Lijst van vragen vso inzake het Besluit houdende wijziging van het Legkippenbesluit 2003 (verbod op het houden van legkippen in verrijkte kooien en vaststelling minumnormen voor het houden van legkippen)
Wijziging van het Legkippenbesluit 2003
Lijst van vragen
Nummer: 2009D32509, datum: 2009-06-25, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J.J. Atsma, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (Ooit CDA kamerlid)
- Mede ondertekenaar: M. Peen, adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2009Z06908:
- Indiener: G. Verburg, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (2010-2012)
- 2009-04-21 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2009-04-21 16:00: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (2008-2010)
- 2009-05-20 12:00: AMvB houdende wijziging van het Legkippenbesluit 2003 (verbod op het houden van legkippen in verrijkte kooien en vaststelling minimumnormen voor het houden van legkippen. (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (2008-2010)
- 2011-03-22 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2011-05-17 16:00: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (2010-2012)
- 2011-05-25 10:00: Extra procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (2010-2012)
- 2012-05-15 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Verslag van een schriftelijk overleg Binnen de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) heeft een aantal fracties vragen en opmerkingen aan de minister van LNV over de aanbieding van de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) houdende een wijziging van het Legkippenbesluit 2003 (verbod op het houden van legkippen in verrijkte kooien en vaststelling minimumnormen voor het houden van legkippen) - 31923-1 voorzitter van de commissie, Atsma griffier voor dit verslag, Peen Inhoudsopgave Pagina Inbreng leden van de CDA fractie 1-2 Inbreng leden van de PvdA fractie 2-3 Inbreng leden van de SP fractie 3-4 Inbreng leden van de CU fractie 4-5 Inbreng leden van de PvdD fractie 5 Inbreng leden van de SGP fractie Inbreng leden van de CDA-fractie De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de AMvB houdende wijziging van het Legkippenbesluit 2003 (verbod op het houden van legkippen in verrijkte kooien en vaststelling minimumnormen voor het houden van legkippen, Kamerstuknummer 31923 nr. 1). Met het besluit wordt uitvoering gegeven aan de motie Cramer en Atsma (Kamerstuknummer 31200-XIV, nr. 120). Hierin wordt de regering verzocht om het houden van legkippen in zogenoemde verrijkte kooien te verbieden en het houden van legkippen in kooien alleen nog toe te staan wanneer dit geschiedt volgens normen van het Duitse systeem van de “Kleingruppenhaltung”. De leden van de CDA-fractie zijn niet gelukkig met de motie Ouwehand (Kamerstuknummer 31700-XIV, nr. 106) en de wijze waarop de minister daar invulling aan wil geven. In deze motie wordt de regering verzocht het verbod op de verrijkte kooien al in te laten gaan per 1 januari 2017. Deze laatste motie grijpt nog forser in voor bedrijven die net omgeschakeld zijn naar de verrijkte kooi of te verrijken kooi dan de eerder genoemde datum van 2021. Een verbod op de verrijkte kooi per 2017 leidt bij de 35 legpluimveehouders die in verrijkte of in te verrijken kooien hebben geïnvesteerd tot 15,5 miljoen euro directe schade en 43,8 miljoen euro aan inkomstenderving (op basis van werkelijk geïnventariseerde gegevens door de pluimveesector van de betreffende bedrijven). De genoemde bedragen zijn schadebedragen omdat normale afschrijvingstermijnen niet gehaald kunnen worden. Kan de minister aangeven hoe deze bedragen in verhouding staan met de eerder door de minister genoemde bedragen in antwoord op de feitelijke vragen nr. 3 en 18 (Kamerstuknr. 28286 nr. 262), en kan zij de verschillen ten aanzien van de definitie van schadebedragen verklaren? De minister geeft aan dat zij niet heeft overwogen om de sector warm of lauw te saneren. Deelt zij de mening van de leden van de CDA-fractie dat met het verkorten van de afbouwperiode wel degelijk sprake is van lauw saneren? De normale afschrijvingstermijnen kunnen niet gehaald kunnen worden. Dat betekent dat bedrijven onvoldoende hebben kunnen reserveren om nieuwe investeringen te doen in toekomstgerichte stalsystemen of andere bedrijfsontwikkelingen om het bedrijf gezond te houden. Daarnaast speelt ook de matige inkomensontwikkeling van de legpluimveebedrijven van de afgelopen jaren een rol. Het voortbestaan van veel gezinsbedrijven komt op de tocht te staan. De financieringsdruk wordt te hoog, bedrijven lopen tegen het financieringsplafond aan dat banken hanteren. Bedrijfsopvolgers zullen afhaken wanneer er een dergelijk financiële last op het bedrijf rust. Onduidelijkheid over een eventuele bedrijfsovername is niet bevorderlijk voor een stabiele bedrijfsvoering. Daarmee worden de voorlopers afgestraft, welke enthousiast geïnvesteerd hebben in een te verrijken/verrijkte kooisysteem en dachten daarmee een goede stap te zetten richting toekomst. Het vertrouwen om nu opnieuw te investeren in een nieuw huisvestingssysteem is door continue wijzigingen in de wetgeving minimaal geworden. Ook dat levert volgens de leden van de CDA-fractie dus niet het gewenste effect op. Juist nu is het belangrijk dat ondernemers vertrouwen hebben in de toekomst en voor de volle 100% aan de slag gaan met de verduurzaming van hun stalsystemen. Graag een reactie hierop van de minister. De leden van de CDA-fractie uiten hun zorg ten aanzien van het verbod op legbatterijen in 2012. Landen als Frankrijk, Spanje en Italië lijken zich niet te gaan houden aan de afspraak die binnen de Europese kaders is vastgelegd. Het is voor de leden van de CDA-fractie onbestaanbaar als dat het geval zou zijn. Naar de mening van de leden van de CDA-fractie kan het toch niet zo zijn dat wij met onze primaire sector een discussie voeren over de verrijkte kooi als vervolgstap op de legbatterij en dat er in andere landen niets gebeurt. Dat is een groot punt van zorg. De leden van de CDA-fractie vragen om een proactieve houding van de minister op dit punt. De leden van de CDA-fractie zijn, alles overwegende, inclusief de mate van uitvoering van het legbatterijenverbod in de EU, van mening dat de voorloperbedrijven beloond moeten worden met een rechtvaardige langere overgangstermijn tot 2021. De CDA-fractie is van mening dat compensatie van geleden schade geen beloning is voor de voorlopersrol die de ondernemers op zich hebben genomen. Graag een reactie hierop van de minister. Inbreng leden van de PvdA-fractie De leden van de fractie van de PvdA hebben met treurnis kennis genomen van de AMvB houdende een wijziging van het Legkippenbesluit 2003 (verbod op het houden van legkippen in verrijkte kooien en vaststelling minimumnormen voor het houden van legkippen). De leden van de fractie van de PvdA zijn verheugd dat het houden van legkippen in verrijkte kooien wordt verboden. Het houden van leghennen in kooien is een aantasting van het dierenwelzijn. Leghennen zijn in kooien niet in staat soorteigen gedrag te vertonen, zoals fladderen. Deze leden zijn echter teleurgesteld dat als vervanging van de verrijkte kooi is gekozen voor een minimale verbetering middels de "Kleingruppenhaltung". De "Kleingruppenhaltung" is een kleine oprekking van de verrijkte kooi, waarin kippen nog steeds op gaas lopen en die kippen nauwelijks meer ruimte geeft. De leden van de fractie van de PvdA hebben altijd gepleit voor een systeeminnovatie. De leden zijn enthousiast over initiatieven en concepten die naar een betere balans in de pluimveehouderij zoeken wat betreft diergezondheid, dierenwelzijn en volksgezondheid. Volière- en scharrelsystemen zijn interessante alternatieven voor kooihuisvesting. Deze leden zijn bezorgd dat het vaststellen van de normen op basis van de "Kleingruppenhaltung" verdere innovatie belemmert. Ondernemers die investeren in echte systeemdoorbraken zoals stallen met etages en scharrelmogelijkheden, wordt geen recht gedaan. Op welke wijze stimuleert de minister verdere ontwikkelingen in de sector op dit punt? Ten slotte zijn deze leden van mening dat het invoeren van minimumnormen op het niveau van de "Kleingruppenhaltung" ook geen recht doet aan de economische positie van de sector. Met de "Kleingruppenhaltung" kunnen Nederlandse pluimveehouders niet concurreren met bulkproductie van eieren uit het buitenland. Dat moeten we ook niet willen, deze leden vinden dat de sector moet concurreren op kwaliteit. De "Kleingruppenhaltung" is echter zo’n kleine verbetering ten opzichte van de verrijkte kooi, dat het de vraag is of daadwerkelijk sprake is van een kwaliteitsverbetering. Bovendien sluit de "Kleingruppenhaltung" niet aan bij de groeiende maatschappelijke behoefte aan dierenwelzijn. Inbreng leden van de SP-fractie De leden van de fractie van de SP hebben kennis genomen van de voorgestelde wijziging van het Legkippenbesluit 2003. Het is de uitkomst van een intensieve politieke discussie over de wijze waarop de mensen met productiedieren, meer specifiek kippen, om zou moeten gaan. Het is goed dat de verrijkte kooi, die amper een verbetering van de legbatterij betekende, wordt verboden. De leden van de SP-fractie zijn echter van mening dat het Duitse systeem, de "Kleingruppenhaltung", nog steeds te weinig verbetering biedt ten opzichte van de twee eerder benoemde systemen. Wetende dat de kans klein is dat op korte termijn het Legkippenbesluit nogmaals gewijzigd zal worden constateren de leden van de fractie van de SP dat deze kleine wijziging zorgt voor een stagnatie in het welzijn van legkippen voor de komende periode. De leden van de fractie van de SP vinden dit een teleurstellende uitkomst van de toename van (politieke) aandacht voor dierwelzijn. Zij vragen de minister deze wijziging te heroverwegen en na te denken over wijzigingen die het welzijn van legkippen daadwerkelijk substantieel verbeteren. Als de minister toch van plan is door te zetten met dit Besluit dan hebben de leden van de SP-fractie nog enkele vragen. Kan de minister aangeven wat precies bedoelt wordt met de formulering dat er strooisel in de ruimte moet liggen ‘waarin de legkippen kunnen scharrelen en bodempikken’, en deelt de minister onze mening dat dit veel ruimte geeft om deze dieren veel ofwel minimale hoeveelheden te bieden? Waarom is hier niet gekozen voor een duidelijkere formulering? Kan de minister aangeven welk onderdeel van dit besluit wanneer in werking zal treden? Kan de minister uiteenzetten waarom er opnieuw is gekozen voor een Besluit en dit niet in een wet is vastgelegd? Deelt de minister de mening van de leden van de fractie van de SP dat het welzijn van dieren beter geborgd is en afdwingbaar is in een wet en zo nee, waarom niet? Heeft de minister inzicht in waar de huidige legbatterijhuisvesting naar toe gaat? Was het niet wenselijk geweest een regeling te maken waarbij deze kooien opgekocht zouden worden zodat deze huisvesting niet in andere landen alsnog wordt gebruikt en is de minister bereid hier middelen voor te reserveren? Inbreng leden van de CU-fractie De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben met instemming kennisgenomen van voorliggend besluit. Deze leden menen dat met de introductie van de koloniehuisvesting als minimumnorm voor het houden van legkippen en een verbod op de verrijkte kooi het dierenwelzijn zal worden verbeterd. Zij menen tevens dat de introductie van hogere minimumnormen dan in Europees verband wettelijk is vereist, draagbaar is door de sector, gelet op de aansluiting op de Duitse markt waar vanaf 2010 dezelfde hogere minimumnormen gaan gelden. Bovendien draagt de introductie van de koloniehuisvesting, in plaats van een algeheel gebod om kippen in alternatieve huisvesting te houden, bij aan behoud van de fragiele markt van eieren uit alternatieve huisvesting. Kan de minister deze leden bevestigen dat de in het besluit gestelde normen geheel overeenkomen met de Duitse minimumnormen van de "Kleingruppenhaltung", zodat toegang tot de Duitse markt verzekerd is? Hoewel de leden van de fractie van de ChristenUnie het besluit om de koloniehuisvesting als minimumhuisvestingsnorm in te stellen met instemming begroeten, hebben zij wel enkele vragen over het verloop van de introductie van dit nieuwe systeem. Zij denken met name aan het verkrijgen van een benodigde milieuvergunning en de positie van diegenen die al geïnvesteerd hebben in verrijkte of te verrijken kooien. De minister spreekt in de toelichting de verwachting uit dat het verbod op de verrijkte kooi en de introductie van de koloniehuisvesting naar verwachting niet tot nadelige gevolgen voor het milieu zal leiden. Mogen de leden van de fractie van de ChristenUnie hieruit concluderen dat de verwachting is dat het verkrijgen van een nieuwe milieuvergunning voor ondernemers die overstappen op de koloniehuisvesting niet op problemen zal stuiten? Dit lijkt deze leden met name van belang voor diegenen die al geïnvesteerd hebben in de verrijkte kooi of te verrijken kooi, en daarvoor dus al een tijdrovend en kostbaar vergunningtraject doorlopen hebben. Kan de minister daarnaast aan deze leden aangeven op welke basis zij concludeert dat de emissie van fijnstof in de verrijkte kooi en de koloniehuisvesting vergelijkbaar is, aangezien in de koloniehuisvesting aanzienlijk meer mogelijkheid is voor de kip om te stofbaden? De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen de minister naar de haalbaarheid van het tijdpad voor ondernemers die geïnvesteerd hebben in te verrijken kooien. Deze ondernemers moeten immers voor 2012 nog investeren in elementen die de kooi verrijken, en zullen mogelijkerwijs afzien van deze investeringen, gezien de korte afschrijvingstermijn die dan nog rest tot 2017. Deelt de minister de inschatting van deze leden dat deze ondernemers in feite al per 2012 zullen moeten investeren in nieuwe huisvesting, gelet op de korte afschrijvingstermijn voor de investeringen die zij anders moeten doen? Is het voor deze ondernemers haalbaar om op een dergelijk korte termijn de benodigde vergunningen voor een nieuw huisvestingssysteem te verkrijgen, zo vragen deze leden, en heeft de minister mogelijkheden tot haar beschikking om deze ondernemers daar, mocht dat nodig zijn, in te ondersteunen? Het Landbouw Economisch Instituut en het Productschap Vee Vlees en Eieren hebben ieder een inschatting gemaakt van de kosten voor de sector die de introductie van de koloniehuisvesting en het verbod op de verrijkte kooi met zich meebrengt. Kent de minister deze beide berekeningen, zo vragen de leden van de fractie van de ChristenUnie? Hoe beoordeelt de minister deze berekeningen, en hoe beoordeelt zij de noodzaak van een schadevergoeding voor ondernemers die al geïnvesteerd hebben in verrijkte of te verrijken kooien, zo vragen deze leden? Ten slotte leggen de leden van de fractie van de ChristenUnie het verband tussen de introductie van de koloniehuisvesting en het Europese verbod op de batterijhuisvesting per 2012. De Nederlandse ondernemers bereiden zich goed voor op dit aanstaande verbod, en daarover verheugen deze leden zich. Zij ervaren de trage vorderingen in de omschakeling in veel andere Europese lidstaten echter als een groot zorgpunt, omdat daarmee de concurrentiepositie van de Nederlandse ondernemers verslechtert en er na 2012, zoals het nu lijkt, in feite illegale eieren op de markt komen. Kan de minister uiteenzetten wat zij onderneemt om te bevorderen dat in de gehele EU het verbod daadwerkelijk van kracht wordt en de batterijhuisvesting verdwijnt? Welke alternatieven staan de minister ter beschikking om ervoor te zorgen dat de ondernemers die geïnvesteerd hebben in diervriendelijker huisvestingssystemen, niet benadeeld worden, en ondernemers die geen gehoor hebben gegeven aan het verbod niet te belonen? Deelt de minister de mening van deze leden dat het wenselijk is dat na 2012 op het ei zelf het onderscheid zichtbaar wordt gemaakt tussen eieren uit dan verboden en toegelaten huisvesting, en indien mogelijk tussen eieren uit verrijkte kooien en koloniehuisvesting, middels een uitbreiding van de Europese eiercodes? Inbreng leden van de PvdD fractie De leden van de fractie van de PvdD zijn blij met de uitvoering van de moties Thieme c.s. en Ouwehand c.s., waardoor de verrijkte kooi per 2017 verboden wordt. Door in te zetten op de "Kleingruppenhaltung" verandert voor het welzijn van de kippen echter bar weinig. De beschikbare oppervlakte per dier is nauwelijks groter dan in de verrijkte kooi, met alle welzijnsproblemen in de groep van dien. Het is volgens de leden onbegrijpelijk dat de minister de ethologische behoeften van kippen om te kunnen stofbaden, scharrelen en bodempikken (specifiek benoemd in de Europese Richtlijn voor het houden van legkippen) en de grote welzijnsproblemen voortkomend uit kooihuisvestingssystemen wederom aan de kant schuift vanwege de economische gevolgen voor de sector. De leden van de fractie van de PvdD verzoeken de minister daarom alsnog een verbod in te stellen op de "Kleingruppenhaltung". Gezien de ontwikkelingen in de samenleving en de groeiende vraag naar diervriendelijke producten is het zeer onverstandig om ondernemers nog langer in dit systeem te laten investeren. Inbreng leden van de SGP fractie De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de voorgehangen wijziging van het Legkippenbesluit 2003. Zij waarderen het positief dat met het toestaan van de "Kleingruppenhaltung" een alternatief is geboden voor het verbod op de verrijkte kooi. Zij hebben wel enkele vragen over de omschakeling op Europees niveau en de verkorte overgangstermijn voor het verbod op de verrijkte kooi. Het verbod op de legbatterij gaat in per 1 januari 2012. Dat geldt voor alle Europese lidstaten. Nederland is goed op weg. Inmiddels is 60% van de leghennenhouders omgeschakeld. Een aantal lidstaten loopt echter ver achter. Bijna 70% van de leghennen in Europa zit nog in de legbatterij. Het is wel duidelijk dat volledige omschakeling in 2012 niet haalbaar is. Dat is volgens de leden van de SGP-fractie een onwenselijke situatie. De minister heeft in het AO over de voortgangsrapportage Nota Dierenwelzijn op 22 april 2009 toegezegd dat zij de desbetreffende Europese Commissaris opnieuw zal aanspreken over het hoe en wat en over de wijze waarop landen die zich niet aan het verbod houden worden benaderd. Wat is de stand van zaken? Welke wettelijke mogelijkheden heeft de Europese Commissie om te voorkomen dat eieren van niet omgeschakelde bedrijven met legbatterij per 2012 op de markt komen? Acht u deze mogelijkheden toereikend? Bent u in het uiterste geval bereid te pleiten voor een importverbod voor legbatterijeieren in landen waar het kooiverbod in 2012 is doorgevoerd? De leden van de SGP-fractie hebben enig begrip voor het instellen van de overgangstermijn voor het verbod op de verrijkte kooi tot 1 januari 2017 in plaats van 1 januari 2021. Een Kamermeerderheid heeft hier immers per motie om gevraagd. Niettemin vragen de leden van de SGP-fractie zich wel af hoe de ondernemers die met het Europese kooiverbod in het vooruitzicht vroegtijdig zijn overgeschakeld naar het verrijkte kooisysteem, al dan niet met daadwerkelijke verrijking, recht wordt gedaan. Uit een inventarisatie van ondermeer het productschap PPE onder de betreffende bedrijven blijkt dat de directe schade van de verkorte overgangstermijn ten minste 15,1 miljoen euro bedraagt, waaronder 9,2 miljoen euro voor de restwaarde van de inventaris. Ook missen de ondernemers enkele jaren verdiencapaciteit. De technische levensduur van de inrichting reikt immers verder dan de afschrijvingstermijn. De leden van de SGP fractie vragen de minister of zij bereid is óf te voorzien in een tegemoetkoming óf de overgangstermijn te verlengen tot 31 december 2020, zoals oorspronkelijk de bedoeling was? De genoemde inventarisatie laat zien dat de schade voor de betreffende ‘voorlopers’ significant is en zelfs kan leiden tot gedwongen bedrijfsbeëindiging. Uit de genoemde inventarisatie blijkt ook dat geen van de bedrijven met te verrijken kooien zal investeren in zitstokken, legnesten en strooiselvoorzieningen. De kosten hiervoor zijn niet binnen de vijf jaren tot 2017 terug te verdienen. Banken zullen niet bereid zijn deze investeringen te financieren aangezien zij deze investeringen zien als kostenpost die niets toevoegt aan het rendement van de onderneming en waarbij bij het bepalen van de terugverdiencapaciteit geen rekening gehouden is met de verkorte afschrijvingstermijn. De leden van de SGP-fractie vragen de minister hiervoor een oplossing aan te reiken. 30 800 XIV, nr. 75 31 700 XIV, nr. 106 PAGE PAGE 1