32017 (R1884) NR Regeling van taken en bevoegdheden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Rijkswet Gemeenschappelijk Hof van Justitie)
Regeling van taken en bevoegdheden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Rijkswet Gemeenschappelijk Hof van Justitie)
Nader rapport
Nummer: 2009D36973, datum: 2009-07-18, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: E.M.H. Hirsch Ballin, minister van Justitie ()
- Mede ondertekenaar: A.Th.B. Bijleveld-Schouten, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (Ooit CDA kamerlid)
Onderdeel van zaak 2009Z14257:
- Indiener: E.M.H. Hirsch Ballin, minister van Justitie
- Medeindiener: A.Th.B. Bijleveld-Schouten, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Volgcommissie: vaste commissie voor Justitie (2008-2010)
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken
- 2009-09-01 15:05: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2009-09-30 13:00: Procedurevergadering NAAZ (Procedurevergadering), vaste commissie voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken
- 2009-11-16 14:00: Rijkswet Gemeenschappelijk Hof van Justitie (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken
- 2010-01-27 13:00: Procedurevergadering NAAZ (Procedurevergadering), vaste commissie voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken
- 2010-03-02 16:00: Extra procedurevergadering commissie NAAZ (Procedurevergadering), vaste commissie voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken
- 2010-03-10 13:00: Procedurevergadering NAAZ (Procedurevergadering), vaste commissie voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken
- 2010-03-31 14:00: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2010-03-31 14:00: Rondetafelgesprek Politie/Justitie/Openbaar Ministerie Nederlandse Antillen (Rondetafelgesprek), vaste commissie voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken
- 2010-04-09 11:00: Staatkundige vernieuwing van het Koninkrijk (Wetgevingsoverleg), vaste commissie voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken
- 2010-04-12 10:00: Staatkundige vernieuwing van het koninkrijk (Wetgevingsoverleg), vaste commissie voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken
- 2010-04-14 10:15: Wetsvoorstellen staatkundige vernieuwing (32 017 t/m 32 020, 32 026, 32 041, 32 178, 32 179, 32 186, 32 213) (plenaire afronding) (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2010-04-15 15:15: Stemmingen (over de wetsvoorstellen inzake de staatkundige vernieuwing van het Koninkrijk) (Stemmingen), TK
Preview document (🔗 origineel)
Datum 6 juli 2009 Onderwerp Nader rapport inzake het voorstel van rijkswet regeling van taken en bevoegdheden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Curaçao, Aruba, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Rijkswet Gemeenschappelijk Hof van Justitie) Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 17 december 2008, nr. 08.003601, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State van het Koninkrijk zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van rijks wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 11 maart 2009, nr. W03.08.0547/II/K, bied ik U hierbij aan. De Raad geeft U in overweging het voorstel van rijkswet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, aan de Staten van de Nederlandse Antillen en aan die van Aruba, nadat met het advies van de Raad rekening is gehouden. De opmerkingen van de Raad van State van het Koninkrijk worden hieronder besproken. Daarbij worden de volgorde en nummering van het advies van de Raad aangehouden. 1. Grondslag van het voorstel Curaçao, Sint Maarten, de Nederlandse Antillen en Nederland hebben overeenstemming over het voorstel behouden. Voor deze (toekomstige) landen is het voorstel gebaseerd op artikel 38, tweede lid, van het Statuut. Met Aruba kon opnieuw geen overeenstemming worden bereikt over een voor alle landen aanvaardbare oplossing voor de zetelkwestie, bijvoorbeeld langs de lijnen van het voorstel van de Raad van State van het Koninkrijk. Deze oplossing was noch voor Aruba noch voor Curaçao en de Nederlandse Antillen aanvaardbaar. Voor Aruba niet omdat dit geen zekerheid geeft over de zetel, voor de Nederlandse Antillen en Curaçao niet omdat men niet kan instemmen met eventuele aanwijzing van de zetel bij algemene maatregel van rijksbestuur op grond van artikel 43, tweede lid, juncto artikel 51 van het Statuut. In overleg met Aruba zijn ook andere mogelijkheden verkend. Aruba stelde zich uiteindelijk op het standpunt dat indien het Hof niet binnen drie jaar op Aruba zetelt, een eigen Gerecht in eerste aanleg, los van de rechtspersoon Hof, te willen. Daarnaast gaf Aruba te kennen een landsgriffie te willen behouden. Ten slotte stelde men als voorwaarde voor instemming de mogelijkheid van eenzijdige opzegging van de rijkswet, waarbij men overigens bespreekbaar achtte dat dit afhankelijk zou zijn van instemming van de Koninkrijksregering. Een gemeenschappelijke rechterlijke organisatie met een personele unie tussen de leden van het Hof en de rechters in eerste aanleg is, gelet op de kleine schaal van de eilanden, een voorwaarde voor een goede rechtspraak in eerste aanleg. Wat de Arubaanse griffie betreft is al eerder geconstateerd dat deze niet steeds zorgt voor een adequate en loyale ondersteuning van de rechterlijke macht. De in het voorstel neergelegde organisatie waarbij de griffie wordt ondergebracht bij de onafhankelijke rechtspersoon Hof, biedt betere garanties voor een goed functionerende griffie, niet in de laatste plaats op Aruba. Het overlaten van de rechterlijke organisatie aan Aruba los van de samenwerking in het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, biedt onvoldoende waarborgen voor een goede rechtspraak. Gelet op artikel 43, tweede lid, dient het Koninkrijk onder meer de fundamentele mensenrechten en de rechtszekerheid te waarborgen. Zonder goede – politiek onafhankelijke – rechtspraak is er geen sprake van een democratische rechtstaat. De Koninkrijksregering heeft daarom besloten vast te houden aan het voorstel de rijkswet Gemeenschappelijk Hof van Justitie voor Aruba te baseren op artikel 43, tweede lid, juncto artikel 14 van het Statuut. Deze beslissing maakt geen deel uit van de tussen Nederland, Sint Maarten, Curaçao en de Nederlandse Antillen bereikte overeenstemming over het voorstel. 2. Samenstelling Beheerraad De Raad wijst er terecht op dat gelet op de taken van de Beheerraad een vertrouwensrelatie dient te bestaan tussen de Beheerraad en het Gemeenschappelijk Hof. In overeenstemming met het advies van de Raad is daarom in het voorstel van rijkswet opgenomen dat het Hofbestuur wordt gehoord over de benoeming van leden van de Beheerraad. De Raad merkt onder dit punt op dat anders dan bij de Nederlandse Raad voor de rechtspraak rechters geen lid kunnen zijn van de Beheerraad. Hiervoor is welbewust gekozen. Weliswaar komen de taken van de Raad voor de rechtspraak en de Beheerraad in belangrijke mate overeen, de context waarin die taken moeten worden uitgevoerd is een volstrekt andere. De Beheerraad heeft uitsluitend te maken met één Hof. Het is onwenselijk als rechters van dat ene Hof tevens deel uitmaken van de Beheerraad die in weliswaar in goed vertrouwen ten opzichte van het Hof maar ook op enige afstand van dat Hof moet kunnen functioneren. 3. Overige opmerkingen a. De Raad merkt terecht op dat artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele rechten eraan in de weg staat dat een uitspraak niet in het openbaar wordt gedaan. De memorie van toelichting is op dit punt aangepast. b. Naar aanleiding van het advies van de Raad is in de geheimhoudingsplicht in artikel 12, derde lid, van het wetsvoorstel uitgebreid tot de anderen dan rechters die op grond van artikel 10, vierde lid, van het voorstel zitting kunnen hebben in de Gerechten in eerste aanleg. Op grond van artikel 17 van het voorstel is dit van overeenkomstige toepassing op het Gemeenschappelijk Hof. c. De leeftijdsgrens van 65 jaar komt overeen met de leeftijdsgrens die thans geldt voor leden van het Hof. Zoals in de toelichting is aangegeven is zoveel mogelijk het Antilliaanse recht gevolgd. Er is geen reden in dit geval een andere keuze te maken. Voor plaatsvervangend leden geldt de leeftijdsgrens niet. De Raad adviseert te bepalen dat aan het lid dat de leeftijdsgrens bereikt ontslag wordt verleend naar analogie van artikel 46 van de Wet op de rechterlijke organisatie (bedoeld zal zijn artikel 46h van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren). De Raad heeft kennelijk over het hoofd gezien dat dit al is bepaald in artikel 29, tweede lid, van het voorstel. d. Een vergelijkbare passage als waarnaar de Raad verwijst is ook toegevoegd aan het formulier voor het afleggen van de eed of belofte door de rechterlijke ambtenaren in Nederland (bijlage 1 van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren) en in die zin dus niet ongebruikelijk. Het wijst degene die de eed of belofte aflegt op deze belangrijke verplichting tot geheimhouding en op het gebod tot onpartijdigheid. Het advies geeft dan ook geen aanleiding het voorstel aan te passen. e. De Raad wijst op artikel 40 van de Eenvormige landsverordening op de rechterlijke organisatie die een grondslag biedt voor het stellen van andere regels op een viertal gebieden (de orde van de inwendige dienst bij het Hof en de gerechten, het ambtskostuum van de rechters, de aanstelling en ambtsuitoefening van deurwaarders en de tarieven van justitiekosten). Aan nadere regels voor de orde van de inwendige dienst bij het Hof en de gerechten bestaat geen behoefte. De regeling van het ambtskostuum betreft de rechtspositie. Het voorstel bevat reeds de mogelijkheid hierover bij algemene maatregel van rijksbestuur op grond van artikel 38, tweede lid, regels te stellen. Nederland zal voor wat betreft Bonaire, Sint Eustatius en Saba de aanstelling en ambtsuitoefening van deurwaarders bij wet regelen. Uitgangspunt is de huidige Antilliaanse regeling. Curaçao, Sint Maarten en Aruba zullen eveneens een voorziening bij of krachtens landsverordening treffen. Naar aanleiding van het advies van de Raad is een grondslag opgenomen die Curaçao, Sint Maarten en Aruba de mogelijkheid biedt bij landsbesluit houdende algemene maatregelen en Nederland bij algemene maatregel van bestuur regels te stellen met betrekking de tarieven inzake justitiekosten. Om onnodige verschillen te voorkomen overleggen de landen onderling over de regeling. 4. Redactionele kanttekeningen De redactionele kanttekeningen van de Raad zijn verwerkt met uitzondering van die onder het derde gedachtestreepje. Voorgesteld wordt in artikel 4, eerste lid, “burgerlijke zaken” te vervangen door: burgerlijke rechten, schuldvorderingen en strafbare feiten. Het begrip “burgerlijke zaken” omvat de twee eerstgenoemde begrippen. De bevoegdheid kennis te nemen van strafbare feiten is geregeld in het tweede lid van artikel 4. Overigens is aangenomen dat met artikel 1, eerste lid, onder a, onder het tweede gedachtestreepje zal zijn bedoeld artikel 2, eerste lid, onder a, en dat met artikel 9, tweede lid, onder het vijfde gedachtestreepje, artikel 9, derde lid, is bedoeld. 5. Overige aanpassingen Van de gelegenheid is gebruik gemaakt nog enkele andere aanpassingen in het voorstel aan te brengen. Het betreft de volgende aanpassingen. De volgorde waarin de landen van het Koninkrijk worden genoemd in verschillende bepalingen in overeenstemming gebracht met de besluitvorming in de rijksministerraad terzake. Aan het voorstel is een overgangsbepaling toegevoegd die waarborgt dat rechterlijke beslissingen van het huidige Gemeenschappelijke Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba en van de Gerechten in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen en Aruba, zoals machtigingen, toestemmingen, voorzieningen en uitspraken van kracht blijven. In het voorstel is geregeld dat (plaatsvervangend) leden van het Hof en hun gezinsleden van rechtswege zijn toegelaten tot de landen en daar zonder nadere voorwaarden arbeid mogen verrichten. In het voorstel is in aansluiting bij de huidige rechtspraktijk geregeld dat de uitspraken in het Nederlands worden gedaan en dat overigens de voertalen bij het Hof Engels, Nederlands en Papiaments zijn. Ten opzichte van het voorstel zoals is aangeboden aan de Raad van State van het Koninkrijk is bepaald dat nadere regels over de rechtspositie van rechters en rechterlijke ambtenaren in opleiding kunnen worden gesteld bij of krachtens algemene maatregel van rijksbestuur en niet uitsluitend bij algemene maatregel van rijksbestuur. Dit biedt de gelegenheid regels van ondergeschikte aard op een lager niveau te treffen waardoor aanpassingen eenvoudiger zijn. Gedacht kan worden aan de hoogte van de reiskostenvergoeding voor rechters of een door de selectiecommissie van rechterlijke ambtenaren in opleiding op te stellen opleidingsreglement. Deze mogelijkheid was ten aanzien van leden van het openbaar ministerie al opgenomen in het voorstel van rijkswet openbare ministeries. In het voorstel is de mogelijkheid opgenomen voor leden van de Beheerraad naast regels over bezoldiging, schorsing en ontslag ook andere regels over de rechtspositie te kunnen stellen. Te denken valt aan een regeling voor het afleggen van de eed of belofte. Ik moge U, mede namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, de Staten van de Nederlandse Antillen en de Staten van Aruba te zenden. De Minister van Justitie, IF REF dvRubriceringMerkingRefBasis \* MERGEFORMAT = " " " " " REF dvRubriceringMerkingRefBasis \* MERGEFORMAT Test " Directoraat-Generaal Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken Directie Wetgeving Sector staats- en bestuursrecht Datum 6 juli 2009 Ons kenmerk 5604217/09/6 REF dvRubriceringMerkingRefBasis \* MERGEFORMAT Pagina PAGE \* MERGEFORMAT 2 van SECTIONPAGES \* MERGEFORMAT 4 Directoraat-Generaal Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken Directie Wetgeving Sector staats- en bestuursrecht Schedeldoekshaven 100 2511 EX Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.justitie.nl Contactpersoon mr. drs. A.G. van Dijk coördinerend raadadviseur T 070 3706021 a.g.van.dijk@minjus.nl Ons kenmerk 5609831/09/6 Bijlagen 4 Bij beantwoording de datum en ons kenmerk vermelden. Wilt u slechts één zaak in uw brief behandelen. IF SECTIONPAGES \* MERGEFORMAT 4 > 1"Pagina PAGE \* MERGEFORMAT 1 van SECTIONPAGES \* MERGEFORMAT 4 " " " Pagina 1 van 4 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag de Koningin