[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

31977 NR Wijziging van de Wet op de jeugdzorg in verband met het opnemen van een gemeentelijke verantwoordelijkheid voor de jeugdketen

Wijziging van de Wet op de jeugdzorg in verband met het opnemen van een gemeentelijke verantwoordelijkheid voor de jeugdketen

Nader rapport

Nummer: 2009D30014, datum: 2009-06-15, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2009Z11326:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (šŸ”— origineel)


Nader rapport inzake het voorstel van wet, houdende wijziging van de Wet
op de jeugdzorg in verband met de introductie van gemeentelijke Centra
voor Jeugd en Gezin







	

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw Kabinet van 30 december
2008, nr. 08.003755, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn
advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te
doen toekomen. Dit advies, gedateerd 27 februari 2009, nr.
W13.08.0583/I, bied ik U hierbij aan.

1.  Context

De Raad van State signaleert diverse beleidsontwikkelingen en
maatregelen die verband houden met het onderhavige wetsvoorstel en
adviseert in de toelichting in te gaan op de relatie tussen deze
ontwikkelingen en de vorming van Centra voor Jeugd en Gezin. De memorie
van toelichting is in deze zin aangepast.

2.  Nut en noodzaak

Met de invoering van de Centra voor Jeugd en Gezin wordt niet een nieuwe
instantie in het leven geroepen in het jeugdveld. Een Centrum voor Jeugd
en Gezin is te zien als een bundeling van bestaande voorzieningen, zodat
de noodzakelijke samenwerking tussen de verschillende instanties
gemakkelijker en beter tot stand kan komen.

Bij de totstandkoming van de Wet op de jeugdzorg is uitvoerig
stilgestaan bij de precieze rol van het Bureau jeugdzorg. Het
uitgangspunt was dat het Bureau jeugdzorg als enige en onafhankelijke
toegang tot de zwaardere vormen van jeugdzorg zou functioneren, zowel in
een vrijwillig als in een justitieel kader. Het Bureau jeugdzorg kreeg
als belangrijkste taak het analyseren van de problemen van een jeugdige
en indiceren welke vorm van jeugdzorg voor die jeugdige het meest
geschikt was: derhalve geen hulpverlenende instelling maar een
indicatiestellende instelling. Daarbij moest het een laagdrempelig punt
zijn waar iedereen terecht kon met problemen of dreigende problemen in
de opvoeding. Overigens heeft het kabinet tijdens de parlementaire
behandeling van het wetsvoorstel al het belang van lokale voorzieningen
in de jeugdketen benadrukt. In de nota naar aanleiding van het nader
verslag is aangegeven dat het algemeen en preventief jeugdbeleid,
waarvoor gemeenten verantwoordelijk zijn, een eerste en belangrijke
schakel vormt in de jeugdketen. In de afgelopen jaren is de functie van
laagdrempelig inlooppunt van het Bureau jeugdzorg meer op de achtergrond
geraakt en is het zwaartepunt nog meer bij de indicatiestelling komen te
liggen. 

Daarnaast kwam bij opvoedingsproblemen het accent te liggen op ernstige
opvoedingsproblemen. Het onderhavige wetsvoorstel beoogt met een
bundeling van de jeugdgezondheidszorg en de maatschappelijke
dienstverlening ten behoeve van jongeren de preventieve zorg binnen het
gemeentelijke domein te versterken. De memorie van toelichting is in
deze zin aangevuld.

De tijdelijke ministeriƫle regeling waaraan de Raad van State refereert
dient als de basis op grond waarvan gemeenten van rijkswege een
financiƫle bijdrage ontvangen voor het realiseren van de Centra voor
Jeugd en Gezin, zoals tussen Rijk en VNG is overeengekomen in het
bestuursakkoord ā€˜Samen aan de slagā€™ van 4 juni 2007. Deze regeling
vervalt met ingang van 1 januari 2012. Het voornemen is om vanaf dat
moment, als sprake is van een landelijke dekking van Centra voor Jeugd
en Gezin, deze middelen structureel toe te voegen aan het gemeentefonds.

3.   Bevoegdheden van gemeenten

a. De instellingen zijn verplicht om mee te werken aan de totstandkoming
van de afspraken en de nakoming ervan. Het college van burgemeester en
wethouders kan de instellingen niet dwingen tot samenwerking. Het
uitgangspunt van het wetsvoorstel is dat partijen bereid zijn tot
samenwerking, waarbij de gemeente optreedt als ā€˜aanjagerā€™ van het
samenwerkingsproces. Daarnaast zien de inspecties, bedoeld in artikel
47a van het voorstel, erop toe dat de instellingen zich houden aan de
gemaakte afspraken. De memorie van toelichting is op dit punt verder
verduidelijkt.

b.  Het advies van de Raad van State om de aanwijzingsbevoegdheid bij
het college van burgemeester en wethouders neer te leggen in plaats van
bij de burgemeester is niet overgenomen. Het betreft hier inderdaad niet
het terrein van openbare orde en crisisbestrijding, maar het zal wel
vaak gaan om een situatie waarin snel ingegrepen moet worden. In een
dergelijk geval kan een burgemeester sneller opereren dan een college.

Voor het geval dat tot het toepassen van bedoelde aanwijzingsbevoegdheid
wordt overgegaan, adviseert de Raad dat de gemeente tevens kan bepalen
dat de andere instanties de coƶrdinerende rol van de aangewezen
instantie zullen moeten aanvaarden. De Raad geeft evenwel niet aan hoe
deze aanvaarding moet worden uitgewerkt. 

Het regelen hiervan zou inhouden dat er geen sprake meer zou zijn van
een coƶrdinerende taak, maar van het opleggen van dwingende
maatregelen. Dat is niet gewenst. De potentiƫle juridische
consequenties daarvan zouden veelomvattend zijn, aangezien allerlei
partijen betrokken zijn bij dit proces. Opdat een dergelijk dwangelement
echt effect zou hebben, zou precies moeten worden geregeld wat de
aanvaarding van de coƶrdinatie van de zorg inhoudt en welke (eventuele)
aanwijzingen van de coƶrdinerende instantie door de andere instellingen
zouden moeten worden opgevolgd. Een dusdanige juridisering is in het
onderhavige geval niet proportioneel. Met andere woorden: met de
voorgestelde aanwijzingsbevoegdheid moet in alle redelijkheid kunnen
worden volstaan om in dergelijke situaties tot een oplossing te komen. 

4.  De doelgroep

a. Het wetsvoorstel kent twee gemeentelijke verplichtingen. De eerste is
om te zorgen voor het organiseren van een Centrum voor Jeugd en Gezin.
Deze dienen een laagdrempelig inlooppunt te vormen, waar ouders en
jeugdigen met alle mogelijke vragen op het gebied van opvoeden en
opgroeien terecht kunnen. De tweede is te zorgen voor de regie over het
lokale jeugdbeleid, waarbij ook instanties als politie en Openbaar
Ministerie worden betrokken. Het laagdrempelige karakter van het
inlooppunt verdraagt, zoals de Raad terecht opmerkt, inderdaad geen
associatie met instanties als politie en Openbaar Ministerie. Om deze
reden verdient gezamenlijke huisvesting van een Centrum voor Jeugd en
Gezin en een Veiligheidshuis dan ook geen aanbeveling, evenmin als het
onderbrengen van bijvoorbeeld een Advies- en meldpunt kindermishandeling
in het Centrum voor Jeugd en Gezin. Het in het kader van de regietaak
maken van afspraken met politie en Openbaar Ministerie impliceert
evenwel niet dat bovenbedoelde associatie gaat plaatsvinden. 

b. De doelgroep van de Centra voor Jeugd en Gezin omvat in beginsel alle
jeugdigen tot 23 jaar en hun ouders. Doordat de jeugdgezondheidszorg
altijd onderdeel uitmaakt van een Centrum voor Jeugd en Gezin, zullen
veel vragen afkomstig zijn van ouders met jonge kinderen. Een Centrum
voor Jeugd en Gezin behoeft de verschillende categorieƫn binnen de
doelgroep niet op dezelfde wijze en met eenzelfde intensiteit te
benaderen. In sommige Centra voor Jeugd en Gezin zijn veel vragen
afkomstig van ouders met puberende jongeren. Daarnaast zullen vanuit een
Centrum voor Jeugd en Gezin de jongeren zelf wellicht op andere plaatsen
en met gebruik van internet worden opgezocht. Ook zal er vaak gerichte
aandacht zijn voor risicogroepen.

5.  Wet op de jeugdzorg of Wet maatschappelijke ondersteuning? 

De memorie van toelichting is aangepast in die zin dat is aangegeven
waarom de Wet op de jeugdzorg is verkozen om de Centra voor Jeugd en
Gezin te regelen.

In de memorie van toelichting is geen lange termijn visie op de
jeugdzorg opgenomen. Op dit moment vindt een evaluatie van de Wet op de
jeugdzorg plaats, die in het najaar van 2009 zal worden afgerond. Daarna
zal een kabinetsstandpunt worden voorbereid. Het is niet zinvol om
thans, daarop vooruitlopend, uitspraken te doen over de lange termijn.

6.  De samenwerkende instanties 

De in het voorstel genoemde domeinen waarbinnen de instellingen en
overige dienstverleners werkzaam zijn en waarmee het college van
burgemeester en wethouders afspraken moet maken, zijn breed omschreven.
Dat is ook nodig. De jeugdketen is nu eenmaal zeer breed. Daarbinnen
zullen via de algemene maatregel van bestuur de instellingen en overige
dienstverleners wel nader worden aangewezen. Een nadere afbakening van
de begrippen instellingen en dienstverleners is niet goed te geven.
Welke instellingen en dienstverleners zullen worden aangewezen, kan
variƫren. Alleen al op het punt van de naamgeving zal dat naar
verwachting regelmatig het geval zijn. Een beschrijving van de
instellingen en dienstverleners op het niveau van de wet zou telkens tot
aanpassing van de wet moeten leiden. Dat is niet gewenst. Ook het gevolg
van de aanwijzing, namelijk het maken van afspraken, is niet dusdanig
ingrijpend in juridische zin dat een dergelijke aanwijzing niet bij
algemene maatregel van bestuur kan worden afgedaan.

7.  Verwerking adviezen

In de memorie van toelichting is een bespreking op hoofdlijnen van de
adviezen opgenomen.

8.  Afstemming met het bij Koninklijke boodschap van 6 februari 2009
ingediende voorstel tot wijziging van de Wet op de jeugdzorg in verband
met de introductie van een verwijsindex risicoā€™s jeugdigen (31 855). 

Deze afstemming heeft geleid tot enige aanpassingen in het wetsvoorstel.
In de eerste plaats is er voor gekozen om de artikelen in artikel I,
onderdeel B, te vernummeren. Dit is gedaan omdat de artikelen van dit
wetsvoorstel in de Wet op de jeugdzorg zullen voorafgaan aan de
artikelen met betrekking tot de verwijsindex. In de tweede plaats zijn
een aantal begrippen congruent gemaakt met het wetsvoorstel verwijsindex
risicoā€™s jeugdigen. Gelijk aan laatstgenoemd voorstel wordt in het
onderhavige voorstel nu de term ā€˜instantieā€™ gebruikt in plaats van
ā€˜instellingen en overige dienstverlenersā€™ en wordt ā€˜politie en
justitieā€™ gebruikt in plaats van ā€˜openbare orde en veiligheidā€™. In
in artikel 1c, tweede lid, tweede volzin, is bovendien de zinsnede
ā€˜het beheerā€™ toegevoegd. 

Verder zijn drie romeinse artikelen ingevoegd. Deze voorzien in de
situatie dat het wetsvoorstel verwijsindex risicoā€™s jeugdigen eerder,
respectievelijk later in werking treedt dan het onderhavige
wetsvoorstel. 

9. De redactionele kanttekeningen zijn alle overgenomen. 

10. Overig.

- De aanhef en considerans zijn aangepast om beide nieuwe taken van de
gemeente (het organiseren van CJGā€™s en de regierol over de jeugdketen)
beter zichtbaar te maken. 

- In artikel 1c, tweede lid, is voor alle duidelijkheid toegevoegd dat
de afspraken schriftelijk dienen te worden gemaakt en zonodig op
regionaal niveau. De memorie van toelichting is tevens overeenkomstig
aangepast. 

- Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om artikel 70 en artikel 71,
eerste lid, onderdeel e, te doen vervallen. Hiermee wordt de eigen
bijdrage in de kosten van de zorg voor een jeugdige met eigen inkomsten
geschrapt. De berekening en inning van de eigen bijdrage is
arbeidsintensief voor de zorgaanbieders, terwijl, gelet op de beperkte
omvang van gevraagde de bijdrage, de kosten niet opwegen tegen de baten.
In de praktijk blijkt dan ook dat zorgaanbieders vaak geen uitvoering
geven aan het artikel. De memorie van toelichting is tevens
overeenkomstig aangepast. 

Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en
de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der
Staten-Generaal te zenden.

De Minister voor Jeugd en Gezin,

mr. A. Rouvoet

Pagina   PAGE   \* MERGEFORMAT  4  van   NUMPAGES   \* MERGEFORMAT  4 

Kenmerk

DWJZ/SWW-2928334

Datum

Pagina   PAGE   \* MERGEFORMAT  1  van   NUMPAGES   \* MERGEFORMAT  4 

Kenmerk

DWJZ/SWW-2928334

Datum

8 juni 2009