[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Nader rapport inzake Wijziging van enkele belastingwetten (reparatie in verband met arresten van de Hoge Raad inzake pensioen- en lijfrenteaanspraken)

Wijziging van enkele belastingwetten (reparatie in verband met arresten van de Hoge Raad inzake pensioen- en lijfrenteaanspraken)

Nader rapport

Nummer: 2009D33020, datum: 2009-06-29, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2009Z12609:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (šŸ”— origineel)


Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 24 juni 2009,
no.Ā 09.001702 machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies
inzake het bovenvermeld voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen
toekomen. Dit advies, gedateerd 25 juni 2009, NO W06.09.0210/III, bied
ik U hierbij aan. 

1. Claimbehoud

De Raad mist in de toelichting een uiteenzetting van de plaats van het
voorstel in de context van het claimbehoud dat de conserverende aanslag
zo veel mogelijk zou moeten waarborgen. Naar aanleiding van deze
opmerking van de Raad is de toelichting aangepast. Voorts heeft het
kabinet de toelichting aangepast naar aanleiding van het advies van de
Raad om verdergaand de stelling te motiveren dat de arresten van 19 juni
2009 van de Hoge Raad ruimte laten voor een heffing bij
belastingplichtigen die in Nederland een belastingfaciliteit hebben
gehad voor de premies voor pensioen en lijfrente. Ook bevat de memorie
van toelichting een nadere motivering waarom het kabinet van oordeel is
dat uit de arresten van de Hoge Raad volgt dat bij pensioenen de eerder
toegekende vrijstelling van de aanspraken en bijdragen kunnen worden
teruggenomen. 

Het wetsvoorstel heeft geen ander doel dan de reparatie van de arresten
van 19 juni 2009. In plaats van de door het kabinet voorgestelde
specifieke reparatie, had ook het treffen van een generale regeling,
zoals de Raad suggereert, tot de mogelijkheden behoord. Een dergelijke
generieke aanpassing vraagt echter, zoals ook de Raad opmerkt, een
zorgvuldige en tijdvergende voorbereiding, met name gelet op de nadelige
gevolgen van een dergelijke regeling voor het heffingsbelang in
binnenlandse situaties. Mede gelet op de omstandigheid dat ook een
specifieke regeling naar het oordeel van het kabinet voldoende adequaat
is om het beoogde doel te bereiken, is daarom voor de thans voorgestelde
reparatiemaatregel gekozen.

2. Specifieke regeling

De Raad merkt op, dat de omstandigheid dat artikel 3.136, eerste lid,
Wet IB 2001  niet kan worden toegepast, eerst kan worden bepaald nadat
de gerechtigde naar een verdragsstaat is geƫmigreerd, en mitsdien geen
binnenlands belastingplichtige meer is. Dat is naar het oordeel van het
kabinet echter niet anders dan bij de toepassing van artikel 3.136,
eerste lid, Wet IB 2001 en bij andere regelingen die aansluiten bij de
emigratie. 

Naar het oordeel van het kabinet is er ook geen grond om de voorgestelde
regeling met betrekking tot het terugnemen van de genoten faciliteit,
toch als een heffing over de afkoopsom aan te merken. Het is de
juridische werkelijkheid dat ingevolge de voorgestelde regeling alleen
het bedrag waarover destijdsĀ een fiscaal voordeel is genoten alsnog in
het (te conserveren) inkomen wordt betrokken. In zoverre is er dan ook
voor wat betreft de conserverende aanslag bij emigratie in de
voorgestelde regeling geen onderscheid ten opzichte van de situatie dat
de door de Raad genoemde integrale herziening zou zijn voorgesteld. Over
de vraag of er sprake moet zijn van een generiek werkende regeling, dan
wel of deze toegespitst mag zijn op de (conserverende aanslag bij)
emigratie, laat de Hoge Raad zich in de relevante arresten overigens ook
niet uit. 

3. Dooremigratie

De Raad wijst op de in het voorstel van wet opgenomen regeling voor
dooremigratie. Deze regeling houdt in dat, indien op grond van een
regeling ter voorkoming van dubbele belasting bij emigratie uit
Nederland alleen een conserverende aanslag kan worden opgelegd voor het
terugnemen van de genoten fiscale faciliteiten ten tijde van
premieaftrek dan wel toekenning van de aanspraak, en nadien de
gerechtigde vanuit deze verdragsstaat (door)emigreert naar een staat die
geen heffingsrechten over de afkoop zijn toebedeeld, een aanvullende
conserverende aanslag wordt opgelegd tot het bedrag dat verschuldigd zou
zijn geweest over de waarde in het economische verkeer van de aanspraak
op het tijdstip onmiddellijk voorafgaand aan de eerste emigratie. 

De Raad adviseert in het voorstel ook een regeling te treffen voor het
geval een gerechtigde emigreert naar een staat met wie door Nederland
een regeling ter voorkoming van dubbele belasting is overeengekomen
welke regeling niet verhindert de waarde in het economische verkeer van
de aanspraken aan te merken als (te conserveren) inkomen, en de genoemde
gerechtigde vervolgens uit die staat emigreert naar een staat met wie
een regeling ter voorkoming van dubbele belasting is overeengekomen die
zulks wƩl verhindert, zodat de conserverende aanslag in dat geval (ter
gelegenheid van de dooremigratie) wordt verminderd tot een heffing die
overeenstemt met het terugnemen van de genoten faciliteiten. 

Voorts adviseert de Raad de regeling inzake dooremigratie te beperken
tot emigraties die binnen tien jaar na de emigratie uit Nederland
plaatsvinden. 

Beide adviezen van de Raad zijn overgenomen. Het wetsvoorstel en de
toelichting daarop zijn derhalve op dit punt aangepast. 



4. Europese aspecten

De Raad stelt dat het stelsel van conserverende aanslag bij emigratie
onder omstandigheden op zich verenigbaar is met het Gemeenschapsrecht.
De Raad plaatst echter kanttekeningen bij de vormgeving van de
voorgestelde regeling. Naar aanleiding van de opmerkingen van de Raad
wordt het volgende opgemerkt. De thans voorgestelde maatregel is het
sluitstuk van het in de wet opgenomen stelsel om te borgen dat de
fiscaal gefacilieerd opgebouwde pensioen- of lijfrenteaanspraak ook
feitelijk wordt aangewend voor het beoogde doel ten behoeve waarvan de
faciliteit is verleend, namelijk (aanwending) als inkomensvoorziening.
Handelingen met het pensioen of de lijfrente die strijdig zijn met het
karakter van een inkomensvoorziening, zoals afkoop van het recht, hebben
voor alle belastingplichtigen gevolgen. De onder de thans voorgestelde
maatregel vallende belastingplichtigen worden daarbij in geen enkele
situatie nadeliger behandeld dan andere belastingplichtigen. Naar de
mening van het kabinet dient hierbij niet alleen de voorgestelde
regelingen in het tweede en derde lid van artikel 3.136 van de Wet IB
2001 te worden bezien maar het samenstel van de betrokken regelingen. In
dit verband wijst het kabinet erop dat, naar aanleiding van het advies
van de Raad in het wetsontwerp, (alsnog) een aanpassing van artikel 26,
derde lid, van de Invorderingswet 1990 is opgenomen. Daarmee voorziet de
Invorderingswet 1990 tevens in een kwijtscheldingsmogelijkheid voor de
situatie dat de waarde in het economische verkeer van de
pensioenaanspraak ten tijde van de niet-reguliere afwikkeling in het
buitenland lager is dan het bedrag van de teruggenomen premie-aftrek ten
tijde van de emigratie (waarvoor een conserverende aanslag is opgelegd).


Door de uitbreiding van de reeds bestaande kwijtscheldingsmogelijkheid
ontstaat een situatie waarin, niettegenstaande de voorgestelde invoering
van artikel 3.136, tweede en derde lid, Wet IB 2001, een emigrant in
geval van een niet-reguliere afwikkeling van een lijfrente- of
pensioenaanspraak nooit slechter af is dan een blijver die zijn
lijfrente- of pensioenaanspraak eveneens niet regulier afwikkelt. Voor
zover op het moment van niet reguliere afwikkeling de waarde in het
economische verkeer van de pensioen- of lijfrenteaanspraak hoger is dan
de premies of aanspraak onderscheidenlijk bijdragen, is de emigrant
fiscaal beter af dan de blijver. Indien op het moment van niet reguliere
afwikkeling de waarde in het economische verkeer van de
pensioenaanspraak lager is dan de ingelegde premies, dan wordt de
conserverende aanslag ā€“ vanwege de voorgestelde wijziging van artikel
26, derde lid, Invorderingswet 1990 ā€“ kwijtgescholden tot op het
niveau van die waarde. Daarmee bevindt de emigrant zich ook op dat punt
in een rechtsgelijke situatie ten opzichte van de blijver, zodat van een
belemmering geen sprake is. Naar de mening van het kabinet is het
samenstel van regelingen dan ook verenigbaar met het Europese recht.

Reeds uit de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese
Gemeenschappen van 7 september 2006 in de zaak N. (C-470/04), volgt dat
de Nederlandse conserverende aanslag niet in strijd is met het
gemeenschapsrecht als geen zekerheidsstelling wordt geƫist en rekening
wordt gehouden met waardedalingen na emigratie. Ook advocaat-generaal
Wattel schrijft in zijn conclusie voor de zaak met nr. 43 978 ā€“ voor
welke zaak de Hoge Raad ook op 19 juni jl. arrest heeft gewezen ā€“
(onderdeel 7.4 van zijn conclusie) dat het EG-recht naar zijn oordeel
niet in de weg staat aan de in die zaak aan de orde zijnde conserverende
aanslag, omdat de fiscus geen zekerheid heeft geƫist of gesteld en ook
geen sprake is van een nadeliger heffing voor de emigrant dan voor een
inwoner van Nederland in overigens dezelfde omstandigheden. 

5. Verdragsbeleid

De Raad adviseert in de toelichting aandacht te gegeven aan het
verdragsbeleid en inzicht te geven in welke mate thans sprake is van
heronderhandeling ter zake van de niet-regelmatige afwikkeling van
lijfrente- en pensioenovereenkomsten.

De toelichting is naar aanleiding hiervan aangevuld.

6. Terugwerkende kracht

Ten aanzien van de in het voorstel opgenomen terugwerkende kracht tot en
met 19 juni 2009 merkt de Raad terecht op dat aan belastingmaatregelen
die een verzwaring van de belastingheffing voor de belastingplichtige
betekenen in beginsel geen formele terugwerkende kracht gegeven mag
worden, tenzij bijzondere omstandigheden een afwijking van deze regel
rechtvaardigen, en dat met betrekking totĀ het verlenen van
terugwerkende kracht daarnaast de voorwaarde geldt datĀ de maatregelen
voor de belastingplichtigen voor het tijdstip waarop het regime zal gaan
geldenĀ voldoende kenbaar zijn. 

De Raad heeft de eis van kenbaarheid ten aanzien van het onderhavige
voorstel van wet getoetst aan de brief van de Staatssecretaris van
Financiƫn met kenmerk DB/2009/329M, welke op 19 juni 2009 aan de Tweede
Kamer der Staten-Generaal is gezonden. De Raad komt op grond van deze
toetsing tot het oordeel dat de in het wetsvoorstel vervatte regelingen
niet voldoen aan de voorwaarde dat deze voldoende kenbaar zijn geweest
en stelt daarom voor de terugwerkende kracht te beperken tot het moment
waarop de tekst volledig bekend is geworden, hetgeen op het tijdstip van
indiening bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal het geval is. 

Het Kabinet is van oordeel dat de voorgestelde regeling blijft binnen de
omschrijving zoals die is gegeven in de brieven van 19 juni 2009 aan de
Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal. Gezien echter het feit dat
tussen datum van de hiervoor bedoelde brieven en de datum van indiening
bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal slechts een zeer korte periode
is gelegen en het kabinet geen aanwijzingen heeft dat in de periode
tussen 19 juni 2009 en het tijdstip van indiening van het onderhavige
voorstel van wet bij de Tweede Kamer een substantieel aantal
belastingplichtigen (fiscaal geĆÆndiceerd) is geĆ«migreerd, heeft het
Kabinet gemeend de aanbeveling van de Raad over te moeten nemen. Het
wetsvoorstel en de memorie van toelichting zijn dienovereenkomstig
aangepast. Hierbij is conform het advies van de Raad ook een
tijdsaanduiding gegeven. 

Overige opmerkingen

Met betrekking tot de redactionele kanttekeningen die de Raad in
overweging geeft in de bijlage bij zijn advies, merk ik het volgende op.


Aan de eerste kanttekening is geen gevolg gegeven, omdat het begrip
aanspraken in deze situatie de enige term is die voor wat betreft de
werkgeversbijdrage exact aangeeft wat hier wordt bedoeld. Het gaat in
het voorgestelde artikel 3.136, derde lid, Wet IB 2001 om het bedrag dat
bij toekenning van de aanspraak tot het loon zou zijn gerekend ingeval
geen vrijstelling van toepassing zou zijn geweest. Ingevolge artikel 11
van de Wet op de loonbelasting 1964 gaat het hierbij ā€“ naast de
werknemersbijdragen ā€“ om de waarde die op het moment van toekenning
aan de door de werkgever toegekende aanspraak (dat wil zeggen exclusief
het door de werknemer zelf betaalde deel) kon worden toegekend.

Ook aan de tweede kanttekening is geen gevolg gegeven. Juist omdat
artikel 3.81 Wet IB 2001 de in dit kader relevante definitie bevat, is
het dit artikel dat bepaalt of de aanspraak en de werknemersbijdrage bij
de toekenning van de aanspraak tot het loon zijn gerekend. Artikel 3.80
Wet IB 2001, waarnaar de Raad verwijst, bevat eveneens een definitie,
maar die definitie is te ruim, nu deze definitie bijvoorbeeld ook de
ingevolge artikel 3.83 Wet IB 2001 tot het loon gerekende bedragen
omvat.

Aan de overige kanttekeningen is gevolg gegeven.

Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en
de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der
Staten-Generaal te zenden. 

De Staatssecretaris van Financiƫn,

mr. drs. J.C. de Jager 

Directie Directe Belastingen



Ons kenmerk

DB/2009/352







	Pagina   PAGE   \* MERGEFORMAT  5  van   NUMPAGES   \* MERGEFORMAT  5 



Directie Directe Belastingen 

Korte Voorhout 7

2511 CW  Den Haag

Postbus 20201

2500 EE  Den Haag 

  HYPERLINK "http://www.minfin.nl"  www.minfin.nl 

Inlichtingen

dhr. mr.Ā R.J. van der Have 

T	070-3428207

F	070-3427992

r.j.have@minfin.nl



Ons kenmerk

DB/2009/352

Uw brief (kenmerk)

Bijlagen

> Retouradres Postbus 20201 2500 EE  Den Haag

de Koningin



Datum	26 juni 2009

Betreft	Nader rapport betreffende het voorstel van wet tot wijziging van
enkele belastingwetten (reparatie in verband met arresten van de Hoge
Raad inzake pensioen- en lijfrenteaanspraken) 



	Pagina   PAGE   \* MERGEFORMAT  1  van   NUMPAGES   \* MERGEFORMAT  5