31977 NR Wijziging van de Wet op de jeugdzorg in verband met het opnemen van een gemeentelijke verantwoordelijkheid voor de jeugdketen
Wijziging van de Wet op de jeugdzorg in verband met het opnemen van een gemeentelijke verantwoordelijkheid voor de jeugdketen
Nader rapport
Nummer: 2009D30014, datum: 2009-06-15, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: A. Rouvoet, minister voor Jeugd en Gezin (Ooit ChristenUnie kamerlid)
Onderdeel van zaak 2009Z11326:
- Indiener: A. Rouvoet, minister voor Jeugd en Gezin
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2009-06-17 14:35: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2009-07-01 11:45: Procedurevergadering Jeugd en Gezin (Procedurevergadering), algemene commissie voor Jeugd en Gezin
- 2009-09-03 14:00: Wijziging van de Wet op de jeugdzorg in verband met het opnemen van een gemeentelijke verantwoordelijkheid voor de jeugdketen - 31977 (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), algemene commissie voor Jeugd en Gezin
- 2009-12-16 11:45: Procedurevergadering Jeugd en Gezin (Procedurevergadering), algemene commissie voor Jeugd en Gezin
- 2010-01-28 14:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2010-03-04 14:00: Extra procedurevergadering Jeugd en Gezin (Procedurevergadering), algemene commissie voor Jeugd en Gezin
- 2010-05-19 11:45: Procedurevergadering Jeugd en Gezin (Procedurevergadering), algemene commissie voor Jeugd en Gezin
- 2010-06-23 11:45: Procedurevergadering Jeugd en Gezin (Procedurevergadering), algemene commissie voor Jeugd en Gezin
- 2010-11-24 14:30: Procedurevergadering Jeugdzorg (Procedurevergadering), algemene commissie Jeugdzorg
- 2010-12-02 12:15: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2012-05-24 15:30: Procedurevergadering (Procedurevergadering), algemene commissie Jeugdzorg
- 2012-05-30 14:30: Procedurevergadering (o.a. controversieel verklaring) (Procedurevergadering), algemene commissie Jeugdzorg
Preview document (š origineel)
Nader rapport inzake het voorstel van wet, houdende wijziging van de Wet op de jeugdzorg in verband met de introductie van gemeentelijke Centra voor Jeugd en Gezin Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw Kabinet van 30 december 2008, nr. 08.003755, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 27 februari 2009, nr. W13.08.0583/I, bied ik U hierbij aan. 1. Context De Raad van State signaleert diverse beleidsontwikkelingen en maatregelen die verband houden met het onderhavige wetsvoorstel en adviseert in de toelichting in te gaan op de relatie tussen deze ontwikkelingen en de vorming van Centra voor Jeugd en Gezin. De memorie van toelichting is in deze zin aangepast. 2. Nut en noodzaak Met de invoering van de Centra voor Jeugd en Gezin wordt niet een nieuwe instantie in het leven geroepen in het jeugdveld. Een Centrum voor Jeugd en Gezin is te zien als een bundeling van bestaande voorzieningen, zodat de noodzakelijke samenwerking tussen de verschillende instanties gemakkelijker en beter tot stand kan komen. Bij de totstandkoming van de Wet op de jeugdzorg is uitvoerig stilgestaan bij de precieze rol van het Bureau jeugdzorg. Het uitgangspunt was dat het Bureau jeugdzorg als enige en onafhankelijke toegang tot de zwaardere vormen van jeugdzorg zou functioneren, zowel in een vrijwillig als in een justitieel kader. Het Bureau jeugdzorg kreeg als belangrijkste taak het analyseren van de problemen van een jeugdige en indiceren welke vorm van jeugdzorg voor die jeugdige het meest geschikt was: derhalve geen hulpverlenende instelling maar een indicatiestellende instelling. Daarbij moest het een laagdrempelig punt zijn waar iedereen terecht kon met problemen of dreigende problemen in de opvoeding. Overigens heeft het kabinet tijdens de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel al het belang van lokale voorzieningen in de jeugdketen benadrukt. In de nota naar aanleiding van het nader verslag is aangegeven dat het algemeen en preventief jeugdbeleid, waarvoor gemeenten verantwoordelijk zijn, een eerste en belangrijke schakel vormt in de jeugdketen. In de afgelopen jaren is de functie van laagdrempelig inlooppunt van het Bureau jeugdzorg meer op de achtergrond geraakt en is het zwaartepunt nog meer bij de indicatiestelling komen te liggen. Daarnaast kwam bij opvoedingsproblemen het accent te liggen op ernstige opvoedingsproblemen. Het onderhavige wetsvoorstel beoogt met een bundeling van de jeugdgezondheidszorg en de maatschappelijke dienstverlening ten behoeve van jongeren de preventieve zorg binnen het gemeentelijke domein te versterken. De memorie van toelichting is in deze zin aangevuld. De tijdelijke ministeriĆ«le regeling waaraan de Raad van State refereert dient als de basis op grond waarvan gemeenten van rijkswege een financiĆ«le bijdrage ontvangen voor het realiseren van de Centra voor Jeugd en Gezin, zoals tussen Rijk en VNG is overeengekomen in het bestuursakkoord āSamen aan de slagā van 4 juni 2007. Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2012. Het voornemen is om vanaf dat moment, als sprake is van een landelijke dekking van Centra voor Jeugd en Gezin, deze middelen structureel toe te voegen aan het gemeentefonds. 3. Bevoegdheden van gemeenten a. De instellingen zijn verplicht om mee te werken aan de totstandkoming van de afspraken en de nakoming ervan. Het college van burgemeester en wethouders kan de instellingen niet dwingen tot samenwerking. Het uitgangspunt van het wetsvoorstel is dat partijen bereid zijn tot samenwerking, waarbij de gemeente optreedt als āaanjagerā van het samenwerkingsproces. Daarnaast zien de inspecties, bedoeld in artikel 47a van het voorstel, erop toe dat de instellingen zich houden aan de gemaakte afspraken. De memorie van toelichting is op dit punt verder verduidelijkt. b. Het advies van de Raad van State om de aanwijzingsbevoegdheid bij het college van burgemeester en wethouders neer te leggen in plaats van bij de burgemeester is niet overgenomen. Het betreft hier inderdaad niet het terrein van openbare orde en crisisbestrijding, maar het zal wel vaak gaan om een situatie waarin snel ingegrepen moet worden. In een dergelijk geval kan een burgemeester sneller opereren dan een college. Voor het geval dat tot het toepassen van bedoelde aanwijzingsbevoegdheid wordt overgegaan, adviseert de Raad dat de gemeente tevens kan bepalen dat de andere instanties de coƶrdinerende rol van de aangewezen instantie zullen moeten aanvaarden. De Raad geeft evenwel niet aan hoe deze aanvaarding moet worden uitgewerkt. Het regelen hiervan zou inhouden dat er geen sprake meer zou zijn van een coƶrdinerende taak, maar van het opleggen van dwingende maatregelen. Dat is niet gewenst. De potentiĆ«le juridische consequenties daarvan zouden veelomvattend zijn, aangezien allerlei partijen betrokken zijn bij dit proces. Opdat een dergelijk dwangelement echt effect zou hebben, zou precies moeten worden geregeld wat de aanvaarding van de coƶrdinatie van de zorg inhoudt en welke (eventuele) aanwijzingen van de coƶrdinerende instantie door de andere instellingen zouden moeten worden opgevolgd. Een dusdanige juridisering is in het onderhavige geval niet proportioneel. Met andere woorden: met de voorgestelde aanwijzingsbevoegdheid moet in alle redelijkheid kunnen worden volstaan om in dergelijke situaties tot een oplossing te komen. 4. De doelgroep a. Het wetsvoorstel kent twee gemeentelijke verplichtingen. De eerste is om te zorgen voor het organiseren van een Centrum voor Jeugd en Gezin. Deze dienen een laagdrempelig inlooppunt te vormen, waar ouders en jeugdigen met alle mogelijke vragen op het gebied van opvoeden en opgroeien terecht kunnen. De tweede is te zorgen voor de regie over het lokale jeugdbeleid, waarbij ook instanties als politie en Openbaar Ministerie worden betrokken. Het laagdrempelige karakter van het inlooppunt verdraagt, zoals de Raad terecht opmerkt, inderdaad geen associatie met instanties als politie en Openbaar Ministerie. Om deze reden verdient gezamenlijke huisvesting van een Centrum voor Jeugd en Gezin en een Veiligheidshuis dan ook geen aanbeveling, evenmin als het onderbrengen van bijvoorbeeld een Advies- en meldpunt kindermishandeling in het Centrum voor Jeugd en Gezin. Het in het kader van de regietaak maken van afspraken met politie en Openbaar Ministerie impliceert evenwel niet dat bovenbedoelde associatie gaat plaatsvinden. b. De doelgroep van de Centra voor Jeugd en Gezin omvat in beginsel alle jeugdigen tot 23 jaar en hun ouders. Doordat de jeugdgezondheidszorg altijd onderdeel uitmaakt van een Centrum voor Jeugd en Gezin, zullen veel vragen afkomstig zijn van ouders met jonge kinderen. Een Centrum voor Jeugd en Gezin behoeft de verschillende categorieĆ«n binnen de doelgroep niet op dezelfde wijze en met eenzelfde intensiteit te benaderen. In sommige Centra voor Jeugd en Gezin zijn veel vragen afkomstig van ouders met puberende jongeren. Daarnaast zullen vanuit een Centrum voor Jeugd en Gezin de jongeren zelf wellicht op andere plaatsen en met gebruik van internet worden opgezocht. Ook zal er vaak gerichte aandacht zijn voor risicogroepen. 5. Wet op de jeugdzorg of Wet maatschappelijke ondersteuning? De memorie van toelichting is aangepast in die zin dat is aangegeven waarom de Wet op de jeugdzorg is verkozen om de Centra voor Jeugd en Gezin te regelen. In de memorie van toelichting is geen lange termijn visie op de jeugdzorg opgenomen. Op dit moment vindt een evaluatie van de Wet op de jeugdzorg plaats, die in het najaar van 2009 zal worden afgerond. Daarna zal een kabinetsstandpunt worden voorbereid. Het is niet zinvol om thans, daarop vooruitlopend, uitspraken te doen over de lange termijn. 6. De samenwerkende instanties De in het voorstel genoemde domeinen waarbinnen de instellingen en overige dienstverleners werkzaam zijn en waarmee het college van burgemeester en wethouders afspraken moet maken, zijn breed omschreven. Dat is ook nodig. De jeugdketen is nu eenmaal zeer breed. Daarbinnen zullen via de algemene maatregel van bestuur de instellingen en overige dienstverleners wel nader worden aangewezen. Een nadere afbakening van de begrippen instellingen en dienstverleners is niet goed te geven. Welke instellingen en dienstverleners zullen worden aangewezen, kan variĆ«ren. Alleen al op het punt van de naamgeving zal dat naar verwachting regelmatig het geval zijn. Een beschrijving van de instellingen en dienstverleners op het niveau van de wet zou telkens tot aanpassing van de wet moeten leiden. Dat is niet gewenst. Ook het gevolg van de aanwijzing, namelijk het maken van afspraken, is niet dusdanig ingrijpend in juridische zin dat een dergelijke aanwijzing niet bij algemene maatregel van bestuur kan worden afgedaan. 7. Verwerking adviezen In de memorie van toelichting is een bespreking op hoofdlijnen van de adviezen opgenomen. 8. Afstemming met het bij Koninklijke boodschap van 6 februari 2009 ingediende voorstel tot wijziging van de Wet op de jeugdzorg in verband met de introductie van een verwijsindex risicoās jeugdigen (31 855). Deze afstemming heeft geleid tot enige aanpassingen in het wetsvoorstel. In de eerste plaats is er voor gekozen om de artikelen in artikel I, onderdeel B, te vernummeren. Dit is gedaan omdat de artikelen van dit wetsvoorstel in de Wet op de jeugdzorg zullen voorafgaan aan de artikelen met betrekking tot de verwijsindex. In de tweede plaats zijn een aantal begrippen congruent gemaakt met het wetsvoorstel verwijsindex risicoās jeugdigen. Gelijk aan laatstgenoemd voorstel wordt in het onderhavige voorstel nu de term āinstantieā gebruikt in plaats van āinstellingen en overige dienstverlenersā en wordt āpolitie en justitieā gebruikt in plaats van āopenbare orde en veiligheidā. In in artikel 1c, tweede lid, tweede volzin, is bovendien de zinsnede āhet beheerā toegevoegd. Verder zijn drie romeinse artikelen ingevoegd. Deze voorzien in de situatie dat het wetsvoorstel verwijsindex risicoās jeugdigen eerder, respectievelijk later in werking treedt dan het onderhavige wetsvoorstel. 9. De redactionele kanttekeningen zijn alle overgenomen. 10. Overig. - De aanhef en considerans zijn aangepast om beide nieuwe taken van de gemeente (het organiseren van CJGās en de regierol over de jeugdketen) beter zichtbaar te maken. - In artikel 1c, tweede lid, is voor alle duidelijkheid toegevoegd dat de afspraken schriftelijk dienen te worden gemaakt en zonodig op regionaal niveau. De memorie van toelichting is tevens overeenkomstig aangepast. - Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om artikel 70 en artikel 71, eerste lid, onderdeel e, te doen vervallen. Hiermee wordt de eigen bijdrage in de kosten van de zorg voor een jeugdige met eigen inkomsten geschrapt. De berekening en inning van de eigen bijdrage is arbeidsintensief voor de zorgaanbieders, terwijl, gelet op de beperkte omvang van gevraagde de bijdrage, de kosten niet opwegen tegen de baten. In de praktijk blijkt dan ook dat zorgaanbieders vaak geen uitvoering geven aan het artikel. De memorie van toelichting is tevens overeenkomstig aangepast. Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden. De Minister voor Jeugd en Gezin, mr. A. Rouvoet Pagina PAGE \* MERGEFORMAT 4 van NUMPAGES \* MERGEFORMAT 4 Kenmerk DWJZ/SWW-2928334 Datum Pagina PAGE \* MERGEFORMAT 1 van NUMPAGES \* MERGEFORMAT 4 Kenmerk DWJZ/SWW-2928334 Datum 8 juni 2009