[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

31954, bijgewerkt t/m nr. 9 (Tweede NvW d.d. 21 december 2009)

Regels met betrekking tot de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba)

Bijgewerkte tekst

Nummer: 2009D35720, datum: 2009-12-21, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2009Z09769:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Bijgewerkt t/m nr. 9 (Tweede NvW d.d. 21 december 2009)



31 954	Regels met betrekking tot de openbare lichamen Bonaire, Sint
Eustatius en Saba (Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en
Saba)



	Nr. 2	VOORSTEL VAN WET



	Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

	Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

	Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat met de eilandgebieden
Bonaire, Sint Eustatius en Saba is overeengekomen dat zij een
staatsrechtelijke positie krijgen binnen het Nederlandse staatsbestel en
worden ingericht als openbaar lichaam in de zin van artikel 134 van de
Grondwet en dat het in verband hiermee wenselijk is de instelling en
inrichting van deze openbare lichamen te regelen, de samenstelling en
bevoegdheid van hun besturen, de openbaarheid van hun vergaderingen
alsmede het toezicht op deze besturen, waarbij voor zover mogelijk
aansluiting wordt gezocht bij het gemeentelijk bestuursmodel;

	Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg
der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij
goedvinden en verstaan bij deze:

HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

	1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

	a. openbaar lichaam: openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba;

	b. eilandsbestuur: ieder bevoegd orgaan van het openbaar lichaam;

	c. Onze Minister: Onze Minister van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties;

	d. Rijksvertegenwoordiger: Rijksvertegenwoordiger voor de openbare
lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

	2. In deze wet wordt onder ambtenaar mede verstaan: degene die op
arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht werkzaam is.

HOOFDSTUK II DE INSTELLING VAN DE OPENBARE LICHAMEN

Artikel 2

	1. Er is een openbaar lichaam Bonaire.

	2. Het openbaar lichaam Bonaire omvat de eilanden Bonaire en Klein
Bonaire.

	3. Het openbaar lichaam Bonaire bezit rechtspersoonlijkheid.

Artikel 3

	1. Er is een openbaar lichaam Sint Eustatius.

	2. Het openbaar lichaam Sint Eustatius omvat het eiland Sint Eustatius.

	3. Het openbaar lichaam Sint Eustatius bezit rechtspersoonlijkheid.

Artikel 4

	1. Er is een openbaar lichaam Saba.

	2. Het openbaar lichaam Saba omvat het eiland Saba.

	3. Het openbaar lichaam Saba bezit rechtspersoonlijkheid.

Artikel 4a

Bij algemene maatregel van bestuur worden de grenzen van de openbare
lichamen vastgesteld. 

HOOFDSTUK III DE INRICHTING EN SAMENSTELLING VAN HET EILANDSBESTUUR

AFDELING I. ALGEMENE BEPALING

Artikel 5

	In elk openbaar lichaam is een eilandsraad, een bestuurscollege en een
gezaghebber.

AFDELING II. DE EILANDSRAAD

Artikel 6

	De eilandsraad vertegenwoordigt de gehele bevolking van het openbaar
lichaam.

Artikel 7

	1. De leden van de eilandsraad worden gekozen op de grondslag van
evenredige vertegenwoordiging binnen door de wet te stellen grenzen.

	2. De verkiezingen worden gehouden bij geheime stemming.

Artikel 8

	De zittingsduur van de eilandsraad is vier jaren.

Artikel 9

	1. Het aantal leden van de eilandsraad bedraagt:

	a. negen in het openbaar lichaam Bonaire;

	b. vijf in de openbare lichamen Sint Eustatius en Saba.

	2. De eilandsraad kan bij eilandsverordening bepalen dat het aantal
leden van de eilandsraad op een hoger aantal wordt gesteld dan het
aantal, genoemd in het eerste lid, met dien verstande dat het aantal
leden van de eilandsraad een oneven aantal bedraagt en het aantal leden
niet hoger gesteld wordt dan:

	a. vijftien voor het openbaar lichaam Bonaire;

	b. negen voor de openbare lichamen Sint Eustatius en Saba.

	3. Een eilandsverordening als bedoeld in het tweede lid wordt ten
minste vier maanden voor de dag van kandidaatstelling voor de verkiezing
van de leden van de eilandsraad vastgesteld.

	4. Vermeerdering of vermindering van het aantal leden van de
eilandsraad treedt eerst in bij de eerste samenkomst van de eilandsraad
na de eerstvolgende periodieke verkiezing van de eilandsraad.

Artikel 10

	De gezaghebber is voorzitter van de eilandsraad.

Artikel 11

	1. Voor het lidmaatschap van de eilandsraad is vereist dat men
Nederlander en ingezetene van het openbaar lichaam is, de leeftijd van
achttien jaar heeft bereikt en niet is uitgesloten van het kiesrecht.

	2. Onder ingezetene wordt verstaan hij die zijn werkelijke woonplaats
in het openbaar lichaam heeft.

	3. Hij die als ingezetene met een adres is ingeschreven in de
bevolkingsadministratie van een openbaar lichaam, wordt, behoudens
bewijs van het tegendeel, geacht werkelijke woonplaats te hebben in het
openbaar lichaam.

Artikel 12

	Ter vervulling van een tussentijds opengevallen plaats is niet
benoembaar tot lid van de eilandsraad hij die na de laatstgehouden
periodieke verkiezing van de leden van de eilandsraad wegens handelen in
strijd met artikel 16 van het lidmaatschap van de eilandsraad is
vervallen verklaard.

Artikel 13

	1. De leden van de eilandsraad maken openbaar welke andere functies dan
het lidmaatschap van de eilandsraad zij vervullen.

	2. De openbaarmaking vindt plaats terstond na benoeming tot lid van de
eilandsraad of na aanvaarding van een andere functie en geschiedt door
terinzagelegging van een opgave van de functies op het bestuurskantoor
van het openbaar lichaam.

Artikel 14

	1. Een lid van de eilandsraad is niet tevens:

	a. minister;

	b. staatssecretaris;

	c. lid van de Raad van State;

	d. lid van de Algemene Rekenkamer;

	e. Nationale ombudsman;

	f. substituut-ombudsman als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de
Wet Nationale ombudsman;

	g. Rijksvertegenwoordiger;

	h. gezaghebber;

	i. eilandgedeputeerde;

	j. lid van de gezamenlijke rekenkamer;

	k. gezamenlijke ombudsman of lid van de gezamenlijke ombudscommissie;

	l. ambtenaar, door of vanwege het bestuur van het openbaar lichaam
aangesteld of daaraan ondergeschikt.

	2. In afwijking van het eerste lid, aanhef en onder i, kan een lid van
de eilandsraad tevens eilandgedeputeerde zijn van het openbaar lichaam
waar hij lid van de eilandsraad is gedurende het tijdvak dat:

	a. aanvangt op de dag van de stemming voor de verkiezing van de leden
van de eilandsraad en eindigt op het tijdstip waarop de
eilandgedeputeerden ingevolge artikel 54, eerste lid, aftreden, of

	b. aanvangt op het tijdstip van zijn benoeming tot eilandgedeputeerde
en eindigt op het tijdstip met ingang waarvan de geloofsbrief van zijn
opvolger als lid van de eilandsraad is goedgekeurd of waarop het
centraal stembureau heeft beslist dat geen opvolger kan worden benoemd.

	3. Het lid van de eilandsraad, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b,
wordt geacht ontslag te nemen als lid van de eilandsraad met ingang van
het tijdstip waarop hij zijn benoeming tot eilandgedeputeerde aanvaardt.
Artikel X 6 van de Kieswet is van overeenkomstige toepassing.

	4. In afwijking van het eerste lid, aanhef en onder l, kan een lid van
de eilandsraad tevens zijn:

	a. ambtenaar van de burgerlijke stand;

	b. vrijwilliger of ander persoon die uit hoofde van een wettelijke
verplichting niet bij wijze van beroep hulpdiensten verricht;

	c. ambtenaar werkzaam voor een school voor openbaar onderwijs;

	d. ambtenaar werkzaam in een bij eilandsverordening van de eilandsraad
aan te wijzen functie, die niet zodanige bevoegdheden of
verantwoordelijkheden meebrengt, dat voor belangenverstrengeling moet
worden gevreesd.

	5. Een eilandsverordening als bedoeld in het vierde lid, onderdeel d,
wordt ten minste vier maanden voor de dag van kandidaatstelling voor de
verkiezing van de leden van de eilandsraad vastgesteld en behoeft de
goedkeuring van de Rijksvertegenwoordiger.

Artikel 15

	1. Alvorens hun functie te kunnen uitoefenen, leggen de leden van de
eilandsraad in de vergadering, in handen van de voorzitter, de volgende
eed (verklaring en belofte) af:

	“Ik zweer (verklaar) dat ik, om tot lid van de eilandsraad benoemd te
worden, rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of welk
voorwendsel ook, enige gift of gunst heb gegeven of beloofd.

	Ik zweer (verklaar en beloof) dat ik, om iets in dit ambt te doen of te
laten, rechtstreeks noch middellijk enig geschenk of enige belofte heb
aangenomen of zal aannemen.

	Ik zweer (beloof) dat ik getrouw zal zijn aan de Grondwet, dat ik de
wetten zal nakomen en dat ik mijn plichten als lid van de eilandsraad
naar eer en geweten zal vervullen.

	Zo waarlijk helpe mij God Almachtig!”

	(Dat verklaar en beloof ik!”)

	2. In plaats van in het Nederlands kan de eed (verklaring en belofte)
in het Papiaments of het Engels worden afgelegd.

	3. Wanneer de eed (verklaring en belofte) in het Papiaments wordt
afgelegd, luidt de tekst van de eed (verklaring en belofte) als volgt:

	“Mi ta hura (deklará) ku pa mi nombramentu den e kargo o funshon di
miembro di konseho insular mi no a duna ni primintí, ni direkta- ni
indirektamente, bou di ningun nòmber ni denominashon ni preteksto,
ningun regalo ni fabor.

	Mi ta hura (deklará i primintí) ku mi no a risibí ni mi no a
aseptá, ni lo mi no aseptá, ni direkta- ni indirektamente, ningun
regalo ni ningun promesa di hasi algu o laga di hasi algu den e kargo o
funshon en kuestion.

	Mi ta hura (primintí) ku lo mi ta fiel na Konstitushon, ku lo mi
kumpli ku lei i ku lo mi kumpli ku mi obligashonnan komo miembro di
konseho insular segun mi konsenshi i honor.

	Ku Dios Todopoderoso yudami!”

	(Esei mi ta deklará i primintí!”)

	4. Wanneer de eed (verklaring en belofte) in het Engels wordt afgelegd,
luidt de tekst van de eed (verklaring en belofte) als volgt:

	“I swear (affirm) that I neither gave nor promised any gift or
favour, either directly or indirectly, under any name or pretext
whatsoever, in order to be appointed member of the island council.

	I swear (affirm and promise) that I have made no gift or promise, and
shall accept no gift or promise, either directly or indirectly, in order
to do or to omit to do anything in the course of my duties.

	I swear (promise) that I will bear allegiance to the Constitution, that
I will observe the laws and that I will perform my duties as member of
the island council in good faith.

	So help me God Almighty!

	(This I affirm and promise!)

Artikel 16

	1. Een lid van de eilandsraad mag niet:

	a. als advocaat, procureur of adviseur in geschillen werkzaam zijn ten
behoeve van het openbaar lichaam of het eilandsbestuur dan wel ten
behoeve van de wederpartij van het openbaar lichaam of het
eilandsbestuur;

	b. als gemachtigde in geschillen werkzaam zijn ten behoeve van de
wederpartij van het openbaar lichaam of het eilandsbestuur;

	c. als vertegenwoordiger of adviseur werkzaam zijn ten behoeve van
derden tot het met het openbaar lichaam aangaan van:

	1°. overeenkomsten als bedoeld in onderdeel d;

	2°. overeenkomsten tot het leveren van onroerende zaken aan het
openbaar lichaam;

	d. rechtstreeks of middellijk een overeenkomst aangaan betreffende:

	1°. het aannemen van werk ten behoeve van het openbaar lichaam;

	2°. het buiten dienstbetrekking tegen beloning verrichten van
werkzaamheden ten behoeve van het openbaar lichaam;

	3°. het leveren van roerende zaken anders dan om niet aan het openbaar
lichaam;

	4°. het verhuren van roerende zaken aan het openbaar lichaam;

	5°. het verwerven van betwiste vorderingen ten laste van het openbaar
lichaam;

	6°. het van het openbaar lichaam onderhands verwerven van onroerende
zaken of beperkte rechten waaraan deze zijn onderworpen;

	7°. het onderhands huren of pachten van het openbaar lichaam.

	2. Van het eerste lid, aanhef en onderdeel d, kan de
Rijksvertegenwoordiger ontheffing verlenen.

	3. De eilandsraad stelt voor zijn leden een gedragscode vast.

Artikel 17

	De eilandsraad stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen en
andere werkzaamheden vast.

Artikel 18

	1. De eilandsraad vergadert zo vaak als hij daartoe heeft besloten.

	2. Voorts vergadert de eilandsraad indien de gezaghebber het nodig
oordeelt of indien ten minste een vijfde van het aantal leden waaruit de
eilandsraad bestaat schriftelijk, met opgave van redenen, daarom
verzoekt.

Artikel 19

	De eilandsraad vergadert na de periodieke verkiezing van zijn leden
voor de eerste maal in nieuwe samenstelling op de dag met ingang waarvan
de leden van de eilandsraad in oude samenstelling aftreden.

Artikel 20

	1. De gezaghebber roept de leden schriftelijk tot de vergadering op.

	2. Tegelijkertijd met de oproeping brengt de gezaghebber dag, tijdstip
en plaats van de vergadering ter openbare kennis. De agenda en de
daarbij behorende voorstellen met uitzondering van de stukken, bedoeld
in artikel 26, tweede lid, worden tegelijkertijd met de oproeping en op
een bij de openbare kennisgeving aan te geven wijze ter inzage gelegd.

Artikel 21

	1. De vergadering van de eilandsraad wordt niet geopend voordat
blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting
hebbende leden tegenwoordig is.

	2. Indien ingevolge het eerste lid de vergadering niet kan worden
geopend, belegt de gezaghebber, onder verwijzing naar dit artikel,
opnieuw een vergadering tegen een tijdstip dat ten minste vierentwintig
uur na het bezorgen van de oproeping is gelegen.

	3. Op de vergadering, bedoeld in het tweede lid, is het eerste lid niet
van toepassing. De eilandsraad kan echter over andere aangelegenheden
dan die waarvoor de ingevolge het eerste lid niet geopende vergadering
was belegd alleen beraadslagen of besluiten, indien blijkens de
presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden
tegenwoordig is.

Artikel 22

	1. De gezaghebber heeft het recht in de vergadering aan de
beraadslaging deel te nemen.

	2. Een eilandgedeputeerde heeft toegang tot de vergaderingen en kan aan
de beraadslaging deelnemen.

	3. Een eilandgedeputeerde kan door de eilandsraad worden uitgenodigd om
ter vergadering aanwezig te zijn.

Artikel 23

	De leden van het eilandsbestuur en andere personen die deelnemen aan de
beraadslaging kunnen niet in rechte worden vervolgd of aangesproken voor
dan wel worden verplicht in rechte getuigenis af te leggen als bedoeld
in artikel 144, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke
Rechtsvordering BES over hetgeen zij in de vergadering van de
eilandsraad hebben gezegd of aan de eilandsraad schriftelijk hebben
overgelegd.

Artikel 24

	1. De vergadering van de eilandsraad wordt in het openbaar gehouden.

	2. De deuren worden gesloten, wanneer ten minste één vijfde van het
aantal leden dat de presentielijst heeft getekend daarom verzoekt of de
voorzitter het nodig oordeelt.

	3. De eilandsraad beslist vervolgens of met gesloten deuren zal worden
vergaderd.

	4. De voorzitter kan vervolgens alsnog besluiten dat de vergadering in
het openbaar wordt gehouden indien hij dit in het kader van het openbaar
belang nodigt acht.

	5. Van een vergadering met gesloten deuren wordt een afzonderlijk
verslag opgemaakt, dat niet openbaar wordt gemaakt tenzij de eilandsraad
anders beslist.

	6. De eilandsraad maakt de besluitenlijst van zijn vergaderingen
terstond na de vaststelling daarvan openbaar op de in het openbaar
lichaam gebruikelijke wijze. De eilandsraad laat de openbaarmaking
achterwege voor zover het aangelegenheden betreft ten aanzien waarvan op
grond van artikel 26 geheimhouding is opgelegd of ten aanzien waarvan
openbaarmaking in strijd is met het openbaar belang.

Artikel 25

	1. In een besloten vergadering kan niet worden beraadslaagd of besloten
over:

	a. de toelating van nieuw benoemde leden;

	b. de vaststelling en wijziging van de begroting en de vaststelling van
de jaarrekening;

	c. de invoering, wijziging en afschaffing van eilandbelastingen, en

	d. de benoeming en het ontslag van eilandgedeputeerden.

	2. In een besloten vergadering kan geen besluit worden genomen over:

	a. ontwerpen van eilandsverordeningen;

	b. het doen van uitgaven, op de begroting niet voorkomende of de daarop
uitgetrokken posten te boven gaande;

	c. het aanwijzen van middelen tot dekking van zodanige uitgaven;

	d. het geheel of gedeeltelijk vervreemden en het bezwaren van de
eigendommen van het openbaar lichaam;

	e. het onderhands verhuren, verpachten of in gebruik geven van
eigendommen van het openbaar lichaam;

	f. het onderhands gunnen of aanbesteden van werken of leveranties.

Artikel 26

	1. De eilandsraad kan op grond van een belang, genoemd in artikel 11
van de Wet openbaarheid van bestuur BES omtrent het in een besloten
vergadering behandelde en omtrent de inhoud van de stukken die aan de
eilandsraad worden overgelegd, geheimhouding opleggen. Geheimhouding
omtrent het in een besloten vergadering behandelde wordt tijdens die
vergadering opgelegd. De geheimhouding wordt door hen die bij de
behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken
kennis dragen, in acht genomen totdat de eilandsraad haar opheft.

	2. Op grond van een belang, genoemd in artikel 11 van de Wet
openbaarheid van bestuur BES, kan de geheimhouding eveneens worden
opgelegd door het bestuurscollege, de gezaghebber en een commissie,
ieder ten aanzien van de stukken die zij aan de eilandsraad of aan leden
van de eilandsraad overleggen. Daarvan wordt op de stukken melding
gemaakt.

	3. Met betrekking tot aan de eilandsraad overlegde stukken vervalt de
krachtens het tweede lid opgelegde verplichting tot geheimhouding,
indien de oplegging niet door de eilandsraad in zijn eerstvolgende
vergadering die blijkens de presentielijst door meer dan de helft van
het aantal zitting hebbende leden is bezocht, wordt bekrachtigd. De
eilandsraad kan de geheimhouding nadien opheffen in een vergadering die
blijkens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting
hebbende leden is bezocht.

	4. Met betrekking tot aan de leden van de eilandsraad overlegde stukken
wordt de krachtens het tweede lid opgelegde verplichting tot
geheimhouding in acht genomen totdat het orgaan dat de verplichting
heeft opgelegd haar opheft.

Artikel 27

	1. De voorzitter zorgt voor de handhaving van de orde in de vergadering
en is bevoegd, wanneer die orde op enigerlei wijze door toehoorders
wordt verstoord, deze en zo nodig andere toehoorders te doen vertrekken.

	2. Hij is bevoegd toehoorders die bij herhaling de orde in de
vergadering verstoren voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de
vergadering te ontzeggen.

	3. Hij kan de eilandsraad voorstellen aan een lid dat door zijn
gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, het verdere verblijf
in de vergadering te ontzeggen. Over het voorstel wordt niet
beraadslaagd. Na aanneming daarvan verlaat het lid de vergadering
onmiddellijk. Zo nodig doet de voorzitter hem verwijderen. Bij herhaling
van zijn gedrag kan het lid bovendien voor ten hoogste drie maanden de
toegang tot de vergadering worden ontzegd.

Artikel 28

	De leden van de eilandsraad stemmen zonder last.

Artikel 29

	1. Een lid van de eilandsraad neemt niet deel aan de stemming over:

	a. een aangelegenheid die hem rechtstreeks of middellijk persoonlijk
aangaat of waarbij hij als vertegenwoordiger is betrokken;

	b. de vaststelling of goedkeuring der rekening van een lichaam waaraan
hij rekenplichtig is of tot welks bestuur hij behoort.

	2. Bij een schriftelijke stemming wordt onder het deelnemen aan de
stemming verstaan het inleveren van een stembriefje.

	3. Een benoeming gaat iemand persoonlijk aan, wanneer hij behoort tot
de personen tot wie de keuze door een voordracht of bij een herstemming
is beperkt.

	4. Het eerste lid is niet van toepassing bij het besluit betreffende de
toelating van de na periodieke verkiezing benoemde leden.

Artikel 30

	1. Een stemming is alleen geldig, indien meer dan de helft van het
aantal leden dat zitting heeft en zich niet van deelneming aan de
stemming moet onthouden, daaraan heeft deelgenomen.

	2. Het eerste lid is niet van toepassing:

	a. ingeval opnieuw wordt gestemd over een voorstel of over een
benoeming, voordracht of aanbeveling van een of meer personen ten
aanzien van wie in een vorige vergadering een stemming op grond van dat
lid niet geldig was;

	b. in een vergadering als bedoeld in artikel 21, tweede lid, voor zover
het betreft onderwerpen die in de daaraan voorafgaande, ingevolge
artikel 21, eerste lid, niet geopende vergadering aan de orde waren
gesteld.

Artikel 31

	1. Voor het tot stand komen van een beslissing bij stemming wordt de
volstrekte meerderheid vereist van hen die een stem hebben uitgebracht.

	2. Bij een schriftelijke stemming wordt onder het uitbrengen van een
stem verstaan het inleveren van een behoorlijk ingevuld stembriefje.

Artikel 32

	1. De stemming over personen voor het doen van benoemingen,
voordrachten of aanbevelingen is geheim.

	2. Indien de stemmen staken over personen tot wie de keuze door een
voordracht of bij een herstemming is beperkt, wordt in dezelfde
vergadering een herstemming gehouden.

	3. Staken bij deze stemming de stemmen opnieuw, dan beslist terstond
het lot.

Artikel 33

	1. De overige stemmingen geschieden bij hoofdelijke oproeping, indien
de voorzitter of een van de leden dat verlangt. In dat geval geschieden
zij mondeling.

	2. Bij hoofdelijke oproeping is ieder ter vergadering aanwezig lid dat
zich niet van deelneming aan de stemming moet onthouden verplicht zijn
stem voor of tegen uit te brengen.

	3. Indien over een voorstel geen stemming wordt gevraagd, is het
aangenomen.

	4. Tenzij de vergadering voltallig is, wordt bij staking van stemmen
het nemen van een beslissing uitgesteld tot een volgende vergadering,
waarin de beraadslagingen kunnen worden heropend.

	5. Indien de stemmen staken in een voltallige vergadering of in een
ingevolge het vierde lid opnieuw belegde vergadering, is het voorstel
niet aangenomen.

	6. Onder een voltallige vergadering wordt verstaan een vergadering
waarin alle leden waaruit de eilandsraad bestaat, voor zover zij zich
niet van deelneming aan de stemming moesten onthouden, een stem hebben
uitgebracht.

Artikel 34

	De stukken die van de eilandsraad uitgaan, worden door de gezaghebber
ondertekend en door de eilandgriffier medeondertekend. Bij verhindering
of ontstentenis van de gezaghebber worden de stukken die van de
eilandsraad uitgaan ondertekend door degene die krachtens artikel 90 de
gezaghebber als voorzitter van de eilandsraad vervangt.

Artikel 35

	1. De eilandsraad en elk van zijn leden hebben recht op ambtelijke
bijstand.

	2. De in de eilandsraad vertegenwoordigde groeperingen hebben recht op
ondersteuning.

	3. De eilandsraad stelt met betrekking tot de ambtelijke bijstand en de
ondersteuning van de in de eilandsraad vertegenwoordigde groeperingen
een eilandsverordening vast. De eilandsverordening bevat ten aanzien van
de ondersteuning regels over de besteding en de verantwoording.

	4. De eilandsverordening behoeft de goedkeuring van de
Rijksvertegenwoordiger.

AFDELING III. HET BESTUURSCOLLEGE

Artikel 36

	1. De gezaghebber en de eilandgedeputeerden vormen te zamen het
bestuurscollege.

	2. De gezaghebber is voorzitter van het bestuurscollege.

Artikel 37

	1. De eilandsraad benoemt de eilandgedeputeerden.

	2. De gezaghebber wordt geïnformeerd over de uitkomsten van de
college-onderhandelingen. Hij wordt alsdan in de gelegenheid gesteld
zijn opvattingen over voorstellen ten behoeve van het collegeprogramma
kenbaar te maken.

Artikel 38

	Het aantal eilandgedeputeerden bedraagt:

	a. drie in het openbaar lichaam Bonaire;

	b. twee in de openbare lichamen Sint Eustatius en Saba.

Artikel 39

	1. Voor de functie van eilandgedeputeerde gelden de vereisten voor het
lidmaatschap van de eilandsraad, bedoeld in artikel 11.

	2. De eilandsraad kan voor de duur van een jaar ontheffing verlenen van
het vereiste van ingezetenschap.

	3. Dezelfde persoon kan niet in meer dan één openbaar lichaam
eilandgedeputeerde zijn.

Artikel 40

	1. Een eilandgedeputeerde is niet tevens:

	a. minister;

	b. staatssecretaris;

	c. lid van de Raad van State;

	d. lid van de Algemene Rekenkamer;

	e. Nationale ombudsman;

	f. substituut-ombudsman als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de
Wet Nationale ombudsman;

	g. Rijksvertegenwoordiger;

	h lid van een eilandsraad;

	i. gezaghebber;

	j. lid van de gezamenlijke rekenkamer;

	k. gezamenlijke ombudsman of lid van de gezamenlijke ombudscommissie;

	l. ambtenaar, door of vanwege het bestuur van een openbaar lichaam
aangesteld of daaraan ondergeschikt;

	m. ambtenaar, door of vanwege het Rijk aangesteld, tot wiens taak
behoort het verrichten van werkzaamheden in het kader van het toezicht
op het openbaar lichaam;

	n. functionaris die krachtens de wet of een algemene maatregel van
bestuur het bestuur van een openbaar lichaam van advies dient.

	2. In afwijking van het eerste lid, aanhef en onderdeel h, kan een
eilandgedeputeerde tevens lid zijn van de eilandsraad van het openbaar
lichaam waar hij eilandgedeputeerde is gedurende het tijdvak dat:

	a. aanvangt op de dag van de stemming voor de verkiezing van de leden
van de eilandsraad en eindigt op het tijdstip waarop de
eilandgedeputeerden ingevolge artikel 54, eerste lid, aftreden, of

	b. aanvangt op het tijdstip van zijn benoeming tot eilandgedeputeerde
en eindigt op het tijdstip met ingang waarvan de goedkeuring van de
geloofsbrief van zijn opvolger als lid van de eilandsraad onherroepelijk
is geworden of waarop het centraal stembureau heeft beslist dat geen
opvolger kan worden benoemd.

	3. De eilandgedeputeerde, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, wordt
geacht ontslag te nemen als lid van de eilandsraad met ingang van het
tijdstip waarop hij zijn benoeming tot eilandgedeputeerde aanvaardt.
Artikel X 6 van de Kieswet is van overeenkomstige toepassing.

	4. In afwijking van het eerste lid, aanhef en onderdeel l, kan een
eilandgedeputeerde tevens zijn:

	a. ambtenaar van de burgerlijke stand;

	b. vrijwilliger of ander persoon die uit hoofde van een wettelijke
verplichting niet bij wijze van beroep hulpdiensten verricht;

	c. ambtenaar werkzaam voor een school voor openbaar onderwijs.

Artikel 41

	1. Bloed- of aanverwantschap tot en met de tweede graad of huwelijk mag
niet bestaan tussen leden van het bestuurscollege.

	2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt

	a. een ongehuwd samenlevende gelijkgesteld met een echtgenoot

	b. als ongehuwd tevens aangemerkt degene die duurzaam gescheiden leeft
van zijn echtgenoot.

	3. In het tweede lid wordt verstaan onder ongehuwd samenlevende: de
ongehuwde meerderjarige die met een andere ongehuwde meerderjarige een
gezamenlijke huishouding voert, met uitzondering van bloedverwanten in
de eerste graad

	4. In het derde lid wordt verstaan onder het voeren van een
gezamenlijke huishouding de situatie waarin twee personen hun
hoofdverblijf hebben in dezelfde woning en:

	a. zij blijk geven zorg te dragen voor elkaar door middel van het
leveren van een bijdrage in de kosten van de huishouding dan wel
anderszins;

	b. zij met elkaar gehuwd zijn geweest;

	c. zij elkaars geregistreerde partner zijn geweest;

	d. zij eerder met elkaar ongehuwd samenlevend zijn geweest, of

	e. de man het kind van de vrouw heeft erkend.

Artikel 42

	De benoeming van eilandgedeputeerden na de verkiezing van de leden van
de eilandsraad vindt plaats in een vergadering van de eilandsraad in
nieuwe samenstelling.

Artikel 43

	In het geval van artikel 42 gaat de benoeming van degene die zijn
benoeming tot eilandgedeputeerde heeft aangenomen, in op het tijdstip
waarop ten minste de helft van het aantal eilandgedeputeerden zijn
benoeming heeft aangenomen of, indien de aanneming van de benoeming op
een later tijdstip plaatsvindt, op dat tijdstip.

Artikel 44

	De benoeming ter vervulling van een plaats die tussentijds openvalt,
geschiedt zo spoedig mogelijk.

Artikel 45

	De benoemde eilandgedeputeerde deelt de eilandsraad uiterlijk op de
tiende dag na de kennisgeving van zijn benoeming mee of hij de benoeming
aanneemt. Indien deze termijn verstrijkt zonder mededeling, wordt de
benoemde eilandgedeputeerde geacht de benoeming niet aan te nemen.

Artikel 46

	Wanneer de benoeming niet is aangenomen, geschiedt zo spoedig mogelijk
een nieuwe benoeming.

Artikel 47

	1. Alvorens hun functie te kunnen uitoefenen leggen de
eilandgedeputeerden, in de vergadering van de eilandsraad, in handen van
de voorzitter, de volgende eed (verklaring en belofte) af:

	“Ik zweer (verklaar) dat ik, om tot eilandgedeputeerde benoemd te
worden, rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of welk
voorwendsel ook, enige gift of gunst heb gegeven of beloofd.

	Ik zweer (verklaar en beloof) dat ik, om iets in dit ambt te doen of te
laten, rechtstreeks noch middellijk enig geschenk of enige belofte heb
aangenomen of zal aannemen.

	Ik zweer (beloof) dat ik getrouw zal zijn aan de Grondwet, dat ik de
wetten zal nakomen en dat ik mijn plichten als eilandgedeputeerde naar
eer en geweten zal vervullen.

	Zo waarlijk helpe mij God Almachtig!”

	(“Dat verklaar en beloof ik!”)

	2. In plaats van in het Nederlands kan de eed (verklaring en belofte)
in het Papiaments of het Engels worden afgelegd.

	3. Wanneer de eed (verklaring en belofte) in het Papiaments wordt
afgelegd, luidt de tekst van de eed (verklaring en belofte) als volgt:

	“Mi ta hura (deklará) ku pa mi nombramentu den e kargo o funshon di
diputado, mi no a duna ni primintí, ni direkta- ni indirektamente, bou
di ningun nòmber ni denominashon ni preteksto, ningun regalo ni fabor.

	Mi ta hura (deklará i primintí) ku mi no a risibí ni mi no a
aseptá, ni lo mi no aseptá, ni direkta- ni indirektamente, ningun
regalo ni ningun promesa di hasi algu o laga di hasi algu den e kargo o
funshon en kuestion.

	Mi ta hura (primintí) ku lo mi ta fiel na Konstitushon, ku lo mi
kumpli ku lei i ku lo mi kumpli ku mi obligashonnan komo diputado segun
mi konsenshi i honor.

	Ku Dios Todopoderoso yudami!”

	(Esei mi ta deklará i primintí!”)

	4. Wanneer de eed (verklaring en belofte) in het Engels wordt afgelegd,
luidt de tekst van de eed (verklaring en belofte) als volgt:

	“I swear (affirm) that I neither gave nor promised any gift or
favour, either directly or indirectly, under any name or pretext
whatsoever, in order to be appointed member of the island executive.

	I swear (affirm and promise) that I have made no gift or promise, and
shall accept no gift or promise, either directly or indirectly, in order
to do or to omit to do anything in the course of my duties.

	I swear (promise) that I will bear allegiance to the Constitution, that
I will observe the laws and that I will perform my duties as member of
the island executive in good faith.

	So help me God Almighty!

	(This I affirm and promise!)

Artikel 48

	1. Een eilandgedeputeerde vervult geen nevenfuncties waarvan de
uitoefening ongewenst is met het oog op een goede vervulling van zijn
functie als eilandgedeputeerde.

	2. Een eilandgedeputeerde meldt zijn voornemen tot aanvaarding van een
nevenfunctie aan de eilandsraad.

	3. Artikel 13 is van overeenkomstige toepassing op de
eilandgedeputeerden.

Artikel 49

	1. Een eilandgedeputeerde dient bij de Rijksvertegenwoordiger binnen
dertig dagen na aanneming van zijn benoeming en binnen dertig dagen na
zijn ontslag een schriftelijke verklaring in met:

	a. een nauwkeurige omschrijving van de zakelijke belangen die hij en
zijn echtgenoot hebben of beheren;

	b. een nauwkeurige omschrijving van de onroerende zaken, roerende
zaken, op geld waardeerbare rechten alsmede vorderingen en schulden van
hem en zijn echtgenoot;

	c. een nauwkeurige omschrijving van de aard van zijn nevenfuncties
alsmede de functies van zijn echtgenoot;

	d. de vermelding of aan de nevenfuncties inkomsten of voordelen in
welke vorm dan ook, zijn verbonden en voorzover een geldelijke
vergoeding daaraan is verbonden de omvang daarvan.

	2. Artikel 41, tweede tot en met vierde lid, is van toepassing.

	3. Geen opgave hoeft te worden gedaan van belangen, zaken, met
uitzondering van onroerende zaken, rechten, vorderingen en schulden,
waarvan de waarde niet meer dan USD 11.175 bedraagt.

	4. De verklaring wordt door de eilandgedeputeerde ondertekend.

	5. Bij ministeriële regeling wordt voor de verklaring een model
vastgesteld. 	

Artikel 50

	De Rijksvertegenwoordiger bewaart de verklaringen, bedoeld in artikel
49, gedurende tien jaren, te rekenen vanaf het tijdstip waarop hij deze
heeft ontvangen. Na afloop van deze termijn draagt hij zorg voor de
vernietiging hiervan.

Artikel 51

	De Rijksvertegenwoordiger en degenen die in zijn opdracht handelen zijn
verplicht tot geheimhouding van de op grond van artikel 49 ontvangen
verklaringen. Zij verstrekken de verklaringen of doen hierover slechts
mededeling aan instanties die zijn belast met de opsporing en vervolging
van strafbare feiten.

Artikel 52

	Indien een eilandgedeputeerde de verklaring, bedoeld in artikel 49,
niet tijdig bij de Rijksvertegenwoordiger indient, informeert deze
onverwijld de eilandsraad.

Artikel 53

	1. Artikel 16, eerste en tweede lid, is van overeenkomstige toepassing
op de eilandgedeputeerden.

	2. De eilandsraad stelt voor de eilandgedeputeerden een gedragscode
vast.

Artikel 54

	1. Na de verkiezing van de leden van de eilandsraad treden de
eilandgedeputeerden af op het moment dat de eilandsraad ten minste de
helft van het aantal eilandgedeputeerden heeft benoemd en deze
benoemingen zijn aangenomen.

	2. Indien zoveel eilandgedeputeerden hun ontslag indienen of worden
ontslagen dat niet ten minste de helft van het aantal
eilandgedeputeerden in functie is, treedt de gezaghebber in de plaats
van het bestuurscollege totdat dit wel het geval is.

Artikel 55

	1. Een eilandgedeputeerde kan te allen tijde ontslag nemen. Hij doet
daarvan schriftelijk mededeling aan de eilandsraad.

	2. Het ontslag gaat in met ingang van de dag, gelegen een maand na de
dag waarop hij zijn ontslag heeft genomen of zoveel eerder als zijn
opvolger de benoeming heeft aangenomen.

Artikel 56

	1. De eilandgedeputeerden genieten ten laste van het openbaar lichaam
een bezoldiging, die bij of krachtens algemene maatregel van bestuur
wordt geregeld.

	2. Bij de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het eerste lid,
kunnen tevens regels worden gesteld betreffende tegemoetkoming in of
vergoeding van bijzondere kosten en betreffende andere financiële
voorzieningen die verband houden met de vervulling van het ambt van
eilandgedeputeerde.

	3. Buiten hetgeen hun bij of krachtens de wet is toegekend genieten de
eilandgedeputeerden als zodanig geen inkomsten, in welke vorm ook, ten
laste van het openbaar lichaam.

	4. De eilandgedeputeerden genieten geen vergoedingen, in welke vorm
ook, voor werkzaamheden, verricht in nevenfuncties die zij vervullen uit
hoofde van het ambt van eilandgedeputeerde ongeacht of die vergoedingen
ten laste van het openbaar lichaam komen of niet. Indien deze
vergoedingen worden uitgekeerd, worden zij gestort in de kas van het
openbaar lichaam.

	5. Van het bepaalde in het vierde lid kan de Rijksvertegenwoordiger in
bijzondere gevallen ontheffing verlenen.

Artikel 57

	1. Indien degene wiens benoeming tot eilandgedeputeerde is ingegaan,
een functie bekleedt als bedoeld in artikel 40, eerste lid, en het
tweede of vierde lid van dat artikel niet van toepassing zijn, draagt
hij er onverwijld zorg voor dat hij uit die functie wordt ontheven.

	2. De eilandsraad verleent hem ontslag indien hij dit nalaat.

	3. Het ontslag gaat in terstond na de bekendmaking van het
ontslagbesluit.

	4. Indien de eilandsraad naar het oordeel van de gezaghebber ten
onrechte nalaat ontslag te verlenen, wordt de eilandgedeputeerde door de
gezaghebber van zijn betrekking vervallen verklaard.

	5. De werking van een besluit, inhoudende de vervallenverklaring, wordt
opgeschort totdat de beroepstermijn is verstreken of, indien beroep is
ingesteld, op het beroep is beslist. Gedurende deze periode is de
eilandgedeputeerde in zijn betrekking geschorst.

Artikel 58

	1. Tegen een besluit van de gezaghebber als bedoeld in artikel 57,
vierde lid, kan de eilandgedeputeerde beroep instellen bij het
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Curaçao, Aruba, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

	2. De Wet administratieve rechtspraak BES is voor zoveel nodig van
overeenkomstige toepassing, met uitzondering van de artikelen 54 en 55
en paragraaf 1 en 3 van hoofdstuk 6.

	3. In afwijking van artikel 17, vijfde lid, van de Wet administratieve
rechtspraak BES bedraagt de termijn binnen welke de bijschrijving of
storting van het verschuldigde bedrag dient plaats te vinden, twee
weken. De president van het Gemeenschappelijk Hof kan een kortere
termijn stellen.

	4. Het Gemeenschappelijk Hof behandelt de zaak met overeenkomstige
toepassing van paragraaf 2 van hoofdstuk 6 van de Wet administratieve
rechtspraak BES. Aan de gezaghebber en degene die beroep heeft ingesteld
wordt terstond een afschrift van het beroepschrift toegezonden.

Artikel 59

	1. Indien een eilandgedeputeerde niet langer voldoet aan de vereisten
voor de functie van eilandgedeputeerde, bedoeld in artikel 39, of een
functie gaat bekleden als bedoeld in artikel 40, eerste lid, en het
tweede of vierde lid van dat artikel niet van toepassing zijn, neemt hij
onmiddellijk ontslag. Hij doet hiervan schriftelijk mededeling aan de
eilandsraad.

	2. De artikelen 57, tweede tot en met vijfde lid, en artikel 58 zijn
van overeenkomstige toepassing.

Artikel 60

	1. Indien een uitspraak van de eilandsraad inhoudende de opzegging van
zijn vertrouwen in een eilandgedeputeerde er niet toe leidt dat de
betrokken eilandgedeputeerde onmiddellijk ontslag neemt, kan de
eilandsraad besluiten tot ontslag.

	2. Op het ontslagbesluit is artikel 7, eerste lid, van de Wet
administratieve rechtspraak BES niet van toepassing.

Artikel 61

	De rechter treedt niet in de beoordeling van de gronden waarop de
eilandsraad tot ontslag van een eilandgedeputeerde heeft besloten.

Artikel 62

	Het bestuurscollege stelt een reglement van orde voor zijn
vergaderingen en andere werkzaamheden vast, dat aan de eilandsraad wordt
toegezonden.

Artikel 63

	1. De gezaghebber stelt, met inachtneming van hetgeen het
bestuurscollege heeft bepaald, dag en plaats van de vergadering van het
bestuurscollege en het tijdstip van de opening vast.

	2. De gezaghebber maakt dag en plaats van te houden openbare
vergaderingen en het tijdstip van de opening bekend.

Artikel 64

	1. De gezaghebber bevordert de eenheid van het beleid van het
bestuurscollege.

	2. De gezaghebber kan onderwerpen aan de agenda voor een vergadering
van het bestuurscollege toevoegen.

	3. De gezaghebber kan ten aanzien van geagendeerde onderwerpen een
eigen voorstel aan het bestuurscollege voorleggen.

Artikel 65

	1. De vergaderingen van het bestuurscollege worden met gesloten deuren
gehouden, voor zover het bestuurscollege niet anders heeft bepaald.

	2. Het reglement van orde voor de vergaderingen kan regels geven
omtrent de openbaarheid van de vergaderingen van het bestuurscollege.

Artikel 66

	1. Het bestuurscollege kan op grond van een belang, genoemd in artikel
11 van de Wet openbaarheid van bestuur BES, omtrent het in een besloten
vergadering behandelde en omtrent de inhoud van de stukken die aan het
bestuurscollege worden overgelegd, geheimhouding opleggen. Geheimhouding
omtrent het in een besloten vergadering behandelde wordt tijdens die
vergadering opgelegd. De geheimhouding wordt door hen die bij de
behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken
kennis dragen, in acht genomen totdat het bestuurscollege haar opheft.

	2. Op grond van een belang, genoemd in artikel 11 van de Wet
openbaarheid van bestuur BES, kan de geheimhouding eveneens worden
opgelegd door de gezaghebber of een commissie, ten aanzien van de
stukken die zij aan het bestuurscollege overleggen. Daarvan wordt op de
stukken melding gemaakt. De geheimhouding wordt in acht genomen totdat
het orgaan dat de verplichting heeft opgelegd, dan wel de eilandsraad
haar opheft.

	3. Indien het bestuurscollege zich ter zake van het behandelde waarvoor
een verplichting tot geheimhouding geldt tot de eilandsraad heeft
gericht, wordt de geheimhouding in acht genomen totdat de eilandsraad
haar opheft.

Artikel 67

	1. In de vergadering van het bestuurscollege kan slechts worden
beraadslaagd of besloten, indien ten minste de helft van het aantal
zitting hebbende leden tegenwoordig is.

	2. Indien het vereiste aantal leden niet tegenwoordig is, belegt de
gezaghebber, onder verwijzing naar dit artikel, opnieuw een vergadering.

	3. Op de vergadering, bedoeld in het tweede lid, is het eerste lid niet
van toepassing. Het bestuurscollege kan echter over andere
aangelegenheden dan die waarvoor de eerdere vergadering was belegd
alleen beraadslagen of besluiten, indien ten minste de helft van het
aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.

Artikel 68

	De leden van het bestuurscollege en andere personen die deelnemen aan
de beraadslaging kunnen niet in rechte worden vervolgd of aangesproken
voor hetgeen zij in de vergadering van het bestuurscollege hebben gezegd
of aan het bestuurscollege schriftelijk hebben overgelegd.

Artikel 69

	De artikelen 29, eerste tot en met derde lid, 30 en 31 zijn ten aanzien
van de vergaderingen van het bestuurscollege van overeenkomstige
toepassing.

Artikel 70

	1. Indien bij een stemming, anders dan over personen voor het doen van
benoemingen, voordrachten of aanbevelingen, de stemmen staken, wordt
opnieuw gestemd.

	2. Staken de stemmen andermaal over hetzelfde voorstel, dan beslist de
stem van de voorzitter.

Artikel 71

	1. De stukken die van het bestuurscollege uitgaan, worden door de
gezaghebber ondertekend en door de eilandsecretaris medeondertekend.

	2. Het bestuurscollege kan hem toestaan de ondertekening op te dragen
aan een ander lid van het bestuurscollege, aan de eilandsecretaris of
aan een of meer andere ambtenaren van het openbaar lichaam.

	3. De medeondertekening door de eilandsecretaris is niet van toepassing
indien de ondertekening van stukken die van het bestuurscollege uitgaan
ingevolge het tweede lid is opgedragen aan de eilandsecretaris of een of
meer ambtenaren van het openbaar lichaam.

Artikel 72

	1. De eilandsraad kan regelen van welke beslissingen van het
bestuurscollege aan de leden van de eilandsraad kennisgeving wordt
gedaan. Daarbij kan de eilandsraad de gevallen bepalen waarin met
terinzagelegging kan worden volstaan.

	2. Het bestuurscollege laat de kennisgeving of terinzagelegging
achterwege voor zover deze in strijd is met het openbaar belang.

	3. Het bestuurscollege maakt de besluitenlijst van zijn vergaderingen
terstond na de vaststelling daarvan openbaar op de in het openbaar
lichaam gebruikelijke wijze. Het bestuurscollege laat de openbaarmaking
achterwege voor zover het aangelegenheden betreft ten aanzien waarvan op
grond van artikel 66 geheimhouding is opgelegd of ten aanzien waarvan
openbaarmaking in strijd is met het openbaar belang.

AFDELING IV. DE GEZAGHEBBER

Artikel 73

	1. De gezaghebber wordt bij koninklijk besluit op voordracht van Onze
Minister benoemd en herbenoemd voor de tijd van zes jaar. Hij kan te
allen tijde bij koninklijk besluit op voordracht van Onze Minister
worden ontslagen.

	2. De Rijksvertegenwoordiger maakt voor elke door benoeming te
vervullen plaats een met redenen omklede aanbeveling op. Alvorens zijn
aanbeveling te doen verzoekt hij de eilandsraad, gehoord het
bestuurscollege, zijn gevoelen kenbaar te maken met betrekking tot de
aan de te benoemen gezaghebber te stellen eisen van bekwaamheid en
geschiktheid.

	3. De eilandsraad kan uit zijn midden een vertrouwenscommissie
instellen belast met de beoordeling van de op haar verzoek door de
Rijksvertegenwoordiger daartoe geselecteerde kandidaten. De eilandsraad
stelt het bestuurscollege in de gelegenheid een eilandgedeputeerde af te
vaardigen die als adviseur aan de vertrouwenscommissie wordt toegevoegd.
De vertrouwenscommissie brengt vertrouwelijk verslag uit van haar
bevindingen aan de Rijksvertegenwoordiger.

	4. Onverminderd het bepaalde in het tweede en derde lid kunnen bij
algemene maatregel van bestuur nadere regels worden gesteld omtrent de
bij benoeming te volgen procedure.

	5. De Rijksvertegenwoordiger doet een voorstel tot herbenoeming. Bij
algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over
de wijze waarop de eilandsraad in verband daarmee zijn gevoelen omtrent
het functioneren van de gezaghebber kenbaar kan maken aan de
Rijksvertegenwoordiger.

Artikel 74

	1. De gezaghebber kan bij koninklijk besluit worden geschorst.

	2. Onze Minister kan, in afwachting van een besluit omtrent schorsing,
bepalen dat de gezaghebber zijn functie niet uitoefent.

	3. Een besluit als bedoeld in het tweede lid vervalt, indien niet
binnen een maand een besluit omtrent de schorsing is genomen.

Artikel 75

	Voor de benoembaarheid tot gezaghebber is het Nederlanderschap vereist.

Artikel 76

	Dezelfde persoon kan niet in meer dan een openbaar lichaam tot
gezaghebber worden benoemd.

Artikel 77

	1. Alvorens zijn ambt te aanvaarden, legt de gezaghebber in handen van
de Rijksvertegenwoordiger de volgende eed (verklaring en belofte) af:

	“Ik zweer (verklaar) dat ik, om tot gezaghebber benoemd te worden,
rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook,
enige gift of gunst heb gegeven of beloofd.

	Ik zweer (verklaar en beloof) dat ik, om iets in dit ambt te doen of te
laten, rechtstreeks noch middellijk enig geschenk of enige belofte heb
aangenomen of zal aannemen.

	Ik zweer (beloof) dat ik getrouw zal zijn aan de Grondwet, dat ik de
wetten zal nakomen en dat ik mijn plichten als gezaghebber naar eer en
geweten zal vervullen.

	Zo waarlijk helpe mij God Almachtig!”

	(Dat verklaar en beloof ik!”)

	2. In plaats van in het Nederlands kan de eed (verklaring en belofte)
in het Papiaments of het Engels worden afgelegd.

	3. Wanneer de eed (verklaring en belofte) in het Papiaments wordt
afgelegd, luidt de tekst van de eed (verklaring en belofte) als volgt:

	“Mi ta hura (deklará) ku pa mi nombramentu den e kargo o funshon di
gezaghebber mi no a duna ni primintí, ni direkta- ni indirektamente,
bou di ningun nòmber ni denominashon ni preteksto, ningun regalo ni
fabor.

	Mi ta hura (deklará i primintí) ku mi no a risibí ni mi no a
aseptá, ni lo mi no aseptá, ni direkta- ni indirektamente, ningun
regalo ni ningun promesa di hasi algu o laga di hasi algu den e kargo o
funshon en kuestion.

	Mi ta hura (primintí) ku lo mi ta fiel na Konstitushon, ku lo mi
kumpli ku lei i ku lo mi kumpli ku mi obligashonnan komo gezaghebber
segun mi konsenshi i honor.

	Ku Dios Todopoderoso yudami!”

	(Esei mi ta deklará i primintí!”)

	4. Wanneer de eed (verklaring en belofte) in het Engels wordt afgelegd,
luidt de tekst van de eed (verklaring en belofte) als volgt:

	“I swear (affirm) that I neither gave nor promised any gift or
favour, either directly or indirectly, under any name or pretext
whatsoever, in order to be appointed Island Governor.

	I swear (affirm and promise) that I have made no gift or promise, and
shall accept no gift or promise, either directly or indirectly, in order
to do or to omit to do anything in the course of my duties.

	I swear (promise) that I will bear allegiance to the Constitution, that
I will observe the laws and that I will perform my duties as Island
Governor in good faith.

	So help me God Almighty!

	(This I affirm and promise!)

Artikel 78

	1. De gezaghebber geniet ten laste van het openbaar lichaam een
bezoldiging, die bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt
geregeld.

	2. Bij de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het eerste lid,
kunnen tevens regels worden gesteld betreffende tegemoetkoming in of
vergoeding van bijzondere kosten en betreffende andere financiële
voorzieningen die verband houden met de vervulling van het ambt van
gezaghebber.

	3. Buiten hetgeen hem bij of krachtens de wet is toegekend, geniet de
gezaghebber als zodanig geen inkomsten, in welke vorm ook, ten laste van
het openbaar lichaam.

	4. De gezaghebber geniet geen vergoedingen, in welke vorm ook, voor
werkzaamheden, verricht in nevenfuncties welke hij vervult uit hoofde
van het ambt van gezaghebber, ongeacht of die vergoedingen ten laste van
het openbaar lichaam komen of niet. Indien deze vergoedingen worden
uitgekeerd, worden zij gestort in de kas van het openbaar lichaam.

Artikel 79

	1. De gezaghebber vervult geen nevenfuncties waarvan de uitoefening
ongewenst is met het oog op de goede vervulling van zijn ambt van
gezaghebber of op de handhaving van zijn onpartijdigheid en
onafhankelijkheid of van het vertrouwen daarin.

	2. De gezaghebber meldt zijn voornemen tot aanvaarding van een
nevenfunctie, anders dan uit hoofde van zijn ambt van gezaghebber, aan
de eilandsraad.

	3. Artikel 13 is van overeenkomstige toepassing op de gezaghebber.

Artikel 80

	1. De gezaghebber is niet tevens:

	a. minister;

	b. staatssecretaris;

	c. lid van de Raad van State;

	d. lid van de Algemene Rekenkamer;

	e. Nationale ombudsman;

	f. substituut-ombudsman als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de
Wet Nationale ombudsman;

	g. Rijksvertegenwoordiger;

	h. lid van een eilandsraad;

	i. eilandgedeputeerde;

	j. lid van de gezamenlijke rekenkamer;

	k. gezamenlijke ombudsman of lid van de gezamenlijke ombudscommissie;

	l. ambtenaar, door of vanwege het bestuur van een openbaar lichaam
aangesteld of daaraan ondergeschikt;

	m. ambtenaar, door of vanwege het Rijk aangesteld, tot wiens taak
behoort het verrichten van werkzaamheden in het kader van het toezicht
op het openbaar lichaam;

	n. functionaris die krachtens de wet of een algemene maatregel van
bestuur het bestuur van een openbaar lichaam van advies dient.

	2. In afwijking van het eerste lid, aanhef en onderdeel l, kan een
gezaghebber tevens ambtenaar van de burgerlijke stand zijn.

Artikel 81

	1. Bloed- of aanverwantschap tot en met de tweede graad of huwelijk mag
niet bestaan tussen de gezaghebber en een ander lid van het
bestuurscollege.

	2. Artikel 41, tweede tot en met vierde lid, is van toepassing.

Artikel 82

	1. Artikel 16, eerste en tweede lid, is van overeenkomstige toepassing
op de gezaghebber.

	2. De eilandsraad stelt voor de gezaghebber een gedragscode vast.

Artikel 83

	De artikelen 49 tot en met 52 zijn van overeenkomstige toepassing op de
gezaghebber, met dien verstande dat in artikel 49 voor “ontslag”
wordt gelezen “ontslag onderscheidenlijk afloop van de
benoemingstermijn” en dat in artikel 52 voor “eilandsraad” wordt
gelezen “Onze Minister”.

Artikel 84

	Het ambt van gezaghebber ontheft van alle bij of krachtens de wet
opgelegde verplichtingen tot het verrichten van persoonlijke diensten.

Artikel 85

	1. De gezaghebber heeft zijn werkelijke woonplaats in het openbaar
lichaam.

	2. De Rijksvertegenwoordiger kan voor ten hoogste drie maanden
ontheffing verlenen van de verplichting om de werkelijke woonplaats in
het openbaar lichaam te hebben.

Artikel 86

	1. Indien de gezaghebber langer dan zes weken buiten het openbaar
lichaam wenst te verblijven, behoeft hij daartoe de toestemming van de
Rijksvertegenwoordiger. De toestemming mag alleen worden verleend indien
het belang van het openbaar lichaam zich daartegen niet verzet.

	2. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de termijn,
genoemd in het eerste lid.

Artikel 87

	1. Voor zover dit niet bij de wet is geschied, worden bij of krachtens
algemene maatregel van bestuur ten aanzien van de gezaghebber regels
vastgesteld betreffende:

	a. benoeming, schorsing, tijdelijk niet uitoefenen van zijn functie en
ontslag;

	b. het onderzoek naar de geschiktheid en bekwaamheid;

	c. uitkering bij ontslag;

	d. aanspraken in geval van ziekte;

	e. bescherming bij de arbeid;

	f. andere aangelegenheden, zijn rechtspositie betreffende, die regeling
behoeven.

	2. Bij de regels betreffende de aangelegenheden, genoemd in het eerste
lid, kunnen financiële voorzieningen worden getroffen die ten laste van
het openbaar lichaam komen.

Artikel 88

	1. Alle aan de eilandsraad of aan het bestuurscollege gerichte stukken
worden door of namens de gezaghebber geopend.

	2. Van de ontvangst van aan de eilandsraad gerichte stukken die niet
terstond in de vergadering van de eilandsraad aan de orde worden
gesteld, doet hij in de eerstvolgende vergadering van de eilandsraad
mededeling.

Artikel 89

	Bij koninklijk besluit wordt bepaald, welke de onderscheidingstekenen
van de gezaghebber zijn en bij welke gelegenheden hij deze zal dragen.

Artikel 90

	1. Bij verhindering of ontstentenis van de gezaghebber wordt zijn ambt
waargenomen door een door het bestuurscollege aan te wijzen
eilandgedeputeerde. Het voorzitterschap van de eilandsraad wordt in dat
geval waargenomen door het langstzittende lid van de eilandsraad. Indien
meer leden van de eilandsraad even lang zitting hebben, vindt de
waarneming plaats door het oudste lid in jaren van hen. De eilandsraad
kan een ander lid van de eilandsraad met de waarneming belasten.

	2. Bij verhindering of ontstentenis van alle eilandgedeputeerden wordt
het ambt waargenomen door het langstzittende lid van de eilandsraad.
Indien meer leden van de eilandsraad even lang zitting hebben, vindt de
waarneming plaats door het oudste lid in jaren van hen. De eilandsraad
kan een ander lid van de eilandsraad met de waarneming belasten.

Artikel 91

	1. Indien de Rijksvertegenwoordiger het in het belang van het openbaar
lichaam nodig oordeelt, voorziet hij in afwijking van artikel 90 in de
waarneming. Alvorens daartoe over te gaan hoort hij de eilandsraad,
tenzij gewichtige redenen zich daartegen verzetten.

	2. Hij die door de Rijksvertegenwoordiger met de waarneming van het
ambt van gezaghebber is belast, legt in handen van de
Rijksvertegenwoordiger een overeenkomstig artikel 77 luidende eed
(verklaring en belofte) af.

Artikel 92

	De toekenning van een vergoeding ten laste van het openbaar lichaam aan
degene die met de waarneming van het ambt van gezaghebber is belast,
wordt geregeld bij of krachtens algemene maatregel van bestuur.

Artikel 93

	Ten aanzien van degene die met de waarneming van het ambt van
gezaghebber is belast, zijn de artikelen 80 tot en met 82 van
overeenkomstige toepassing.

Artikel 94

	1. De eilandsraad kan regelen van welke beslissingen van de gezaghebber
aan de leden van de eilandsraad kennisgeving wordt gedaan. Daarbij kan
de eilandsraad de gevallen bepalen waarin met terinzagelegging kan
worden volstaan.

	2. De gezaghebber laat de kennisgeving of terinzagelegging achterwege
voor zover deze in strijd is met het openbaar belang.

AFDELING V. DE GEZAMENLIJKE REKENKAMER

Artikel 95

	De eilandsraden stellen gezamenlijk bij eilandsverordening een
gezamenlijke rekenkamer in.

Artikel 96

	1. De gezamenlijke rekenkamer bestaat uit drie leden.

	2. Elke eilandsraad benoemt één lid van de gezamenlijke rekenkamer
voor de duur van zes jaar

	3. De eilandsraad kan voor het lid dat hij heeft benoemd een
plaatsvervangend lid benoemen. Deze afdeling is op plaatsvervangende
leden van overeenkomstige toepassing.

	4. De eilandsraad kan een lid herbenoemen.

	5. Voorafgaand aan de benoemingen, bedoeld in het tweede tot en met het
vierde lid, pleegt de eilandsraad overleg met de gezamenlijke
rekenkamer.

	6. Een lid van de gezamenlijke rekenkamer wordt door de eilandsraad die
hem heeft benoemd, ontslagen:

	a. op eigen verzoek;

	b. bij de aanvaarding van een functie die onverenigbaar is met het
lidmaatschap;

	c. indien hij bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak wegens
misdrijf is veroordeeld, dan wel hem bij zulk een uitspraak een
maatregel is opgelegd die vrijheidsbeneming tot gevolg heeft;

	d. indien hij bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak onder
curatele is gesteld, in staat van faillissement is verklaard, surséance
van betaling heeft verkregen of wegens schulden is gegijzeld.

	7. Een lid van de gezamenlijke rekenkamer kan door de eilandsraad die
hem heeft benoemd, worden ontslagen:

	a. indien hij door ziekte of gebreken blijvend ongeschikt is zijn
functie te vervullen;

	b. indien hij handelt in strijd met artikel 101.

Artikel 97

	1. De eilandsraad stelt een door hem benoemd lid van de gezamenlijke
rekenkamer op non-actief indien:

	a. hij zich in voorlopige hechtenis bevindt;

	b. hij bij een nog niet onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak
wegens misdrijf is veroordeeld, dan wel hem bij zulk een uitspraak een
maatregel is opgelegd die vrijheidsbeneming tot gevolg heeft;

	c. hij onder curatele is gesteld, in staat van faillissement is
verklaard, surséance van betaling heeft verkregen of wegens schulden is
gegijzeld ingevolge een nog niet onherroepelijk geworden rechterlijke
uitspraak.

	2. De eilandsraad kan een door hem benoemd lid van de gezamenlijke
rekenkamer op non-actief stellen, indien tegen dit lid een gerechtelijk
onderzoek ter zake van een misdrijf wordt ingesteld of indien er een
ander ernstig vermoeden is van het bestaan van feiten en omstandigheden
die tot ontslag, anders dan op gronden, genoemd in artikel 96, zesde
lid, onderdeel a, en zevende lid, onderdeel a, zouden kunnen leiden.

	3. De eilandsraad beëindigt de non-activiteit zodra de grond voor de
maatregel is vervallen, met dien verstande dat in een geval als bedoeld
in het tweede lid de non-activiteit in ieder geval eindigt na zes
maanden. In dat geval kan de eilandsraad de maatregel telkens voor ten
hoogste drie maanden verlengen.

Artikel 98

	Artikel 13 is van overeenkomstige toepassing op de leden van de
gezamenlijke rekenkamer.

Artikel 99

	1. Een lid van de gezamenlijke rekenkamer is niet tevens:

	a. minister;

	b. staatssecretaris;

	c. lid van de Raad van State;

	d. lid van de Algemene Rekenkamer;

	e. Nationale ombudsman;

	f. substituut-ombudsman als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de
Wet Nationale ombudsman;

	g. Rijksvertegenwoordiger;

	h. lid van een eilandsraad;

	i. gezaghebber;

	j. eilandgedeputeerde;

	k. gezamenlijke ombudsman of lid van de gezamenlijke ombudscommissie;

	l. lid van een commissie als bedoeld in de artikelen 117 en 118;

	m. ambtenaar, door of vanwege het bestuur van een openbaar lichaam
aangesteld of daaraan ondergeschikt;

	n. ambtenaar, door of vanwege het Rijk aangesteld, tot wiens taak
behoort het verrichten van werkzaamheden in het kader van het toezicht
op een openbaar lichaam;

	o. functionaris die krachtens de wet of een algemene maatregel van
bestuur het bestuur van een openbaar lichaam van advies dient.

	2. In afwijking van het eerste lid, aanhef en onderdeel m, kan een lid
van de gezamenlijke rekenkamer tevens zijn:

	a. ambtenaar van de burgerlijke stand;

	b. vrijwilliger of ander persoon die uit hoofde van een wettelijke
verplichting niet bij wijze van beroep hulpdiensten verricht;

	c. ambtenaar werkzaam voor een school voor openbaar onderwijs.

Artikel 100

	1. Alvorens zijn functie te kunnen uitoefenen, legt een lid van de
gezamenlijke rekenkamer in de vergadering van de eilandsraad, die hem
heeft benoemd, in handen van de voorzitter, de volgende eed (verklaring
en belofte) af:

	“Ik zweer (verklaar) dat ik, om tot lid van de gezamenlijke
rekenkamer benoemd te worden, rechtstreeks noch middellijk, onder welke
naam of welk voorwendsel ook, enige gift of gunst heb gegeven of
beloofd.

	Ik zweer (verklaar en beloof) dat ik, om iets in dit ambt te doen of te
laten, rechtstreeks noch middellijk enig geschenk of enige belofte heb
aangenomen of zal aannemen.

	Ik zweer (beloof) dat ik getrouw zal zijn aan de Grondwet, dat ik de
wetten zal nakomen en dat ik mijn plichten als lid van de gezamenlijke
rekenkamer naar eer en geweten zal vervullen.

	Zo waarlijk helpe mij God Almachtig!”

	(“Dat verklaar en beloof ik!”)

	2. In plaats van in het Nederlands kan de eed (verklaring en belofte)
in het Papiaments of het Engels worden afgelegd.

	3. Wanneer de eed (verklaring en belofte) in het Papiaments wordt
afgelegd, luidt de tekst van de eed (verklaring en belofte) als volgt:

	“Mi ta hura (deklará) ku pa mi nombramentu den e kargo o funshon di
kontraloria general mi no a duna ni primintí, ni direkta- ni
indirektamente, bou di ningun nòmber ni denominashon ni preteksto,
ningun regalo ni fabor.

	Mi ta hura (deklará i primintí) ku mi no a risibí ni mi no a
aseptá, ni lo mi no aseptá, ni direkta- ni indirektamente, ningun
regalo ni ningun promesa di hasi algu o laga di hasi algu den e kargo o
funshon en kuestion.

	Mi ta hura (primintí) ku lo mi ta fiel na Konstitushon, ku lo mi
kumpli ku lei i ku lo mi kumpli ku mi obligashonnan komo kontraloria
general segun mi konsenshi i honor.

	Ku Dios Todopoderoso yudami!”

	(Esei mi ta deklará i primintí!”)

	4. Wanneer de eed (verklaring en belofte) in het Engels wordt afgelegd,
luidt de tekst van de eed (verklaring en belofte) als volgt:

	“I swear (affirm) that I neither gave nor promised any gift or
favour, either directly or indirectly, under any name or pretext
whatsoever, in order to be appointed Member of the court of audit.

	I swear (affirm and promise) that I have made no gift or promise, and
shall accept no gift or promise, either directly or indirectly, in order
to do or to omit to do anything in the course of my duties.

	I swear (promise) that I will bear allegiance to the Constitution, that
I will observe the laws and that I will perform my duties as Member of
the court of audit in good faith.

	So help me God Almighty!

	(This I affirm and promise!)

Artikel 101

	Artikel 16, eerste en tweede lid, is van overeenkomstige toepassing op
de leden van de gezamenlijke rekenkamer.

Artikel 102

	1. De gezamenlijke rekenkamer stelt een reglement van orde vast voor
haar werkzaamheden en haar vergaderingen.

	2. De gezamenlijke rekenkamer zendt het reglement ter kennisneming aan
de eilandsraden en maakt het bekend door plaatsing in de
afkondigingsbladen van de openbare lichamen.

Artikel 103

	De eilandsraden stellen, na overleg met de gezamenlijke rekenkamer, de
gezamenlijke rekenkamer de nodige middelen ter beschikking voor een
goede uitoefening van haar werkzaamheden.

Artikel 104

	1. De personen die werkzaamheden verrichten voor de gezamenlijke
rekenkamer, zijn ter zake van die werkzaamheden uitsluitend
verantwoording schuldig aan de gezamenlijke rekenkamer.

	2. Ambtenaren die werkzaamheden verrichten voor een orgaan van een
openbaar lichaam kunnen niet tevens werkzaamheden verrichten voor de
gezamenlijke rekenkamer.

Artikel 105

	1. In de eilandsverordening waarbij de gezamenlijke rekenkamer wordt
ingesteld worden ten minste regels gesteld met betrekking tot:

	a. het voorzitterschap van de gezamenlijke rekenkamer;

	b. de vergoeding die de leden van de gezamenlijke rekenkamer voor hun
werkzaamheden ontvangen en de tegemoetkoming in de kosten;

	c. de ondersteuning van de gezamenlijke rekenkamer.

	2. De eilandsverordening behoeft de goedkeuring van de
Rijksvertegenwoordiger.

AFDELING VI. DE OMBUDSFUNCTIE

§ 1 Algemene bepalingen

Artikel 106

	Titel 9.2 van de Algemene wet bestuursrecht, met uitzondering van
artikel 9:21, is van overeenkomstige toepassing op schriftelijke
verzoeken om een onderzoek in te stellen naar de wijze waarop een
bestuursorgaan van het openbaar lichaam zich in een bepaalde
aangelegenheid heeft gedragen met dien verstande dat in artikel 9:36,
eerste lid, voor “artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur”
wordt gelezen: artikel 11 van de Wet openbaarheid van bestuur BES.

Artikel 107

	1. De eilandsraden kunnen voor de behandeling van verzoekschriften als
bedoeld in artikel 9:18, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht
een gezamenlijke ombudsman of een gezamenlijke ombudscommissie
instellen.

	2. Een gezamenlijke ombudsman of gezamenlijke ombudscommissie kan
slechts per 1 januari van enig jaar worden ingesteld. Indien de
eilandsraden hiertoe besluiten, zenden zij het besluit tot instelling
aan de Nationale ombudsman voor 1 juli van het jaar voorafgaand aan het
jaar waarin de instelling ingaat.

	3. De instelling van een gezamenlijke ombudsman of gezamenlijke
ombudscommissie kan slechts per 1 januari van enig jaar worden
beëindigd. Indien de eilandsraden hiertoe besluiten, zenden zij het
besluit tot beëindiging van de instelling aan de Nationale ombudsman
voor 1 juli van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de instelling
eindigt.

Artikel 108

	Indien de eilandsraden een gezamenlijke ombudsman of een gezamenlijke
ombudscommissie instellen met toepassing van de Wet gemeenschappelijke
regelingen, zijn de in die wet ten aanzien van gemeenschappelijke
organen opgenomen bepalingen slechts van toepassing voor zover de aard
van de aan de gezamenlijke ombudsman of de gezamenlijke ombudscommissie
opgedragen taken zich daartegen niet verzet.

§ 2 De gezamenlijke ombudsman

Artikel 109

	1. Indien de eilandsraden besluiten tot het instellen van een
gezamenlijke ombudsman benoemen zij deze voor de duur van zes jaar.

	2. De eilandsraden benoemen een plaatsvervangend gezamenlijke
ombudsman. Deze paragraaf is op de plaatsvervangend gezamenlijke
ombudsman van overeenkomstige toepassing.

	3. De gezamenlijke ombudsman wordt door de eilandsraden ontslagen:

	a. op eigen verzoek;

	b. wanneer hij door ziekte of gebreken blijvend ongeschikt is zijn
functie te vervullen;

	c. bij de aanvaarding van een betrekking als bedoeld in artikel 110,
eerste lid;

	d. wanneer hij bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak
wegens misdrijf is veroordeeld, dan wel hem bij zulk een uitspraak een
maatregel is opgelegd die vrijheidsbeneming tot gevolg heeft;

	e. indien hij bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak onder
curatele is gesteld, in staat van faillissement is verklaard, hij
surseance van betaling heeft verkregen of wegens schulden is gegijzeld;

	f. indien hij naar het oordeel van de eilandsraden ernstig nadeel
toebrengt aan het in hem gestelde vertrouwen.

	4. De eilandsraden stellen de gezamenlijke ombudsman op non-actief
indien hij:

	a. zich in voorlopige hechtenis bevindt;

	b. bij een nog niet onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak
wegens misdrijf is veroordeeld, dan wel hem bij zulk een uitspraak een
maatregel is opgelegd die vrijheidsbeneming tot gevolg heeft;

	c. onder curatele is gesteld, in staat van faillissement is verklaard,
hij surseance van betaling heeft verkregen of wegens schulden is
gegijzeld ingevolge een nog niet onherroepelijk geworden rechterlijke
uitspraak.

Artikel 110

	1. De gezamenlijke ombudsman vervult geen betrekkingen waarvan de
uitoefening ongewenst is met het oog op een goede vervulling van zijn
ambt of op de handhaving van zijn onpartijdigheid en onafhankelijkheid
of van het vertrouwen daarin.

	2. Artikel 13 is van overeenkomstige toepassing op de gezamenlijke
ombudsman.

Artikel 111

	1. Alvorens zijn functie te kunnen uitoefenen, legt de gezamenlijke
ombudsman in de vergadering van een bij zijn benoeming aan te wijzen
eilandsraad, in handen van de voorzitter, de volgende eed (verklaring en
belofte) af:

	“Ik zweer (verklaar) dat ik, om tot ombudsman benoemd te worden,
rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook,
enige gift of gunst heb gegeven of beloofd.

	Ik zweer (verklaar en beloof) dat ik, om iets in dit ambt te doen of te
laten, rechtstreeks noch middellijk enig geschenk of enige belofte heb
aangenomen of zal aannemen.

	Ik zweer (verklaar en beloof) dat ik getrouw zal zijn aan de Grondwet,
dat ik de wetten zal nakomen en dat ik mijn plichten als ombudsman naar
eer en geweten zal vervullen.

	Zo waarlijk helpe mij God almachtig!”

	(“Dat verklaar en beloof ik!”)

	2. In plaats van in het Nederlands kan de eed (verklaring en belofte)
in het Papiaments of het Engels worden afgelegd.

	3. Wanneer de eed (verklaring en belofte) in het Papiaments wordt
afgelegd, luidt de tekst van de eed (verklaring en belofte) als volgt:

	“Mi ta hura (deklará) ku pa mi nombramentu den e kargo o funshon di
ombudsman mi no a duna ni primintí, ni direkta- ni indirektamente, bou
di ningun nòmber ni denominashon ni preteksto, ningun regalo ni fabor.

	Mi ta hura (deklará i primintí) ku mi no a risibí ni mi no a
aseptá, ni lo mi no aseptá, ni direkta- ni indirektamente, ningun
regalo ni ningun promesa di hasi algu o laga di hasi algu den e kargo o
funshon en kuestion.

	Mi ta hura (primintí) ku lo mi ta fiel na Konstitushon, ku lo mi
kumpli ku lei i ku lo mi kumpli ku mi obligashonnan komo ombudsman segun
mi konsenshi i honor.

	Ku Dios Todopoderoso yudami!”

	(Esei mi ta deklará i primintí!”)

	4. Wanneer de eed (verklaring en belofte) in het Engels wordt afgelegd,
luidt de tekst van de eed (verklaring en belofte) als volgt:

	“I swear (affirm) that I neither gave nor promised any gift or
favour, either directly or indirectly, under any name or pretext
whatsoever, in order to be appointed ombudsman.

	I swear (affirm and promise) that I have made no gift or promise, and
shall accept no gift or promise, either directly or indirectly, in order
to do or to omit to do anything in the course of my duties.

	I swear (promise) that I will bear allegiance to the Constitution, that
I will observe the laws and that I will perform my duties as ombudsman
in good faith.

	So help me God Almighty!

	(This I affirm and promise!)

Artikel 112

	1. Op voordracht van de gezamenlijke ombudsman benoemen de
bestuurscolleges het personeel van de gezamenlijke ombudsman dat nodig
is voor een goede uitoefening van zijn werkzaamheden.

	2. De gezamenlijke ombudsman ontvangt ter zake van de uitoefening van
zijn werkzaamheden geen instructies, noch in het algemeen, noch voor een
enkel geval.

	3. Het personeel van de gezamenlijke ombudsman verricht geen
werkzaamheden voor een bestuursorgaan naar wiens gedraging de
gezamenlijke ombudsman een onderzoek kan instellen.

	4. Het personeel van de gezamenlijke ombudsman is ter zake van de
werkzaamheden die het voor de gezamenlijke ombudsman verricht,
uitsluitend aan hem verantwoording schuldig.

Artikel 113

	De gezamenlijke ombudsman zendt jaarlijks een verslag van zijn
werkzaamheden aan de eilandsraden.

Artikel 114

	De gezamenlijke ombudsman ontvangt een bij eilandsverordening van de
eilandsraden vastgestelde vergoeding voor zijn werkzaamheden en een
tegemoetkoming in de kosten.

§ 3 De gezamenlijke ombudscommissie

Artikel 115

	1. Indien de eilandsraden besluiten tot het instellen van een
gezamenlijke ombudscommissie, stellen zij het aantal leden van de
gezamenlijke ombudscommissie vast.

	2. De eilandsraden benoemen de leden van de gezamenlijke
ombudscommissie voor de duur van zes jaar.

	3. De eilandsraden benoemen uit de leden de voorzitter en de
plaatsvervangend voorzitter van de gezamenlijke ombudscommissie.

Artikel 116

1. De gezamenlijke ombudscommissie zendt jaarlijks een verslag van zijn
werkzaamheden aan de eilandsraden.

2. Op de gezamenlijke ombudscommissie en op ieder lid afzonderlijk zijn
de artikelen 109, derde en vierde lid, 110, 111, 112 en 114 van
overeenkomstige toepassing.

AFDELING VII. DE COMMISSIES

Artikel 117

	1. De eilandsraad kan eilandsraadscommissies instellen die
besluitvorming van de eilandsraad kunnen voorbereiden en met het
bestuurscollege of de gezaghebber kunnen overleggen. Hij regelt daarbij
de taken, de bevoegdheden, de samenstelling en de werkwijze, daaronder
begrepen de wijze waarop de leden van de eilandsraad inzage hebben in
stukken waaromtrent door een eilandsraadscommissie geheimhouding is
opgelegd. Deze inzage kan slechts worden geweigerd voor zover zij in
strijd is met het openbaar belang.

	2. De gezaghebber en de eilandgedeputeerden zijn geen lid van een
eilandsraadscommissie.

	3. Bij de samenstelling van een eilandsraadscommissie zorgt de
eilandsraad, voor zover het de benoeming betreft van leden van de
eilandsraad, voor een evenwichtige vertegenwoordiging van de in de
eilandsraad vertegenwoordigde groeperingen.

	4. Een lid van de eilandsraad is voorzitter van een
eilandsraadscommissie.

	5. De artikelen 20 en 22 tot en met 24 zijn van overeenkomstige
toepassing op een vergadering van een eilandsraadscommissie, met dien
verstande dat in artikel 20 voor “gezaghebber” wordt gelezen
“voorzitter van een eilandsraadscommissie” en in artikel 24, zesde
lid, voor “artikel 26” wordt gelezen “artikel 119”.

Artikel 118

	1. De eilandsraad, het bestuurscollege of de gezaghebber kan andere
commissies dan de commissies, bedoeld in artikel 117, eerste lid,
instellen.

	2. De gezaghebber en de eilandgedeputeerden zijn geen lid van een door
de eilandsraad ingestelde andere commissie. Leden van de eilandsraad
zijn geen lid van een door het bestuurscollege of de gezaghebber
ingestelde commissie.

	3. Het tweede lid is niet van toepassing op commissies die zijn
ingesteld om te adviseren over de beslissing op ingediende
bezwaarschriften en commissies belast met de behandeling van en de
advisering over klachten.

	4. De eilandsraad, het bestuurscollege onderscheidenlijk de gezaghebber
regelt ten aanzien van een door hem ingestelde andere commissie de
openbaarheid van de vergaderingen.

	5. De artikelen 129, tweede lid, 143 en 144 zijn van overeenkomstige
toepassing op een besluit tot instelling van een andere commissie.

Artikel 119

	1. Een commissie kan in een besloten vergadering, op grond van een
belang, genoemd in artikel 11 van de Wet openbaarheid van bestuur BES,
omtrent het in die vergadering met gesloten deuren behandelde en omtrent
de inhoud van de stukken die aan de commissie worden overgelegd,
geheimhouding opleggen. Geheimhouding omtrent het in een besloten
vergadering behandelde wordt tijdens die vergadering opgelegd. De
geheimhouding wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en
allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht
genomen totdat de commissie haar opheft.

	2. Op grond van een belang, genoemd in artikel 11 van de Wet
openbaarheid van bestuur BES, kan de geheimhouding eveneens worden
opgelegd door de voorzitter van een commissie, het bestuurscollege en de
gezaghebber, ieder ten aanzien van stukken die hij aan een commissie
overlegt. Daarvan wordt op de stukken melding gemaakt. De geheimhouding
wordt in acht genomen totdat het orgaan dat de verplichting heeft
opgelegd, dan wel de eilandsraad haar opheft.

	3. Indien een commissie zich ter zake van het behandelde waarvoor een
verplichting tot geheimhouding geldt tot de eilandsraad heeft gericht,
wordt de geheimhouding in acht genomen totdat de eilandsraad haar
opheft.

AFDELING VIII. GELDELIJKE VOORZIENINGEN TEN BEHOEVE VAN DE LEDEN VAN DE
EILANDSRAAD EN DE COMMISSIES

Artikel 120

	1. De leden van de eilandsraad en de leden van de eilandsraad aan wie
ingevolge artikel Ya 13 juncto artikel X 10 van de Kieswet ontslag is
verleend wegens zwangerschap en bevalling of ziekte ontvangen een bij
eilandsverordening van de eilandsraad vast te stellen vergoeding voor
hun werkzaamheden en een tegemoetkoming in de kosten.

	2. De eilandsraad kan bij eilandsverordening regels stellen over de
tegemoetkoming in of vergoeding van bijzondere kosten en over andere
financiële voorzieningen die verband houden met de vervulling van het
lidmaatschap van de eilandsraad.

	3. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op een lid van de
eilandsraad dat met inachtneming van artikel 14, tweede lid, tevens
eilandgedeputeerde is.

	4. De eilandsverordeningen, bedoeld in het eerste en tweede lid, worden
vastgesteld overeenkomstig bij of krachtens algemene maatregel van
bestuur te stellen regels.

Artikel 121

	1. De leden van een door de eilandsraad, het bestuurscollege of de
gezaghebber ingestelde commissie ontvangen, voor zover zij geen lid zijn
van de eilandsraad of het bestuurscollege, een door de eilandsraad bij
eilandsverordening vastgestelde vergoeding:

	a. voor het bijwonen van vergaderingen van een commissie en

	b. van reis- en verblijfkosten in verband met reizen binnen het
openbaar lichaam.

	2. In bijzondere gevallen kan de eilandsraad bij eilandsverordening
bepalen dat de leden van het dagelijks bestuur van een commissie als
bedoeld in artikel 118, een vaste vergoeding voor hun werkzaamheden en
een tegemoetkoming in de kosten ontvangen.

	3. Ten aanzien van de vergoeding, bedoeld in het eerste lid, onderdeel
a, worden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere regels
gesteld. Ten aanzien van de overige vergoedingen bedoeld in dit artikel
kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere regels
worden gesteld.

Artikel 122

	Aan de leden van de eilandsraad en de personen, genoemd in artikel 121,
eerste lid, vindt vergoeding van reis- en verblijfkosten, gemaakt in
verband met reizen buiten het grondgebied van het openbaar lichaam ter
uitvoering van een beslissing van het eilandsbestuur, slechts plaats
overeenkomstig door de eilandsraad bij eilandsverordening vastgestelde
regels.

Artikel 122a

	De eilandsverordeningen, bedoeld in de artikelen 120 tot en met 122,
worden aan de Rijksvertegenwoordiger gezonden. 

Artikel 123

	1. Buiten hetgeen hun bij of krachtens de wet is toegekend, ontvangen
de leden van de eilandsraad en de van een door de eilandsraad, het
bestuurscollege of de gezaghebber ingestelde commissie, als zodanig geen
andere vergoedingen en tegemoetkomingen ten laste van het openbaar
lichaam.

	2. Voordelen ten laste van het openbaar lichaam, anders dan in de vorm
van vergoedingen en tegemoetkomingen, genieten zij slechts voor zover de
eilandsraad dit bij eilandsverordening bepaalt. De eilandsverordening
behoeft de goedkeuring van de Rijksvertegenwoordiger.

AFDELING IX. DE EILANDSECRETARIS EN DE EILANDGRIFFIER

§ 1 Algemene bepalingen

Artikel 124

	1. In ieder openbaar lichaam is een eilandsecretaris en een
eilandgriffier.

	2. Een eilandsecretaris is niet tevens eilandgriffier.

Artikel 125

	Artikel 16, eerste en tweede lid, is van overeenkomstige toepassing op
de eilandsecretaris en de eilandgriffier.

§ 2 De eilandsecretaris

Artikel 126

	1. Het bestuurscollege benoemt de eilandsecretaris. Hij is tevens
bevoegd de eilandsecretaris te schorsen en te ontslaan.

	2. Een besluit houdende de benoeming, bevordering, schorsing of ontslag
van de eilandsecretaris behoeft de goedkeuring van de
Rijksvertegenwoordiger. De goedkeuring kan slechts worden onthouden
wegens strijd met het recht of het algemeen belang.

Artikel 127

	1. De eilandsecretaris staat het bestuurscollege, de gezaghebber en de
door hen ingestelde commissies bij de uitoefening van hun taak terzijde.

	2. Het bestuurscollege stelt in een instructie nadere regels over de
taak en de bevoegdheden van de eilandsecretaris.

Artikel 128

	De eilandsecretaris is in de vergadering van het bestuurscollege
aanwezig.

Artikel 129

	1. Het bestuurscollege regelt de vervanging van de eilandsecretaris.

	2. De artikelen 124, tweede lid en 125 tot en met 128 zijn van
overeenkomstige toepassing op degene die de eilandsecretaris vervangt.

§ 3 De eilandgriffier

Artikel 130

	De eilandsraad benoemt de eilandgriffier. Hij is tevens bevoegd de
eilandgriffier te schorsen en te ontslaan.

Artikel 131

	1. De eilandgriffier staat de eilandsraad en de door de eilandsraad
ingestelde commissies bij de uitoefening van hun taak terzijde.

	2. De eilandsraad stelt in een instructie nadere regels over de taak en
de bevoegdheden van de eilandgriffier.

Artikel 132

	De eilandgriffier is in de vergadering van de eilandsraad aanwezig.

Artikel 133

	1. De eilandsraad regelt de vervanging van de eilandgriffier.

	2. De artikelen 124, tweede lid, 125, 130 tot en met 132 en 135 zijn
van overeenkomstige toepassing op degene die de eilandgriffier vervangt.

Artikel 134

	1. De eilandsraad kan regels stellen over de organisatie van de
griffie.

	2. De eilandsraad is bevoegd de op de griffie werkzame ambtenaren te
benoemen, te schorsen en te ontslaan.

Artikel 135

	Een besluit houdende de benoeming, bevordering, schorsing of ontslag
van de eilandgriffier en de op de griffie werkzame ambtenaren behoeft de
goedkeuring van de Rijksvertegenwoordiger. De goedkeuring kan slechts
worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.

HOOFDSTUK IV DE BEVOEGDHEID VAN HET EILANDSBESTUUR

AFDELING I. ALGEMENE BEPALINGEN

§ 1 Inleidende bepalingen

Artikel 136

	1. De bevoegdheid tot regeling en bestuur inzake de huishouding van het
openbaar lichaam wordt aan het eilandsbestuur overgelaten.

	2. Regeling en bestuur kunnen van het eilandsbestuur worden gevorderd
bij of krachtens een andere dan deze wet of de Wet financiën openbare
lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba ter verzekering van de
uitvoering daarvan, met dien verstande dat het geven van aanwijzingen
aan het eilandsbestuur en het aan het eilandsbestuur opleggen of in zijn
plaats vaststellen van beslissingen, slechts kan geschieden indien de
bevoegdheid daartoe bij de wet is toegekend.

	3. Onverminderd de artikelen 138, vijfde lid, en 213, vierde lid,
worden de kosten, verbonden aan de uitvoering van het tweede lid, voor
zover zij ten laste van de betrokken openbare lichamen blijven, door het
Rijk aan hen vergoed.

Artikel 137

	Bij of krachtens de wet kan zo nodig onderscheid worden gemaakt tussen
de openbare lichamen.

Artikel 138

	1. In dit artikel wordt verstaan onder:

	a. plan: een beslissing die een samenhangend geheel van op elkaar
afgestemde keuzes bevat omtrent door het eilandsbestuur te nemen
besluiten of te verrichten andere handelingen, ten einde een of meer
doelstellingen te bereiken;

	b. beleidsverslag: een schriftelijke rapportage betreffende het door
het eilandsbestuur gevoerde beleid op een of meer beleidsterreinen dan
wel op onderdelen daarvan en de samenhang daarbinnen of daartussen.

	2. Het vaststellen van een plan of een beleidsverslag en het ter
voorbereiding daarvan volgen van een voorgeschreven procedure kan
vanwege het Rijk van het eilandsbestuur slechts worden gevorderd in bij
de wet te bepalen gevallen.

	3. Een verplichting als bedoeld in het tweede lid geldt voor ten
hoogste vier jaren, tenzij de wet anders bepaalt.

	4. Het vaststellen van een plan of een beleidsverslag en het ter
voorbereiding daarvan volgen van een voorgeschreven procedure kan
vanwege het Rijk in andere dan bij de wet bepaalde gevallen voor een
termijn van ten hoogste vier jaar van het eilandsbestuur worden gevraagd
als onderdeel van de regeling van een tijdelijke bijzondere uitkering
als bedoeld in artikel 92, derde lid, van de Wet financiën openbare
lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

	5. Het vaststellen van een plan of een beleidsverslag en het ter
voorbereiding daarvan volgen van de voorgeschreven procedure wordt van
een eilandsbestuur niet gevorderd of gevraagd, dan nadat is aangegeven
hoe de financiële gevolgen ervan voor het openbaar lichaam worden
gecompenseerd.

	6. Dit artikel is niet van toepassing op de begroting en op de
jaarrekening en het jaarverslag, bedoeld in artikel 17,
onderscheidenlijk artikel 28 van de Wet financiën openbare lichamen
Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

Artikel 139

	1. Het vaststellen van een plan of een beleidsverslag als bedoeld in
artikel 138 en het ter voorbereiding daarvan volgen van een
voorgeschreven procedure wordt alleen gevorderd, indien:

	a. dit noodzakelijk is uit een oogpunt van afstemming tussen het beleid
van het openbaar lichaam en het beleid van het Rijk, of

	b. de ontwikkeling van beleid op een nieuw beleidsterrein dit
noodzakelijk maakt.

	2. Het vaststellen van een plan of een beleidsverslag als bedoeld in
artikel 138 en het ter voorbereiding daarvan volgen van een
voorgeschreven procedure wordt niet gevorderd, indien:

	a. het eilandsbestuur daardoor ontoelaatbaar beperkt wordt in zijn
inhoudelijke of financiële beleidsruimte;

	b. de bestuurslasten niet in redelijke verhouding staan tot de te
verwachten baten of een aanzienlijk beslag leggen op de voor het
betrokken beleidsterrein beschikbare middelen;

	c. integratie met een bestaand plan of een bestaand beleidsverslag dan
wel met de begroting of de jaarrekening en het jaarverslag, bedoeld in
artikel 17, onderscheidenlijk artikel 28 van de Wet financiën openbare
lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba mogelijk is;

	d. het bevorderen van de samenhang in het beleid in de openbare
lichamen door onderlinge afstemming van onderdelen daarvan onmogelijk
wordt;

	e. het uitsluitend dient tot het verkrijgen van informatie.

	3. Indien in een voorstel van wet tot invoering of wijziging van
bepalingen waarbij het vaststellen van een plan of een beleidsverslag
als bedoeld in artikel 138 en het ter voorbereiding daarvan volgen van
een voorgeschreven procedure wordt gevorderd, wordt afgeweken van het
bepaalde bij of krachtens artikel 138 en dit artikel, wordt die
afwijking gemotiveerd in de bij het voorstel behorende toelichting.

§ 2 Bestuursdwang

Artikel 140

	1. Het eilandsbestuur is bevoegd tot oplegging van een last onder
bestuursdwang.

	2. De bevoegdheid tot oplegging van een last onder bestuursdwang wordt
uitgeoefend door het bestuurscollege, indien de last dient tot
handhaving van regels welke het eilandsbestuur uitvoert.

	3. De bevoegdheid tot oplegging van een last onder bestuursdwang wordt
uitgeoefend door de gezaghebber, indien de last dient tot handhaving van
regels welke hij uitvoert.

4. De artikelen 1:1, vierde lid, 4:116, 5:1 tot en met 5:10 en titel 5.3
van de Algemene wet bestuursrecht zijn van toepassing met dien verstande
dat in artikel 4:116 voor “het Wetboek van Burgerlijke
Rechtsvordering” wordt gelezen: het Wetboek van Burgerlijke
Rechtsvordering BES. 

	5. De titels X en XI van het Wetboek van Strafvordering BES zijn van
overeenkomstige toepassing met dien verstande dat:

	a. de machtiging, bedoeld in artikel 155 van het Wetboek van
Strafvordering BES, wordt verleend door:

	1˚ het bestuurscollege in de gevallen, bedoeld in het tweede lid;

	2˚ de gezaghebber in de gevallen, bedoeld in het derde lid;

	b. het legitimatiebewijs, bedoeld in artikel 162 van het Wetboek van
Strafvordering BES, wordt uitgegeven door de gezaghebber;

	c. het schriftelijk verslag omtrent het binnentreden, bedoeld in
artikel 163 van het Wetboek van Strafvordering BES, wordt toegezonden
aan:

	1˚ het bestuurscollege in de gevallen, bedoeld in het tweede lid;

	2˚ de gezaghebber in de gevallen, bedoeld in het derde lid.

Artikel 141

	1. In geval van toepassing van artikel 231 kan de
Rijksvertegenwoordiger een last onder bestuursdwang opleggen namens het
eilandsbestuur en ten laste van het openbaar lichaam. Artikel 140,
vierde en vijfde lid, zijn alsdan van overeenkomstige toepassing met
dien verstande dat de machtiging, bedoeld in het vijfde lid, onderdeel
a,  wordt verleend door de Rijksvertegenwoordiger, het
legitimatiebewijs, bedoeld in het vijfde lid, onderdeel b, wordt
uitgegeven door de Rijksvertegenwoordiger en dat het schriftelijk
verslag, bedoeld in het vijfde lid, onderdeel c, wordt toegezonden aan
de Rijksvertegenwoordiger.

	2. Het openbaar lichaam heeft in dat geval voor het bedrag van de te
zijnen laste gebrachte kosten verhaal op de overtreder.

	3. De artikelen 1:1, vierde lid, 4:116 en 5:10 van de Algemene wet
bestuursrecht zijn alsdan van toepassing.

§ 3 Bekendmaking en inwerkingtreding van besluiten die algemeen
verbindende voorschriften inhouden

Artikel 142

	1. Besluiten van het eilandsbestuur die algemeen verbindende
voorschriften inhouden, verbinden niet dan wanneer zij zijn
bekendgemaakt.

	2. De bekendmaking geschiedt door plaatsing in het op een algemeen
toegankelijke wijze uit te geven afkondigingsblad van het openbaar
lichaam.

	3. Het afkondigingsblad kan elektronisch worden uitgegeven. Na de
uitgifte blijft het afkondigingsblad elektronisch op een algemeen
toegankelijke wijze beschikbaar. Indien elektronische uitgifte geheel of
gedeeltelijk onmogelijk is, voorziet het eilandsbestuur in een
vervangende uitgave.

	Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden omtrent het
bepaalde in de eerste en tweede volzin nadere regels gesteld.

	4. Bij de bekendmaking van een besluit dat aan goedkeuring is
onderworpen, wordt de dagtekening vermeld van het besluit waarbij die
goedkeuring is verleend of wordt de mededeling gedaan van de
omstandigheid dat ingevolge artikel 10:31, vierde lid, van de Algemene
wet bestuursrecht een besluit tot goedkeuring wordt geacht te zijn
genomen.

Artikel 143

	1. De teksten van besluiten van het eilandsbestuur die algemeen
verbindende voorschriften inhouden, zijn in geconsolideerde vorm voor
een ieder beschikbaar door middel van een bij algemene maatregel van
bestuur aangewezen algemeen toegankelijk elektronisch medium.

	2. Een geconsolideerde tekst van een besluit die op grond van het
eerste lid beschikbaar is gesteld, blijft beschikbaar indien het besluit
na de beschikbaarstelling is gewijzigd of ingetrokken.

	3. Onze Minister kan regels stellen over de wijze waarop de in het

eerste lid bedoelde teksten beschikbaar worden gesteld.

	4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen categorieën
van besluiten worden aangewezen, waarop het eerste lid niet van
toepassing is.

Artikel 144

	Een ieder kan op verzoek een papieren afschrift verkrijgen van de
besluiten van het eilandsbestuur die algemeen verbindende voorschriften
inhouden. Het afschrift wordt verstrekt tegen ten hoogste de kosten van
het maken van het afschrift.

Artikel 145

	De bekendgemaakte besluiten treden in werking met ingang van de achtste
dag na die van de bekendmaking, tenzij in deze besluiten daarvoor een
ander tijdstip is aangewezen.

Artikel 146

	Een besluit als bedoeld in artikel 142 op overtreding waarvan straf is
gesteld, wordt na de bekendmaking medegedeeld aan het parket in eerste
aanleg.

Artikel 147

	Met betrekking tot de intrekking van besluiten die algemeen verbindende
voorschriften inhouden, zijn de artikelen 142, 145 en 146 van
overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de mededeling aan het
parket in eerste aanleg geschiedt binnen een week.

§ 4 Termijnen

Artikel 148

	Op termijnen gesteld in een eilandsverordening zijn de artikelen 1 tot
en met 4 van de Algemene Termijnenwet van overeenkomstige toepassing,
tenzij in de eilandsverordening anders is bepaald.

AFDELING II. DE BEVOEGDHEID VAN DE EILANDSRAAD

Artikel 149

	1. Eilandsverordeningen worden door de eilandsraad vastgesteld voor
zover de bevoegdheid daartoe niet bij de wet of door de eilandsraad
krachtens de wet aan het bestuurscollege of de gezaghebber is toegekend.

	2. De overige bevoegdheden, bedoeld in artikel 136, eerste lid,
berusten bij de eilandsraad.

	3. De overige bevoegdheden, bedoeld in artikel 136, tweede lid,
berusten bij het bestuurscollege, voor zover deze niet bij of krachtens
de wet aan de eilandsraad of de gezaghebber zijn toegekend.

Artikel 150

	1. Een lid van de eilandsraad kan een voorstel voor een
eilandsverordening of een ander voorstel ter behandeling in de
eilandsraad indienen.

	2. De eilandsraad regelt op welke wijze een voorstel voor een
eilandsverordening wordt ingediend en behandeld.

	3. De eilandsraad regelt op welke wijze en onder welke voorwaarden een
ander voorstel wordt ingediend en behandeld.

Artikel 151

	1. Een lid van de eilandsraad kan een voorstel tot wijziging van een
voor de vergadering van de eilandsraad geagendeerde
ontwerp-eilandsverordening of ontwerp-beslissing indienen.

	2. Artikel 150, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 152

	De eilandsraad maakt de eilandsverordeningen die hij in het belang van
het openbaar lichaam nodig oordeelt.

Artikel 153

	Indien het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding
van een voorschrift van een eilandsverordening, dat strekt tot
handhaving van de openbare orde of veiligheid of tot bescherming van het
leven of de gezondheid van personen vereist dat de met het toezicht op
de naleving of de opsporing belaste personen bevoegd zijn binnen te
treden in een woning zonder toestemming van de bewoner, kan de
eilandsraad deze bevoegdheid bij eilandsverordening verlenen.

Artikel 154

	De eilandsraad stelt een eilandsverordening vast waarin regels worden
gesteld met betrekking tot de wijze waarop ingezetenen en
belanghebbenden bij de voorbereiding van het beleid van het openbaar
lichaam worden betrokken.

Artikel 155

	1. De eilandsraad kan bij eilandsverordening de gezaghebber de
bevoegdheid verlenen om bij verstoring van de openbare orde door de
aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan
daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek
openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aan te wijzen als
veiligheidsrisicogebied. In een veiligheidsrisicogebied kan de officier
van justitie de bevoegdheden, bedoeld in de artikelen 50, derde lid, 51,
derde lid, en 52, derde lid, van de Wet wapens en munitie toepassen.
Voor de vaststelling van de eilandsverordening bij stemming is de
volstrekte meerderheid van het aantal zitting hebbende leden vereist.

	2. De gezaghebber gaat niet over tot aanwijzing als
veiligheidsrisicogebied dan na overleg met de officier van justitie.

	3. De aanwijzing als veiligheidsrisicogebied wordt gegeven voor een
bepaalde duur die niet langer is en voor een gebied dat niet groter is
dan strikt noodzakelijk voor de handhaving van de openbare orde.

	4. De beslissing tot gebiedsaanwijzing wordt op schrift gesteld en
bevat een omschrijving van het gebied waarop deze van toepassing is
alsmede de geldigheidsduur. Indien de situatie dermate spoedeisend is
dat de gezaghebber de beslissing tot gebiedsaanwijzing niet tevoren op
schrift kan stellen, zorgt hij alsnog zo spoedig mogelijk voor de
opschriftstelling en voor de bekendmaking daarvan.

	5. De gezaghebber brengt de gebiedsaanwijzing zo spoedig mogelijk ter
kennis van de eilandsraad en van de officier van justitie, bedoeld in
het tweede lid.

	6. Zodra de verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van
wapens, dan wel de ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, bedoeld in
het eerste lid, is geweken, trekt de gezaghebber de gebiedsaanwijzing
in. Het vijfde lid is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 156

	1. De eilandsraad kan bij eilandsverordening de gezaghebber de
bevoegdheid verlenen om, indien dat in het belang van de handhaving van
de openbare orde noodzakelijk is, te besluiten tot plaatsing van vaste
camera’s voor een bepaalde duur ten behoeve van het toezicht op een
openbare plaats als bedoeld in artikel 1 van de Wet openbare
manifestaties en andere bij eilandsverordening aan te wijzen plaatsen
die voor een ieder toegankelijk zijn. De gezaghebber bepaalt de duur van
de plaatsing en wijst de openbare plaats of plaatsen aan, met
inachtneming van hetgeen daaromtrent in de eilandsverordening is
bepaald. Voor de vaststelling van de eilandsverordening bij stemming is
de volstrekte meerderheid van het aantal zitting hebbende leden vereist.

	2. De gezaghebber stelt, na overleg met de officier van justitie, de
periode vast waarin in het belang van de handhaving van de openbare orde
daadwerkelijk gebruik van de camera’s plaatsvindt en de met de
camera’s gemaakte beelden in elk geval rechtstreeks worden bekeken.

	3. De gezaghebber bedient zich bij de uitvoering van het in het eerste
lid bedoelde besluit van de onder zijn gezag staande politie.

	4. De aanwezigheid van camera’s als bedoeld in het eerste lid is op
duidelijke wijze kenbaar voor een ieder die de desbetreffende openbare
plaats betreedt.

	5. Met de camera’s worden uitsluitend beelden gemaakt van een
openbare plaats als bedoeld in artikel 1 van de Wet openbare
manifestaties en andere bij eilandsverordening aan te wijzen plaatsen
die voor een ieder toegankelijk zijn.

	6. De met de camera’s gemaakte beelden mogen in het belang van de
handhaving van de openbare orde worden vastgelegd.

7. De verwerking van de gegevens, bedoeld in het zesde lid, is een
verwerking als bedoeld in de Wet politiegegevens, met dien verstande
dat, in afwijking van het bepaalde in artikel 8 van die wet, de
vastgelegde beelden na ten hoogste vier weken worden vernietigd en de
gegevens, bedoeld in het zesde lid, indien er concrete aanleiding
bestaat te vermoeden dat die gegevens noodzakelijk zijn voor de
opsporing van een strafbaar feit, ten behoeve van de opsporing van dat
strafbare feit kunnen worden verwerkt.

	8. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen met het oog
op de goede uitvoering van het toezicht, bedoeld in het eerste lid,
regels worden gesteld omtrent:

	a. de vaste camera’s en andere technische hulpmiddelen benodigd voor
het toezicht, bedoeld in het eerste lid, en de wijze waarop deze
hulpmiddelen worden aangebracht;

	b. de personen belast met of anderszins direct betrokken bij de
uitvoering van het toezicht; en

	c. de ruimten waarin de waarneming of verwerking van door het toezicht
vastgelegde beelden plaatsvindt.

Artikel 157

	1. De eilandsraad kan op overtreding van zijn eilandsverordeningen en
van het bestuurscollege waaraan ingevolge artikel 166 verordenende
bevoegdheid is gedelegeerd, straf stellen maar geen andere of zwaardere
dan hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede
categorie,al dan niet met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

	2. Indien een krachtens het eerste lid strafbaar gestelde overtreding
van voorschriften met betrekking tot het plaatsen of laten staan van
motorrijtuigen op parkeerterreinen of weggedeelten, bedoeld in artikel
56 van de Wet financiën openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en
Saba wordt begaan door een bij de ontdekking van het feit onbekend
gebleven bestuurder van een motorrijtuig, kunnen de op het feit gestelde
straffen worden opgelegd aan de eigenaar of houder van dat motorrijtuig
voor zover deze niet reeds naast de bestuurder voor dat feit
aansprakelijk is.

	3. Het tweede lid geldt niet, indien de eigenaar of houder:

	a. de naam en het volledige adres van de bestuurder bekend heeft
gemaakt;

	b. niet heeft kunnen vaststellen wie de bestuurder was en hem daarvan
redelijkerwijs geen verwijt kan worden gemaakt.

	4. De strafbare feiten, bedoeld in het eerste lid, zijn overtredingen.

Artikel 158

	1. De eilandsraad kan bij eilandsverordening de gezaghebber de
bevoegdheid verlenen om door de gezaghebber aangewezen groepen van
personen, op een door de gezaghebber aangegeven plaats tijdelijk te doen
ophouden. De ophouding kan mede omvatten, indien nodig, het overbrengen
naar die plaats. Voor de vaststelling van de eilandsverordening bij
stemming is de volstrekte meerderheid van het aantal zitting hebbende
leden vereist.

	2. De gezaghebber oefent de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid,
slechts uit:

	a. jegens personen die een door de raad bij eilandsverordening
vastgesteld en daartoe aangewezen specifiek voorschrift dat strekt tot
handhaving van de openbare orde of beperking van gevaar in
omstandigheden als bedoeld in artikel 178,groepsgewijs niet naleven, en

	b. indien het ophouden noodzakelijk is ter voorkoming van voortzetting
of herhaling van de niet-naleving en de naleving redelijkerwijs niet op
andere geschikte wijze kan worden verzekerd.

	3. De beslissing tot ophouding wordt op schrift gesteld. De
schriftelijke beslissing is een beschikking. Indien de situatie dermate
spoedeisend is dat de gezaghebber de beslissing tot ophouding niet
tevoren op schrift kan stellen, zorgt hij alsnog zo spoedig mogelijk
voor de opschriftstelling en voor de bekendmaking.

	4. De beschikking vermeldt welk voorschrift niet wordt nageleefd.

	5. De gezaghebber laat tot ophouding als bedoeld in het eerste lid niet
overgaan dan nadat de personen uit de in het eerste lid bedoelde groep
in de gelegenheid zijn gesteld de tenuitvoerlegging van de beschikking
tot ophouding te voorkomen, door alsnog het voorschrift, bedoeld in het
vierde lid, na te leven.

	6. De gezaghebber draagt er zorg voor dat zo spoedig mogelijk een
verslag van de bevindingen inzake de tenuitvoerlegging van de ophouding
wordt opgesteld.

	7. De ophouding mag niet langer duren dan de tijd die nodig is ter
voorkoming van voortzetting of herhaling van de niet-naleving, met een
maximum van twaalf uren.

	8. De plaats van ophouding dient geschikt te zijn voor de opvang van de
op te houden personen. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere
regels hieromtrent worden gesteld.

	9. De gezaghebber draagt er voor zover mogelijk zorg voor dat de
opgehouden personen in de gelegenheid worden gesteld door een daartoe
door hem aangewezen ambtenaar hun gegevens te laten vastleggen ten
bewijze dat zij zijn opgehouden.

	10. De artikelen 54 en 55 van de Wet administratieve rechtspraak BES
zijn niet van toepassing op de beschikking tot ophouding.

	11. Indien tegen de beschikking tot ophouding een verzoek om een
voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 85 van de Wet
administratieve rechtspraak BES wordt gedaan:

	a. wordt, in afwijking van artikel 86 van de van de Wet administratieve
rechtspraak BES, de verzoeker die is opgehouden zo mogelijk nog tijdens
zijn ophouding door de voorzieningenrechter gehoord;

	b. doet de voorzieningenrechter in afwijking van artikel 86 van de Wet
administratieve rechtspraak BES onmiddellijk na het horen van partijen
uitspraak, en

	c. wordt, in afwijking van artikel 17 en artikel 81 van de Wet
administratieve rechtspraak BES, geen griffierecht geheven.

	12. Bij de beoordeling van het verzoek betrekt de voorzieningenrechter
tevens de rechtmatigheid van de tenuitvoerlegging van de beschikking tot
ophouding jegens verzoeker.

	13. Indien de voorzieningenrechter een of meer verzoeken toewijst op de
grond dat de beschikking tot ophouding naar zijn voorlopig oordeel
onrechtmatig is, kan hij bepalen dat alle personen die op basis van de
betrokken beschikking zijn opgehouden, onverwijld in vrijheid worden
gesteld.

	14. Het twaalfde lid is van overeenkomstige toepassing op de
beoordeling van een beroep tegen de beschikking tot ophouding als
bedoeld in artikel 7 van de Wet administratieve rechtspraak BES.

Artikel 159

	1. Een lid van de eilandsraad kan het bestuurscollege of de gezaghebber
mondeling of schriftelijk vragen stellen.

	2. Een lid van de eilandsraad kan de eilandsraad verlof vragen tot het
houden van een interpellatie over een onderwerp dat niet staat vermeld
op de agenda, bedoeld in artikel 20, tweede lid, om het bestuurscollege
of de gezaghebber hierover inlichtingen te vragen. De eilandsraad stelt
hierover nadere regels.

Artikel 160

	1. De eilandsraad kan op voorstel van een of meer van zijn leden een
onderzoek naar het door het bestuurscollege of de gezaghebber gevoerde
bestuur instellen.

	2. Het besluit tot het instellen van een onderzoek omvat een
omschrijving van het onderwerp van onderzoek alsmede een toelichting.
Deze omschrijving kan hangende het onderzoek door de eilandsraad worden
gewijzigd.

	3. Het onderzoek wordt uitgevoerd door een door de eilandsraad in te
stellen onderzoekscommissie. De commissie heeft ten minste drie leden en
bestaat uitsluitend uit leden van de eilandsraad.

	4. De artikelen 23, 117, derde lid, en 119, eerste lid, zijn van
overeenkomstige toepassing op de onderzoekscommissie.

	5. De onderzoekscommissie kan de bij deze wet verleende bevoegdheden
uitsluitend uitoefenen, indien ten minste drie van haar leden aanwezig
zijn.

	6. De bevoegdheden en werkzaamheden van een onderzoekscommissie worden
niet geschorst door het aftreden van de eilandsraad.

	7. Op het besluit tot instelling van een onderzoek en tot instelling
van een onderzoekscommissie, alsmede het besluit tot wijziging van de
omschrijving van het onderwerp van een onderzoek zijn de artikelen 142,
tweede lid, 143 en 144 van overeenkomstige toepassing.

	8. Alvorens de eilandsraad besluit tot een onderzoek, stelt hij bij
eilandsverordening nadere regels met betrekking tot deze onderzoeken. In
elk geval worden daarin regels opgenomen over de wijze waarop ambtelijke
bijstand wordt verleend aan de commissie.

Artikel 161

	1. Leden en gewezen leden van de eilandsraad, de gezaghebber en gewezen
gezaghebbers, eilandgedeputeerden en gewezen eilandgedeputeerden, leden
en gewezen leden van de gezamenlijke rekenkamer, leden en gewezen leden
van een door de eilandsraad, het bestuurscollege of de gezaghebber
ingestelde commissie, ambtenaren en gewezen ambtenaren, door of vanwege
het eilandsbestuur aangesteld of daaraan ondergeschikt, zijn verplicht
te voldoen aan een vordering van de onderzoekscommissie tot het
verschaffen van inzage in, het nemen van afschrift van of het anderszins
laten kennisnemen van alle bescheiden waarover zij beschikken en waarvan
naar het redelijk oordeel van de onderzoekscommissie inzage, afschrift
of kennisneming anderszins voor het doen van een onderzoek als bedoeld
in artikel 160 nodig is.

	2. Indien een vordering als bedoeld in het eerste lid betrekking heeft
op bescheiden die afkomstig zijn van een instelling van de Europese Unie
of van het Rijk en kennisneming van die bescheiden door de
onderzoekscommissie het belang van de Europese Unie of de Staat kan
schaden, wordt niet dan met toestemming van Onze Minister aan de
vordering voldaan.

	3. Ambtenaren, door of vanwege het eilandsbestuur aangesteld of daaraan
ondergeschikt, zijn gehouden om aan een onderzoek als bedoeld in artikel
160 alle door de onderzoekscommissie gevorderde medewerking te verlenen.

Artikel 162

	1. Personen als bedoeld in artikel 161 zijn verplicht te voldoen aan
een oproep van de onderzoekscommissie om als getuige of deskundige te
worden gehoord.

	2. Een getuige of deskundige die door de onderzoekscommissie wordt
gehoord, is niet tevens lid van de onderzoekscommissie.

	3. De getuigen zijn verplicht getuigenis af te leggen.

	4. De deskundigen zijn verplicht hun diensten onpartijdig en naar beste
weten als zodanig te verlenen.

	5. De onderzoekscommissie kan besluiten dat getuigen uitsluitend worden
verhoord na het afleggen van een eed of belofte. Zij leggen dan in de
vergadering van de onderzoekscommissie, in handen van de voorzitter, de
eed of belofte af dat zij de gehele waarheid en niets dan de waarheid
zullen zeggen.

	6. De getuigen en deskundigen worden in een openbare zitting van de
onderzoekscommissie gehoord. Plaats en tijd van de openbare zitting
worden door de voorzitter tijdig ter openbare kennis gebracht.

	7. De onderzoekscommissie kan om gewichtige redenen besluiten een
verhoor of een gedeelte daarvan niet in het openbaar af te nemen. De
leden en plaatsvervangende leden van de commissie bewaren geheimhouding
over hetgeen hun tijdens een besloten zitting ter kennis komt.

	8. Een getuige is gerechtigd zich tijdens het verhoor te laten
bijstaan. Om gewichtige redenen kan de commissie besluiten, dat een
getuige zonder bijstand wordt gehoord.

	9. Verklaringen die zijn afgelegd voor de onderzoekscommissie kunnen,
behalve in het geval van een strafrechtelijke procedure naar meineed,
niet als bewijs in rechte gelden.

Artikel 163

	1. Getuigen en deskundigen worden schriftelijk opgeroepen. De brief,
houdende de oproep, wordt aangetekend verzonden of tegen gedagtekend
ontvangstbewijs uitgereikt.

	2. De onderzoekscommissie kan bevelen dat getuigen en deskundigen die,
hoewel opgeroepen in overeenstemming met het eerste lid, niet zijn
verschenen, door de openbare macht voor hen worden gebracht om aan hun
verplichting te voldoen. De onderzoekscommissie stelt de getuige of
deskundige hiervan schriftelijk in kennis op de wijze, bedoeld in het
eerste lid. In de beschikking wordt een termijn gesteld waarbinnen de
belanghebbende de tenuitvoerlegging kan voorkomen door alsnog aan zijn
verplichting te voldoen.

	3. Op een beschikking als bedoeld in het eerste en het tweede lid is
artikel 55 van de Wet administratieve rechtspraak BES niet van
toepassing.

Artikel 164

	1. Niemand kan genoodzaakt worden aan de onderzoekscommissie geheimen
te openbaren, voor zover daardoor onevenredige schade zou worden
toegebracht aan het belang van de uitoefening van zijn beroep, dan wel
aan het belang van zijn onderneming of de onderneming waarbij hij
werkzaam is of is geweest.

	2. Zij die uit hoofde van hun ambt, beroep of betrekking tot
geheimhouding verplicht zijn, kunnen zich verschonen getuigenis af te
leggen, doch uitsluitend met betrekking tot hetgeen waarvan de
wetenschap aan hen als zodanig is toevertrouwd. Zij kunnen inzage,
afschrift of kennisneming anderszins weigeren van bescheiden of
gedeelten daarvan tot welke hun plicht tot geheimhouding zich uitstrekt.

	3. De gezaghebber en gewezen gezaghebbers, eilandgedeputeerden en
gewezen eilandgedeputeerden, leden en gewezen leden van een door het
bestuurscollege of de gezaghebber ingestelde commissie, ambtenaren en
gewezen ambtenaren, door of vanwege het bestuurscollege aangesteld of
daaraan ondergeschikt, zijn niet verplicht aan artikel 161 en artikel
162 te voldoen, indien het verstrekken van de inlichtingen in strijd is
met het openbaar belang.

	4. De onderzoekscommissie kan verlangen dat een beroep als bedoeld in
het derde lid op strijd met het openbaar belang wordt bevestigd door het
bestuurscollege, of, voor zover de inlichtingen betrekking hebben op het
door de gezaghebber gevoerde bestuur, door de gezaghebber.

Artikel 165

	Het bestuurscollege neemt de door de eilandsraad geraamde kosten voor
een onderzoek in een bepaald jaar op in de ontwerp-begroting.

Artikel 166

	1. De eilandsraad kan aan het bestuurscollege bevoegdheden overdragen,
tenzij de aard van de bevoegdheid zich daartegen verzet.

	2. De eilandsraad kan in ieder geval niet overdragen de bevoegdheid
tot:

	a. de instelling van de gezamenlijke rekenkamer;

	b. de instelling van een onderzoek, bedoeld in artikel 160, eerste lid;

	c. de vaststelling of wijziging van de begroting, bedoeld in artikel 15
van de Wet financiën openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba;

	d. de vaststelling van de jaarrekening, bedoeld in artikel 29 van de
Wet financiën openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba;

	e. het stellen van straf op overtreding van eilandsverordeningen;

	f. de vaststelling van de eilandsverordeningen, bedoeld in artikelen
34, eerste lid en 38, eerste lid, van de Wet financiën openbare
lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba;

	g. de aanwijzing van een of meer accountants, bedoeld in artikel 38,
derde lid, van de Wet financiën openbare lichamen Bonaire, Sint
Eustatius en Saba;

	h. de heffing van andere belastingen dan de precariobelasting, bedoeld
in artikel 60 van de Wet financiën openbare lichamen Bonaire, Sint
Eustatius en Saba, de rechten, genoemd in artikel 62 van de Wet
financiën openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba en de
rechten waarvan de heffing geschiedt krachtens andere wetten dan de Wet
financiën openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

	3. De bevoegdheid tot het vaststellen van eilandsverordeningen, door
strafbepaling of bestuursdwang te handhaven, kan de eilandsraad slechts
overdragen voor zover het betreft de vaststelling van nadere regels met
betrekking tot bepaalde door hem in zijn eilandsverordeningen aangewezen
onderwerpen.

	4. De artikelen 142, tweede lid, 143 en 144 zijn van overeenkomstige
toepassing op een besluit dat wordt genomen op grond van het eerste lid.

Artikel 167

	1. De voorschriften met betrekking tot de bevoegdheid van de
eilandsraad, de uitoefening daarvan en het toezicht daarop zijn ten
aanzien van de ingevolge artikel 166 overgedragen bevoegdheden van
overeenkomstige toepassing.

	2. Onder de in het eerste lid bedoelde voorschriften zijn niet begrepen
die betreffende vergaderingen.

AFDELING III. DE BEVOEGDHEID VAN HET BESTUURSCOLLEGE

Artikel 168

	1. Het bestuurscollege is in ieder geval bevoegd:

	a. het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam te voeren, voor zover
niet bij of krachtens de wet de eilandsraad of de gezaghebber hiermee is
belast;

	b. beslissingen van de eilandsraad voor te bereiden en uit te voeren,
tenzij bij of krachtens de wet de gezaghebber hiermee is belast;

	c. regels vast te stellen over de ambtelijke organisatie van het
openbaar lichaam, met uitzondering van de organisatie van de griffie;

	d. ambtenaren, niet zijnde de eilandgriffier en de op de griffie
werkzame ambtenaren, te benoemen, te bevorderen, te schorsen en te
ontslaan;

	e. tot privaatrechtelijke rechtshandelingen van het openbaar lichaam te
besluiten;

	f. te besluiten namens het openbaar lichaam, het bestuurscollege of de
eilandsraad rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratief
beroepsprocedures te voeren of handelingen ter voorbereiding daarop te
verrichten, tenzij de eilandsraad, voor zover het de eilandsraad
aangaat, in voorkomende gevallen anders beslist;

	g. ten aanzien van de voorbereiding van de civiele verdediging;

	h. jaarmarkten of gewone marktdagen in te stellen, af te schaffen of te
veranderen.

	2. Besluiten als bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, worden genomen
op grond van door het bestuurscollege vastgestelde regels inzake de
benoeming, bevordering, schorsing en ontslag van ambtenaren. Deze regels
bevatten in ieder geval de gronden voor deze besluiten.

	3. Besluiten als bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, behoeven de
goedkeuring van de Rijksvertegenwoordiger. De goedkeuring kan slechts
worden onthouden wegens strijd met het recht of op een grond, die is
neergelegd in de regels, bedoeld in het tweede lid.

	4. Het bestuurscollege neemt, ook alvorens is besloten tot het voeren
van een rechtsgeding, alle conservatoire maatregelen en doet wat nodig
is ter voorkoming van verjaring of verlies van recht of bezit.

Artikel 169

	Het bestuurscollege kan een in het openbaar lichaam dienstdoende
ambtenaar van politie machtigen in zijn naam besluiten te nemen of
andere handelingen te verrichten.

Artikel 170

	1. Het bestuurscollege kan een of meer leden van het bestuurscollege
machtigen tot uitoefening van een of meer van zijn bevoegdheden, tenzij
de regeling waarop de bevoegdheid steunt zich daartegen verzet.

	2. Een krachtens machtiging uitgeoefende bevoegdheid wordt uit naam en
onder verantwoordelijkheid van het bestuurscollege uitgeoefend.

	3. Het bestuurscollege kan te dien aanzien alle aanwijzingen geven die
het nodig acht.

Artikel 171

	1. Het bestuurscollege en elk van zijn leden afzonderlijk zijn aan de
eilandsraad verantwoording schuldig over het door het bestuurscollege
gevoerde bestuur.

	2. Zij geven de eilandsraad alle inlichtingen die de eilandsraad voor
de uitoefening van zijn taak nodig heeft.

	3. Zij geven de eilandsraad mondeling of schriftelijk de door een of
meer leden gevraagde inlichtingen, tenzij het verstrekken ervan in
strijd is met het openbaar belang.

	4. Zij geven de eilandsraad vooraf inlichtingen over de uitoefening van
de bevoegdheden, bedoeld in artikel 168, eerste lid, onderdeel e, f, g
en h, indien de eilandsraad daarom verzoekt of indien de uitoefening
ingrijpende gevolgen kan hebben voor het openbaar lichaam. In het
laatste geval neemt het bestuurscollege geen besluit dan nadat de
eilandsraad in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter
kennis van het bestuurscollege te brengen.

	5. Indien de uitoefening van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 168,
eerste lid, onderdeel f, geen uitstel kan lijden, geven zij in afwijking
van het vierde lid de eilandsraad zo spoedig mogelijk inlichtingen over
de uitoefening van deze bevoegdheid en het terzake genomen besluit.

AFDELING IV. DE BEVOEGDHEID VAN DE GEZAGHEBBER

Artikel 172

	1. De gezaghebber ziet toe op:

	a. een tijdige voorbereiding, vaststelling en uitvoering van het beleid
van het openbaar lichaam en van de daaruit voortvloeiende besluiten,
alsmede op een goede afstemming tussen degenen die bij die
voorbereiding, vaststelling en uitvoering zijn betrokken;

	b. een goede samenwerking van het openbaar lichaam met de andere
openbare lichamen en andere overheden;

	c. de kwaliteit van procedures op het vlak van burgerparticipatie;

	d. een zorgvuldige behandeling van bezwaarschriften;

	e. een zorgvuldige behandeling van klachten door het eilandsbestuur.

	2. De gezaghebber brengt tegelijk met de stukken, bedoeld in artikel 28
van de Wet financiën openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba,
een burgerjaarverslag uit, waarin hij in ieder geval rapporteert over:

	a. de kwaliteit van de dienstverlening in het openbaar lichaam;

	b. zijn bevindingen over het eerste lid, onderdeel c.

	3. De gezaghebber bevordert overigens een goede behartiging van de
aangelegenheden van het openbaar lichaam.

Artikel 173

	1. De gezaghebber vertegenwoordigt het openbaar lichaam in en buiten
rechte.

	2. De gezaghebber kan de vertegenwoordiging opdragen aan een door hem
aan te wijzen persoon.

Artikel 174

	1. De gezaghebber is belast met de handhaving van de openbare orde.

	2. De gezaghebber is bevoegd overtredingen van wettelijke voorschriften
die betrekking hebben op de openbare orde, te beletten of te
beëindigen. Hij bedient zich daarbij van de onder zijn gezag staande
politie.

	3. De gezaghebber is bevoegd bij verstoring van de openbare orde of bij
ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, de bevelen te geven die
noodzakelijk te achten zijn voor de handhaving van de openbare orde.

Artikel 175

	1. De gezaghebber heeft het opperbevel bij brand alsmede bij ongevallen
anders dan bij brand voor zover de brandweer daarbij een taak heeft.

	2. De gezaghebber is bevoegd bij brand en ongevallen, bedoeld in het
eerste lid, de bevelen te geven die met het oog op het voorkomen,
beperken en bestrijden van gevaar nodig zijn.

Artikel 176

	1. De gezaghebber is belast met het toezicht op de openbare
samenkomsten en vermakelijkheden alsmede op de voor het publiek
openstaande gebouwen en daarbij behorende erven.

	2. De gezaghebber is bevoegd bij de uitoefening van het toezicht,
bedoeld in het eerste lid, de bevelen te geven die met het oog op de
bescherming van veiligheid en gezondheid nodig zijn.

	3. De gezaghebber is belast met de uitvoering van eilandsverordeningen
voor zover deze betrekking hebben op het toezicht, bedoeld in het eerste
lid.

Artikel 177

	1. De gezaghebber kan besluiten een woning, een niet voor het publiek
toegankelijk lokaal of een bij die woning of dat lokaal behorend erf te
sluiten, indien door gedragingen in de woning of het lokaal of op het
erf de openbare orde rond de woning, het lokaal of het erf wordt
verstoord.

	2. De bevoegdheid, genoemd in het eerste lid, komt de gezaghebber
eveneens toe in geval van ernstige vrees voor verstoring van de openbare
orde op de grond dat de rechthebbende op de woning, het lokaal of het
erf eerder een woning, een niet voor het publiek toegankelijk lokaal of
een bij die woning of dat lokaal behorend erf op een zodanige wijze
heeft gebruikt of doen gebruiken dat die woning, dat lokaal of dat erf
op grond van het eerste lid is gesloten, en er aanwijzingen zijn dat
betrokkene de woning, het lokaal of het erf ten aanzien waarvan hij
rechthebbende is eveneens op een zodanige wijze zal gebruiken of doen
gebruiken.

	3. De gezaghebber bepaalt in het besluit de duur van de sluiting. In
geval van ernstige vrees voor herhaling van de verstoring van de
openbare orde kan hij besluiten de duur van de sluiting tot een door hem
te bepalen tijdstip te verlengen.

	4. Bij de bekendmaking van het besluit worden belanghebbenden in de
gelegenheid gesteld binnen een te stellen termijn maatregelen te treffen
waardoor de verstoring van de openbare orde wordt beëindigd. De eerste
volzin is niet van toepassing, indien voorafgaande bekendmaking in
spoedeisende gevallen niet mogelijk is.

	5. De artikelen 1:1, vierde lid, 4:116, 5:10 en 5:25 tot en met 5:28
van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing. 

Artikel 178

	1. In geval van oproerige beweging, van andere ernstige
wanordelijkheden of van rampen of zware ongevallen, dan wel van ernstige
vrees voor het ontstaan daarvan, is de gezaghebber bevoegd alle bevelen
te geven die hij ter handhaving van de openbare orde of ter beperking
van gevaar nodig acht. Daarbij kan van andere dan bij de Grondwet
gestelde voorschriften worden afgeweken.

	2. De gezaghebber laat tot maatregelen van geweld niet overgaan dan na
het doen van de nodige waarschuwing.

Artikel 179

	1. Wanneer een omstandigheid als bedoeld in artikel 178, eerste lid
zich voordoet, kan de gezaghebber algemeen verbindende voorschriften
geven die ter handhaving van de openbare orde of ter beperking van
gevaar nodig zijn. Daarbij kan van andere dan bij de Grondwet gestelde
voorschriften worden afgeweken. Hij maakt deze voorschriften bekend op
een door hem te bepalen wijze.

	2. De gezaghebber brengt de voorschriften zo spoedig mogelijk ter
kennis van de eilandsraad, van de Rijksvertegenwoordiger en van de
officier van justitie, hoofd van het parket in eerste aanleg.

	3. De voorschriften vervallen, indien zij niet door de eilandsraad in
zijn eerstvolgende vergadering die blijkens de presentielijst door meer
dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is bezocht, worden
bekrachtigd.

	4. Indien de eilandsraad de voorschriften niet bekrachtigt, kan de
gezaghebber binnen vierentwintig uren administratief beroep instellen
bij de Rijksvertegenwoordiger. Deze beslist binnen twee dagen. Gedurende
de beroepstermijn en de behandeling van het administratief beroep
blijven de voorschriften van kracht.

	5. De Rijksvertegenwoordiger kan de werking van de voorschriften
opschorten zolang zij niet bekrachtigd zijn. Het opschorten stuit
onmiddellijk de werking van de voorschriften.

	6. Zodra een omstandigheid als bedoeld in artikel 178, eerste lid, zich
niet langer voordoet, trekt de gezaghebber de voorschriften in. Het
tweede lid is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 180

	1. De gezaghebber is bevoegd door hem aangewezen groepen van personen
op een door hem aangegeven plaats tijdelijk te doen ophouden. De
ophouding kan mede omvatten, indien nodig, het overbrengen naar die
plaats.

	2. De gezaghebber oefent de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid,
slechts uit:

	a. jegens personen die door hem daartoe aangewezen specifieke
onderdelen van een bevel als bedoeld in artikel 178 of van een algemeen
verbindend voorschrift als bedoeld in artikel 179, groepsgewijs niet
naleven, en

	b. indien het ophouden noodzakelijk is ter voorkoming van voortzetting
of herhaling van de niet-naleving en de naleving redelijkerwijs niet op
andere geschikte wijze kan worden verzekerd.

	3. Artikel 158, derde tot en met veertiende lid, is van overeenkomstige
toepassing.

Artikel 181

	1. De gezaghebber kan een in het openbaar lichaam dienstdoende
ambtenaar van politie machtigen in zijn naam besluiten te nemen of
andere handelingen te verrichten.

	2. Geen machtiging wordt verleend tot het nemen van besluiten ingevolge
de artikelen 155, 158, 174, 175, 176, tweede lid, 177, 178, 179 en 180
en tot uitvoering van beslissingen van de eilandsraad.

Artikel 182

	1. De gezaghebber is aan de eilandsraad verantwoording schuldig over
het door hem gevoerde bestuur.

	2. Hij geeft de eilandsraad alle inlichtingen die de eilandsraad voor
de uitoefening van zijn taak nodig heeft.

	3. Hij geeft de eilandsraad mondeling of schriftelijk de door een of
meer leden gevraagde inlichtingen, tenzij het verstrekken ervan in
strijd is met het openbaar belang.

AFDELING V. DE BEVOEGDHEID VAN DE GEZAMENLIJKE REKENKAMER

Artikel 183

	1. De gezamenlijke rekenkamer onderzoekt de doelmatigheid, de
doeltreffendheid en de rechtmatigheid van het door de eilandsbesturen
gevoerde bestuur. Een door de gezamenlijke rekenkamer ingesteld
onderzoek naar de rechtmatigheid van het door de eilandsbesturen
gevoerde bestuur bevat geen controle van de jaarrekening als bedoeld in
artikel 38, derde lid, van de Wet financiën openbare lichamen Bonaire,
Sint Eustatius en Saba.

	2. Op verzoek van een of meer eilandsraden kan de gezamenlijke
rekenkamer een onderzoek instellen.

Artikel 184

	1. De gezamenlijke rekenkamer is bevoegd alle documenten die berusten
bij de eilandsbesturen te onderzoeken voor zover zij dat ter vervulling
van haar taak nodig acht.

	2. Het eilandsbestuur verstrekt desgevraagd alle inlichtingen die de
gezamenlijke rekenkamer ter vervulling van haar taak nodig acht.

	3. Indien de zorg voor een administratie aan een derde is uitbesteed,
is het eerste lid van overeenkomstige toepassing op de administratie van
de betrokken derde dan wel van degene die de administratie in opdracht
van die derde voert.

Artikel 185

	1. De gezamenlijke rekenkamer heeft de in de volgende leden vermelde
bevoegdheden ten aanzien van de volgende instellingen en over de
volgende periode:

	a. samenwerkingslichamen en gemeenschappelijke organen ingesteld
krachtens de Wet gemeenschappelijke regelingen, waaraan de openbare
lichamen deelnemen, over de jaren dat door de openbare lichamen aan de
regeling wordt deelgenomen;

	b. naamloze vennootschappen en besloten vennootschappen met beperkte
aansprakelijkheid waarvan een openbaar lichaam meer dan vijftig procent
van het geplaatste aandelenkapitaal houdt, over de jaren dat het
desbetreffende openbaar lichaam meer dan vijftig procent van het
geplaatste aandelenkapitaal houdt;

	c. andere privaatrechtelijke rechtspersonen waaraan een openbaar
lichaam of een derde voor rekening en risico van het openbaar lichaam
rechtstreeks of middellijk een subsidie, lening of garantie heeft
verstrekt ten bedrage van ten minste vijftig procent van de baten van
deze instelling, over de jaren waarop deze subsidie, lening of garantie
betrekking heeft.

	2. De gezamenlijke rekenkamer is bevoegd bij de betrokken instelling
nadere inlichtingen in te winnen over de jaarrekeningen, daarop
betrekking hebbende rapporten van hen die deze jaarrekeningen hebben
gecontroleerd en overige documenten met betrekking tot die instelling
die bij het eilandsbestuur berusten. Indien een of meer documenten
ontbreken, kan de gezamenlijke rekenkamer van de betrokken instelling de
overlegging daarvan vorderen.

	3. De gezamenlijke rekenkamer kan, indien de documenten, bedoeld in het
tweede lid, daartoe aanleiding geven, bij de betrokken instelling dan
wel bij de derde die de administratie in opdracht van de instelling
voert, een onderzoek instellen. De gezamenlijke rekenkamer stelt de
eilandsraad en het bestuurscollege van het betrokken openbare lichaam
van haar voornemen een dergelijk onderzoek in te stellen in kennis.

Artikel 186

	1. De gezamenlijke rekenkamer legt haar bevindingen en haar oordeel
vast in rapporten, met dien verstande dat hierin niet worden opgenomen
gegevens en bevindingen die naar hun aard vertrouwelijk zijn.

	2. De gezamenlijke rekenkamer deelt aan de eilandsraad en het
bestuurscollege van het betrokken openbaar lichaam en, indien van
toepassing, aan de betrokken instelling, de opmerkingen en bedenkingen
mee die zij naar aanleiding van haar bevindingen van belang acht. Aan de
eilandsraad of het bestuurscollege kan zij ter zake voorstellen doen.

	3. De gezamenlijke rekenkamer stelt elk jaar voor 1 april een verslag
op van haar werkzaamheden over het voorgaande jaar. Het verslag wordt
door de gezamenlijke rekenkamer aan de eilandsraden en de
bestuurscolleges van de openbare lichamen gezonden.

	4. De gezamenlijke rekenkamer zendt een afschrift van haar rapporten
aan de eilandsraad en het bestuurscollege van het betrokken openbare
lichaam. Indien zij met toepassing van artikel 38, elfde lid, van de Wet
financiën openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba een
onderzoek heeft ingesteld, zendt de gezamenlijke rekenkamer tevens een
afschrift van het rapport aan de betrokken instelling.

	5. De rapporten en de verslagen van de gezamenlijke rekenkamer zijn
openbaar.

HOOFDSTUK V VERHOUDING TOT HET RIJK

AFDELING I. DE RIJKSVERTEGENWOORDIGER VOOR DE OPENBARE LICHAMEN BONAIRE,
SINT EUSTATIUS EN SABA

§ 1 Algemene bepalingen

Artikel 187

	1. Er is een Rijksvertegenwoordiger voor de openbare lichamen Bonaire,
Sint Eustatius en Saba.

	2. De Rijksvertegenwoordiger heeft zijn zetel in een bij koninklijk
besluit te bepalen openbaar lichaam.

Artikel 188

	1. De Rijksvertegenwoordiger wordt bij koninklijk besluit op voordracht
van Onze Minister benoemd voor de tijd van zes jaar.

	2. De Rijksvertegenwoordiger kan bij koninklijk besluit op voordracht
van Onze Minister worden herbenoemd voor de tijd van zes jaar.

	3. Alvorens Onze Minister een voordracht als bedoeld in het eerste en
tweede lid doet, wint hij over de voor te dragen persoon het gevoelen in
van de bestuurscolleges van de openbare lichamen.

Artikel 189

	De Rijksvertegenwoordiger kan te allen tijde bij koninklijk besluit op
voordracht van Onze Minister worden ontslagen.

Artikel 190

	1. De Rijksvertegenwoordiger kan bij koninklijk besluit op voordracht
van Onze Minister worden geschorst.

	2. Onze Minister kan, in afwachting van het besluit omtrent schorsing,
bepalen dat de Rijksvertegenwoordiger zijn functie niet uitoefent.

	3. Een besluit als bedoeld in het tweede lid vervalt, indien niet
binnen een maand een besluit omtrent de schorsing is genomen.

Artikel 191

	Voor de benoembaarheid tot Rijksvertegenwoordiger is het
Nederlanderschap vereist.

Artikel 192

	1. Alvorens zijn ambt te aanvaarden, legt de Rijksvertegenwoordiger in
handen van de Koning de volgende eed (verklaring en belofte) af:

	“Ik zweer (verklaar) dat ik, om tot Rijksvertegenwoordiger voor de
openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba benoemd te worden,
rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook,
enige gift of gunst heb gegeven of beloofd.

	Ik zweer (verklaar en beloof) dat ik, om iets in dit ambt te doen of te
laten, rechtstreeks noch middellijk enig geschenk of enige belofte heb
aangenomen of zal aannemen.

	Ik zweer (beloof) dat ik getrouw zal zijn aan de Grondwet, dat ik de
wetten zal nakomen en dat ik mijn plichten als Rijksvertegenwoordiger
voor de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba naar eer en
geweten zal vervullen.

	Zo waarlijk helpe mij God Almachtig!”

	(Dat verklaar en beloof ik!”)

	2. In geval van herbenoeming wordt de eed (verklaring en belofte) in
handen van de Koning of in handen van Onze Minister, daartoe door de
Koning gemachtigd, afgelegd.

Artikel 193

	1. De Rijksvertegenwoordiger geniet een bezoldiging, die bij of
krachtens algemene maatregel van bestuur wordt geregeld. De bezoldiging
komt ten laste van de begroting van Onze Minister.

	2. Bij de algemene maatregel van bestuur kunnen tevens regels worden
gesteld betreffende tegemoetkoming in of vergoeding van bijzondere
kosten en betreffende andere financiële voorzieningen die verband
houden met de vervulling van het ambt van Rijksvertegenwoordiger.

	3. Een krachtens het eerste lid vastgestelde algemene maatregel van
bestuur treedt niet eerder in werking dan twee maanden na de datum van
uitgifte van het Staatsblad waarin hij is geplaatst. Van de plaatsing
wordt onverwijld mededeling gedaan aan de beide Kamers der
Staten-Generaal.

	4. Buiten hetgeen hem bij of krachtens de wet is toegekend, geniet de
Rijksvertegenwoordiger als zodanig geen inkomsten, in welke vorm ook,
ten laste van het Rijk.

	5. De Rijksvertegenwoordiger geniet geen vergoedingen, in welke vorm
ook, voor werkzaamheden, verricht in nevenfuncties welke hij vervult uit
hoofde van het ambt van Rijksvertegenwoordiger. Indien deze vergoedingen
worden uitgekeerd, worden zij gestort in de Rijkskas.

Artikel 194

	1. De Rijksvertegenwoordiger vervult geen nevenfuncties waarvan de
uitoefening ongewenst is met het oog op de goede vervulling van zijn
ambt van Rijksvertegenwoordiger of op de handhaving van zijn
onpartijdigheid en onafhankelijkheid of van het vertrouwen daarin.

	2. De Rijksvertegenwoordiger meldt zijn voornemen tot aanvaarding van
een nevenfunctie, anders dan uit hoofde van zijn ambt van
Rijksvertegenwoordiger, aan Onze Minister.

	3. De Rijksvertegenwoordiger maakt openbaar welke nevenfuncties hij,
anders dan uit hoofde van zijn ambt van Rijksvertegenwoordiger, vervult.

	4. De openbaarmaking vindt plaats terstond na benoeming tot
Rijksvertegenwoordiger of na aanvaarding van een andere functie en
geschiedt door terinzagelegging van een opgave van de functies, op het
Bureau van de Rijksvertegenwoordiger, bedoeld in artikel 202, eerste
lid.

Artikel 195

	De Rijksvertegenwoordiger is niet tevens:

	a. minister;

	b. staatssecretaris;

	c. lid van de Raad van State;

	d. lid van de Algemene Rekenkamer;

	e. Nationale ombudsman;

	f. substituut-ombudsman als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de
Wet Nationale ombudsman;

	g. lid van een eilandsraad;

	h. gezaghebber;

	i. eilandgedeputeerde;

	j. lid van de gezamenlijke rekenkamer;

	k. gezamenlijke ombudsman of lid van de gezamenlijke ombudscommissie;

	l. ambtenaar, door of vanwege het bestuur van een openbaar lichaam
aangesteld of daaraan ondergeschikt;

	m. functionaris die krachtens de wet of een algemene maatregel van
bestuur het bestuur van een openbaar lichaam van advies dient.

	n. lid van provinciale staten;

	o. commissaris van de Koning;

	p. gedeputeerde van een provincie;

	q. lid van een gemeenteraad;

	r. burgemeester;

	s. wethouder;

	t. lid van een deelraad van een gemeente;

	u. lid van het dagelijks bestuur van een deelgemeente.

Artikel 196

	De Rijksvertegenwoordiger mag niet:

	a. als advocaat, procureur of adviseur in geschillen werkzaam zijn ten
behoeve van een openbaar lichaam of een eilandsbestuur dan wel ten
behoeve van de wederpartij van een openbaar lichaam of een
eilandsbestuur;

	b. als gemachtigde in geschillen werkzaam zijn ten behoeve van de
wederpartij van een openbaar lichaam of een eilandsbestuur;

	c. als vertegenwoordiger of adviseur werkzaam zijn ten behoeve van
derden tot het met een openbaar lichaam aangaan van:

	1°. overeenkomsten als bedoeld in onderdeel d;

	2°. overeenkomsten tot het leveren van onroerende zaken aan een
openbaar lichaam;

	d. rechtstreeks of middellijk een overeenkomst aangaan betreffende:

	1°. het aannemen van werk ten behoeve van een openbaar lichaam;

	2°. het buiten dienstbetrekking tegen beloning verrichten van
werkzaamheden ten behoeve van een openbaar lichaam;

	3°. het leveren van roerende zaken anders dan om niet aan een openbaar
lichaam;

	4°. het verhuren van roerende zaken aan een openbaar lichaam;

	5°. het verwerven van betwiste vorderingen ten laste van een openbaar
lichaam;

	6°. het van een openbaar lichaam onderhands verwerven van onroerende
zaken of beperkte rechten waaraan deze zijn onderworpen;

	7°. het onderhands huren of pachten van een openbaar lichaam.

Artikel 197

	Het ambt van Rijksvertegenwoordiger ontheft van alle bij of krachtens
de wet opgelegde verplichtingen tot het verrichten van persoonlijke
diensten.

Artikel 198

	1. De Rijksvertegenwoordiger heeft zijn werkelijke woonplaats in één
van de openbare lichamen.

	2. Onze Minister kan voor ten hoogste een jaar ontheffing verlenen van
de verplichting om de werkelijke woonplaats in één van de openbare
lichamen te hebben.

Artikel 199

	1. Indien de Rijksvertegenwoordiger langer dan zes weken buiten de
openbare lichamen wenst te verblijven, behoeft hij daartoe de
toestemming van Onze Minister.

	2. De Rijksvertegenwoordiger die buiten de openbare lichamen verblijft
kan door Onze Minister wegens dringende redenen van dienstbelang worden
teruggeroepen.

	3. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de termijn,
genoemd in het eerste lid.

Artikel 200

	1. Bij verhindering of ontstentenis van de Rijksvertegenwoordiger wordt
het ambt van Rijksvertegenwoordiger waargenomen door de waarnemend
Rijksvertegenwoordiger.

	2. De waarnemend Rijksvertegenwoordiger wordt bij koninklijk besluit op
voordracht van Onze Minister benoemd voor de tijd van zes jaar.

	3. Ten aanzien van de waarnemend Rijksvertegenwoordiger zijn de
artikelen 188, tweede en derde lid, 189 tot en met 192, 194 tot en met
196, 198 en 199 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 201

	De toekenning van een vergoeding aan de waarnemend
Rijksvertegenwoordiger wordt geregeld bij of krachtens algemene
maatregel van bestuur.

Artikel 202

	1. Voor zijn ondersteuning beschikt de Rijksvertegenwoordiger over een
Bureau, dat hem bijstaat bij de uitoefening van zijn taken.

	2. De bezoldiging van de medewerkers van het Bureau, alsmede de
bekostiging van de overige apparaatsuitgaven van het Bureau komen ten
laste van de begroting van Onze Minister.

	3. De medewerkers van het Bureau worden door de Rijksvertegenwoordiger
benoemd, bevorderd, geschorst en ontslagen.

Artikel 203

	Voor zover dit niet bij wet is geschied, worden bij of krachtens
algemene maatregel van bestuur ten aanzien van de Rijksvertegenwoordiger
en de waarnemend Rijksvertegenwoordiger regels vastgesteld betreffende:

	a. benoeming, herbenoeming, schorsing, tijdelijk niet uitoefenen van
zijn functie en ontslag;

	b. onderzoek naar de geschiktheid en bekwaamheid;

	c. uitkering bij ontslag;

	d. aanspraken in geval van ziekte;

	e. bescherming bij de arbeid;

	f. andere aangelegenheden, zijn rechtspositie betreffende, die regeling
behoeven.

§ 2 De bevoegdheid van de Rijksvertegenwoordiger

Artikel 204

	1. De Rijksvertegenwoordiger is in ieder geval belast met:

	a. het rapporteren aan Onze Minister wie het aangaat over
aangelegenheden dan wel bijzondere bevindingen die de openbare lichamen
betreffen;

	b. het goedkeuren van besluiten houdende benoeming, bevordering,
schorsing en ontslag van eilandsambtenaren;

	c. het doen van een aanbeveling tot benoeming en een voorstel tot
herbenoeming van de gezaghebber;

	d. het goedkeuren van de eilandsverordeningen bedoeld in de artikelen
14, vijfde lid, 35, vierde lid, 105, tweede lid, en 123, tweede lid;

	e. het verlenen van ontheffingen als bedoeld in de artikelen 16, tweede
lid, 56, vijfde lid en 85, tweede lid;

	f. het bevorderen van de samenwerking tussen de in de openbare lichamen
werkzame rijksambtenaren onderling en met de eilandsbesturen;

	g. het voorleggen aan Onze Minister wie het aangaat van besluiten en
niet-schriftelijke beslissingen gericht op enig rechtsgevolg van de
eilandsbesturen die naar zijn mening voor vernietiging in aanmerking
komen;

	h. het voorzien in de waarneming van de gezaghebber indien hij dat in
het belang van het openbaar lichaam nodig oordeelt;

	i. al het overige ter bevordering van goed bestuur in de openbare
lichamen.

	2. Bij de wet kan de Rijksvertegenwoordiger worden belast met andere
taken dan de taken, genoemd in het eerste lid.

	3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden
gesteld met betrekking tot de uitvoering van de taken, bedoeld in het
eerste en tweede lid.

Artikel 205

	1. De Rijksvertegenwoordiger is verantwoording verschuldigd aan Onze
Minister wie het aangaat.

	2. Onze Minister wie het aangaat kan de Rijksvertegenwoordiger de
nodige algemene en bijzondere aanwijzingen geven met betrekking tot de
aan hem toegekende taken en bevoegdheden. Alvorens een aanwijzing te
geven treedt Onze Minister wie het aangaat in overleg met Onze Minister.

	3. De Rijksvertegenwoordiger verstrekt Onze Minister wie het aangaat
desgevraagd inlichtingen over zijn werkzaamheden.

Artikel 206

	De eilandsbesturen alsmede de onder hen ressorterende diensten en
ambtenaren verlenen op verzoek van de Rijksvertegenwoordiger hun
medewerking bij de uitoefening van de hem toegekende taken.

AFDELING II. VERHOUDING TOT HET RIJK

Artikel 207

	Onze Minister wie het aangaat en de Rijksvertegenwoordiger doen het
bestuurscollege desgevraagd mededeling van hun standpunten en voornemens
met betrekking tot aangelegenheden die voor het openbaar lichaam van
belang zijn, tenzij het openbaar belang zich daartegen verzet.

Artikel 208

	Onze Minister wie het aangaat en de Rijksvertegenwoordiger bieden het
bestuurscollege desgevraagd de gelegenheid tot het plegen van overleg
met betrekking tot aangelegenheden die voor het openbaar lichaam van
belang zijn, tenzij het openbaar belang zich daartegen verzet.

Artikel 209

	1. Onze Minister wie het aangaat stelt de betrokken bestuurscolleges of
een instantie die voor deze representatief kan worden geacht, zo nodig
binnen een te stellen termijn, in de gelegenheid hun oordeel te geven
omtrent voorstellen van wet, ontwerpen van algemene maatregel van
bestuur of ontwerpen van ministeriële regeling waarbij:

	a. van de openbare lichamen regeling of bestuur wordt gevorderd;

	b. in betekenende mate wijziging wordt gebracht in de taken en
bevoegdheden van het eilandsbestuur.

	2. Voorstellen als bedoeld in het eerste lid bevatten in de
bijbehorende toelichting een weergave van de gevolgen voor de inrichting
en werking van de openbare lichamen en een weergave van het in het
eerste lid bedoelde oordeel van de betrokken bestuurscolleges of
representatieve instantie.

	3. Onverminderd het eerste en tweede lid stelt Onze Minister wie het
aangaat de betrokken bestuurscolleges of een instantie die voor deze
representatief kan worden geacht, zo nodig binnen een te stellen
termijn, vooraf in de gelegenheid hun oordeel te geven omtrent:

	a. ingrijpende beleidsvoornemens, die uitsluitend op de openbare
lichamen betrekking hebben;

	b. beleidsvoornemens ten aanzien van de openbare lichamen om op
ingrijpende wijze af te wijken van regelgeving die van toepassing is in
het Europese deel van Nederland.

	4. Onze Minister wie het aangaat is niet verplicht vooraf het in het
eerste en derde lid bedoelde oordeel in te winnen indien zulks ten
gevolge van dringende omstandigheden niet mogelijk is. In dat geval
wordt het oordeel zo spoedig mogelijk ingewonnen en openbaar gemaakt.

Artikel 210

	1. Een wet waarbij van de eilandsbesturen regeling of bestuur wordt
gevorderd of waarbij in betekenende mate wijziging wordt gebracht in
taken en bevoegdheden van de eilandsbesturen, wijkt van het bepaalde in
deze wet niet af dan wanneer dat bijzonder aangewezen moet worden geacht
voor de behartiging van het daarmee te dienen openbaar belang.

	2. Het voorstel voor een wet als bedoeld in het eerste lid bevat in de
bijbehorende toelichting de gronden voor de voorgestelde afwijking.

Artikel 211

	1. Onze Minister is belast met de coördinatie van het rijksbeleid dat
de openbare lichamen raakt. Hij bevordert voorts de beleidsvrijheid van
het eilandsbestuur.

	2. Over maatregelen en voornemens die van betekenis zijn voor het
rijksbeleid inzake de openbare lichamen treden Onze Ministers onder wier
verantwoordelijkheid die maatregelen en voornemens tot stand komen in
een vroegtijdig stadium in overleg met Onze Minister.

	3. Onze Minister maakt bedenkingen kenbaar tegen een maatregel of een
voornemen voor zover hem die maatregel of dat voornemen met het oog op
het door de regering gevoerde decentralisatiebeleid niet toelaatbaar
voorkomt.

Artikel 212

	1. Onze Minister bevordert de decentralisatie ten behoeve van de
openbare lichamen.

	2. Voorstellen van maatregelen waarbij bepaalde aangelegenheden tot
rijksbeleid worden gerekend, worden slechts gedaan indien het onderwerp
van zorg niet op doelmatige en doeltreffende wijze door de
eilandsbesturen kan worden behartigd.

Artikel 213

	Over al hetgeen het openbaar lichaam betreft dient het bestuurscollege
Onze Ministers en de Rijksvertegenwoordiger desgevraagd van bericht en
raad, tenzij dit uitdrukkelijk van de gezaghebber wordt verlangd.

Artikel 214

	1. Bij de wet of krachtens de wet bij algemene maatregel van bestuur
worden de gevallen geregeld waarin het bestuurscollege verplicht is tot
het verstrekken van systematische informatie aan Onze Minister wie het
aangaat. Daarbij kan worden bepaald dat bij ministeriële regeling
nadere voorschriften worden gegeven ten behoeve van de toepassing van de
wet of de algemene maatregel van bestuur.

	2. Bij algemene maatregel van bestuur op voordracht van Onze Minister
van Economische Zaken, na overleg met Onze Minister, kan worden bepaald
dat in die maatregel te omschrijven gegevens ten behoeve van
statistische doeleinden aan het Centraal Bureau voor de Statistiek
worden verstrekt.

	3. Omtrent de in het eerste en tweede lid bedoelde verstrekking van
informatie en de inwinning daarvan worden bij algemene maatregel van
bestuur nadere algemene regels gesteld.

	4. Omtrent de in het eerste en tweede lid bedoelde verstrekking van
informatie en de inwinning daarvan, alsmede omtrent de verstrekking en
inwinning van incidentele informatie, wordt, voorzover dat niet bij wet
geschiedt, bij algemene maatregel van bestuur aangegeven hoe de
financiële gevolgen van de verplichting tot informatieverstrekking
worden gecompenseerd.

	5. De voordrachten voor de algemene maatregelen van bestuur, bedoeld in
het derde en het vierde lid, worden gedaan door Onze Minister.

Artikel 215

	De bevoegdheid tot het maken van eilandsverordeningen blijft ten
aanzien van het onderwerp waarin door wetten of algemene maatregelen van
bestuur is voorzien, gehandhaafd, voor zover de eilandsverordeningen met
die wetten en algemene maatregelen van bestuur niet in strijd zijn.

Artikel 216

	De bepalingen van eilandsverordeningen in wier onderwerp door een wet
of een algemene maatregel van bestuur wordt voorzien, zijn van
rechtswege vervallen.

AFDELING III. TOEZICHT OP HET EILANDSBESTUUR

§ 1 Goedkeuring

Artikel 217

	1. Beslissingen van eilandsbesturen kunnen slechts aan goedkeuring
worden onderworpen in bij de wet bepaalde gevallen.

	2. Op de goedkeuring van beslissingen van eilandsbesturen is afdeling
10.2.1 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing.

Artikel 218

	1. Een beslissing die aan goedkeuring bij koninklijk besluit is
onderworpen, wordt toegezonden aan Onze Minister wie het aangaat.

	2. Een voordracht tot onthouding van goedkeuring wordt gedaan door of
mede door Onze Minister.

	3. Onthouding van goedkeuring geschiedt niet, dan nadat de Raad van
State is gehoord. De toepassing van artikel 10:30, eerste lid, van de
Algemene wet bestuursrecht vindt in dat geval plaats voordat het
ontwerp-besluit bij de Raad van State ter overweging wordt gebracht.
Artikel 18a van de Wet op de Raad van State is van overeenkomstige
toepassing.

§ 2 Schorsing en vernietiging

Artikel 219

	Op de schorsing en vernietiging van beslissingen van eilandsbesturen
zijn afdeling 10.2.2 en 10.2.3 van de Algemene wet bestuursrecht van
overeenkomstige toepassing.

Artikel 220

	Een besluit dan wel een niet-schriftelijke beslissing gericht op enig
rechtsgevolg van het eilandsbestuur kan bij koninklijk besluit worden
vernietigd.

Artikel 221

	De gezaghebber zendt elk eilandsbesluit van algemene strekking, dat
niet is bekendgemaakt in het afkondigingsblad van het openbaar lichaam,
binnen twee dagen na de bekendmaking daarvan aan de
Rijksvertegenwoordiger.

Artikel 222

	1. Indien een besluit naar het oordeel van de Rijksvertegenwoordiger
voor vernietiging in aanmerking komt, doet hij daarvan binnen twee dagen
na de bekendmaking van het besluit, of, indien het betreft een besluit
als bedoeld in artikel 221, binnen twee dagen nadat het te zijner kennis
is gekomen, mededeling aan Onze Minister wie het aangaat. Hij geeft
hiervan tegelijkertijd kennis aan het orgaan dat het besluit nam, en zo
nodig aan het orgaan dat met de uitvoering van het besluit is belast.

	2. Het besluit ten aanzien waarvan het eerste lid toepassing heeft
gevonden, wordt niet of niet verder uitgevoerd, voordat van Onze
Minister wie het aangaat de mededeling is ontvangen, dat voor schorsing
of vernietiging geen redenen bestaan. Indien het besluit niet binnen
vier weken na de dagtekening van de mededeling van de
Rijksvertegenwoordiger is geschorst of vernietigd, wordt het uitgevoerd.

Artikel 223

	1. Indien een besluit naar het oordeel van de gezaghebber voor
vernietiging in aanmerking komt, doet hij daarvan binnen twee dagen
nadat het te zijner kennis is gekomen, door tussenkomst van de
Rijksvertegenwoordiger, mededeling aan Onze Minister wie het aangaat.
Hij geeft hiervan tegelijkertijd kennis aan het orgaan dat het besluit
nam, en zo nodig aan het orgaan dat met de uitvoering van het besluit is
belast.

	2. De Rijksvertegenwoordiger zendt de stukken, vergezeld van zijn
advies, binnen een week na de dagtekening van de mededeling van de
gezaghebber toe aan Onze Minister wie het aangaat.

	3. Artikel 221, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 224

	1. Een voordracht tot schorsing wordt gedaan door Onze Minister wie het
aangaat.

	2. Over de voordracht pleegt Onze Minister wie het aangaat overleg met
Onze Minister, tenzij schorsing onverwijld plaats dient te vinden. In de
voordracht wordt het achterwege blijven van overleg gemotiveerd.

Artikel 225

	Indien een bekend gemaakt besluit niet is vernietigd binnen de tijd
waarvoor het is geschorst, wordt hiervan door het eilandsbestuur
openbaar kennis gegeven.

Artikel 226

	1. De voordracht tot vernietiging wordt gedaan door of mede door Onze
Minister.

	2. Artikel 15, derde lid, van de Wet op de Raad van State is niet van
toepassing.

Artikel 227

	Het koninklijk besluit tot schorsing, opheffing of verlenging van de
schorsing of tot vernietiging wordt in het Staatsblad geplaatst.

Artikel 228

	Het eilandsbestuur neemt opnieuw een besluit omtrent het onderwerp van
het vernietigde besluit, waarbij met het koninklijk besluit wordt
rekening gehouden.

Artikel 229

	1. In afwijking van artikel 3, eerste lid onderdeel a, en tweede lid
van de Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba
kan een belanghebbende tegen een koninklijk besluit als bedoeld in
artikel 220 binnen zes weken nadat het besluit is bekendgemaakt beroep
instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

	2. Geen beroep kan worden ingesteld tegen de weigering om de
vernietiging te bevorderen en tegen het niet tijdig nemen van een
besluit tot vernietiging.

§ 3 Bijzondere voorzieningen

Artikel 230

	Wanneer de eilandsraad bij of krachtens een andere dan deze wet of de
Wet financiën openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba
gevorderde beslissingen niet of niet naar behoren neemt, voorziet het
bestuurscollege daarin.

Artikel 231

	1. Wanneer het bestuurscollege of de gezaghebber bij of krachtens een
andere dan deze wet of de Wet financiën openbare lichamen Bonaire, Sint
Eustatius en Saba gevorderde beslissingen niet of niet naar behoren
neemt, voorziet de Rijksvertegenwoordiger daarin namens het
bestuurscollege of de gezaghebber en ten laste van het openbaar lichaam.

	2. Spoedeisende gevallen uitgezonderd, vindt het eerste lid geen
toepassing dan nadat het bestuurscollege, onderscheidenlijk de
gezaghebber in de gelegenheid is gesteld binnen een door de
Rijksvertegenwoordiger gestelde termijn alsnog de bij of krachtens een
andere dan deze wet of de Wet financiën openbare lichamen Bonaire, Sint
Eustatius en Saba gevorderde beslissingen te nemen.

Artikel 232

	Bij de wet kunnen met afwijking van de artikelen 5 en 149 voorzieningen
worden getroffen voor het geval het bestuur van een openbaar lichaam
zijn taken grovelijk verwaarloost.

HOOFDSTUK VI OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 233

	1. De eilandsraden, die op de dag voor de inwerkingtreding van deze wet
fungeren als eilandsraden van de eilandgebieden Bonaire, Sint Eustatius
en Saba, worden aangemerkt als eilandsraad van het openbaar lichaam
Bonaire, het openbaar lichaam Sint Eustatius, onderscheidenlijk het
openbaar lichaam Saba.

	2. De leden van de eilandsraden, bedoeld in het eerste lid, worden
geacht te zijn gekozen tot lid van de eilandsraad van het openbaar
lichaam Bonaire, het openbaar lichaam Sint Eustatius, onderscheidenlijk
het openbaar lichaam Saba. Zij treden, behoudens in het geval van
tussentijds aftreden of overlijden, af met ingang van de dag waarop de
leden van provinciale staten, die op de dag voor de inwerkingtreding van
deze wet zitting hebben, ingevolge artikel C 4, tweede lid, van de
Kieswet aftreden.

	3. Tot het moment van aftreden, bedoeld in het tweede lid:

	a. is artikel 14 slechts van toepassing voor zover de Eilandenregeling
Nederlandse Antillen, zoals die luidde op de dag voor de
inwerkingtreding van deze wet, ter zake eveneens een verbod inhield;

	b. worden de vergoeding, tegemoetkoming in de kosten en andere
financiële voorzieningen, bedoeld in artikel 120, eerste en tweede lid,
vastgesteld bij algemene maatregel van bestuur in plaats van bij
eilandsverordening.

Artikel 234

	1. De gedeputeerden, die op de dag voor de inwerkingtreding van deze
wet fungeren als gedeputeerden van de eilandgebieden Bonaire, Sint
Eustatius en Saba, worden geacht voor de resterende duur van hun
benoeming te zijn benoemd door de eilandsraad van het openbaar lichaam
Bonaire, het openbaar lichaam Sint Eustatius, onderscheidenlijk het
openbaar lichaam Saba, tot eilandgedeputeerde van het openbaar lichaam
Bonaire, het openbaar lichaam Sint Eustatius, onderscheidenlijk het
openbaar lichaam Saba.

	2. Tot het moment dat de eilandgedeputeerden voor de eerste keer na de
inwerkingtreding van deze wet op grond van artikel 54 zijn afgetreden
bedraagt het aantal eilandgedeputeerden:

	a. vier in het openbaar lichaam Bonaire;

	b. twee in de openbare lichamen Sint Eustatius en Saba.

	3. Tot het moment van aftreden, bedoeld in het tweede lid:

	a. is artikel 40 slechts van toepassing voor zover de Eilandenregeling
Nederlandse Antillen, zoals die luidde op de dag voor de
inwerkingtreding van deze wet, ter zake eveneens een verbod inhield;

	b. is artikel 56, derde en vierde lid, niet van toepassing.

	4. Artikel 49 is niet van toepassing op de eilandgedeputeerden, bedoeld
in het eerste lid.

Artikel 235

	1. De gezaghebbers, die op de dag voor de inwerkingtreding van deze wet
fungeren als gezaghebbers van de eilandgebieden Bonaire, Sint Eustatius
en Saba, worden geacht voor de resterende duur van hun benoeming te zijn
benoemd tot gezaghebbers van het openbaar lichaam Bonaire, het openbaar
lichaam Sint Eustatius, onderscheidenlijk het openbaar lichaam Saba.

	2. Ten aanzien van de gezaghebbers, bedoeld in het eerste lid, is
gedurende de resterende tijd van hun benoeming: 

	a. artikel 78, derde en vierde lid, niet van toepassing;

	b. artikel 80 slechts van toepassing voor zover de Eilandenregeling
Nederlandse Antillen, zoals die luidde op de dag voor de
inwerkingtreding van deze wet, ter zake eveneens een verbod inhield.

	3. Artikel 83 is niet van toepassing op de gezaghebbers, bedoeld in het
eerste lid.

Artikel 236

	De gezamenlijke rekenkamer wordt ingesteld binnen twee jaar na
inwerkingtreding van deze wet.

Artikel 237

	1. De eilandgriffier wordt benoemd binnen één jaar na
inwerkingtreding van deze wet.

	2. Tot de datum waarop de eilandgriffier wordt benoemd staat de
eilandsecretaris de eilandsraad en de door hem ingestelde commissies bij
de uitoefening van hun taak terzijde.

	3 Tot de datum waarop de eilandgriffier is benoemd blijft de
medeondertekening van de stukken die van de eilandsraad uitgaan, bedoeld
in artikel 34, achterwege.

Artikel 238

	De eilandsverordeningen, bedoeld in de artikelen 35, derde lid en 154,
alsmede de gedragscodes, bedoeld in de artikelen 16, derde lid, 53,
tweede lid en 82, tweede lid, worden vastgesteld binnen een jaar na de
dag van de inwerkingtreding van deze wet.

Artikel 239

	Onze Minister zendt binnen zes jaar na de inwerkingtreding van deze wet
aan de beide kamers der Staten-Generaal een verslag over de
doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

Artikel 240

	Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip.

Artikel 240a

	Indien het bij koninklijke boodschap van 3 januari 2006 ingediende
voorstel van wet houdende wijziging van de Provinciewet en de
Gemeentewet in verband met de openbaarmaking van nevenfuncties en
inkomsten uit nevenfuncties, tot wet wordt verheven, en artikel V van
die wet in werking treedt, wordt deze wet als volgt gewijzigd:

A

	Artikel 48 wordt als volgt gewijzigd:

	a. Het derde lid komt te luiden:

	3. Een eilandgedeputeerde maakt zijn nevenfuncties openbaar. De
openbaarmaking vindt plaats terstond na benoeming tot eilandgedeputeerde
of aanvaarding van een nevenfunctie en geschiedt door terinzagelegging
van een opgave van de functies op het bestuurskantoor van het openbaar
lichaam.

		

	b. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

4. Een eilandgedeputeerde maakt tevens de inkomsten uit nevenfuncties
openbaar. Openbaarmaking geschiedt door terinzagelegging op het
bestuurskantoor uiterlijk op 1 april na het kalenderjaar waarin de
inkomsten zijn genoten.

5. Onder inkomsten wordt verstaan: loon in de zin van artikel 6 van de
Wet loonbelasting BES.

	

B

	Artikel 56 wordt als volgt gewijzigd:

	a. Het vijfde lid komt te vervallen.

	b. Na het vierde lid worden drie leden toegevoegd, luidende:

	5. Tot vergoedingen als bedoeld in het vierde lid, behoren inkomsten,
onder welke benaming ook, uit nevenfuncties die de eilandgedeputeerde
neerlegt bij beëindiging van het ambt.

	6. Andere inkomsten dan die bedoeld in het vierde lid worden met de
bezoldiging verrekend overeenkomstig artikel 3 van de Wet
schadeloosstelling leden Tweede Kamer, met dien verstande dat in dat
artikel:

	a. onder neveninkomsten wordt verstaan: opbrengst van onderneming en
arbeid, bedoeld in artikel 6 van de Wet inkomstenbelasting BES;

	b. in het derde lid voor “de Wet inkomstenbelasting 2001” wordt
gelezen: de Wet inkomstenbelasting BES.

	7. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de
wijze waarop de eilandgedeputeerde gegevens over de inkomsten, bedoeld
in het zesde lid, verstrekt, en de gevolgen van het niet verstrekken van
deze gegevens.

C

	

	In artikel 78 worden na het vierde lid drie leden toegevoegd, luidende:


	5. Tot vergoedingen als bedoeld in het vierde lid, behoren inkomsten,
onder welke benaming ook, uit nevenfuncties die de gezaghebber neerlegt
bij beëindiging van het ambt.

	6. Andere inkomsten dan die bedoeld in het vierde lid worden met de
bezoldiging verrekend overeenkomstig artikel 3 van de Wet
schadeloosstelling leden Tweede Kamer met dien verstande dat in dat
artikel:

	a. onder neveninkomsten wordt verstaan: opbrengst van onderneming en
arbeid, bedoeld in artikel 6 van de Wet inkomstenbelasting BES;

	b. in het derde lid voor “de Wet inkomstenbelasting 2001” wordt
gelezen: de Wet inkomstenbelasting BES.

	7. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de
wijze waarop de gezaghebber gegevens over de inkomsten, bedoeld in het
zesde lid, verstrekt, en de gevolgen van het niet verstrekken van deze
gegevens.

D

Artikel 79 wordt als volgt gewijzigd:

a. Het derde lid komt te luiden:

3. De gezaghebber maakt nevenfuncties, anders dan uit hoofde van zijn
ambt van gezaghebber, openbaar. De openbaarmaking vindt plaats terstond
na benoeming tot gezaghebber of aanvaarding van een nevenfunctie en
geschiedt door terinzaggelegging van een opgave van de functies op het
bestuurskantoor van het openbaar lichaam.

b. er worden twee leden toegevoegd, luidende:

4. De gezaghebber maakt tevens de inkomsten uit de nevenfuncties,
bedoeld in het derde lid, openbaar. Openbaarmaking geschiedt door
terinzagelegging op het bestuurskantoor uiterlijk op 1 april na het
kalenderjaar waarin de inkomsten zijn genoten.

5. Onder inkomsten wordt verstaan: loon in de zin van artikel 6 van de
Wet loonbelasting BES.

Da

In artikel 193 worden na het vijfde lid drie leden toegevoegd, luidende:

6. Tot vergoedingen als bedoeld in het vijfde lid, behoren inkomsten,
onder welke benaming ook, uit nevenfuncties die de
Rijksvertegenwoordiger neerlegt bij beëindiging van het ambt.

7. Andere inkomsten dan die bedoeld in het vijfde lid worden met de
bezoldiging verrekend overeenkomstig artikel 3 van de Wet
schadeloosstelling leden Tweede Kamer met dien verstande dat in dat
artikel:

a. onder neveninkomsten wordt verstaan: opbrengst van onderneming en
arbeid, bedoeld in artikel 6 van de Wet inkomstenbelasting BES;

b. in het derde lid voor “de Wet inkomstenbelasting 2001” wordt
gelezen: de Wet inkomstenbelasting BES.

8. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de
wijze waarop de Rijksvertegenwoordiger gegevens over de inkomsten,
bedoeld in het zevende lid, verstrekt, en de gevolgen van het niet
verstrekken van deze gegevens.

	

Db

Artikel 194 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid komt te luiden:

3. De Rijksvertegenwoordiger maakt nevenfuncties, anders dan uit hoofde
van zijn ambt van Rijksvertegenwoordiger, openbaar. De openbaarmaking
vindt plaats terstond na benoeming tot Rijksvertegenwoordiger of
aanvaarding van een nevenfunctie en geschiedt door terinzaggelegging van
een opgave van de functies op het Bureau van de Rijksvertegenwoordiger,
bedoeld in artikel 202, eerste lid.

2. Het vierde lid komt te luiden:

4. De Rijksvertegenwoordiger maakt tevens de inkomsten uit de
nevenfuncties, bedoeld in het derde lid, openbaar. Openbaarmaking
geschiedt door terinzagelegging op het Bureau van de
Rijksvertegenwoordiger uiterlijk op 1 april na het kalenderjaar waarin
de inkomsten zijn genoten.

3. Na het vierde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

5. Onder inkomsten wordt verstaan: loon in de zin van artikel 6 van de
Wet loonbelasting BES.

Dc

In artikel 204, eerste lid, onderdeel e, vervalt: , 56, vijfde lid.

E 

	In artikel 234, derde lid, onderdeel b , wordt “artikel 56, derde en
vierde lid” vervangen door: artikel 56, derde tot en met zevende lid.

F

	Artikel 235, tweede lid, komt te luiden:

	2. Ten aanzien van de gezaghebbers, bedoeld in het eerste lid, is
gedurende de resterende tijd van hun benoeming: 

	a. artikel 78, vierde tot en met zevende lid, niet van toepassing;

	b. artikel 80 slechts van toepassing voor zover de Eilandenregeling
Nederlandse Antillen, zoals die luidde op de dag voor de
inwerkingtreding van deze wet, ter zake eveneens een verbod inhield.

Artikel 241

	Deze wet wordt aangehaald als: Wet openbare lichamen Bonaire, Sint
Eustatius en Saba.

	Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en
dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

 PAGE    

 PAGE   1