[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

32017 (R1884) NR Regeling van taken en bevoegdheden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Rijkswet Gemeenschappelijk Hof van Justitie)

Regeling van taken en bevoegdheden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Rijkswet Gemeenschappelijk Hof van Justitie)

Nader rapport

Nummer: 2009D36973, datum: 2009-07-18, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2009Z14257:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Datum

6 juli 2009

Onderwerp

Nader rapport inzake het voorstel van rijkswet regeling van taken en
bevoegdheden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Curaçao,
Aruba, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Rijkswet
Gemeenschappelijk Hof van Justitie)





Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 17 december
2008, nr. 08.003601, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State van het
Koninkrijk zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van rijks wet
rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 11 maart
2009, nr. W03.08.0547/II/K, bied ik U hierbij aan.

De Raad geeft U in overweging het voorstel van rijkswet te zenden aan de
Tweede Kamer der Staten-Generaal, aan de Staten van de Nederlandse
Antillen en aan die van Aruba, nadat met het advies van de Raad rekening
is gehouden. 

De opmerkingen van de Raad van State van het Koninkrijk worden hieronder
besproken. Daarbij worden de volgorde en nummering van het advies van de
Raad aangehouden.

1. Grondslag van het voorstel

Curaçao, Sint Maarten, de Nederlandse Antillen en Nederland hebben
overeenstemming over het voorstel behouden. Voor deze (toekomstige)
landen is het voorstel gebaseerd op artikel 38, tweede lid, van het
Statuut.  

Met Aruba kon opnieuw geen overeenstemming worden bereikt over een voor
alle landen aanvaardbare oplossing voor de zetelkwestie, bijvoorbeeld
langs de lijnen van het voorstel van de Raad van State van het
Koninkrijk. Deze oplossing was noch voor Aruba noch voor Curaçao en de
Nederlandse Antillen aanvaardbaar. Voor Aruba niet omdat dit geen
zekerheid geeft over de zetel, voor de Nederlandse Antillen en Curaçao
niet omdat men niet kan instemmen met eventuele aanwijzing van de zetel
bij algemene maatregel van rijksbestuur op grond van artikel 43, tweede
lid, juncto artikel 51 van het Statuut. In overleg met Aruba zijn ook
andere mogelijkheden verkend. Aruba stelde zich uiteindelijk op het
standpunt dat indien het Hof niet binnen drie jaar op Aruba zetelt, een
eigen Gerecht in eerste aanleg, los van de rechtspersoon Hof, te willen.
Daarnaast gaf Aruba te kennen een landsgriffie te willen behouden. Ten
slotte stelde men als voorwaarde voor instemming de mogelijkheid van
eenzijdige opzegging van de rijkswet, waarbij men overigens bespreekbaar
achtte dat dit afhankelijk zou zijn van instemming van de
Koninkrijksregering. 

Een gemeenschappelijke rechterlijke organisatie met een personele unie
tussen de leden van het Hof en de rechters in eerste aanleg is, gelet op
de kleine schaal van de eilanden, een voorwaarde voor een goede
rechtspraak in eerste aanleg. Wat de Arubaanse griffie betreft is al
eerder geconstateerd dat deze niet steeds zorgt voor een adequate en
loyale ondersteuning van de rechterlijke macht. De in het voorstel
neergelegde organisatie waarbij de griffie wordt ondergebracht bij de
onafhankelijke rechtspersoon Hof, biedt betere garanties voor een goed
functionerende griffie, niet in de laatste plaats op Aruba. 

Het overlaten van de rechterlijke organisatie aan Aruba los van de
samenwerking in het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, biedt
onvoldoende waarborgen voor een goede rechtspraak. Gelet op artikel 43,
tweede lid, dient het Koninkrijk onder meer de fundamentele
mensenrechten en de rechtszekerheid te waarborgen. Zonder goede –
politiek onafhankelijke – rechtspraak is er geen sprake van een
democratische rechtstaat. De Koninkrijksregering heeft daarom besloten
vast te houden aan het voorstel de rijkswet Gemeenschappelijk Hof van
Justitie voor Aruba te baseren op artikel 43, tweede lid, juncto artikel
14 van het Statuut. 

Deze beslissing maakt geen deel uit van de tussen Nederland, Sint
Maarten, Curaçao en de Nederlandse Antillen bereikte overeenstemming
over het voorstel. 

2. Samenstelling Beheerraad

De Raad wijst er terecht op dat gelet op de taken van de Beheerraad een
vertrouwensrelatie dient te bestaan tussen de Beheerraad en het
Gemeenschappelijk Hof. In overeenstemming met het advies van de Raad is
daarom in het voorstel van rijkswet opgenomen dat het Hofbestuur wordt
gehoord over de benoeming van leden van de Beheerraad. 

De Raad merkt onder dit punt op dat anders dan bij de Nederlandse Raad
voor de rechtspraak rechters geen lid kunnen zijn van de Beheerraad.
Hiervoor is welbewust gekozen. Weliswaar komen de taken van de Raad voor
de rechtspraak en de Beheerraad in belangrijke mate overeen, de context
waarin die taken moeten worden uitgevoerd is een volstrekt andere. De
Beheerraad heeft uitsluitend te maken met één Hof. Het is onwenselijk
als rechters van dat ene Hof tevens deel uitmaken van de Beheerraad die
in weliswaar in goed vertrouwen ten opzichte van het Hof maar ook op
enige afstand van dat Hof moet kunnen functioneren. 

3. Overige opmerkingen

a. De Raad merkt terecht op dat artikel 6 van het Europees Verdrag tot
bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele rechten eraan
in de weg staat dat een uitspraak niet in het openbaar wordt gedaan. De
memorie van toelichting is op dit punt aangepast. 

b. Naar aanleiding van het advies van de Raad is in de
geheimhoudingsplicht in artikel 12, derde lid, van het wetsvoorstel
uitgebreid tot de anderen dan rechters die op grond van artikel 10,
vierde lid, van het voorstel zitting kunnen hebben in de Gerechten in
eerste aanleg. Op grond van artikel 17 van het voorstel is dit van
overeenkomstige toepassing op het Gemeenschappelijk Hof.

c. De leeftijdsgrens van 65 jaar komt overeen met de leeftijdsgrens die
thans geldt voor leden van het Hof. Zoals in de toelichting is
aangegeven is zoveel mogelijk het Antilliaanse recht gevolgd. Er is geen
reden in dit geval een andere keuze te maken. Voor plaatsvervangend
leden geldt de leeftijdsgrens niet. 

De Raad adviseert te bepalen dat aan het lid dat de leeftijdsgrens
bereikt ontslag wordt verleend naar analogie van artikel 46 van de Wet
op de rechterlijke organisatie (bedoeld zal zijn artikel 46h van de Wet
rechtspositie rechterlijke ambtenaren). De Raad heeft kennelijk over het
hoofd gezien dat dit al is bepaald in artikel 29, tweede lid, van het
voorstel. 

d. Een vergelijkbare passage als waarnaar de Raad verwijst is ook
toegevoegd aan het formulier voor het afleggen van de eed of belofte
door de rechterlijke ambtenaren in Nederland (bijlage 1 van de Wet
rechtspositie rechterlijke ambtenaren) en in die zin dus niet
ongebruikelijk. Het wijst degene die de eed of belofte aflegt op deze
belangrijke verplichting tot geheimhouding en op het gebod tot
onpartijdigheid. Het advies geeft dan ook geen aanleiding het voorstel
aan te passen. 

e. De Raad wijst op artikel 40 van de Eenvormige landsverordening op de
rechterlijke organisatie die een grondslag biedt voor het stellen van
andere regels op een viertal gebieden (de orde van de inwendige dienst
bij het Hof en de gerechten, het ambtskostuum van de rechters, de
aanstelling en ambtsuitoefening van deurwaarders en de tarieven van
justitiekosten). 

Aan nadere regels voor de orde van de inwendige dienst bij het Hof en de
gerechten bestaat geen behoefte. De regeling van het ambtskostuum
betreft de rechtspositie. Het voorstel bevat reeds de mogelijkheid
hierover bij algemene maatregel van rijksbestuur op grond van artikel
38, tweede lid, regels te stellen. Nederland zal voor wat betreft
Bonaire, Sint Eustatius en Saba de aanstelling en ambtsuitoefening van
deurwaarders bij wet regelen. Uitgangspunt is de huidige Antilliaanse
regeling. Curaçao, Sint Maarten en Aruba zullen eveneens een
voorziening bij of krachtens landsverordening treffen.  Naar aanleiding
van het advies van de Raad is een grondslag opgenomen die Curaçao, Sint
Maarten en Aruba de mogelijkheid biedt bij landsbesluit houdende
algemene maatregelen en Nederland bij algemene maatregel van bestuur
regels te stellen met betrekking de tarieven inzake justitiekosten. Om
onnodige verschillen te voorkomen overleggen de landen onderling over de
regeling. 

4. Redactionele kanttekeningen

De redactionele kanttekeningen van de Raad zijn verwerkt met
uitzondering van die onder het derde gedachtestreepje. Voorgesteld wordt
in artikel 4, eerste lid, “burgerlijke zaken” te vervangen door:
burgerlijke rechten, schuldvorderingen en strafbare feiten.  Het begrip
“burgerlijke zaken” omvat de twee eerstgenoemde begrippen. De
bevoegdheid kennis te nemen van strafbare feiten is geregeld in het
tweede lid van artikel 4. Overigens is aangenomen dat met artikel 1,
eerste lid, onder a, onder het tweede gedachtestreepje zal zijn bedoeld
artikel 2, eerste lid, onder a, en dat met artikel 9, tweede lid, onder
het vijfde gedachtestreepje, artikel 9, derde lid, is bedoeld. 

5. Overige aanpassingen

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt nog enkele andere aanpassingen in
het voorstel aan te brengen. Het betreft de volgende aanpassingen.

De volgorde waarin de landen van het Koninkrijk worden genoemd in
verschillende bepalingen in overeenstemming gebracht met de
besluitvorming in de rijksministerraad terzake. 

Aan het voorstel is een overgangsbepaling toegevoegd die waarborgt dat
rechterlijke beslissingen van het huidige Gemeenschappelijke Hof van
Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba en van de Gerechten in
eerste aanleg van de Nederlandse Antillen en Aruba, zoals machtigingen,
toestemmingen, voorzieningen en uitspraken van kracht blijven. 

In het voorstel is geregeld dat (plaatsvervangend) leden van het Hof en
hun gezinsleden van rechtswege zijn toegelaten tot de landen en daar
zonder nadere voorwaarden arbeid mogen verrichten. 

In het voorstel is in aansluiting bij de huidige rechtspraktijk geregeld
dat de uitspraken in het Nederlands worden gedaan en dat overigens de
voertalen bij het Hof Engels, Nederlands en Papiaments zijn.

Ten opzichte van het voorstel zoals is aangeboden aan de Raad van State
van het Koninkrijk is bepaald dat nadere regels over de rechtspositie
van rechters en rechterlijke ambtenaren in opleiding kunnen worden
gesteld bij of krachtens algemene maatregel van rijksbestuur en niet
uitsluitend bij algemene maatregel van rijksbestuur. Dit biedt de
gelegenheid regels van ondergeschikte aard op een lager niveau te
treffen waardoor aanpassingen eenvoudiger zijn. Gedacht kan worden aan
de hoogte van de reiskostenvergoeding voor rechters of een door de
selectiecommissie van rechterlijke ambtenaren in opleiding op te stellen
opleidingsreglement. Deze mogelijkheid was ten aanzien van leden van het
openbaar ministerie al opgenomen in het voorstel van rijkswet openbare
ministeries. 

In het voorstel is de mogelijkheid opgenomen voor leden van de
Beheerraad naast regels over bezoldiging, schorsing en ontslag ook
andere regels over de rechtspositie te kunnen stellen. Te denken valt
aan een regeling voor het afleggen van de eed of belofte. 

Ik moge U, mede namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties, verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel
van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der
Staten-Generaal, de Staten van de Nederlandse Antillen en de Staten van
Aruba te zenden.

De Minister van Justitie, 

  IF   REF dvRubriceringMerkingRefBasis \* MERGEFORMAT     = " " "

" "

  REF dvRubriceringMerkingRefBasis \* MERGEFORMAT  Test  

"   

 

Directoraat-Generaal Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en
Vreemdelingenzaken

Directie Wetgeving

Sector staats- en bestuursrecht

Datum

6 juli 2009

Ons kenmerk

5604217/09/6

  REF dvRubriceringMerkingRefBasis \* MERGEFORMAT    	Pagina   PAGE \*
MERGEFORMAT  2  van   SECTIONPAGES \* MERGEFORMAT  4  



Directoraat-Generaal Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en
Vreemdelingenzaken

Directie Wetgeving

Sector staats- en bestuursrecht

Schedeldoekshaven 100

2511 EX  Den Haag

Postbus 20301

2500 EH  Den Haag

www.justitie.nl

Contactpersoon

mr. drs. A.G. van Dijk

coördinerend raadadviseur

T	070 3706021

a.g.van.dijk@minjus.nl

Ons kenmerk

5609831/09/6

Bijlagen

4

Bij beantwoording de datum en ons kenmerk vermelden.

Wilt u slechts één zaak in uw brief behandelen.

 	  IF   SECTIONPAGES \* MERGEFORMAT  4 > 1"Pagina   PAGE \* MERGEFORMAT
 1  van   SECTIONPAGES \* MERGEFORMAT  4  " " "  Pagina 1 van 4   



> Retouradres Postbus 20301 2500 EH  Den Haag

de Koningin