[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Lijst van vragen vso inzake het Besluit houdende wijziging van het Legkippenbesluit 2003 (verbod op het houden van legkippen in verrijkte kooien en vaststelling minumnormen voor het houden van legkippen)

Wijziging van het Legkippenbesluit 2003

Lijst van vragen

Nummer: 2009D32509, datum: 2009-06-25, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2009Z06908:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Verslag van een schriftelijk overleg

Binnen de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
(LNV) heeft een aantal fracties vragen en opmerkingen aan de minister
van LNV over de aanbieding van de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB)
houdende een wijziging van het Legkippenbesluit 2003 (verbod op het
houden van legkippen in verrijkte kooien en vaststelling minimumnormen
voor het houden van legkippen) - 31923-1

voorzitter van de commissie,

Atsma

griffier voor dit verslag,

Peen

Inhoudsopgave									Pagina

Inbreng leden van de CDA fractie							1-2

Inbreng leden van de PvdA fractie							2-3

Inbreng leden van de SP fractie								3-4

Inbreng leden van de CU fractie								4-5

Inbreng leden van de PvdD fractie							5

Inbreng leden van de SGP fractie

						

Inbreng leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de AMvB houdende
wijziging van het Legkippenbesluit 2003 (verbod op het houden van
legkippen in verrijkte kooien en vaststelling minimumnormen voor het
houden van legkippen, Kamerstuknummer 31923 nr. 1). 

Met het besluit wordt uitvoering gegeven aan de motie Cramer en Atsma
(Kamerstuknummer 31200-XIV, nr. 120). Hierin wordt de regering verzocht
om het houden van legkippen in zogenoemde verrijkte kooien te verbieden
en het houden van legkippen in kooien alleen nog toe te staan wanneer
dit geschiedt volgens normen van het Duitse systeem van de
“Kleingruppenhaltung”. 

De leden van de CDA-fractie zijn niet gelukkig met de motie Ouwehand
(Kamerstuknummer 31700-XIV, nr. 106) en de wijze waarop de minister
daar invulling aan wil geven. In deze motie wordt de regering verzocht
het verbod op de verrijkte kooien al in te laten gaan per 1 januari
2017. Deze laatste motie grijpt nog forser in voor bedrijven die net
omgeschakeld zijn naar de verrijkte kooi of te verrijken kooi dan de
eerder genoemde datum van 2021. Een verbod op de verrijkte kooi per 2017
leidt bij de 35 legpluimveehouders die in verrijkte of in te verrijken
kooien hebben geïnvesteerd tot 15,5 miljoen euro directe schade en 43,8
miljoen euro aan inkomstenderving (op basis van werkelijk
geïnventariseerde gegevens door de pluimveesector van de betreffende
bedrijven). De genoemde bedragen zijn schadebedragen omdat normale
afschrijvingstermijnen niet gehaald kunnen worden. 

Kan de minister aangeven hoe deze bedragen in verhouding staan met de
eerder door de minister genoemde bedragen in antwoord op de feitelijke
vragen nr. 3 en 18 (Kamerstuknr. 28286 nr. 262), en kan zij de
verschillen ten aanzien van de definitie van schadebedragen verklaren?

De minister geeft aan dat zij niet heeft overwogen om de sector warm of
lauw te saneren. 

Deelt zij de mening van de leden van de CDA-fractie dat met het
verkorten van de afbouwperiode wel degelijk sprake is van lauw saneren? 

De normale afschrijvingstermijnen kunnen niet gehaald kunnen worden. Dat
betekent dat bedrijven onvoldoende hebben kunnen reserveren om nieuwe
investeringen te doen in toekomstgerichte stalsystemen of andere
bedrijfsontwikkelingen om het bedrijf gezond te houden. Daarnaast speelt
ook de matige inkomensontwikkeling van de legpluimveebedrijven van de
afgelopen jaren een rol. Het voortbestaan van veel gezinsbedrijven komt
op de tocht te staan. De financieringsdruk wordt te hoog, bedrijven
lopen tegen het financieringsplafond aan dat banken hanteren.
Bedrijfsopvolgers zullen afhaken wanneer er een dergelijk financiële
last op het bedrijf rust. Onduidelijkheid over een eventuele
bedrijfsovername is niet bevorderlijk voor een stabiele bedrijfsvoering.
Daarmee worden de voorlopers afgestraft, welke enthousiast geïnvesteerd
hebben in een te verrijken/verrijkte kooisysteem en dachten daarmee een
goede stap te zetten richting toekomst. Het vertrouwen om nu opnieuw te
investeren in een nieuw huisvestingssysteem is door continue wijzigingen
in de wetgeving minimaal geworden. Ook dat levert volgens de leden van
de CDA-fractie dus niet het gewenste effect op. Juist nu is het
belangrijk dat ondernemers vertrouwen hebben in de toekomst en voor de
volle 100% aan de slag gaan met de verduurzaming van hun stalsystemen.
Graag een reactie hierop van de minister.

De leden van de CDA-fractie uiten hun zorg ten aanzien van het verbod op
legbatterijen in 2012. Landen als Frankrijk, Spanje en Italië lijken
zich niet te gaan houden aan de afspraak die binnen de Europese kaders
is vastgelegd. Het is voor de leden van de CDA-fractie onbestaanbaar als
dat het geval zou zijn. Naar de mening van de leden van de CDA-fractie
kan het toch niet zo zijn dat wij met onze primaire sector een discussie
voeren over de verrijkte kooi als vervolgstap op de legbatterij en dat
er in andere landen niets gebeurt. Dat is een groot punt van zorg. De
leden van de CDA-fractie vragen om een proactieve houding van de
minister op dit punt.

De leden van de CDA-fractie zijn, alles overwegende, inclusief de mate
van uitvoering van het legbatterijenverbod in de EU, van mening dat de
voorloperbedrijven beloond moeten worden met een rechtvaardige langere
overgangstermijn tot 2021. De CDA-fractie is van mening dat compensatie
van geleden schade geen beloning is voor de voorlopersrol die de
ondernemers op zich hebben genomen. Graag een reactie hierop van de
minister. 

Inbreng leden van de PvdA-fractie

De leden van de fractie van de PvdA hebben met treurnis kennis genomen
van de AMvB houdende een wijziging van het Legkippenbesluit 2003 (verbod
op het houden van legkippen in verrijkte kooien en vaststelling
minimumnormen voor het houden van legkippen). 

De leden van de fractie van de PvdA zijn verheugd dat het houden van
legkippen in verrijkte kooien wordt verboden. Het houden van leghennen
in kooien is een aantasting van het dierenwelzijn. Leghennen zijn in
kooien niet in staat soorteigen gedrag te vertonen, zoals fladderen.
Deze leden zijn echter teleurgesteld dat als vervanging van de verrijkte
kooi is gekozen voor een minimale verbetering middels de
"Kleingruppenhaltung". De "Kleingruppenhaltung" is een kleine oprekking
van de verrijkte kooi, waarin kippen nog steeds op gaas lopen en die
kippen nauwelijks meer ruimte geeft.

De leden van de fractie van de PvdA hebben altijd gepleit voor een
systeeminnovatie. De leden zijn enthousiast over initiatieven en
concepten die naar een betere balans in de pluimveehouderij zoeken wat
betreft diergezondheid, dierenwelzijn en volksgezondheid. Volière- en
scharrelsystemen zijn interessante alternatieven voor kooihuisvesting. 

Deze leden zijn bezorgd dat het vaststellen van de normen op basis van
de "Kleingruppenhaltung"  verdere innovatie belemmert. Ondernemers die
investeren in echte systeemdoorbraken zoals stallen met etages en
scharrelmogelijkheden, wordt geen recht gedaan. 

Op welke wijze stimuleert de minister verdere ontwikkelingen in de
sector op dit punt?  

Ten slotte zijn deze leden van mening dat het invoeren van minimumnormen
op het niveau van de "Kleingruppenhaltung"  ook geen recht doet aan de
economische positie van de sector. Met de "Kleingruppenhaltung" kunnen
Nederlandse pluimveehouders niet concurreren met bulkproductie van
eieren uit het buitenland. Dat moeten we ook niet willen, deze leden
vinden dat de sector moet concurreren op kwaliteit. De
"Kleingruppenhaltung" is echter zo’n kleine verbetering ten opzichte
van de verrijkte kooi, dat het de vraag is of daadwerkelijk sprake is
van een kwaliteitsverbetering. Bovendien sluit de "Kleingruppenhaltung"
niet aan bij de groeiende maatschappelijke behoefte aan dierenwelzijn.  

Inbreng leden van de SP-fractie

De leden van de fractie van de SP hebben kennis genomen van de
voorgestelde wijziging van het Legkippenbesluit 2003. Het is de uitkomst
van een intensieve politieke discussie over de wijze waarop de mensen
met productiedieren, meer specifiek kippen, om zou moeten gaan.  Het is
goed dat de verrijkte kooi, die amper een verbetering van de legbatterij
betekende, wordt verboden.

De leden van de SP-fractie zijn echter van mening dat het Duitse
systeem, de "Kleingruppenhaltung", nog steeds te  weinig verbetering
biedt ten opzichte van de twee eerder benoemde systemen.  Wetende dat de
kans klein is dat op korte termijn het Legkippenbesluit nogmaals
gewijzigd zal worden constateren de leden van de fractie van de SP dat
deze kleine wijziging zorgt voor een stagnatie in het welzijn van
legkippen voor de komende periode.  De leden van de fractie van de SP
vinden dit een teleurstellende uitkomst van de toename van (politieke)
aandacht voor dierwelzijn. Zij vragen de minister deze wijziging te
heroverwegen en na te denken over wijzigingen die het welzijn van
legkippen daadwerkelijk substantieel verbeteren. 

Als de minister toch van plan is door te zetten met dit Besluit dan
hebben de leden van de SP-fractie nog enkele vragen.

Kan de minister aangeven wat precies bedoelt wordt met de formulering
dat er strooisel in de ruimte moet liggen ‘waarin de legkippen kunnen
scharrelen en bodempikken’, en deelt de minister onze mening dat dit
veel ruimte geeft om deze dieren veel ofwel minimale hoeveelheden te
bieden? Waarom is hier niet gekozen voor een duidelijkere formulering? 

Kan de minister aangeven welk onderdeel van dit besluit wanneer in
werking zal treden?

Kan de minister uiteenzetten waarom er opnieuw is gekozen voor een
Besluit en dit niet in een wet is vastgelegd? Deelt de minister de
mening van de leden van de fractie van de SP dat het welzijn van dieren
beter geborgd is en afdwingbaar is in een wet en zo nee, waarom niet?

Heeft de minister inzicht in waar de huidige legbatterijhuisvesting naar
toe gaat? Was het niet wenselijk geweest een regeling te maken waarbij
deze kooien opgekocht zouden worden zodat deze huisvesting niet in
andere landen alsnog wordt gebruikt en is de minister bereid hier
middelen voor te reserveren?

Inbreng leden van de CU-fractie

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben met instemming
kennisgenomen van voorliggend besluit. Deze leden menen dat met de
introductie van de koloniehuisvesting als minimumnorm voor het houden
van legkippen en een verbod op de verrijkte kooi het dierenwelzijn zal
worden verbeterd. Zij menen tevens dat de introductie van hogere
minimumnormen dan in Europees verband wettelijk is vereist, draagbaar is
door de sector, gelet op de aansluiting op de Duitse markt waar vanaf
2010 dezelfde hogere minimumnormen gaan gelden. Bovendien draagt de
introductie van de koloniehuisvesting, in plaats van een algeheel gebod
om kippen in alternatieve huisvesting te houden, bij aan behoud van de
fragiele markt van eieren uit alternatieve huisvesting. 

Kan de minister deze leden bevestigen dat de in het besluit gestelde
normen geheel overeenkomen met de Duitse minimumnormen van de
"Kleingruppenhaltung", zodat toegang tot de Duitse markt verzekerd is? 

Hoewel de leden van de fractie van de ChristenUnie het besluit om de
koloniehuisvesting als minimumhuisvestingsnorm in te stellen met
instemming begroeten, hebben zij wel enkele vragen over het verloop van
de introductie van dit nieuwe systeem. Zij denken met name aan het
verkrijgen van een benodigde milieuvergunning en de positie van diegenen
die al geïnvesteerd hebben in verrijkte of te verrijken kooien. 

De minister spreekt in de toelichting de verwachting uit dat het verbod
op de verrijkte kooi en de introductie van de koloniehuisvesting naar
verwachting niet tot nadelige gevolgen voor het milieu zal leiden. 

Mogen de leden van de fractie van de ChristenUnie hieruit concluderen
dat de verwachting is dat het verkrijgen van een nieuwe milieuvergunning
voor ondernemers die overstappen op de koloniehuisvesting niet op
problemen zal stuiten? 

Dit lijkt deze leden met name van belang voor diegenen die al
geïnvesteerd hebben in de verrijkte kooi of te verrijken kooi, en
daarvoor dus al een tijdrovend en kostbaar vergunningtraject doorlopen
hebben. 

Kan de minister daarnaast aan deze leden aangeven op welke basis zij
concludeert dat de emissie van fijnstof in de verrijkte kooi en de
koloniehuisvesting vergelijkbaar is, aangezien in de koloniehuisvesting
aanzienlijk meer mogelijkheid is voor de kip om te stofbaden? 

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen de minister naar de
haalbaarheid van het tijdpad voor ondernemers die geïnvesteerd hebben
in te verrijken kooien. Deze ondernemers moeten immers voor 2012 nog
investeren in elementen die de kooi verrijken, en zullen mogelijkerwijs
afzien van deze investeringen, gezien de korte afschrijvingstermijn die
dan nog rest tot 2017. 

Deelt de minister de inschatting van deze leden dat deze ondernemers in
feite al per 2012 zullen moeten investeren in nieuwe huisvesting, gelet
op de korte afschrijvingstermijn voor de investeringen die zij anders
moeten doen? 

Is het voor deze ondernemers haalbaar om op een dergelijk korte termijn
de benodigde vergunningen voor een nieuw huisvestingssysteem te
verkrijgen, zo vragen deze leden, en heeft de minister mogelijkheden tot
haar beschikking om deze ondernemers daar, mocht dat nodig zijn, in te
ondersteunen?

Het Landbouw Economisch Instituut en het Productschap Vee Vlees en
Eieren hebben ieder een inschatting gemaakt van de kosten voor de sector
die de introductie van de koloniehuisvesting en het verbod op de
verrijkte kooi met zich meebrengt. 

Kent de minister deze beide berekeningen, zo vragen de leden van de
fractie van de ChristenUnie? Hoe beoordeelt de minister deze
berekeningen, en hoe beoordeelt zij de noodzaak van een schadevergoeding
voor ondernemers die al geïnvesteerd hebben in verrijkte of te
verrijken kooien, zo vragen deze leden? 

Ten slotte leggen de leden van de fractie van de ChristenUnie het
verband tussen de introductie van de koloniehuisvesting en het Europese
verbod op de batterijhuisvesting per 2012. De Nederlandse ondernemers
bereiden zich goed voor op dit aanstaande verbod, en daarover verheugen
deze leden zich. Zij ervaren de trage vorderingen in de omschakeling in
veel andere Europese lidstaten echter als een groot zorgpunt, omdat
daarmee de concurrentiepositie van de Nederlandse ondernemers
verslechtert en er na 2012, zoals het nu lijkt, in feite illegale eieren
op de markt komen. 

Kan de minister uiteenzetten wat zij onderneemt om te bevorderen dat in
de gehele EU het verbod daadwerkelijk van kracht wordt en de
batterijhuisvesting verdwijnt? 

Welke alternatieven staan de minister ter beschikking om ervoor te
zorgen dat de ondernemers die geïnvesteerd hebben in diervriendelijker
huisvestingssystemen, niet benadeeld worden, en ondernemers die geen
gehoor hebben gegeven aan het verbod niet te belonen? 

Deelt de minister de mening van deze leden dat het wenselijk is dat na
2012 op het ei zelf het onderscheid zichtbaar wordt gemaakt tussen
eieren uit dan verboden en toegelaten huisvesting, en indien mogelijk
tussen eieren uit verrijkte kooien en koloniehuisvesting, middels een
uitbreiding van de Europese eiercodes? 

Inbreng leden van de PvdD fractie

De leden van de fractie van de PvdD zijn blij met de uitvoering van de
moties Thieme c.s. en Ouwehand c.s., waardoor de verrijkte kooi per 2017
verboden wordt. Door in te zetten op de "Kleingruppenhaltung" verandert
voor het welzijn van de kippen echter bar weinig. De beschikbare
oppervlakte per dier is nauwelijks groter dan in de verrijkte kooi, met
alle welzijnsproblemen in de groep van dien. Het is volgens de leden
onbegrijpelijk dat de minister de ethologische behoeften van kippen om
te kunnen stofbaden, scharrelen en bodempikken (specifiek benoemd in de
Europese Richtlijn voor het houden van legkippen) en de grote
welzijnsproblemen voortkomend uit kooihuisvestingssystemen wederom aan
de kant schuift vanwege de economische gevolgen voor de sector. 

De leden van de fractie van de PvdD verzoeken de minister daarom alsnog
een verbod in te stellen op de "Kleingruppenhaltung". Gezien de
ontwikkelingen in de samenleving en de groeiende vraag naar
diervriendelijke producten is het zeer onverstandig om ondernemers nog
langer in dit systeem te laten investeren.

Inbreng leden van de SGP fractie

De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van
de voorgehangen wijziging van het Legkippenbesluit 2003. Zij waarderen
het positief dat met het toestaan van de  "Kleingruppenhaltung" een
alternatief is geboden voor het verbod op de verrijkte kooi. Zij hebben
wel enkele vragen over de omschakeling op Europees niveau en de verkorte
overgangstermijn voor het verbod op de verrijkte kooi.

Het verbod op de legbatterij gaat in per 1 januari 2012. Dat geldt voor
alle Europese lidstaten. Nederland is goed op weg. Inmiddels is 60% van
de leghennenhouders omgeschakeld. Een aantal lidstaten loopt echter ver
achter. Bijna 70% van de leghennen in Europa zit nog in de legbatterij.
Het is wel duidelijk dat volledige omschakeling in 2012 niet haalbaar
is. Dat is volgens de leden van de SGP-fractie een onwenselijke
situatie. De minister heeft in het AO over de voortgangsrapportage Nota
Dierenwelzijn op 22 april 2009 toegezegd dat zij de desbetreffende
Europese Commissaris opnieuw zal aanspreken over het hoe en wat en over
de wijze waarop landen die zich niet aan het verbod houden worden
benaderd. 

Wat is de stand van zaken? 

Welke wettelijke mogelijkheden heeft de Europese Commissie om te
voorkomen dat eieren van niet omgeschakelde bedrijven met legbatterij
per 2012 op de markt komen? 

Acht u deze mogelijkheden toereikend? Bent u in het uiterste geval
bereid te pleiten voor een importverbod voor legbatterijeieren in landen
waar het kooiverbod in 2012 is doorgevoerd?  

De leden van de SGP-fractie hebben enig begrip voor het instellen van de
overgangstermijn voor het verbod op de verrijkte kooi tot 1 januari 2017
in plaats van 1 januari 2021. Een Kamermeerderheid heeft hier immers per
motie om gevraagd. Niettemin vragen de leden van de SGP-fractie zich wel
af hoe de ondernemers die met het Europese kooiverbod in het
vooruitzicht vroegtijdig zijn overgeschakeld naar het verrijkte
kooisysteem, al dan niet met daadwerkelijke verrijking, recht wordt
gedaan. Uit een inventarisatie van ondermeer het productschap PPE onder
de betreffende bedrijven blijkt dat de directe schade van de verkorte
overgangstermijn ten minste 15,1 miljoen euro bedraagt, waaronder 9,2
miljoen euro voor de restwaarde van de inventaris. Ook missen de
ondernemers enkele jaren verdiencapaciteit. De technische levensduur van
de inrichting reikt immers verder dan de afschrijvingstermijn. 

De leden van de SGP fractie vragen de minister of zij bereid is óf te
voorzien in een tegemoetkoming óf de overgangstermijn te verlengen tot
31 december 2020, zoals oorspronkelijk de bedoeling was? 

De genoemde inventarisatie laat zien dat de schade voor de betreffende
‘voorlopers’ significant is en zelfs kan leiden tot gedwongen
bedrijfsbeëindiging. 

Uit de genoemde inventarisatie blijkt ook dat geen van de bedrijven met
te verrijken kooien zal investeren in zitstokken, legnesten en
strooiselvoorzieningen. De kosten hiervoor zijn niet binnen de vijf
jaren tot 2017 terug te verdienen. Banken zullen niet bereid zijn deze
investeringen te financieren aangezien zij deze investeringen zien als
kostenpost die niets toevoegt aan het rendement van de onderneming en
waarbij bij het bepalen van de terugverdiencapaciteit geen rekening
gehouden is met de verkorte afschrijvingstermijn. De leden van de
SGP-fractie vragen de minister hiervoor een oplossing aan te reiken.    
  

	

 30 800 XIV, nr. 75

 31 700 XIV, nr. 106

 PAGE    

 PAGE   1