32027 NR Implementatie van de rechtsbeschermingrichtlijnen aanbesteden (Wet implementatie rechtsbeschermingrichtlijnen aanbesteden)
Implementatie van de rechtsbeschermingrichtlijnen aanbesteden (Wet implementatie rechtsbeschermingrichtlijnen aanbesteden)
Nader rapport
Nummer: 2009D37853, datum: 2009-08-05, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: M.J.A. van der Hoeven, minister van Economische Zaken (Ooit CDA kamerlid)
Onderdeel van zaak 2009Z14558:
- Indiener: M.J.A. van der Hoeven, minister van Economische Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Economische Zaken (2008-2010)
- 2009-09-01 15:05: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2009-09-08 16:00: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Economische Zaken (2008-2010)
- 2009-09-30 14:00: Implementatie van de rechtsbeschermingsrichtlijnen aanbesteden (Wet implementatie rechtsbeschermingsrichtlijnen aanbesteden) (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Economische Zaken (2008-2010)
- 2009-11-17 16:00: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Economische Zaken (2008-2010)
- 2009-11-19 14:30: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2009-11-26 10:14: Hamerstukken (32027, 31758, 31835, 31859, 31915, 32138, nrs. 10 t/m 14 en 31789, nr. 24) (Hamerstukken), TK
Preview document (🔗 origineel)
‘s-Gravenhage, 23 juli 2009 Aan de Koningin WJZ / 9127869 Nader rapport inzake het voorstel van wet houdende de implementatie van de rechtsbeschermingsrichtlijnen aanbesteden ==================================================================== Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 17 april 2009, no. 09.001064, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 19 juni 2009, no. W10.09.0128/III, bied ik U hierbij aan. De Raad merkt op dat het voorstel van wet samenhang vertoont met de aangekondigde Aanbestedingswet en adviseert nader in te gaan op die samenhang en op het perspectief van waaruit het voorliggende wetsvoorstel dient te worden bezien. Tevens vraagt de Raad om aan te geven of de benadering in dit wetsvoorstel een definitieve, dan wel tijdelijke is. Dit wetsvoorstel is inhoudelijk de definitieve regeling op het gebied van rechtsbescherming. Het betreft bovendien implementatie van een Europese richtlijn die uiterlijk op 20 december 2009 in de Nederlandse regelgeving moet zijn omgezet. Uitgangspunt bij implementatie is dat deze gescheiden van nationaal beleid wordt omgezet. Het in de memorie van toelichting aangekondigde uiteindelijke samengaan van beide wetsvoorstellen betreft een wetstechnische operatie die zal plaatsvinden zodra de nieuwe aanbestedingsregelgeving van kracht wordt. De memorie van toelichting is op dit punt verduidelijkt. De Raad signaleert spanning tussen hetgeen artikel 2, negende lid, van richtlijn nr. 89/665/EG voorschrijft en de praktijk van arbitrage in het aanbestedingsrecht. Het gaat hierbij om de mogelijkheid om beroep bij de rechter in te kunnen stellen en om de juridische en beroeps-kwalificaties die dat lid stelt aan de voorzitter van een scheidsgerecht als bedoeld in artikel 1026 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De opmerkingen van de Raad geven aanleiding om deze spanning op te heffen door in het wetsvoorstel voorschriften op te nemen met betrekking tot de genoemde twee onderwerpen. In het wetsvoorstel is daartoe in artikel 20 een voorziening opgenomen. De memorie van toelichting is daarop aangepast. De Raad is van oordeel dat het een te beperkte implementatie zou zijn, wanneer de automatisch schorsende werking enkel wordt toegekend aan het kort geding en niet aan de bodemprocedure. De schorsende werking is bedoeld om een belanghebbende te beschermen tegen een gunning die snel gedaan wordt terwijl er een rechtszaak aanhangig is. In dergelijke gevallen gaat het doorgaans om een kort geding waarin om een voorlopige voorziening wordt verzocht en waarbij een spoedeisend belang snel aangenomen wordt. Om het door de richtlijn beoogde effect van de schorsende werking te realiseren volstaat het naar mijn oordeel om dat effect toe te kennen aan een kort geding en niet aan de bodemprocedure. Het toekennen van schorsende werking aan een bodemprocedure zou bovendien een aantal nadelen kennen. Ten eerste zou de rechtsonzekerheid omtrent de aanbesteding enkele maanden duren. Daarbij is er een risico dat van deze mogelijkheid misbruik wordt gemaakt. Een en ander strookt niet met de gewenste snelheid van de procedure. De toelichting is aangevuld met de hierboven genoemde overwegingen. Overigens is van de gelegenheid gebruik gemaakt om, naar aanleiding van de uitvoerbaarheids- en handhaafbaarheidstoets van de Nederlandse Mededingingsautoriteit een aantal wijzigingen door te voeren in het wetsvoorstel. Naar aanleiding van deze toets zijn de artikelen 16 tot en met 19 toegevoegd. Deze artikelen betreffen het onderzoek dat ambtenaren van de NMa kunnen doen en het geconcentreerde beroep en hoger beroep bij de rechtbank Rotterdam, respectievelijk het College van beroep voor het bedrijfsleven. Deze artikelen sluiten aan bij wat gebruikelijk is in het mededingingsrecht, en maken mogelijk dat de NMa een vergelijkbare werkwijze hanteert. Tenslotte is een voorziening opgenomen voor het zeer uitzonderlijke geval dat de NMa een boete moet opleggen aan zichzelf. In dat geval wordt de boete opgelegd door de Minister van Economische Zaken. De Minister van Economische Zaken, PAGE 1 PAGE 2