[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verzoek om een gemotiveerd advies

Subsidiariteitstoets van het voorstel voor een kaderbesluit over het recht op interpretatie en vertaling tijdens strafzaken

Brief commissie

Nummer: 2009D38451, datum: 2009-08-18, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2009Z14822:

Preview document (🔗 origineel)


Staten-Generaal 						1/2

Vergaderjaar 2008–2009	   B

32010	Subsdiariteitstoets van het voorstel voor een kaderbesluit 	van de
Raad betreffende het recht op tolk- en vertaaldiensten in
strafprocedures (COM(2009)338def)

Nr. 2 			BRIEF VAN DE TIJDELIJKE GEMENGDE COMMISSIE SUBSIDIARITEITSTOETS

			

Aan:

De voorzitter en leden van de commissie voor de JBZ-Raad van de Eerste
Kamer

De voorzitter en leden van de vaste commissie voor Justitie van de
Tweede Kamer

Den Haag, 18 augustus 2009 

Zoals u bekend toetst de Tijdelijke Gemengde Commissie
Subsidiariteitstoets samen met de betrokken vakcommissies voorstellen
van de Europese Commissie aan de beginselen van subsidiariteit en
proportionaliteit. 

Onlangs heeft de Europese Commissie bovengenoemd voorstel gepubliceerd.
Dit voorstel is geselecteerd voor de parlementaire subsidiariteitstoets
(zie Kamerstuk 22 112, CB en nr. 771). In dat kader wordt u gevraagd om
een gemotiveerd advies vast te stellen over de vragen of voor onderhavig
voorstel voldoende rechtsgrondslag in het EG-Verdrag bestaat en of met
het voorstel is voldaan aan de vereisten van subsidiariteit en
proportionaliteit (artikel 5 EG-Verdrag). Het voorstel is tevens door de
COSAC aangemerkt voor parlementaire subsidiariteitstoetsing in Europees
verband vóór 15 september 2009.

In dit verband wil ik u er overigens op wijzen dat de TGCS kennis heeft
genomen van de besluitvorming in de Eerste Kamer dat de TGCS geen
permanente status wordt verleend als gemengde commissie van beide Kamers
(Kamerstukken I, 2008/09, 30953, F en G). De uitvoering van dit besluit,
te weten de beëindiging van de deelname van Eerste Kamerleden aan de
TGCS, zal naar verwachting met ingang van het nieuwe parlementaire jaar
plaatsvinden. 

Desondanks acht ik – gelet op de achtwekentermijn en het feit dat de
subsidiariteitstoets ook in COSAC-verband plaatsvindt – het opstarten
van de procedure in beide Kamers raadzaam. Deze brief dient u in dit
licht te bezien. Gelet op de scherpe deadline voor toetsing in
COSAC-verband en de duur van het zomerreces in beide Kamers stel ik
bovendien voor dat beide Kamers (i.c. Kamercommissies) zo mogelijk in
onderling overleg, zonder verdere tussenkomst van de TGCS, de
onderhavige procedure afronden. 

Ik vertrouw erop u voldoende te hebben geïnformeerd. 

Jan Jacob van Dijk,

Voorzitter van de Tijdelijke Gemengde Commissie Subsidiariteitstoets



VERZOEK TOT HET OPSTELLEN VAN EEN ADVIES INZAKE COM(2009) 338

Toetsing aan de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit van
het voorstel voor een Kaderbesluit van de Raad betreffende het recht op
tolk- en vertaaldiensten in strafprocedures

Adviesaanvraag

De Tijdelijke Gemengde Commissie Subsidiariteitstoets verzoekt uw
commissie om een gemotiveerd advies op te stellen over de vragen of voor
onderhavig voorstel voor een kaderbesluit voldoende rechtsgrondslag in
het EU-Verdrag bestaat en of met het voorstel is voldaan aan de
vereisten van subsidiariteit en proportionaliteit.

Behandeltraject op Europees niveau

Onderhavig voorstel is op 8 juli 2009 door de Commissie aangenomen en
toegezonden aan de Raad en het Europees Parlement. Het voorstel staat
voor een eerste bespreking op de voorlopige agenda voor de JBZ-Raad van
23 oktober 2009 te Luxemburg. Nu het gaat om een voorstel voor een
kaderbesluit, is artikel 34 lid 2 sub b EU-Verdrag van toepassing. De
Raad besluit op grond van dit artikel met eenparigheid van stemmen en op
grond van artikel 39 lid 1 EU-Verdrag heeft het Europees Parlement
slechts adviesrecht.

Samenvatting voorstel

Het onderhavige voorstel betreft het eerste voorstel in een reeks
maatregelen ter vervanging van een eerder voorstel voor een kaderbesluit
uit 2004. Dit eerdere voorstel had niet alleen betrekking op de diensten
van tolken en vertalers, maar zag tevens op het recht op rechtsbijstand,
het recht op een ‘Letter of Rights’, het recht op bijzondere
aandacht voor kwetsbare verdachten, het recht op communicatie met de
consulaire autoriteiten en het recht om familieleden van een
inhechtenisneming in kennis te stellen. De Raad kon na drie jaar
discussie over dit voorstel uiteindelijk niet tot overeenstemming komen.
De hele gang van zaken heeft de Commissie tot het inzicht gebracht dat
het bij het tot stand brengen van een pakket procedurele waarborgen in
strafprocedures beter is volgens een ‘stap-voor-stap’ principe te
werken. De eerste en – naar het oordeel van de Europese Commissie
-minst controversiële stap die gezet wordt, is het waarborgen van het
recht op tolk- en vertaaldiensten voor verdachten. Ter waarborging van
dat recht dient het onderhavige voorstel.

Het recht op tolk- en vertaaldiensten, opdat de verdacht begrijpt wat
hem ten laste wordt gelegd en wat het verloop van de procedure is,
vloeit reeds voort uit de artikelen 5 en 6 van het EVRM en de daarop
gebaseerde rechtspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens.
Het nu voorgestelde kaderbesluit bouwt hierop voort. Achtergrond van het
besluit is de wens het beginsel van wederzijdse erkenning van
strafrechtelijke beslissingen tot hoeksteen van de justitiële
samenwerking binnen de Europese Unie te maken. Daarvoor dienen bepaalde
parameters te bestaan, waaronder bepaalde procedurele waarborgen in
strafprocedures, waarvan het recht op tolk- en vertaaldiensten zoals
gezegd de eerste is. Dit recht gaat niet alleen gelden in
strafprocedures, maar ook in procedures voor de tenuitvoerlegging van
een Europees aanhoudingsbevel (EAB).

De in het kaderbesluit neergelegde rechten gelden voor alle personen die
worden verdacht van een strafbaar feit, vanaf het moment dat zij van de
verdenking in kennis worden gesteld (bijv. door arrestatie) tot aan de
beëindiging van de procedure. De in het kaderbesluit gebruikte term
‘verdachte’ is autonoom en staat los van het nationaalrechtelijke
begrip ‘verdachte’. Verdachten die de taal van de procedure niet
spreken hebben recht op bijstand door een tolk tijdens de onderzoeks- en
de gerechtelijke fase van de procedure. Daaronder vallen onder meer
politieverhoren en gerechtszittingen, maar ook contacten tussen de
verdachte en zijn advocaat, althans indien deze laatste de taal van de
verdachte niet machtig is. De lidstaten dienen te voorzien in een
procedure om vast te stellen of de verdachte de taal van de procedure
spreekt. Ook personen met gehoor- of spraakstoornissen hebben recht op
bijstand door een tolk.

De verdachte heeft recht op vertaling van alle noodzakelijke
procesdocumenten, zoals de tenlastelegging, het belangrijkste
bewijsmateriaal, getuigenverklaringen, het (Europese) aanhoudingsbevel
en uiteraard de uitspraak of uitspraken van de rechter. Alle kosten van
de tolk- en vertaaldiensten komen voor rekening van de lidstaten, iets
wat voor wat betreft de bijstand door een tolk overigens ook reeds uit
artikel 6 EVRM en de rechtspraak van het Europese Hof voor de Rechten
van de Mens voortvloeit. De lidstaten hebben de plicht de kwaliteit van
de tolk- en vertaaldiensten te waarborgen. Het kaderbesluit bevat
slechts minimumnormen en het staat de lidstaten dan ook vrij om
verdachten meer bescherming te bieden. De lidstaten krijgen 2 jaar de
tijd om aan hun uit het kaderbesluit voortvloeiende verplichtingen te
voldoen.

Rechtsgrondslag

De Commissie wijst artikel 31 lid 1 sub c van het EU-Verdrag aan als
grondslag voor het onderhavige voorstel. Dit artikel luidt als volgt:

1.Gezamenlijk optreden inzake justitiële samenwerking in strafzaken
omvat:

(…)

c. het waarborgen van de verenigbaarheid van de in de lidstaten geldende
voorschriften, voorzover nodig ter verbetering van die samenwerking;

Argumenten Europese Commissie ter zake van subsidiariteit

De Commissie merkt ten aanzien van de subsidiariteit van het voorstel op
dat de doelstelling van het voorstel niet voldoende door de lidstaten
alleen kan worden bereikt, aangezien het voorstel tot doel heeft
vertrouwen tussen hen onderling te bevorderen en het bijgevolg
belangrijk is om een gemeenschappelijke minimumnorm af te spreken die
van toepassing is in de gehele Europese Unie. Het voorstel zal volgens
de Commissie de materiële procedureregels van de lidstaten in verband
met tolk- en vertaaldiensten in strafprocedures nader tot elkaar brengen
teneinde wederzijds vertrouwen te doen ontstaan. Het voorstel is in de
optiek van de Commissie derhalve in overeenstemming met het
subsidiariteitsbeginsel. 

Argumenten Europese Commissie ter zake van proportionaliteit

In de toelichting stelt de Commissie slechts dat het voorstel in
overeenstemming is met het evenredigheidsbeginsel: het is beperkt tot
het minimum dat vereist is om de vastgestelde doelstelling op Europees
niveau te bereiken, en gaat niet verder dan wat daartoe nodig is. Een
verdergaande motivering ontbreekt.

Standpunt Nederlandse regering

Een BNC-fiche over het onderhavige voorstel is nog niet beschikbaar. In
de kabinetsappreciatie d.d. 10 december 2008 van het Wetgevings- en
werkprogramma 2009 van de Europese Commissie heeft de Nederlandse
regering over de voorgenomen initiatieven van de Europese Commissie op
dit terrein het volgende voorlopige standpunt geformuleerd:

“De Commissie zal met een nieuw voorstel komen voor een kaderbesluit
procedurele rechten als vervolg op het eerdere initiatief van de
lidstaten, waarover tot nog toe geen overeenstemming kon worden bereikt
in de Raad. Het kaderbesluit zal mogelijk betrekking hebben op een
aantal minimumrechten voor de verdachte, zoals het recht op
rechtsbijstand, het recht op door de overheid gefinancierde
rechtsbijstand, het recht op kosteloze vertolking en vertaling,
specifieke rechten voor kwetsbare verdachten die bijzondere aandacht
behoeven, het recht van de verdachte op informatieverschaffing aan
derden omtrent diens vrijheidsbeneming.  Deze rechten zijn grotendeels
ook in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM)
verankerd. Een zekere (minimum)harmonisatie van het strafprocesrecht kan
het wederzijds vertrouwen tussen de lidstaten versterken, dat nodig is
voor een effectieve samenwerking. Nederland kan dit nieuwe initiatief
van de Commissie voor een kaderbesluit betreffende procedurele rechten
voor de verdachte ondersteunen.”

Blijkens het bovenstaande ging het kabinet er nog vanuit dat de
Commissie, net als in 2004, met een pakket aan maatregelen zou komen.
Zoals gezegd is echter gekozen voor een stap-voor-stap benadering.

 Gedrukt als kamerstuk 32010, A en nr. 1

 COM(2004)328. Zie ook dossier 3.4.8 op   HYPERLINK
"http://www.europapoort.nl"  www.europapoort.nl  

 Dat wil zeggen: 24 maanden na bekendmaking van het kaderbesluit in het
Publicatieblad.

 Kamerstukken II 2008/09, 22 112, nr. 750.

		  DOCPROPERTY "Classification" \* MERGEFORMAT  Fout! Onbekende naam
voor documenteigenschap.