[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Reactie op een verzoek van de commissie voor Verkeer en Waterstaat inzake discriminerend karakter van artikel 183.3 van het Reglement Rijbewijzen

Brief regering

Nummer: 2009D38522, datum: 2009-08-18, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2009Z14839:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (šŸ”— origineel)


Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 augustus 2009

De vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat heeft mij per brief d.d.
29 juni 2009 verzocht een reactie te geven op de brief van de heer
B.J.K. van 15 juni 2009, zoals die bij de commissie is ingediend. De
brief vraagt om een uitspraak over het vermeende  discriminerende
karakter van artikel 183.3 van het Reglement Rijbewijzen. Bijgaand treft
u mijn reactie op de brief van de heer K.

In de brief van de heer K. d.d 15 juni 2009 wordt aandacht gevraagd voor
zijn vergeefse pogingen zijn Zuid-Afrikaanse rijbewijs om te wisselen
voor een Nederlands rijbewijs. Ik kan u helaas niet anders meedelen dat
een Zuid-Afrikaanse rijbewijs niet voor omwisseling in aanmerking komt.
In deze reactie  zal ik toelichten waarom dat zo is en hoe de heer K.wel
een Nederlands rijbewijs kan krijgen. 

In zijn brief stelt de heer K. dat artikel 183 lid 3 van het Reglement
Rijbewijzen (Rr.) een discriminerend artikel is. Ik ben het hier niet
mee eens aangezien het bewuste artikel juist de bedoeling heeft een
verruiming te bieden ten aanzien van de rijbewijzen waarop het van
toepassing is. In het Reglement rijbewijzen wordt met ā€˜rijbewijsā€™
bedoeld een rijbewijs verkregen onder de Wegenverkeerswet 1994. Artikel
183 lid 3 maakt juist mogelijk dat ook rijbewijzen verkregen onder de
voorgaande Wegenverkeerswet ingewisseld kunnen worden. Dit is echter wel
beperkt tot rijbewijzen die zijn verlopen na 30 juni 1985. Ook als de
heer K. nog in het bezit was van zijn oude Nederlandse rijbewijs, dan
kon hij deze niet vernieuwen, aangezien het reeds lang voor 30 juni 1985
zijn geldigheid verloren heeft en niet tijdig is vernieuwd.

Verder is de heer K. van mening dat de reden waarom Nederlandse
rijbewijzen van voor 30 juni 1985 niet meer voor vernieuwing in
aanmerking komen in het feit ligt dat de rijbewijsregistratie van
provincies indertijd is overgedragen aan de RDW. Het is juist dat de
provinciale archieven aan de RDW zijn overgedragen. De reden hiervoor
was dat op 1 oktober 1986 het Centrale Rijbewijzen register van de RDW
ingevoerd is, waarin de vanaf die datum afgegeven rijbewijzen
gecentraliseerd zijn opgenomen. De geldigheid, en daarmee de
mogelijkheid tot omwisselen van, een rijbewijs, staat daar echter geheel
los van. Rijbewijzen van voor 30 juni 1985 hadden in die tijd een
geldigheid van 5 jaar en werden definitief ongeldig als ze een jaar
verlopen waren. De datum 30 juni 1985 is gekozen omdat oudere
rijbewijzen op 1 oktober 1986 reeds definitief ongeldig waren (hierbij
is tevens rekening gehouden met een overgangsperiode plus de duur van
mogelijke beroepstermijnen). Hierop zijn op enig moment de archieven tot
en met 30 juni 1985 vernietigd. 

Een andere zaak waar de heer K. op in gaat is de omwisseling van
buitenlandse rijbewijzen voor een Nederlands rijbewijs. Artikel 46 Rr.
beperkt het aantal landen waarvan Nederland het rijbewijs omwisselt voor
een Nederlands rijbewijs. De reden hiervoor is de verkeersveiligheid en
in bijzonder het tegengaan van  verkeersdeelnemers, die in derde landen
een rijbewijs haalden waaraan veel lagere exameneisen gesteld werden dan
in Nederland. Het rijbewijs van de heer K. is niet omwisselbaar omdat
hij een rijbewijs heeft uit een land waar Nederland geen verdrag mee
heeft gesloten voor omwisseling. De reden hiervoor is dat Nederland de
exameneisen voor een rijbewijs in Zuid Afrika te laag acht. 

De heer K. kan als ā€œtoeristā€ een half jaar met zijn buitenlandse
(Zuid-Afrikaanse) rijbewijs in Nederland rondrijden. Voor personen die
geen toerist zijn doch zich in Nederland willen vestigen is deze periode
van maximaal 185 dagen bedoelt voor het volgen van een rijopleiding en
het doen van rijexamen ter verkrijging van een Nederlands rijbewijs. Ik
wil er daarbij graag op wijzen dat het gebruik dat de heer K. omschrijft
ten aanzien van een internationaal rijbewijs niet is toegestaan. De
periode van 185 dagen is begonnen op het moment dat hij in Nederland
kwam wonen. Een internationaal rijbewijs is slechts een vertaling van uw
Zuid-Afrikaanse rijbewijs en heeft op zichzelf geen waarde. Of de heer
K. een Zuid-Afrikaans rijbewijs van recenter datum kan overleggen is dan
ook niet relevant.  

Tot slot wil ik voor de volledigheid aangeven dat de inhoud van het
praktijkexamen sinds 1965 wel degelijk is veranderd. Het steeds drukker
wordende verkeer stelt telkens hogere eisen aan bestuurders. Daarom is
het karakter van het rijexamen in de afgelopen jaren verschoven van het
precies volgens de verkeersregels rijden tot het aantonen dat men in
staat is op een veilige, mileuvriendelijke en sociale wijze aan het
verkeer deel te nemen. De inhoud van het praktijkexamen is daarom
mee-geƫvalueerd met de veranderde verkeerssituatie. 

Indien de heer K. een Nederlands rijbewijs wil verkrijgen kan hij zich
al dan niet via een rijschool bij het CBR aanmelden voor een rijexamen. 

DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT,

C.M.P.S. Eurlings