welke maatregelen uit tabel 1 lopen naar hun aard door na 2010 en voor welke bedragen? Antwoord 34 In het Aanvullend Beleidsakkoord is in tabel 1 weergegeven voor welke beleidsdoelstellingen en voor welke omvang dit het geval is. Het gaat bijvoorbeeld om de afschaffing van de vliegbelasting. In totaal gaat het om € 465 mln structureel. Vraag 35 Kan het overzicht in tabel 1 met de stimuleringsmaatregelen uitgebreid worden met een kolom waarin duidelijk wordt waar de genoemde bedragen, waaronder de nog niet belegde bedragen, zijn geboekt en voor de Kamer zijn terug te vinden (dus in welk begrotingsstuk en op welke pagina)? Antwoord 35 De budgettaire gevolgen van het stimuleringspakket zijn terug te vinden in tabel 1 van de Voorjaarsnota. Tevens is in tabel 1 van de Voorjaarsnota aangegeven welk deel van het stimuleringspakket reeds belegd is. In de departementale (suppletoire) begrotingswetten wordt aangegeven waaraan deze middelen concreet worden besteed. De tabel hieronder geeft de verdeling van het stimuleringspakket weer, zoals vermeld in de Voorjaarsnota. Tevens wordt aangegeven welk onderdeel hiervan nog gereserveerd staat op de Aanvullende Post. Bedragen in € mln 2009 2010 A. Arbeidsmarkt, Onderwijs en Kennis 890 1049 Waarvan nog gereserveerd op AP 430 647 B. Duurzame Economie 620 610 Waarvan nog gereserveerd op AP 65 65 C. Infrastructuur en Woningbouw 720 1.090 Waarvan nog gereserveerd op AP 360 640 D. Liquiditeitsverruiming Bedrijfsleven 1.240 1.390 Onderstaande tabel toont per onderdeel van het stimuleringspakket een overzicht van de middelen die nog op de Aanvullende Post bij Financiën staan. Deze middelen zijn geoormerkt voor bepaalde beleidsdoeleinden. Een substantieel deel van deze nog gereserveerde middelen zullen bij Miljoenennota aan de departementale begrotingen worden toegevoegd. Bedragen in € mln 2009 2010 A. Arbeidsmarkt, Onderwijs en Kennis 430 647 w.v. Arbeidsmarkt 220 327 w.v. Onderwijs 100 150 w.v. Kennis 110 170 B. Duurzame Economie 65 65 w.v. Duurzaamheid 30 20 w.v. Energie 35 45 C. Infrastructuur en Woningbouw 360 640 w.v. Bouw 360 640 Vraag 36 Is onderzocht in welke mate de verschillende maatregelen bijdragen aan economisch herstel? Zo ja, kan daar een overzicht van worden verstrekt? Zo nee, waarom is niet gekeken naar de veronderstelde economische effecten van stimuleringsmaatregelen? Antwoord 36 Het kabinet heeft maatregelen genomen om de problemen die ontstaan door de economische crisis te verzachten en waar mogelijk oorzaken aan te pakken. Dit blijkt ook uit de genomen maatregelen die ingedeeld zijn in de vier pijlers: Arbeidsmarkt onderwijs en kennis; Duurzame economie; Infrastructuur (woning)bouw; en, Liquiditeitsverruiming bedrijfsleven. De effecten hiervan op de economie lopen mee in het macrobeeld van het CPB. Met dit pakket vindt het kabinet dat zij een bijdrage levert aan structuurversterking van de Nederlandse economie en tegelijkertijd op korte termijn de economie ondersteunt. Vraag 37 Kan er een schematisch overzicht worden gegeven van het verloop van de stimuleringsmaatregelen (van januaripakket naar Voorjaarsnota)? Antwoord 37 In onderstaande tabel treft u een overzicht van de door het kabinet genomen stimuleringsmaatregelen in het kader van de kredietcrisis vanaf november. In tabel 1 van de Voorjaarsnota wordt een overzicht gegeven van de middelen die met de verschillende maatregelen zijn gemoeid. In deze tabel zijn de maatregelen ter ondersteuning van de financiële sector buiten beschouwing gelaten; die worden nader toegelicht in bijlage 2 bij de Voorjaarsnota. Tabel: Maatregelen November 2008 (Her)introductie willekeurige afschrijving Versnelling betalingstermijnen overheid Monitoring risico-aversie financiële instellingen Mobiliteitscentra Werktijdverkorting Januari 2009 Uitbreiding exportkredietverzekeringsfaciliteit Uitbreiding groeifaciliteit Diverse maatregelen woningmarkt Aanpassen benchmark rentenorm zorg Maart 2009 (Aanvullend Beleidsakkoord) Diverse maatregelen arbeidsmarkt, onderwijs en kennis Diverse maatregelen duurzame economie Diverse maatregelen infrastructuur en (woning)bouw Diverse maatregelen liquiditeitsverruiming bedrijfsleven Stimuleringsmaatregelen decentrale overheden Kader corrigeren voor werkloosheidsuitgaven (WW en WWB) en ruilvoetontwikkeling Versnelde uitvoering regeldrukvermindering en andere niet materiële stimulering Versnelling diverse infrastructurele projecten Introductie crisis- en herstelwet Verlenging planperiode Infrastructuurfonds Vraag 38 Waaruit bestaan de verschillen tussen liquiditeitsverruiming bedrijfsleven uit de Voorjaarsnota (2009; 1,24 en 2010; 1,39 en het aanvullend beleidsakkoord 2009; 0,68 en 2010; 0,46 (blz. 19))? Antwoord 38 De Voorjaarsnota biedt een overzicht van wijzigingen van het begrotingsjaar 2009 ten opzichte van de Miljoenennota 2009. Eind vorig jaar heeft het kabinet eerste maatregelen genomen als reactie op de doorwerking van de kredietcrisis naar de reële economie (het zogenaamde Novemberpakket), waaronder twee fiscale maatregelen: willekeurige afschrijving en verlaging van de MKB-tarieven in de VPB. Deze maatregelen zijn dus naast de maatregelen uit het Aanvullend Beleidsakkoord opgenomen in de tabel van de Voorjaarsnota. Daarnaast is de post ‘Energie: energiebesparingen woningen’ uit het Aanvullend Beleidsakkoord vallend onder kopje ‘Duurzame economie’, ingezet voor lastenverlichting voor bedrijfsmatige verhuurders. In de Voorjaarsnota is deze post dan ook opgenomen onder het kopje ‘Liquiditeitsverruiming bedrijfsleven’ (de reeks EIA). Tot slot is per abuis de uitstelregeling voor BTW-afdracht uit het Aanvullend Beleidsakkoord niet opgenomen in tabel 1 van de Voorjaarsnota. Vraag 39 Waarom worden de stimuleringsmiddelen die volgens de minister a la FES zijn vormgegeven, dan ook niet daadwerkelijk op het FES geboekt zodat de Tweede Kamer deze middelen kan autoriseren? Antwoord 39 Zie antwoord op vraag 33. Vraag 40 Is de regering bereid om de thans nog resterende niet verdeelde middelen van het stimuleringspakket over te hevelen naar een verdeelartikel op het FES om daarmee recht te doen aan het budgetrecht en recht van amendement van de Tweede Kamer? Antwoord 40 Zie antwoord op vraag 33. Vraag 41 Wat is de ratio achter het uitdelen van een bedrag van € 50 mln van het stimuleringspakket in 2011? Hoeveel middelen voor het stimuleringspakket zijn er voor jaar 2011 en latere jaren gereserveerd? Antwoord 41 Bij beantwoording van deze vraag wordt verondersteld dat de vraag betrekking heeft op de verticale toelichting van de Aanvullende Post. Bij de Algemene Politieke Beschouwingen (APB) heeft de Kamer moties aanvaard met financiële consequenties. In een van deze moties werd € 165 mln gereserveerd voor het Ruimtelijk Economisch Domein. Dekking voor deze uitgaven werd gevonden door het taakstellend inboeken van Opbrengsten Staatsdeelnemingen. Als gevolg van economische situatie lijken deze opbrengsten zich niet voor te doen. Om toch uitvoering te kunnen geven aan de wens van de Kamer zijn middelen in het stimuleringspakket vrijgemaakt voor de door de Kamer gewenste investeringsprojecten. Deze projecten hebben voor € 50 mln een budgettair beslag in 2011. Vraag 42 Kan een meerjarig totaaloverzicht gegeven worden van alle reserveringen die, naast de stimuleringsgelden, nu nog in de aanvullende post algemeen zijn opgenomen? Kan daarbij per post worden toegelicht waarop de hoogte van de reservering is gebaseerd, waar de reservering voor is bedoeld en wanneer deze naar verwachting zal worden toebedeeld aan welke begroting? Antwoord 42 Op de Aanvullende Post Algemeen worden middelen per definitie tijdelijk ‘geparkeerd’. Het gaat hierbij om middelen waarvan op het moment van reserveren nog niet kan worden aangegeven op welke begroting(en) zij uiteindelijk worden verantwoord, of waarvan de exacte omvang nog niet bekend is. Het is daarom inherent aan de middelen op de Aanvullende Post dat de precieze omvang en de begrotingen waaraan deze worden toebedeeld met onzekerheid zijn omgeven. De nog niet belegde middelen uit het stimuleringspakket en de enveloppemiddelen uit het Coalitieakkoord zijn daarom op de Aanvullende Post gestald. In onderstaande tabel wordt een uitsplitsing gegeven van de overige reserveringen op de Aanvullende Post Algemeen. Opgemerkt wordt dat bij Voorjaarsnota is besloten tot een taakstelling (structureel ad € 100 mln vanaf 2011) op de enveloppemiddelen in het kader van de € 1,8 mld schuldreductiepakket. Deze taakstelling wordt bij Miljoenennota op de begroting van de Aanvullende Post verwerkt. Tabel: Aanvullende post (€ mln) Uitgaven 2009 2010 2011 2012 2013 Reservering stimuleringspakket 855 1352 -50 Enveloppen Coalitieakkoord (excl. loon- en prijsbijstelling) 15 552 1215 1338 1385 Loon- en prijsbijstelling enveloppe (CA) 4 34 66 71 73 Reservering flankerend beleid/invest. ICT (CA) 64 153 In=uit-taakstelling Rbg-eng -651 -51 -20 In=uit-taakstelling SZA -111 In=uit-taakstelling niet-kaderrelevante uitgaven -548 -548 Behoedzaamheidsreserve GF/PF 227 227 227 227 Uitgavenreserve BU 29 130 130 130 130 Reservering schuldsanering Antillen 311 639 109 92 Reservering Omgevingsvergunning VROM 10 Diverse Reserveringen 43 27 19 -26 16 Totaal (= stand Voorjaarsnota 2008) -43 2.426 1.849 1.832 1.831 Naast de middelen uit het stimuleringspakket en de enveloppen uit het Coalitieakkoord zijn de volgende posten op de aanvullende post opgenomen: de reservering uit het Coalitieakkoord voor flankerend beleid voor vernieuwing van de rijksdienst. De middelen voor flankerend beleid en de enveloppemidddelen worden ingezet voor het € 1,8 mld schuldreductiepakket en worden bij Miljoenennota van de Aanvullende Post geboekt. de in=uit-taakstelling. de behoedzaamheidsreserve voor het Gemeente- en Provinciefonds. Er is afgesproken dat de behoedzaamheidsreserve komt te vervallen (zie ook antwoord vraag 117) . Bij Miljoenennota zal deze reservering overgeboekt worden naar het Gemeente- en Provinciefonds. een reservering ten behoeve van wijzigingen in de buitengewone-uitgavenregeling (BU). Deze middelen zullen grotendeels bij Miljoenennota aan diverse begrotingen worden toegevoegd. een reservering van in totaal circa € 950 mln ten behoeve van de schuldsanering Antillen. Het precieze kasritme hiervan staat nog niet vast. een reservering van € 10 mln voor de omgevingsvergunning van het ministerie van VROM. Deze middelen zullen naar verwachting dit jaar naar de VROM-begroting worden overgeheveld; een post overige waarin reserveringen voor lopende onderhandelingen met derde partijen zijn opgenomen. In deze post zijn reserveringen opgenomen waarvoor het vanuit de onderhandelingspositie van het Rijk nadelig is deze nader uit te splitsen en toe te lichten. Vraag 43 Welke maatregelen uit tabel 1 hebben een relatie met de 74 prioritaire doelen en 10 projecten van het kabinet? Vraag 44 Kan de regering van deze doelen en/of projecten inzichtelijk maken op welk niveau de doelstelling was uitgekomen zonder extra beleidsinspanning, respectievelijk waar de doelstelling op uitkomt dankzij de aanvullende maatregelen uit de Voorjaarsnota? Antwoord 43 en 44 In het Aanvullend Beleidsakkoord “Werken aan toekomst” van 25 maart jl. zijn maatregelen opgenomen om de gevolgen van de recessie te verminderen, herstel van de overheidsfinanciën in te zetten en waar mogelijk een aantal kansen voor de langere termijn te benutten (agenda richting 2015 en daarna). In de Verantwoordingsbrief 2008 (Kamerstukken II, 2008-2009, 31951, nr. 1) is een overzicht opgenomen van de relatie tussen de verschillende onderdelen van het beleidsakkoord en de 74 beleidsdoelen en 10 projecten uit het Beleidsprogramma van het kabinet. Kortheidshalve verwijs ik u daarom naar die brief. Zoals verwoord in de Verantwoordingsbrief zal de economische recessie haar weerslag zal hebben op de verwezenlijking van een aantal doelstellingen van het beleidsprogramma. Vooral doelstellingen op sociaaleconomisch terrein zullen moeilijker haalbaar zijn. Het kabinet kiest er desondanks niet voor om de doelstellingen neerwaarts bij te stellen. Daarom is in het aanvullend beleidsakkoord extra aandacht besteed aan dat wat nodig is om de verwezenlijking van deze ambities dichterbij te brengen. Vraag 44 Kan de regering van deze doelen en/of projecten inzichtelijk maken op welk niveau de doelstelling was uitgekomen zonder extra beleidsinspanning, respectievelijk waar de doelstelling op uitkomt dankzij de aanvullende maatregelen uit de Voorjaarsnota? Antwoord 44 Zie antwoord op vraag 43.Vraag 45 Vervallen bij het op nul stellen van de vliegbelasting ook de bijbehorende administratieve lasten? Antwoord 45 Ja, de administratieve verplichtingen ingevolge de vliegbelasting worden tegelijk met het op nul stellen van de vliegbelasting beëindigd. Dit houdt in dat luchthavens geen aangifte voor de vliegbelasting meer hoeven te doen voor passagiers die vertrekken op of na 1 juli 2009, en dat de bijbehorende administratieve verplichtingen voor luchthavens en luchtvaartmaatschappijen niet langer van toepassing zijn. Dit zal worden geregeld in een beleidsbesluit, vooruitlopend op de afschaffing van de vliegbelasting en de bijbehorende administratieve verplichtingen in het Belastingplan 2010. Vraag 46 Hoe wordt gewaarborgd dat de uitstelregeling voor BTW-afdracht budgetneutraal verloopt? Er bestaat toch een risico dat deze niet volledig worden voldaan? Vraag 47 Kan in een duidelijk overzicht worden aangegeven hoe hoog het risico van het niet betalen bij de uitstelregeling voor BTW-afdracht is en welke geschatte kosten hiermee gemoeid zullen zijn? Antwoord De uitstelregeling voor BTW-afdracht leidt gemiddeld genomen tot één maand betalingsuitstel ten opzichte van het normale afdrachtpatroon. De normaal gesproken in de eerste maand van het kwartaal af te dragen BTW (over de omzet van de daaraan voorafgaande maand) kan worden uitgesteld tot maand 3 van het kwartaal. De in maand 2 af te dragen BTW kan ook worden uitgesteld naar maand 3. In de derde maand van het kwartaal dient de BTW over de omzet van alle drie de voorafgaande maanden in één keer voldaan te worden. Dit betalingsuitstel heeft positieve effecten op de liquiditeitspositie van ondernemers. Deze regeling is niet budgetneutraal. De doelstelling van de maatregel is het tijdelijk verbeteren van de liquiditeit van bedrijven. De kosten van deze regeling hebben betrekking op het bijbehorende rente-effect (en bedragen € 12 mln in 2009 en € 24 mln in 2010). Bij de berekening van de kosten van de regeling is aangenomen dat de kosten van een verhoogde kans op tussentijdse faillissementen wegvallen tegen de opbrengsten van minder faillissementen door de verbeterde liquiditeitsposities. Vraag 47 Kan in een duidelijk overzicht worden aangegeven hoe hoog het risico van het niet betalen bij de uitstelregeling voor BTW-afdracht is en welke geschatte kosten hiermee gemoeid zullen zijn? Antwoord 47 Zie antwoord op vraag 46.Vraag 48 Kan duidelijk worden aangegeven wanneer er sprake is dat de eigenaar- bewoners buiten hun schuld om in betalingsproblemen komen? Antwoord 48 Eigenaar-bewoners mogen alleen in aanmerking komen voor de woonlastenfaciliteit van het NHG als hun betalingsproblemen worden veroorzaakt door echtscheiding, werkloosheid, arbeidsongeschiktheid of overlijden van hun partner. Vraag 49 Kan duidelijk worden aangeven hoe de woonlastenfaciliteit van de NHG verbeterd wordt? Antwoord 49 De uitvoering van de woonlastenfaciliteit wordt verbeterd. Voorheen werd bij de woonlastenfaciliteit een aanvullende lening door de geldverstrekker verstrekt. Dit leverde echter administratieve lasten voor de bank op en daardoor werd het gebruik van de woonlastenfaciliteit afgeremd. Bij de nieuwe vormgeving van de woonlastenfaciliteit mag de betalingsachterstand oplopen tot een bedrag van maximaal 9% van de lening. Het WEW zal voor deze betalingsachterstanden borg staan. Deze vereenvoudiging reduceert de administratieve lasten en stimuleert zo het gebruik van de woonlastenfaciliteit van het NHG. Hierdoor krijgen eigenaar bewoners meer tijd om een betalingsprobleem op te lossen en wordt mogelijk een gedwongen verkoop met verlies te voorkomen. Vraag 50 Hoeveel eigenaar- bewoners hebben een hypotheek waarbij tijdelijke verhuur zonder overleg (contractueel)verboden is door de hypotheekverstrekker? Antwoord 50 Het precieze aantal is ons onbekend. Wel weten we dat in de meeste hypotheekovereenkomsten de voorwaarde is opgenomen dat de betreffende woning niet verhuurd mag worden tenzij de geldverstrekker daar toestemming voor geeft. Minister Van der Laan is over het onderwerp tijdelijke verhuur met de banken in gesprek en wijst de banken op de mogelijkheden die de Leegstandwet biedt. Vraag 51 Kan helder worden aangegeven wanneer er sprake is van vakkrachten bij de regeling van deeltijd-WW? Antwoord 51 Met het openstellen van de regeling deeltijd-WW voor behoud van vakkrachten, biedt het kabinet bedrijven de mogelijkheid om mensen voor wie tijdelijk minder werk is, te behouden voor het bedrijf. Bedrijven kunnen de werktijd van werknemers met maximaal 50% verkorten, zodat zij minder loonkosten hebben. Voor de niet-gewerkte uren ontvangt de werknemer een WW-uitkering. Bedrijven bepalen, in overleg met de werknemersvertegenwoordiging, zelf voor welke werknemers zij deeltijd-WW aanvragen. Vraag 52 Wat is het gevolg van de tijdelijke beperking van aspiranten bij de politie voor de periode na deze kabinetsperiode? Vraag 56 De instroom van aspiranten voor de politie wordt beperkt in de jaren 2010 t/m 2012. Dit zal geen invloed hebben op de toegezegde streefsterkte in 2010 van 52.200. Welke invloed zal dit hebben op de sterkte na 2010? Antwoord 52 en 56 Dat is moeilijk aan te geven, aangezien dit afhankelijk is van een aantal nog te maken keuzes bij de politie. Feit is dat de politie te maken heeft met een relatief oud personeelsbestand. De vergrijzing was al voorzien en daarop is tijdig geanticipeerd door de korpsen door meer aspiranten aan te nemen. Door het kabinetsbeleid dat iedereen langer door moet werken komt de extra uitstroom vanwege de vergrijzing pas vanaf 2013 bij de politie echt op gang in plaats van nu al. Het nu beperken van instroom bij de aspiranten kan ertoe leiden dat de politie in de komende kabinetten geconfronteerd gaat worden met een daling van het operationele personeel. Vraag 53 Kan duidelijk worden aangegeven welk bedrag er wordt vrijgemaakt bij de politie door de eis te stellen dat het eigen vermogen alleen nog een bufferfunctie mag hebben? Antwoord 53 Het eigen vermogen bedraagt € 1,1 mld. De politieorganisatie kan met een eigen vermogen van € 0,7 mld de risico’s in de bedrijfsvoering zelf dekken. Er valt derhalve € 0,4 mld vermogen vrij om voorziene tekorten te betalen. Vraag 54 Wat zijn de voorgestelde voorwaarden voor de conversielening bij de politie? Antwoord 54 Het betreft een rentedragende lening van € 400 mln met een looptijd van 10 jaar die in 10 jaarlijkse termijnen van € 40 mln wordt terugbetaald. Het rentepercentage zal overeenkomen met de rente die de Staat op de kapitaalmarkt moet betalen. De rentebetaling van de politie over deze lening wordt door de Staat vergoed. Vraag 55 Kan worden aangegeven waarmee MBO leerlingen dienen te worden ondersteund als zij gaan doorstuderen. Antwoord 55 Zodra een student de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt, komt hij/zij in aanmerking voor studiefinanciering (basisbeurs, OV-kaart en eventueel een aanvullende beurs). Bovendien kan de student een beroep doen op de leenfaciliteit van de overheid. Voor MBO-deelnemers die na hun MBO-opleiding een HO-opleiding gaan volgen geldt aanvullend dat zij, ook al hebben ze reeds voor hun MBO-opleiding studiefinanciering genoten, weer voor de volledige tijdsperiode van de HO-opleiding (over het algemeen vier jaar) beurs kunnen genieten, waarna nog drie jaar geleend kan worden. Ook kunnen zij gedurende die gehele periode over een OV-kaart beschikken. Ook zal met ingang van het studiejaar 2010/2011 worden gestart met de experimenten voor Associate Degree op het MBO naast de experimenten op het HBO. Dit biedt MBO-studenten die door willen stromen naar het HBO, maar die afgeschrikt worden door een vierjarige HBO-opleiding, de mogelijkheid een verkort programma op HBO-niveau te volgen. Vraag 56 De instroom van aspiranten voor de politie wordt beperkt in de jaren 2010 t/m 2012. Dit zal geen invloed hebben op de toegezegde streefsterkte in 2010 van 52.200. Welke invloed zal dit hebben op de sterkte na 2010? Antwoord 56 Zie antwoord op vraag 52. Vraag 57 Hoe verhoudt het beperken van het aantal aspiranten zich tot de beleidsdoelstelling van het kabinet om 500 extra wijkagenten in te zetten? Antwoord 57 Dit zal geen effect hebben op de 500 extra wijkagenten. Er zitten momenteel 6.240 aspiranten op school die ervoor zullen zorgen dat deze doelstelling gehaald wordt. Vraag 58 De minister van BZK geeft de mogelijkheid aan de korpsbeheerders om met alternatieve maatregelen te komen. Welke voorwaarden zijn hierbij gesteld? Antwoord 58 De minister van BZK heeft de volgende randvoorwaarden gesteld: structurele oplossingen; het zoveel mogelijk ontzien van de operationele capaciteit; het sturen op efficiency langs de lijnen van het kabinetsstandpunt over het politiebestel. Vraag 59 Wat is op basis van de huidige inzichten het structurele EMU-saldo? Hoe ontwikkelt het EMU-saldo, geschoond voor conjuncturele invloeden, zich de komende jaren? Antwoord 59 Volgens het CPB (stand Centraal Economisch Plan 2009) is het structurele saldo (ofwel het saldo geschoond voor conjuncturele invloeden) in 2009 -2,1% en in 2010 -4,0% bij toepassing van de EC-methode. Conform de CPB-methode is dit respectievelijk -4,1% en -4,0%. Hierbij moet overigens worden aangetekend dat deze cijfers momenteel beperkte waarde hebben. Door de crisis is niemand zeker welk deel van het groeiverlies over 2009 en 2010 conjunctureel is en welk deel structureel zal blijken te zijn. Deze inschatting kan niet of slechts zeer beperkt gemaakt worden op basis van het structureel saldo. De methodologie waarmee het structurele saldo wordt berekend is namelijk niet op een bankencrisis met mogelijke structurele langetermijneffecten afgestemd. De discussie welk deel van het groeiverlies door de crisis structureel is en welk deel conjunctureel en hoe dit bepaald kan worden is in Nederland, de Europese Unie, OESO en IMF volop gaande. Momenteel is dus onduidelijk hoe het structurele saldo zich op lange termijn zal ontwikkelen. Vraag 60 Op welke veronderstellingen (zoals bijv. economische groei, werkloosheidsontwikkeling, dollarkoers, olieprijs, etc.) zijn de economische voorspellingen in de Voorjaarsnotabeeld gebaseerd? Antwoord 60 Zie antwoord op vraag 20. Vraag 61 Waarom bevat de Voorjaarsnota 2009, in tegenstelling tot de Voorjaarsnota 2008, geen informatie over de verwachte inflatie? Van welke inflatie en loonontwikkeling gaat het kabinet nu uit voor 2009 en hoe hebben deze ramingen zich ontwikkeld? Antwoord 61 Zie antwoord op vraag 20. Vraag 62 Kan een verdeling worden aangebracht in de overschrijding bij medisch specialisten over enerzijds vrij gevestigde specialisten en anderzijds specialisten in loondienst? Antwoord 62 De overschrijding die wordt weergegeven (tabel 5) behelst enkel de overschrijding in de uitgaven aan de honoraria van de vrijgevestigde medisch specialisten. Vraag 63 Kunnen de gemeenten zelf voorwaarden stellen aan het vouchersysteem? Antwoord 63 Het ministerie voor Wonen Wijken en Integratie heeft samen met het Landelijk Samenwerkingsverband Aandachtswijken en de Woonbond een systeem van vouchers ontwikkeld, vastgelegd in een modelverordening. Het ministerie adviseert gemeenten, in lijn met de wens van de Tweede Kamer, om het bewonersbudget via het vouchersysteem in te zetten. Een gemeente mag echter kiezen en kan in plaats van voor het vouchersysteem voor een eigen gemeentelijke systeem kiezen. De huidige 14 vouchergemeenten hebben de modelverordening ‘vouchersysteem’ overgenomen en aangepast aan de lokale situatie en wensen. In sommige gevallen hebben gemeenten en bewoners aanvullende voorwaarden opgenomen, bijvoorbeeld ten aanzien van weigeringsgronden. Najaar 2009 vindt een evaluatie van het experiment met het vouchersysteem plaats, de overige systemen die door gemeenten worden toegepast zullen hierin worden betrokken. De uitkomsten worden meegenomen in de aanbevelingen voor de verdeling van de bewonersbudgetten voor de jaren 2010 en 2011. U wordt daarover nader geïnformeerd via de Voortgangsrapportage 2009 die de Kamer in november ontvangt. Vraag 64 Kan worden aangeven hoe de regering concreet van plan is de stijgende kosten van de medisch specialisten te beteugelen? Dienen deze kosten opgevangen te worden door de overheid of door anderen? Wanneer anderen deze kosten zullen dragen, wie zijn dit dan Antwoord 64 Er zijn tijdens het begrotingsoverleg in het voorjaar afspraken gemaakt om de overschrijding die is geconstateerd bij de medisch specialisten volledig terug te dringen. Het is onaanvaardbaar dat de burger betaalt voor te hoge inkomsten van de medisch specialisten. Er worden nu concrete stappen ondernomen om ervoor zorg te dragen dat de overschrijding in 2010 niet meer zal plaatsvinden. Dit zal gebeuren door aanpassing van tarieven, normtijden en compensatiefactoren. Vraag 65 Waarom wordt er voor scholen met extra structurele uitgaven als loonkosten gekeken naar incidentele oplossingen als schatkistbankieren? Antwoord 65 Voor de kabinetsbijdrage aan de loonkosten van scholen wordt de referentiesystematiek gevolgd. Dit betekent dat onderwijssectoren een vergoeding krijgen die overeenkomt met de gemiddelde loonkostenontwikkeling in de marktsector. De onderwijssectoren, met uitzondering van het primair onderwijs wat betreft de primaire arbeidsvoorwaarden, sluiten zelf deze cao’s af. Indien deze cao’s achteraf bezien hoger dan de markt uitpakken, zal dat - indien de lopende cao-afspraken niet aangepast worden - in een volgende cao ingelopen moeten worden. De loonkostenontwikkeling loopt dan vervolgens structureel bezien weer in de pas met de markt. Voor de looptijd van de huidige cao’s kunnen dus incidenteel hogere uitgaven resteren. Hiervoor wordt gekeken of het bestaande instrument van schatkistbankieren kan worden uitgebreid. Vraag 66 In hoeverre verhoudt de overschrijding van de kaders Rbg en BKZ zich tot begrotingsregel 7 van het Coalitieakkoord dat uitgaventegenvallers moeten worden gecompenseerd binnen de desbetreffende sector? Vraag 99 In hoeverre verhoudt de overschrijding van de kaders Rbg en BKZ zich tot begrotingsregel 7 van het Coalitieakkoord dat uitgaventegenvallers moeten worden gecompenseerd binnen de desbetreffende sector? Antwoord 66, 99 Het totale uitgavenkader wordt niet overschreden. Compensatie tussen de deelkaders is conform de begrotingsregels (regel 17: “compensatie tussen de afzonderlijke budgetdiscplinesectoren kan alleen indien de Ministerraad daartoe besluit”) en is in het verleden (zeker voor het lopende jaar) meermalen gebeurd. Vraag 67 Kan een overzicht worden gegeven per begroting van: (1) de totale onderuitputting in 2007, (2) de maximale eindejaarsmarge, (3) de bij Voorjaarsnota aan de begroting toegevoegde eindejaarsmarge, (4) welk deel van de eindejaarsmarge in de suppletoire wet al is verdeeld en bestemd voor concrete uitgaven? Antwoord 67 Verondersteld wordt dat de vraag betrekking heeft op de onderuitputting 2008 en niet 2007. In onderstaande tabel wordt inzicht gegeven in de totale onderuitputting 2008 per begroting, de maximale eindejaarsmarge en de bij Voorjaarsnota aan de begrotingen toegevoegde eindejaarsmarge. Tabel: Onderuitputting, maximale eindejaarsmarge, toegekende eindejaarsmarge per begroting (€ mln) Begroting Onderuitputting 2008* Maximale eindejaarsmarge Toegekende eindejaarsmarge** Staten-Generaal -2,5 1,3 1,3 Overige Hoge Colleges van Staat -2,4 1,0 1,0 Algemene Zaken -12,3 0,6 0,0 Koninkrijksrelaties -11,7 9,1 9,1 Justitie 12,1 54,7 0,0 Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -26,9 78,7 26,9 Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -234,8 294,8 234,8 Financiën (IX A en IX B) -176,1 37,2 37,2 Defensie 33,0 136,1 -33,0 Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer -39,4 12,4 -14,4 Wonen, Wijken en Integratie 1,4 39,1 38,6 Verkeer en Waterstaat -28,4 25,5 25,5 Economische Zaken -8,1 24,1 8,1 Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -3,3 23,0 3,3 Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Rbg-eng) -22,9 2,8 2,8 Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZA) -217,4 111,0 111,0 Volksgezondheid, Welzijn en Sport -93,8 27,1 27,1 Jeugd & Gezin -15,9 58,4 8,4 Gemeentefonds -1,6 1,0 1,0 HGIS -165,0 181,5 165,0 * Een min betekent onderuitputting, een plus een overschrijding. ** Een plus betekent dat dit bedrag aan de begroting wordt toegevoegd, een min dat dit ten laste van de begroting wordt gebracht. De eindejaarsmarges zijn bij Voorjaarsnota aan de departementale begrotingen toegevoegd, dan wel – in het geval van een negatieve eindejaarsmarge (Defensie en VROM) – ten laste van de begroting gebracht. De Tweede Kamer wordt in de eerste suppletoire begrotingen per departement nader geïnformeerd over de aanwending. Het verschil in de onderuitputting 2008 en de uitgekeerde eindejaarsmarge bij Justitie, VROM en WWI wordt verklaard door respectievelijk een tegenvaller bij de boeteontvangsten (Justitie), het buiten de eindejaarsmarge om doorschuiven van de onderuitputting bij het Afvalfonds (VROM) en een tegenvaller bij de huurtoeslag (WWI). Vraag 68 Hoe groot was de totale eindejaarsmarge 2008 in de drie afzonderlijke budgetdisciplinesectoren en in welke jaren hoe is de daarmee corresponderende in=uit-taakstelling verwerkt? Antwoord 68 Zie antwoord op vraag 10.Vraag 69 Wat zijn de koopkrachteffecten van het verlagen van de inkomensafhankelijke kinderkorting? Vraag 70 Wat is het koopkrachteffect van het verlagen van de inkomensafhankelijke kinderkorting voor gezinnen met kinderen op de middelbare school? Vraag 71 Wat is het effect van het verlagen van de inkomensafhankelijke kinderkorting op het aantal kinderen dat in armoede leeft? Vraag 72 Welk effect heeft de cumulatie van veranderingen bij de kinderregelingen op de koopkracht van gezinnen met kinderen? Antwoord 69 t/m 72 U vraagt naar de koopkrachteffecten van maatregelen op de inkomensafhankelijke kinderkorting. De inkomensafhankelijke kinderkorting bestaat niet meer, deze is per 1 januari 2009 omgezet in het kindgebondenbudget. Waarschijnlijk doelt u op het pakket van maatregelen op de kinderregelingen dat de regering zal nemen. Binnenkort wordt dit pakket in een wetsvoorstel 'Aanpassing van bedragen kinderbijslag en kindgebondenbudget' bij de Tweede Kamer ingediend. In dit wetsvoorstel wordt voorgesteld de kinderbijslag en het kindgebonden budget in 2010 en 2011 niet te indexeren. Daarnaast wordt de inkomensgrens voor het kindgebonden budget verlaagd, het afbouwpercentage van het kindgebonden budget verhoogd en de verhoging voor kinderen van 12-18 jaar verminderd. In de memorie van toelichting van dit wetsvoorstel zal de regering nader ingaan op de budgettaire gevolgen en de effecten op de koopkracht van het totale pakket aan maatregelen. Vraag 70 Wat is het koopkrachteffect van het verlagen van de inkomensafhankelijke kinderkorting voor gezinnen met kinderen op de middelbare school? Antwoord 70 Zie antwoord op vraag 69. Vraag 71 Wat is het effect van het verlagen van de inkomensafhankelijke kinderkorting op het aantal kinderen dat in armoede leeft? Antwoord 71 Zie antwoord op vraag 69. Vraag 72 Welk effect heeft de cumulatie van veranderingen bij de kinderregelingen op de koopkracht van gezinnen met kinderen? Antwoord 72 Zie antwoord op vraag 69. Vraag 73 Afgesproken is, dat medeoverheden inzetten op een vermijding van een stijging van de lokale belastingen in 2009 en 2010. Zijn hier nadere, meer meetbare, afspraken over gemaakt? Zo ja, welke? Antwoord 73 Nee. In het bestuurlijk overleg financiële verhoudingen dat de fondsbeheerders, de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de minister van Financiën, met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en het Interprovinciaal Overleg hebben gehad op 1 april 2009, zijn de medeoverheden opgeroepen om in het licht van de economische crisis de lokale lasten zo min mogelijk te laten stijgen. De medeoverheden zien het belang van deze lijn en hebben aangegeven daarmee te kunnen instemmen. Totnogtoe is niet gebleken dat de medeoverheden aan deze oproep geen uitvoering geven. Vraag 74 Kunt duidelijk worden gespecificeerd waaruit de extra uitgaven van het kindgebonden budget bestaan? Antwoord 74 Deze worden veroorzaakt doordat de Belastingdienst bij de bevoorschotting van het kindgebonden budget hogere bedragen heeft uitgekeerd dan waar in de ramingen vanuit was gegaan. De ramingen waren gebaseerd op de inkomensprognose van het CPB. Uit de meeste recente inkomensgegevens van de belastingdienst blijkt dat de belastingdienst gemiddeld lagere inkomens verwachtte dan waar het CPB vanuit ging. Hierdoor hebben meer mensen recht op kindgebonden budget en zijn de kosten van de regeling dus hoger. Vraag 75 Heeft de regering ook mogelijkheden onderzocht om niet zozeer de kinderbijslag niet te indexeren, maar om deze inkomensafhankelijk te maken? Antwoord 75 De Algemene Kinderbijslag Wet (AKW) biedt een tegemoetkoming in de kosten die het opvoeden en verzorgen van kinderen met zich mee brengt. De samenleving heeft een collectief belang bij de opvoeding van kinderen. Het doel van de kinderbijslag is het verkleinen van inkomensverschillen tussen huishoudens mét en huishoudens zónder kinderen. Het inkomensafhankelijk maken van de kinderbijslag past niet in deze doelstelling. Het kindgebonden budget is daarentegen wél specifiek gericht op de inkomensondersteuning van gezinnen met lage en midden inkomens en is daarom wél inkomensafhankelijk. Vraag 76, 93 en 96 Kan per budgetdisciplinesector worden uitgesplitst met welke loon- en prijsontwikkeling in 2009 rekening wordt gehouden? Antwoord 76, 93 en 96 Voor alle budgetdisciplinesectoren geldt dat rekening is gehouden met de loonontwikkeling zoals door het CPB voorspeld in het Centraal Economisch Plan (CEP). Dit betekent dat rekening is gehouden met een contractloonstijging in 2009 van 3%. Ook voor de prijsontwikkeling geldt dat is rekening gehouden met de prijsontwikkeling zoals door het CPB voorspeld in het CEP. Voor het jaar 2009 is rekening gehouden met een CPI van 1%.Vraag 77 Kunnen de meevallers onder de noemer ‘nominale ontwikkeling’ op de aanvullende post prijsbijstelling en loonbijstelling nader worden toegelicht? Antwoord 77 Voor de loonbijstelling geldt dat ten tijde van de ontwerpbegroting werd uitgegaan van de contractloonstijging zoals door het CPB geraamd in de Macro-economische Verkenningen (MEV). Deze was voor 2009 3,5% en voor 2010 3,25%. Inmiddels is deze contractloonontwikkeling door het CPB neerwaarts bijgesteld. Het CPB heeft in het Centraal Economisch Plan (CEP) voor 2009 een contractloonstijging geraamd van 3% en voor 2010 is de raming 1,5%. De bijstelling van de raming heeft tot gevolg dat minder middelen gereserveerd hoeven te worden op de aanvullende post loonbijstelling zodat de weergegeven meevallers ontstaan. Voor de prijsbijstelling geldt eveneens dat ten tijde van de ontwerpbegroting werd uitgegaan van de prijsontwikkelingen zoals door het CPB geraamd in de MEV. De raming van het CPI voor de prijsontwikkeling bedroeg destijds 3%. De prijsontwikkeling waar uiteindelijk mee is gerekend is die, zoals geraamd in het CEP 2009 door het CPB (CPI: 1%). De neerwaartse bijstelling van de prijsontwikkeling heeft geleid tot een meevaller in de reeds gereserveerde middelen op de aanvullende post voor de prijsbijstelling. Vraag 78 Is de verlaging van de reservering voor de loonontwikkeling met € 275 mln. in 2009 die verder oploopt van € 1,2 mld. tot € 3,9 mld. in de jaren daarna ook gebaseerd op veronderstelde maatregelen in de sfeer van loonontwikkelingen en/of vaststelling van sociale premies? Vraag 79 Is de verwachte ontwikkeling van de pensioenpremies ook in de raming van de loonbijstelling verwerkt? Antwoord 78 en 79 De budgettaire ruimte voor de loonontwikkeling is gekoppeld aan de loonontwikkeling in de markt via de zogenaamde referentiesystematiek. Naast een bijdrage voor de contractloonstijging krijgen departementen/sectoren ook geld voor de ontwikkeling van de werkgeverslasten, zoals pensioenen. Deze vergoeding is ook gelijk aan de ontwikkeling van de werkgeverslasten zoals gemiddeld in de markt. Bij werkgeverslasten is daarbij de ontwikkeling van de pensioenpremies relevant, incidentele kapitaal stortingen worden buiten beschouwing gelaten. De verwachte ontwikkeling van de pensioenpremies in de markt is dus verwerkt in de raming van de loonbijstelling. De reservering voor de loonontwikkeling is beleidsarm opgesteld. Er is dus geen afzonderlijk beleid verondersteld in de sommen. Vraag 79 Is de verwachte ontwikkeling van de pensioenpremies ook in de raming van de loonbijstelling verwerkt? Antwoord 79 Zie antwoord op vraag 78.Vraag 80 Er is per saldo een uitvoeringstegenvaller binnen het SZA-kader, hoofdzakelijk veroorzaakt door dalende uitstroomkansen bij de WAO. Wat vermindert de uitstroomkansen? Ligt dit aan het afschaffen van de herkeuringsplicht boven de 45? Antwoord 80 De tegenvaller op SZW-terrein wordt voornamelijk veroorzaakt door een tegenvaller in de WAO. Dit komt doordat de raming van de uitstroom neerwaarts is bijgesteld omdat de uitstroom is afgenomen van de resterende personen uit de leeftijdscategorieën die onder de herbeoordelingsoperatie volgens het aangepaste Schattingsbesluit vielen. Dit valt te verklaren doordat de personen met het meeste potentieel tot het verrichten van arbeid uit de WAO zijn gestroomd tijdens de herbeoordelingsoperatie. Dit hangt niet samen met het feit dat de leeftijdsgrens voor de WAO-herkeuring nu op 45 jaar ligt. Vraag 81 Wat betekent het later aangaan van de verplichting bij de SDE-regeling voor de realisatie van duurzame energie? Worden deze verplichtingen in 2010 alsnog aangegaan of valt een deel van hetgeen oorspronkelijk gereserveerd voor SDE-subsidies terug naar de algemene middelen? Hoe verhouden deze ontwikkelingen zich tot de kabinetsambities op het gebied van duurzame energie? Antwoord 81 Het later aangaan van verplichtingen in het kader van de SDE betreft een verschuiving ten opzichte van de planning ten tijde van het opstellen van de begroting 2009 (in de eerste helft van 2008). De nieuwe bijgestelde planning is de planning zoals onlangs gecommuniceerd met de Kamer. Ook in die planning worden de Kabinetsambities op het gebied van duurzame energie gehaald en is er geen sprake van vrijval van oorspronkelijk voor de SDE gereserveerde middelen. Vraag 82 en 107 Kan een totaaloverzicht worden gegeven van de € 1,3 mld. aan fiscale beleidsmaatregelen die in 2009 zijn getroffen, inclusief de daarbij veronderstelde meerjarige doorwerking? Antwoord 82 en 107 De € 1,3 mld aan fiscale beleidsmaatregelen bestaat uit aanvullende maatregelen die het kabinet heeft genomen in reactie op de kredietcrisis. Zie voor totaaloverzicht tabel 1 van de Voorjaarsnota (inclusief de BTW-afdracht bedraagt het totale fiscale pakket € 1,3 mld). De meeste maatregelen zijn tijdelijk en lopen af in 2010. Het afschaffen van de vliegbelasting is enige structurele maatregel. Daarnaast zijn er twee tijdelijke maatregelen die na 2010 wel budgettaire gevolgen hebben: willekeurige afschrijving uit het Novemberpakket: doordat afschrijving voor een groter deel eerder kan plaatsvinden, is er in latere jaren een opbrengst voor de overheid; de versoepeling van de verliesverrekening 2008 betekent een versnelling met circa half jaar, hetgeen voor de overheid een derving voor 2009, en opbrengst voor 2010 en 2011 betekent. Vraag 83 Kan in de Voorjaarsnota een uitsplitsing worden gegeven van de raming per premie- en belastingsoort, alsmede een uitgebreide toelichting op de onderliggende mutaties van de totale inkomstentegenvaller van € 12,7 mld. als gevolg van de verslechtering van het economisch beeld? Kunnen de ramingen van de Miljoenennota 2009 en Voorjaarsnota 2009 naast elkaar worden gezet per premie- en belastingsoort? Vraag 97 Kan alsnog een dergelijk overzicht, inclusief toelichtingen, worden opgesteld waarin de raming Miljoenennota 2009 en Voorjaarsnota 2009 naast elkaar worden gezet per premie- en belastingsoort? Vraag 98 Waarom is in de Voorjaarsnota geen uitsplitsing gegeven van de raming per premie- en belastingsoort, noch een adequate toelichting op de onderliggende mutaties van de totale inkomstentegenvaller van € 12,7 mld. als gevolg van de verslechtering van het economisch beeld? Vraag 100 Kan in een duidelijk overzicht worden aangeven waaruit de afname van € 12,7 mld. van het economisch beeld uit bestaan? Vraag 108 Kan alsnog een dergelijk overzicht, inclusief toelichtingen, worden opgesteld waarin de raming Miljoenennota 2009 en Voorjaarsnota 2009 naast elkaar worden gezet per premie- en belastingsoort? Antwoord 83, 97, 98, 100 en 108 Onderstaande tabel betreft een gedetailleerd overzicht van de raming Miljoenennota 2009 en de raming Voorjaarsnota 2009 van de belasting- en premieontvangsten 2009. In totaal zijn de ontvangsten met € 18,0 mld naar beneden bijgesteld. Allereerst zorgen beleidsmaatregelen die na de Miljoenennota 2009 zijn genomen - het Novemberpakket 2008 en het Aanvullend Beleidsakkoord 2009 - voor een bijstelling van € -1,3 mld. Verder zorgt de doorwerking van de realisatie over 2008 voor een bijstelling van de raming 2009 met € -3,9 mld. De raming van 2009 is gebaseerd op de stand ontvangsten 2008 en de verwachte ontwikkeling in 2009 per belastingsoort. De realisatie 2008 kwam lager uit dan geraamd bij Miljoenennota 2009, wat doorwerkt in de Voorjaarsnotaraming van de inkomsten over 2009. Tot slot is de raming 2009 voor het belangrijkste deel bijgesteld als gevolg van een gewijzigde verwachting over de economische ontwikkeling in 2009: € -12,7 mld. De raming van de ontwikkeling van de belastingen- en premies in een jaar is gebaseerd op de macro-economische variabelen van het CPB. De Miljoenennota 2009 raming van de ontvangsten 2009 is gebaseerd op Macro-Economische Verkenningen 2009-cijfers van het CPB en de Voorjaarsnota 2009 raming op de Centraal Economisch Plan 2009-cijfers. Hieronder wordt de totale ramingsbijstelling voor de belangrijkste belastingsoorten toegelicht. Zo is de raming van de omzetbelasting (BTW) grotendeels gebaseerd op de verwachte waardeontwikkeling van de particuliere consumptie. Bij Miljoenennota 2009 verwachtte het CPB nog een ontwikkeling van 4,4%, terwijl bij Voorjaarsnota 2009 de verwachting hierover met -3,6% heeft bijgesteld naar 0,8%. Ook de verwachting over de waardeontwikkeling van de investeringen in woningen in 2009 is relevant voor de BTW-ontvangsten. Deze is bij Voorjaarsnota 2009 met -6,8% bijgesteld ten opzichte van de Miljoenennota 2009 van +2,6% naar -4,2%. De raming van de BTW-ontvangsten is op basis van deze macro-economische variabelen met € -2,9 mld bijgesteld. Verder zijn de ontvangsten overdrachtsbelasting (OVB) met € -1,3 mld bijgesteld op basis van de verwachtingen over de volume- en de prijsontwikkeling van de tweedehands huizenverkopen en zijn de BPM-ontvangsten bijgesteld op basis van de verwachtingen over de nieuwe autoverkopen. De ontvangsten loonheffing zijn met name gebaseerd op de verwachte ontwikkeling van de werkgelegenheid en de contractloonstijging in 2009. Het CPB heeft bij Centraal Economisch Plan 2009 de ontwikkeling van het arbeidsvolume in 2009 met -1,5% bijgesteld naar -1,3% en de contractloonontwikkeling met -0,5% naar 3,0%. Op basis hiervan is de raming van de loonheffing 2009 bijgesteld met € -3,2 mld. De inkomensheffing is met -1,6 mld bijgesteld, onder andere op basis van een negatievere verwachting over de winstontwikkeling van zelfstandigen. Ten slotte is de Vpb met € -3,9 mld aangepast ten opzichte van de Miljoenennota 2009. Hiervan is € -1,1 mld het gevolg van eerder genoemde beleidsmaatregelen. Verder leidt een negatievere grondslagontwikkeling van Vpb-bedrijven in 2009 tot een bijstelling van € -2,1 mld. Verder is de Vpb-gas is met € -0,8 mld bijgesteld vanwege een lagere olieprijs dan verondersteld bij Miljoenennota 2009. Raming belasting- en premieontvangsten 2009 stand Miljoenennota 2009 versus Voorjaarsnota 2009 (in € mln) stand MN 2009 stand VJN 2009 Verschil Kostprijsverhogende belastingen 77.819 72.035 -5.784 Omzetbelasting 45.952 43.048 -2.904 BPM 3.478 2.746 -733 Accijnzen 11.038 10.701 -337 Belastingen van rechtsverkeer (mn overdrachtsbelasting) 6.088 4.753 -1.335 MRB 3.350 3.347 -3 Belastingen op milieugrondslag 4.605 4.613 8 Verpakkingenbelasting 364 321 -43 Vliegbelasting 305 199 -106 Overige kostprijsverhogende belastingen 2.638 2.306 -332 Belasting op winst, inkomen, vermogen en premies vvz 109.502 99.542 -9.960 Loon- en inkomensheffing 84.638 79.524 -5.115 Dividendbelasting 3.796 3.159 -638 Kansspelbelasting 508 445 -64 Vennootschapsbelasting 18.435 14.541 -3.894 Overige belastingen op inkomen, winst en vermogen 2.124 1.874 -250 Totaal belastingen en premies volksverzekeringen (kasbasis) 187.321 166.062 -15.744 Kas transverschil (aansluiting naar EMU) 1.450 355 -1.095 Premies Werknemersverzekeringen 45.218 44.091 -1.127 Totaal belasting en premies (EMU-basis) 233.989 216.023 -17.966 Vraag 84 Klopt het dat de aardgasbatentegenvaller van 1,1% BBP in 2009 circa € 6,4 mld. bedraagt? Zo ja, hoe verhoudt zich dat bedrag van € 6,4 mld. in 2009 tot de neerwaartse bijstelling van de gasbaten op de EZ-begroting met ‘slechts’ € 3,6 mld. in 2009? Antwoord 84 Zie antwoord op vraag 9. Vraag 85 Wat verklaart het bijzondere verloop van de gasbatentegenvaller van € 3,6 mld. in 2009 naar ruim 6 mld. in 2010, gevolgd door weer een daling naar respectievelijk € 3,6 mld. in 2011 en € 2,5 mld. structureel? Antwoord 85 Zie antwoord op vraag 9. Vraag 86 Kan een toelichting worden gegeven op, en onderbouwing van, de meerjarige aardgasbatenmutatie naar onderliggende oorzaken (zoals olieprijs, dollarkoers, productievolume )? Antwoord 86 Zie antwoord op vraag 9. Vraag 87 Komt de aardgasbatentegenvaller rechtstreeks ten laste van het EMU-saldo, of heeft deze ook nog nadelige effecten voor posten elders op de rijksbegroting? Antwoord 87 Zie antwoord op vraag 9. Vraag 88 In hoeverre zijn de kostenoverschrijdingen in de zorg toe te rekenen aan meer zorg of een hogere kwaliteit van zorg? Antwoord 88 De budgetoverschrijdingen in de zorg hebben verschillende oorzaken. Bij de medisch specialisten is de overschrijding voornamelijk veroorzaakt door een stijging van de honoraria. De overschrijding bij de geneeskundige ggz heeft diverse oorzaken, zie het antwoord op kamervraag 31 bij de 1e suppletoire wet van VWS. De overschrijding bij de geneesmiddelen en apothekers wordt deels veroorzaakt door volumestijgingen, en dus meer zorg of zorg van hogere kwaliteit. Deels heeft de overschrijding ook te maken met aanpassingen in de receptregelvergoeding, zie hiervoor ook het antwoord op kamervraag 24 bij de 1e suppletoire wet van VWS. Vraag 89 Kunt u een overzicht geven van de belasting- en premieontvangsten op EMU-basis voor de jaren 2007 t/m 2011, zowel absoluut als in percentage van het BBP? Antwoord 89 Onderstaande tabel biedt een overzicht van de belasting- en premieontvangsten 2007 t/m 2009. Een raming van de belasting- en premieontvangsten 2010 wordt voor het eerst gepresenteerd in de Miljoenennota 2010. Belastingen- en premieontvangsten* 2007 t/m 2009 2007 2008 2009 Ontvangsten (in € mld) 208,9 221,9 216,0 Ontvangsten (in % BBP) 36,8% 37,4% 37,2% * Voor de bepaling van het EMU-saldo worden ook de niet-belastingontvangsten meegenomen.Vraag 90 Kan een overzicht gegeven worden van de collectieve uitgaven in de jaren 2007 t/m 2011, zowel absoluut als in percentage van het BBP? Antwoord 90 De navolgende tabel omvat gegevens over de collectieve uitgaven 2007-2009. Een raming van de collectieve uitgaven 2010 wordt voor het eerst gepresenteerd in de Miljoenennota 2010. Collectieve uitgaven 2007 t/m 2009 2007 2008 2009 Collectieve uitgaven (in € mld) 257 270 287 Collectieve uitgaven (in % BBP) 45,3% 45,5% 49,4% Vraag 91 Waarom is er niet voor gekozen de kaders conform de begrotingsregels te handhaven en toe te lichten waarom alsdan ontstane kaderoverschrijdingen door de regering geaccepteerd zijn? Antwoord 91 Zie antwoord op vraag 12. Vraag 92 Wat is de inhoudelijke argumentatie om de ijklijnen ook te corrigeren voor ruilvoetontwikkeling? Kan de ruilvoetmutatie van € 1,8 mld. in 2009 nader worden toegelicht en cijfermatig onderbouwd? Is dit een mee- of tegenvaller? Antwoord 92 De wijziging van de begrotingsregels ten aanzien van de veranderde ruilvoetsystematiek is opgenomen in het Aanvullend Beleidsakkoord. In het Aanvullend Beleidsakkoord staat onder punt 36: “De begrotingsregels en –kaders worden gehandhaafd, met dien verstande dat met het oog op versterkte werking van de automatische stabilisatoren de kaders voor het saldo van mutaties werkloosheids- (ww- en wwb-) uitgaven en ruilvoet in 2009, 2010 en 2011 ten opzichte van de Miljoenennota 2009 worden gecorrigeerd.” Dit is gedaan om de werking van de automatische stabilisatie te versterken (de automatische stabilisatie werkt nu ook aan de uitgavenkant) en zo de economie te stimuleren. De ruilvoetontwikkeling is de optelsom van de kaderaanpassing (door een veranderde prijs Nationale Besteding (pNB)) en de nominale ontwikkeling onder het uitgavenkader. Een lagere inflatie (met name door een dalende olieprijs) werkt door op de pNB waardoor het uitgavenkader daalde. Ook de loon- en prijsontwikkeling kende een neerwaartse ontwikkeling (dit betekent een meevaller en dus positief voor het EMU-saldo). De nominale meevaller was echter niet genoeg om de daling van het uitgavenkader te mitigeren wat resulteerde in een ruilvoettegenvaller. Als de begrotingssystematiek niet was aangepast dan had er dus extra omgebogen moeten worden om de uitgavenkaders te handhaven. Ruilvoetontwikkeling (mld) 2009 Kader rijksbegroting in enge zin Kaderaanpassing RBG agv mutatie pNB -1,8 Nominale loon- en prijsbijstelling -1,1 Ruilvoetontwikkeling RBG (+ = tegenvaller) tussen MN 2009 en Voorjaarsnota 2009 0,7 Kader sociale zekerheid Kaderaanpassing SZA agv mutatie pNB -0,9 Nominale loon- en prijsbijstelling -0,2 Ruilvoetontwikkeling SZA (+ = tegenvaller) tussen MN 2009 en Voorjaarsnota 2009 0,7 Kader zorg Kaderaanpassing BKZ agv mutatie pNB -0,9 Nominale loon- en prijsbijstelling -0,5 Ruilvoetontwikkeling BKZ (+ = tegenvaller) tussen MN 2009 en Voorjaarsnota 2009 0,4 Totale ruilvoetontwikkeling (+ = tegenvaller) 1,8 In de twaalfde Studiegroep Begrotingsruimte is overigens geadviseerd om de ruilvoetontwikkeling en de werkloosheidsuitgaven onder het uitgavenkader te houden, omdat dit de beheersbaarheid van deze uitgaven ten goede komt. Tijdens veranderingen in de conjunctuurcyclus heffen werkloosheidsuitgaven en ruilvoet elkaar (met enige vertraging) op. In bijvoorbeeld laagconjunctuur zullen de loonkosten dalen (als gevolg van lagere loonontwikkeling), waar hogere werkloosheidsuitgaven (als gevolg van een oplopende werkloosheid) tegenover staan. Vraag 93 Kan per budgetdisciplinesector worden uitgesplitst met welke loon- en prijsontwikkeling in 2009 rekening wordt gehouden? Antwoord 93 Zie antwoord op vraag 76. Vraag 94 Hoe groot was de totale eindejaarsmarge 2008 in de drie afzonderlijke budgetdisciplinesectoren en in welke jaren hoe is de daarmee corresponderende in=uit-taakstelling verwerkt? Antwoord 94 Zie antwoord op vraag 10.Vraag 95 Kan gesteld worden dat er in de begroting, zonder correcties van de ijklijnen, in feite een overschrijding van ca. € 8 mld. in 2009 is opgetreden? Antwoord 95 Het kabinet heeft besloten om de werking van de automatische stabilisatie te vergroten en de economie extra te stimuleren middels een stimuleringspakket. Dit heeft geresulteerd in een extra stimulans voor de economie van ca. € 6,9 mld in 2009 (optelsom van het stimuleringspakket, ruilvoetontwikkeling en werkloosheidsuitgaven). Overigens zijn reguliere uitvoeringstegenvallers allemaal ingepast onder het uitgavenkader. Vraag 96 Kan per budgetdisciplinesector worden uitgesplitst met welke loon- en prijsontwikkeling in 2009 rekening wordt gehouden? Antwoord 96 Zie antwoord op vraag 76. Vraag 97 Kan alsnog een dergelijk overzicht, inclusief toelichtingen, worden opgesteld waarin de raming Miljoenennota 2009 en Voorjaarsnota 2009 naast elkaar worden gezet per premie- en belastingsoort? Antwoord 97 Zie antwoord op vraag 83. Vraag 98 Waarom is in de Voorjaarsnota geen uitsplitsing gegeven van de raming per premie- en belastingsoort, noch een adequate toelichting op de onderliggende mutaties van de totale inkomstentegenvaller van € 12,7 mld. als gevolg van de verslechtering van het economisch beeld? Antwoord 98 Zie antwoord op vraag 83. Vraag 99 In hoeverre verhoudt de overschrijding van de kaders Rbg en BKZ zich tot begrotingsregel 7 van het Coalitieakkoord dat uitgaventegenvallers moeten worden gecompenseerd binnen de desbetreffende sector? Antwoord 99 Zie antwoord op vraag 66.Vraag 100 Kan in een duidelijk overzicht worden aangeven waaruit de afname van € 12,7 mld. van het economisch beeld uit bestaan? Antwoord 100 Zie antwoord op vraag 83. Vraag 101 Klopt het dat de aardgasbatentegenvaller van 1,1% BBP in 2009 circa € 6,4 mld. bedraagt? Zo ja, hoe verhoudt zich dat bedrag van € 6,4 mld. In 2009 tot de neerwaartse bijstelling van de gasbaten op de EZ-begroting met ‘slechts’ € 3,6 mld. in 2009? Antwoord 101 Zie antwoord op vraag 9. Vraag 102 Kan alsnog een toelichting op, en onderbouwing van, de meerjarige aardgasbatenmutatie naar onderliggende oorzaken (zoals olieprijs, dollarkoers, productievolume)? Antwoord 102 Zie antwoord op vraag 9. Vraag 103 Komt de aardgasbatentegenvaller rechtstreeks ten laste van het EMU-saldo, of heeft deze ook nog nadelige effecten voor posten elders op de rijksbegroting? Antwoord 103 Zie antwoord op vraag 9. Vraag 104 Wat verklaart het feit dat ondanks de aardgasbatentegenvaller de FES-voeding uit de aardgasbaten in de jaren 2009 tot en met 2011 juist wordt verhoogd met in totaal ruim 1,3 mld. ? Antwoord 104 In het Coalitieakkoord is afgesproken dat het FES een vaste voeding krijgt die niet meer fluctueert als gevolg van mutaties in de gasbaten. Daarom is er in de FES-begroting 2009 bepaald dat – vooruitlopend op een wijziging van de Wet Fonds Economische Structuurversterking – in het begrotingsjaar 2009 de voeding van het FES gelijk is aan de uitgaven voor het jaar 2009. De stijging van FES-uitgaven met circa € 1,3 mld, bij Voorjaarsnota 2009 voor de jaren 2009 tot en met 2011, veroorzaakt een even grote stijging in de voeding met circa € 1,3 mld. Deze stijging wordt met name veroorzaakt door enkele onderdelen van het stimuleringspakket. Dit betreft de onderdelen “Snelle Uitvoering FES-projecten” (€ 1,1 mld) en “Verlenging aflopende innovatieprogramma’s” (circa € 0,2 mld). Vraag 105 Kunt u duidelijk aangeven wat de verhouding is tussen de economische groei van de Europese landen in figuur 1 en de groei van de EMU schuld en EMU saldo voor 2009 per land? Antwoord 105 Onderstaande tabel geeft een overzicht van de voorspellingen voor de economische groei, EMU- saldo en EMU-schuld voor 2009 voor de landen van het Eurogebied op basis van de Voorjaarsvoorspellingen van de Europese Commissie. Groei (%) EMU-saldo (% BBP) EMU-schuld (% BBP) 2008 2009 2008 2009 2008 2009 België 1,2 -3,5 -1,2 -4,5 89,6 95,7 Duitsland 1,3 -5,4 -0,1 -3,9 65,9 73,4 Ierland -2,3 -9 -7,1 -12 43,2 61,2 Griekenland 2,9 -0,9 -5 -5,1 97,6 103,8 Spanje 1,2 -3,2 -3,8 -8,6 39,5 50,8 Frankrijk 0,7 -3,0 -3,4 -6,6 68 79,7 Italië -1,0 -4,4 -2,7 -4,5 105,8 113 Cyprus 3,7 0,3 0,9 -1,9 49,1 47,5 Luxemburg -0,9 -3,0 2,6 -1,5 14,7 16,0 Malta 1,6 -0,9 -4,7 -3,6 64,1 67,0 Nederland 2,1 -3,5 1,0 -3,8 58,2 59,0 Oostenrijk 1,8 -4,0 -0,4 -4,2 62,5 70,4 Portugal 0,0 -3,7 -2,6 -6,5 66,4 75,4 Slovenië 3,5 -3,4 -0,9 -5,5 22,8 29,3 Slowakije 6,4 -2,6 -2,2 4,7 27,6 32,2 Finland 0,9 -4,7 4,2 -0,8 33,4 39,7 Eurogebied 0,8 -4,0 -1,9 -5,3 69,3 77,7 Vraag 106 Hebben de budgettaire kaders nog een sturende en disciplinerende rol op dit moment? Antwoord 106 Zie antwoord op vraag 12. Vraag 107 Kan een totaaloverzicht worden gegeven van de € 1,3 mld. aan fiscale beleidsmaatregelen die in 2009 zijn getroffen, inclusief de daarbij veronderstelde meerjarige doorwerking? Antwoord 107 Zie antwoord op vraag 82. Vraag 108 Kan alsnog een dergelijk overzicht, inclusief toelichtingen, worden opgesteld waarin de raming Miljoenennota 2009 en Voorjaarsnota 2009 naast elkaar worden gezet per premie- en belastingsoort? Antwoord 108 Zie antwoord op vraag 83. Vraag 109 Kunt u helder toelichten waarom het niet verantwoordelijk is om de provinciefondsen per 2010 of 2009 al structurele verlaging door te voeren? Antwoord 109 Het kabinet heeft medeoverheden opgeroepen te inventariseren in hoeverre uitgaven in tijd naar voren kunnen worden gehaald om de economische crisis te bestrijden. Deze inventarisatie heeft geleid tot het rapport Gezamenlijke aanpak economische crisis. Het kabinet wil provincies de mogelijkheid bieden gevolg te geven aan deze inventarisatie door niet al in 2009 en 2010 in te grijpen in de financiële verhoudingen met de provincies. Daarnaast is er in het Coalitieakkoord al afgesproken 4*€ 200 mln provinciale middelen in te zetten voor prioriteiten van het Rijk in de jaren 2008-2011. Een extra uitname in 2009 en 2010 zou hiermee in deze jaren cumuleren. Vraag 110 Waarom is er voor gekozen de bijdrage aan het provinciefonds per 2011 met 300 mln. te verlagen, en niet met de door de Raad voor de Financiële Verhoudingen voorgestelde € 597 mln., zoals ook vermeld in de tekst? Is hier eventueel sprake van na de 'verdiepingsslag'? Vraag 111 De raad voor de financiële verhoudingen stelt in haar advies dat de bijdrage aan provincies kan worden verlaagd met 600 mln. Waarom kiest het kabinet voor een verlaging van slechts € 300 mln.? Antwoord 110 en 111 De Raad voor de Financiële Verhoudingen heeft bij zijn advies om het provinciefonds met € 597 mln te verlagen gebruik gemaakt van een aantal veronderstellingen die het kabinet nader wil toetsen. Vooruitlopend op deze nadere toets acht het kabinet het verantwoord het provinciefonds met € 300 mln te verlagen. In het bestuurlijk overleg met de provincies op 11 mei heeft het IPO een contra-expertise van Boorsma c.s. aan de fondsbeheerders aangeboden. Boorsma c.s. komt tot de conclusie dat het provinciefonds met € 155 mln kan worden verlaagd. Kabinet en IPO hebben gezamenlijk afgesproken dat op basis van het advies van de Rfv en de contra-expertise een verdiepingsslag nodig is om tot gezamenlijk gedeelde opvattingen te komen. Als de verdiepingsslag leidt tot een andere uitkomst dan de voorgenomen verlaging dan zal het kabinet zijn voornemen nader wegen. Vraag 111 De raad voor de financiële verhoudingen stelt in haar advies dat de bijdrage aan provincies kan worden verlaagd met 600 mln. Waarom kiest het kabinet voor een verlaging van slechts € 300 mln.? Antwoord 111 Zie antwoord op vraag 110. Vraag 112 Besloten is tijdelijk extra EMU-ruimte beschikbaar te stellen voor medeoverheden en voor 2009 te verhogen naar 0,6% BBP en voor 2010 naar 0,7% BBP. In tabel 8 wordt een EMU-saldo verslechtering gepresenteerd van 0,6%. Waarom bedraagt deze verslechtering geen 0,1%-punt, aangezien de normale grens 0,5% BBP is? Antwoord 112 Tabel 8 laat zien hoe het de raming van het saldo voor 2009 verslechtert sinds de Miljoenennota 2009. Bij Miljoenennota 2009 werd nog een saldo voor lokale overheden geraamd van 0,0% BBP (zie onder andere Tabel 4.1 in Miljoenennota 2009). De raming voor het saldo van lokale overheden is niet noodzakelijkerwijs gelijk aan de maximaal toegestane saldogrens. De formele saldogrens voor lokale overheden is nu inderdaad verruimd tot -0,6% BBP in 2009 en -0,7% BBP in 2010. Voor het jaar 2009 wordt het tekort voor lokale overheden geraamd op de maximale grens van -0,6% BBP, mede ingegeven door een forse realisatie in het jaar 2008 (in 2008 kwam het saldo van lokale overheden uit op -0,5% BBP, met name veroorzaakt door hogere uitgaven, onder meer door een forse toename op het vlak van investeringen). Een huidige raming van -0,6% BBP in de Voorjaarsnota 2009 ten opzichte van een raming van 0,0% BBP in de Miljoenennota 2009 betekent een verslechtering van 0,6% BBP (conform de informatie in Tabel 8). Vraag 113 Kunt u duidelijk uitleggen waarom de structurele verlaging van € 100 mln. bij waterbeheer niet al in 2010 kan worden doorgevoerd? Antwoord 113 Het voorstel om tot een doelmatiger organisatie en bestuur van het waterbeheer in Nederland te komen moet voor het eind van 2009 worden uitgebracht aan de ministers van Financiën, VROM, LNV, EZ en BZK en de staatssecretaris van VenW. Na het uitbrengen van het voorstel zal daarover besluitvorming plaatsvinden, waarna het geleidelijk kan worden ingevoerd. De structurele efficiencyverbetering wordt daarom verwacht vanaf 2011. Vraag 114 De arbeidsproductiviteitskorting sluit aan bij de apparaattaakstelling uit het coalitieakkoord. Waarom wordt hier vooruitlopend op de resultaten al een vervolg aan gegeven? Wat zijn de alternatieven wanneer blijkt dat de taakstelling uit het coalitieakkoord niet worden gehaald? Antwoord 114 Er is op dit moment geen reden te veronderstellen dat de apparaattaakstelling uit het Coalitieakkoord niet wordt gehaald. Uit de onlangs verzonden derde Voortgangsrapportage Vernieuwing Rijksdienst blijkt dat de realisatie van de taakstelling vóór loopt op de planning. Uit dien hoofde is het redelijk om op de apparaattaakstelling uit het Coalitieakkoord voort te borduren via de arbeidsproductiviteitskorting. Vraag 115 Wat is het saldo van het overbruggingskrediet van Fortis per heden? Antwoord 115 Ultimo 2008 was de uitstaande stand voor het overbruggingskrediet € 34 mld. Zoals eerder gerapporteerd, in onder meer het Jaarverslag IXA, is de verwachting dat Fortis Bank Nederland dit krediet voor eind 2009 volledig heeft afgelost. De aflossing van dit bedrag gaat de laatste maanden voorspoedig en FBN ligt voor op schema. Wat betreft de lange leningen is de situatie ten opzichte van eind 2008, met uitzondering van wat reguliere aflossingen, vrijwel ongewijzigd. Vraag 116 Kan een overzicht worden gegeven van de onderliggende posten (in €) waaruit duidelijk wordt uit welke bestanddelen de stijging van de staatsschuld sinds de Miljoenennotaraming bestaat (€ 93 mld., van € 246,4 naar € 339,6 mld.) Antwoord 116 De raming van de EMU-schuld 2009 is opwaarts bijgesteld met € 93 mld. De navolgende tabel laat de onderbouwing van de toename van 93 mld zien. De grootste post is de doorwerking van de hogere schuld over 2008 van € 97 mld. De schuldtoename 2008 werkt immers één op één door in het schuldniveau 2009. Mutaties in het jaar 2009 dragen per saldo voor -4 mld bij aan de schuldstijging. Enerzijds is het EMU-saldo neerwaarts bijgesteld sinds de Miljoenennota 2009 met € 29 mld, hetgeen opwaarts doorwerkt in de schuld. Anderzijds laat de post overig een schuldverlagend effect zien van € 33 mld; belangrijkste post hieruit is de geraamde aflossing van leningen door Fortis ten bedrage van € 34 mld. Tabel: onderbouwing schuldmutatie 2009 1. Mutatie schuld 2008 (van MN2009 naar FJR 2008) +97 mld 2. Mutatie EMU-tekort 2009 (van MN 2009 naar VJN 2009) +29 mld 3. Aflossing leningen door Fortis -34 mld 4. Overig +1 mld 5. Totale mutatie EMU-schuld 2009 +93 mld Vraag 117 Vanwege de afspraak over de nominale bedragen tot en met 2011 kan de behoedzaamheidsreserve komen te vervallen. Is het juist, dat deze afspraak leidt tot een structurele meevaller van € 227 mln per jaar – vanaf 2010 - ten gunste van het rijk? Antwoord 117 Nee, het afschaffen van de behoedzaamheidsreserve levert geen structurele meevaller op voor het Rijk, sterker nog, er treedt een éénmalige tegenvaller op in 2009. De behoedszaamheidsreserve is binnen de begrotingssystematiek van het Rijk niets anders dan een vertraagde uitbetaling van het accres in T+1. Deze reeks is qua verplichtingenstand al overgeboekt naar het gemeente- en provinciefonds (voor T+1 en verder), maar het kasbedrag staat nog gereserveerd binnen de algemene middelen (voor T+1 en verder). Het afschaffen van de behoedzaamheidsreserve betekent de facto het naar voren halen (voor één jaar) van een reeks uitgaven. Door het naar voren halen van de uitgaven zal er een tegenvaller optreden in het jaar 2009, dit aangezien de behoedzaamheidsreserve voor 2009 (pas) geraamd staat in het jaar 2010 (in T+1). Vraag 118 Kan een overzicht worden gegeven van de risico's waar de Nederlandse staat aan is blootgesteld als gevolg van de interventies in de financiële sector? Antwoord 118 Zie antwoord op vraag 6. Vraag 119 Waarom heeft het kabinet besloten de beoogde € 300 mln. – structureel vanaf 2011 - verlaging van het provinciefonds niet reeds nu te verwerken in de Voorjaarsnota? Wanneer verwacht het kabinet daarover wel een besluit te kunnen nemen? Ontstaat er ten opzichte van de Voorjaarsnota een structurele meevaller van € 300 mln. indien deze verlaging wordt doorgevoerd? Antwoord 119 De Voorjaarsnota geeft doorgaans slechts inzicht in de uitvoering van de begroting van het lopende jaar. Naast de reguliere besluitvorming ter voorbereiding op de Voorjaarsnota, heeft het kabinet dit voorjaar echter ook besloten over de invulling van de taakstellende ombuiging van € 1,8 mld uit het Aanvullend Beleidsakkoord. Bij brief van 17 april 2009 (Kamerstukken II, 2008-2009, 31700 IX A, nr. 6) heeft het kabinet de Kamer daarom toegezegd om de Voorjaarsnota dit jaar ook te willen benutten voor een doorkijkje naar latere jaren. De budgettaire verwerking van de maatregelen ter dekking van de € 1,8 mld taakstelling in de departementale begrotingsstukken zal evenwel op reguliere wijze plaatsvinden, in de op Prinsjesdag in te dienen ontwerpbegrotingen 2010. Zoals vermeld in de Voorjaarsnota, dient de structurele verlaging van € 300 mln van het Provinciefonds vanaf 2011 als gedeeltelijke invulling van de € 1,8 mld taakstelling. Er is derhalve geen sprake van een structurele meevaller ten opzichte van de Voorjaarsnota wanneer deze verlaging in de ontwerpbegroting 2010 van het Provinciefonds wordt verwerkt. Vraag 120 Wat is de totale omvang van de portefeuille van de ING per heden? Die genoemd wordt in bijlage 2 punt 10. Antwoord 120 De omvang van de gehele portefeuille was $ 39 mld. Deze is afgewaardeerd tot 90%. De Staat participeert in 80% van deze portefeuille (dit is $ 28 mld). De portefeuille is in omvang gedaald door (vervroegde) aflossingen op de onderliggende hypotheken ($ 2 mld, zie ook het antwoord op vraag 9 uit de vragen bij de 1e suppletore begroting IXB.) Hierdoor is de gegarandeerde omvang per medio juni gedaald tot $ 26 mld (€ 20 mld). Vraag 121 Wat is de verhouding tussen de managementfee en de waarde van de portefeuille van de ING ? Die genoemd wordt in bijlage 2 punt 10. Antwoord 121 De fee structuur is gewijzigd. De Kamer is hierover geïnformeerd (Kamervragen met antwoord 2008-2009, nr. 2700, TK). In de nieuwe fee structuur is de managementfee gelijk aan 0,25% van de uitstaande portefeuille (voor 2009 was dit 80% van $ 39 mld). De raming voor de management fee zoals vermeld in bijlage 2 punt 10 van de Voorjaarsnota 2009 is nog gebaseerd op de oude fee structuur. Vraag 122 Welke management fee (percentage) wordt er in de markt gerekend voor het beheren van een soort gelijke portefeuille ter grootte van de ING Antwoord 122 In de tabel hieronder treft u de tarieven van enkele grote Europese en Amerikaanse asset managers voor ‘long funds’ en ‘alternative funds’. De Alt-A assets van ING kunnen tussen beide categorieën in gekwalificeerd worden. ING verzorgt de rapportage rondom de kasstromen en adviseert de staat over verkoopbeslissingen en herstructureringsbeslissingen. Uit de onderstaande tabel blijk dat de management fee van in eerste instantie 50 en nu 25 basispunten (zie vraag 129 voor toelichting op wijziging) in vergelijking met tarieven van andere fund managers relatief laag is. Vraag 123 Welke management fee werd er in 2007 en 2008 door de ING (intern)doorbelast aan de portefeuille? Antwoord 123 Intern werd geen management fee doorbelast omdat ING de ‘eindbelegger’ was in de hypothekenportefeuille. Voor ING Direct was de portefeuille een belegging om de toegezegde rente op spaargelden in de US te kunnen vergoeden. ING belegde dus niet voor een derde, maar investeerde haar eigen deposito’s.Vraag 124 Kan er per crisismaatregel worden aangegeven wat de risico's zijn? Antwoord 124 Zie antwoord op vraag 6. Vraag 125 Kan helder worden uitgelegd of de garantiefaciliteit bancaire leningen ook kan worden gebruikt voor de vroegtijdige aflossing van bestaande leningen en indien dit niet is toegestaan, hoe dit wordt getoetst? Antwoord 125 Garantieleningen kunnen alleen worden uitgegeven om aflopende schulden te herfinancieren. Er kan dus geen sprake zijn van versnelde herfinanciering onder garantie van de Nederlandse overheid. DNB toetst voorafgaand aan een garantietoekenning of er bij de bank in kwestie herfinancieringsbehoefte bestaat.Vraag 126 Welke vergoeding wordt er gerekend voor de garantiefaciliteit bancaire leningen? Antwoord 126 Voor de uitgifte van gegarandeerde leningen met een looptijd van één jaar of korter, dient jaarlijks een fee van 50 basispunten te worden betaald. Voor de uitgifte van gegarandeerde leningen met een looptijd van langer dan één jaar, dient jaarlijks 50 basispunten, plus de CDS-spread van betreffende instellingen (gemeten gedurende de periode van 01-01-07 t/m 31-08-08), te worden betaald. De hoogte van de fee staat vermeld op HYPERLINK "http://www.dsta.nl" www.dsta.nl .Vraag 127 Is de vergoeding per instelling/bedrijf voor de garantiefaciliteit bancaire leningen gelijk? Antwoord 127 De vergoeding die dient te worden betaald voor gebruikmaking van de garantieregeling is, ten aanzien van de uitgifte van gegarandeerde leningen met een looptijd van één jaar of korter, voor iedere instelling die gebruik maakt van de regeling gelijk. De vergoeding voor gebruikmaking van de garantieregeling, ten aanzien van de uitgifte van gegarandeerde leningen met een looptijd van langer dan één jaar, is per instelling afhankelijk van de individuele CDS-spread en derhalve niet gelijk (zie tevens beantwoording vraag 126).Vraag 128 Kan er een overzicht worden gegeven van de meest actuele waardering van respectievelijk alle staatsdeelnemingen, kapitaalversterkingen, afgegeven garanties en de netto waarde van de back-up faciliteit voor ING, zo mogelijk op basis van marktwaarde? Antwoord 128 Staatsdeelnemingen en kapitaalversterkingen De aandelen van de (vrijwel 100%) deelnemingen en de securities worden niet op een aandelenmarkt verhandeld. Een marktprijs is dus niet voorhanden. Een alternatieve waardering kan worden gevonden in de Staatsbalans. De deelnemingen en securities zijn gewaardeerd tegen de intrinsieke waarde conform het ESR 1995. De intrinsieke waarde wordt berekend aan de hand van de gepubliceerde jaarrekeningen van de desbetreffende onderneming. Dit kan wel een indicatie zijn van de marktwaarde, maar dit hoeft niet per se. Waarschijnlijk is de totale marktwaarde niet lager dan de totale boekwaarde. Voor de Staatsbalans in het Financieel Jaarverslag 2008 zijn de jaarverslagen over 2007 gebruikt aangezien de jaarverslagen over 2008 nog niet voor alle deelnemingen waren gepubliceerd. De genoemde intrinsieke waardes zijn teruggerekend naar het aandeel dat de Staat in de betreffende onderneming houdt. De nieuwe deelnemingen uit hoofde van de financiële crisis zijn ultimo 2008 gewaardeerd tegen verkrijgingprijs, zijnde een benadering van de waarderingsgrondslag marktprijs ultimo 2008. De intrinsieke waarde van alle staatsdeelnemingen telt in de Staatsbalans op tot € 72 mld, de intrinsieke waarde van de kapitaalversterkingen tot € 13,75 mld. Garanties Op basis van de garantiefaciliteit kan voor maximaal € 200 mld aan garanties worden afgegeven. Tot nu toe is in totaal voor een bedrag van € 42,36 mld aan gegarandeerde leningen uitgegeven. Dit is het bedrag waarvoor de Staat tot nu toe garant staat (exclusief het garantiebedrag op de renteverplichtingen van de gegarandeerde leningen). Netto waarde Illiquid Asset Back Up faciliteit ING Netto waarde van de back-up faciliteit verstrekt aan ING: deze wordt niet op marktwaarde gewaardeerd. De inkomsten zijn tot op heden beter dan verwacht (zie ook het antwoord op vraag 9 in het kader van de Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Financiën (IXB) voor het jaar 2009, 31 965 IXB) Vraag 129 De Staat heeft voor € 21 mld aan risico's van ING overgenomen via de back-up faciliteit en betaalt in 2009 daarvoor een funding fee van € 3,8 mld. Is het juist om te concluderen dat de funding fee 18 % bedraagt van de vastgestelde waarde van de risico's? Zo neen, wat is het juiste percentage? De funding fee bestaat uit een vaste component van 3% en een variabele. Is een variabele component op basis van Libor van de funding fee van 15% marktconform? Is het juist dat Libor wordt gebruikt om tussen banken vergoedingen voor onderlinge leningen te berekenen? Hoe kunnen banken dan op dit moment nog kapitaal verstrekken aan consumenten en bedrijven voor rentepercentages van 5 à 6 procent? Antwoord 129 In mei is de Kamer per Kamerbrief in reactie op de vragen van de Kamerleden Weekers en Irrgang geïnformeerd over de wijzigingen in de feestructuur op instigatie van de Europese Commissie. (Kamervragen met antwoord 2008-2009, nr. 2700, TK) Deze wijzigingen zijn niet in bovenstaande vraag overgenomen. Onderstaand antwoord is gebaseerd op de huidige, gewijzigde, feestructuur. De geest van het antwoord wijzigt hierdoor niet. De funding fee omvat drie componenten: een vaste rentecomponent van 3% + 50 basispunten over het gedeelte van het gegarandeerde bedrag, waarvan de onderliggende hypotheken vastrentend zijn een 1 maands dollar Libor rentecomponent + 50 basispunten over het gedeelte van het gegarandeerde bedrag, waarvan de onderliggende hypotheken variabelrentend zijn. een component gerelateerd aan de amortisatie van de portefeuille na afwaardering Libor is inderdaad een rentevoet die wordt gebruikt om de rente voor onderlinge leningen tussen banken te berekenen. Deze schommelt de voorbije weken tussen de 30 en 50 basispunten (0,3 en 0,5%). Vanwege de amortisatiecomponent in de funding fee kan de vergelijking tussen de totale funding fee (als percentage van de omvang van de portefeuille) en Libor niet worden gemaakt.Vraag 130 Waarom staan de verwachte dividenden Fortis en RFS/AA op nul voor 2008 en 2009? Welke conclusies kunnen hieraan verbonden worden ten aanzien van de winstverwachting van deze ondernemingen? Antwoord 130 Van de resultaten over 2008 is inmiddels bekend dat die geen aanleiding geven tot een dividenduitkering. Er is op dit moment onvoldoende zicht op de resultaten voor 2009 om op voorhand een dividend in te boeken. Vraag 131 Wat is het verwachte financiële voordeel bij de ondernemer als er geen KvK-uitreksel wordt opgevraagd voor bijv. een vergunning aanvraag? Antwoord 131 Het financiële voordeel bij de ondernemer is afhankelijk van de mate waarin de ondernemer vergunningsplichtige activiteiten uitvoert. Voor ondernemers die vaak een vergunning moeten aanvragen, hoeft met deze maatregel niet langer per aanvraag een nieuw gewaarmerkt uittreksel uit het handelsregister worden aangevraagd. De kosten van een gewaarmerkt papieren uittreksel van het handelsregister bedragen € 11,00 per stuk. Deze maatregel neemt daarnaast vooral ook de ergernis bij de ondernemer weg wederom een uittreksel te moeten opsturen bij zijn vergunningaanvraag, terwijl de overheid daar toch al over beschikt. Vraag 132 Kan helder worden uitgelegd of ondernemers ook voor de Europese aanbesteding eigen verklaringen kunnen gebruiken? Antwoord 132 De eigen verklaring is bedoeld om te worden toegepast bij zogenaamde Europese procedures. De Europese regels inzake aanbesteden staan dit ook toe. Vraag 133 Kunt u volledig aangeven welke exploitatievergunning worden afgeschaft? Vraag 134 Kunt u ook aangeven welke mogelijke gevolgen er zijn bij het afschaffen van exploitatievergunningen voor het starten van een Coffeeshop (verkoop wiet en Hasj)? Antwoord 133 en 134 De (Horeca)Exploitatievergunning is een autonome gemeentelijke vergunning. De gemeenten bepalen zelf of deze vergunning in de gemeenten al dan niet van toepassing is. Naar aanleiding van een advies van de Commissie Regeldruk (Commissie Wientjes) zijn het Rijk en de VNG al een tijd in gesprek over het niet meer toepassen van de Exploitatievergunning. Recent heeft de VNG laten weten dat de Exploitatievergunning meestal niet meer nodig voor die activiteiten waarvoor ook een Drank en Horecavergunning vereist is. Uitzondering hierop zijn horecagelegenheden die het vertrouwen dat hiermee wordt afgegeven beschamen en horecabedrijven die niet onder de Drank en Horecavergunning vallen zoals coffeeshops. Vraag 134 Kunt u ook aangeven welke mogelijke gevolgen er zijn bij het afschaffen van exploitatievergunningen voor het starten van een Coffeeshop (verkoop wiet en Hasj)? Antwoord 134 Zie antwoord op vraag 133. Vraag 135 Is het “schatkistbankieren” verplicht of vrijwillig? Antwoord 135 Deelname aan het schatkistbankieren is geregeld in de Comptabiliteitswet van 2001. Uitgangspunt is dat deelname in beginsel verplicht is voor Rechtspersonen met een wettelijk taak (RWT’s). Hierop zijn uitzonderingen, zoals voor relatief kleine instellingen en instellingen waarvan de publieke taak zeer gering is ten opzichte van hun andere (niet wettelijke geregelde) maatschappelijke taken. Voor onderwijsinstellingen geldt de mogelijkheid van vrijwillige deelneming aan het schatkistbankieren. Derden, zoals decentrale overheden, kunnen eveneens op vrijwillige basis deelnemen, zij het dat zij op basis van de Comptabiliteitswet 2001 niet kunnen lenen bij de schatkist. Vraag 136 Komt de herprioritering diverse begrotingen overeen met een bezuiniging van € 510 mln? Hoe verhouden deze bedragen zich tot de taakstelling? Antwoord 136 De herprioritering diverse begrotingen komt inderdaad overeen met een bezuiniging van € 510 mln. Alle departementen hebben zich gecommitteerd aan deze taakstelling. De verdere invulling zal zoveel mogelijk worden gepresenteerd bij Miljoenennota 2010. Vraag 137 Hangt de lagere uitstroom uit de COA-opvang samen met, zoals gesteld, de nog steeds moeilijk verlopende terugkeer van asielzoekers, of speelt ook bij de taakstelling achterblijvende huisvesting van statushouders een rol? In welke mate spelen beide factoren een rol? Welke eventuele nieuwe, anders dan de reeds bekende, maatregelen worden genomen om de terugkeer te intensiveren? Antwoord 137 De uitstroom van degenen die naar aanleiding van de Pardonregeling een status hebben gekregen ligt op schema en is nagenoeg afgerond. Gemeenten verdienen hiervoor een groot compliment. De uitplaatsing van de doelgroep statushouders ligt iets achter op schema. In het reguliere overleg dat hierover plaats vindt met de VNG en in de normale toezichtrelatie tussen VROM en gemeenten is dit een constant aandachtspunt. Ten aanzien van de stand van zaken maatregelen Terugkeer heeft de Staatssecretaris van Justitie u op 14 april jl. per brief uitvoerig geïnformeerd. Vraag 138 Waarom wordt, ondanks de beëindiging van het categoriaal beschermingsbeleid voor Irak en Somalië, waarvan wordt verondersteld dat dit een instroombeperkend effect heeft, uitgegaan van een verder stijgende asielinstroom voor 2009 ten opzichte van 2008? Zijn er bepaalde, andere dan de genoemde, landen van waaruit een toenemende asielinstroom te signaleren is? Antwoord 138 Voor 2009 en 2010 wordt uitgegaan van een zelfde instroom als in 2008. Van het afschaffen van het categoriaal opvangbeleid voor Irak en Somalië wordt inderdaad een dalend effect op de instroom verwacht. De instroom uit Irak vertoont de afgelopen maanden al een daling. Voor de instroom vanuit Somalië is het nog te vroeg om effect te meten. Tegelijkertijd blijft er sprake van een grote mate van onzekerheid over hoe de vluchtelingenstromen ook uit andere landen zich zullen ontwikkelen. Vraag 139 Wanneer start het onderzoek naar het "schatkistbankieren" voor medeoverheden en wanneer zal dit onderzoek gereed zijn en aan de Kamer worden gezonden? Antwoord 139 Dit onderzoek naar effecten van integraal schatkistbankieren, inclusief een leenfaciliteit, voor de sectorbanken BNG en NWB en het financieringsarrangement van decentrale overheden en instellingen uit de semipublieke sector is onlangs gestart. Beoogd wordt om dit onderzoek voor januari 2010 af te ronden. De uitkomsten van het rapport worden besproken in het bestuurlijk overleg financiële verhoudingen (Bofv) in het voorjaar van 2010. In de tussenliggende periode hebben de betrokken partijen en de sectorbanken de gelegenheid om hun standpunt te bepalen en zich op hun strategie te bezinnen. Na de bespreking in het bestuurlijk overleg met medeoverheden (Bofv) wordt uw Kamer geïnformeerd over de uitkomsten en de conclusies. Vraag 140 Kan een nadere toelichting worden gegeven waarom het kabinet - in afwijking van het bindend SCP-advies — alsnog heeft besloten de volledige 257 mln. beschikbaar te stellen en niet af te romen? Antwoord 140 In het bestuurlijk overleg is afgesproken dat het SCP jaarlijks een bindend advies uitbrengt over het budget voor huishoudelijke hulp in het jaar t+1, dat gebaseerd is op de gerealiseerde uitgaven in het jaar t-1. Het SCP heeft in het op 1 april 2009 uitgebrachte advies over het budget 2010 geconstateerd dat gemeenten in 2008 overschot van € 257 mln hebben gerealiseerd. Voor het budget 2010 zou dit betekenen dat € 257 mln moet worden afgeroomd. Het SCP heeft in het niet-bindend deel van het advies geadviseerd om van die berekening af te wijken. Het SCP adviseerde, gelet op de prijsvorming op de markt voor huishoudelijke hulp en de wetswijziging Wmo, om € 130 mln niet af te romen. Verder is er in het Bestuurlijk Overleg Financiële Verhoudingen tussen de fondsbeheerders, VWS en de VNG afgesproken gesproken dat het restant van de onderuitputting ad € 127 mln beschikbaar blijft voor gemeenten ter dekking van de gevolgen van de pakketmaatregelen AWBZ. Vraag 141 Wat is de ratio achter het bedrag van € 548,1 dat als in=uittaakstelling niet alleen in 2009 maar ook in 2010 is geboekt? Wordt daarmee ruim € 0,5 mld aan budgettaire ruimte in 2009 gecreëerd? Antwoord 141 De genoemde in=uit-taakstelling heeft betrekking op de onderuitputting die in 2008 is opgetreden binnen het Fonds Economische Structuurversterking ad € 1,1 mld Het FES kent, zoals alle begrotingsfondsen een 100% eindejaarsmarge waardoor alle onbesteed gebleven middelen beschikbaar blijven voor latere jaren. De onderuitputting uit 2008 is toegevoegd aan de jaren 2009 en 2010. Tegelijkertijd is een in=uit-taakstelling geboekt met dezelfde omvang. Deze systematiek, waarbij de eindejaarsmarge en de in=uit-taakstelling worden uitgesmeerd over meerdere jaren, wordt ook toegepast bij de Homogene Groep Internationale Samenwerking. Hiermee wordt geen extra budgettaire ruimte gecreëerd. Vraag 142 Kan alsnog een toelichting op, en onderbouwing van, de meerjarige aardgasbatenmutatie naar onderliggende oorzaken (zoals olieprijs, dollarkoers, productievolume )? Antwoord 142 Zie antwoord op vraag 9. Vraag 143 Komt de aardgasbatentegenvaller rechtstreeks ten laste van het EMU-saldo, of heeft deze ook nog nadelige effecten voor posten elders op de rijksbegroting? Antwoord 143 Zie antwoord op vraag 9. Vraag 144 Hebben de budgettaire kaders nog een sturende en disciplinerende rol op dit moment? Antwoord 144 Zie antwoord op vraag 12. Vraag 145 Waarom worden de stimuleringsmiddelen die volgens de minister a la FES zijn vormgegeven, dan ook niet daadwerkelijk op het FES geboekt zodat de Tweede Kamer deze middelen kan autoriseren? Antwoord 145 Zie antwoord op vraag 33. Vraag 146 Is de regering bereid om de thans nog resterende niet verdeelde middelen van het stimuleringspakket over te hevelen naar een verdeelartikel op het FES om daarmee recht te doen aan het budgetrecht en recht van amendement van de Tweede Kamer? Antwoord 146 Zie antwoord op vraag 33. 1) Vaste commissie voor Financiën van der Vlies (SGP) van der Staaij (SGP) Blok (VVD), Voorzitter Remkes (VVD) ten Hoopen (CDA), Ondervoorzitter Pieper (CDA) Weekers (VVD) Aptroot (VVD) van Haersma Buma (CDA) de Vries (CDA) de Nerée tot Babberich (CDA) Van Hijum (CDA) Haverkamp (CDA) Mastwijk (CDA) Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD) Elias (VVD) Omtzigt (CDA) de Pater-van der Meer (CDA) Koşer Kaya (D66) Pechtold (D66) Irrgang (SP) Kant (SP) Luijben (SP) Ulenbelt (SP) Kalma (PvdA) Van der Veen (PvdA) Blanksma-van den Heuvel (CDA) Smilde (CDA) Cramer (CU) Anker (CU) van der Burg (VVD) Nicolaï (VVD) van Dijck (PVV) de Roon (PVV) Spekman (PvdA) Kuiken (PvdA) Gesthuizen (SP) Karabulut (SP) Ouwehand (PvdD) Thieme (PvdD) Tang (PvdA) Heijnen (PvdA) Vos (PvdA) Roefs (PvdA) Bashir (SP) Van Gerven (SP) Sap (GL) Vendrik (GL) Linhard (PvdA) Smeets (PvdA) Saldo ultimo 2008, zie vraag en antwoord 115. Van deze € 45,1 mld is reeds € 42,4 mld gegarandeerd. De beleidsmaatregelen van Novemberpakket 2008 en Aanvullend Beleidsakkoord 2009 leidden tot een totale bijstelling bij de belasting- en premieontvangsten van € -1,3 mld. Hiervan betreft € -1,1 mld de Vpb, € -0,1 mld de vliegbelasting en € -0,1 mld de loon- en inkomensheffing. PAGE