[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

32037 NR Wijziging van de Wet werk en bijstand, de Algemene Ouderdomswet en de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen in verband met de overheveling van de uitvoering van de aanvullende bijstand voor personen van 65 jaar en ouder van de gemeenten naar de Sociale verzekeringsbank en het aanbrengen van enkele andere aanpassingen in de Algemene Ouderdomswet en tot wijziging van enkele sociale verzekeringswetten in verband met de gelijkstelling binnen de sociale zekerheid van voormalige pleeg- en stiefkinderen met eigen kinderen

Wijziging van de Wet werk en bijstand, de Algemene Ouderdomswet en de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen in verband met de overheveling van de uitvoering van de aanvullende bijstand voor personen van 65 jaar en ouder van de gemeenten naar de Sociale verzekeringsbank en het aanbrengen van enkele andere aanpassingen in de Algemene Ouderdomswet en tot wijziging van enkele sociale verzekeringswetten in verband met de gelijkstelling binnen de sociale zekerheid van voormalige pleeg- en stiefkinderen met eigen kinderen

Nader rapport

Nummer: 2009D39461, datum: 2009-08-27, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2009Z15225:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)




  DOCPROPERTY  kDatum  \* MERGEFORMAT  Datum  	24 AUGUSTUS 2009 
DOCPROPERTY  iDatum  \@ "d MMMM yyyy"  

 

  DOCPROPERTY  kOnderwerp  \* MERGEFORMAT  Betreft 	  DOCPROPERTY 
iOnderwerp  \* MERGEFORMAT  Nader rapport inzake het voorstel van wet  
tot wijziging van de Wet Werk en Bijstand , de Algemene Ouderdomswet en
de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen in verband met
de overheveling van de uitvoering van de aanvullende bijstand voor
personen van 65 jaar of ouder van de gemeenten naar de Sociale
verzekeringsbank en het aanbrengen van enkele andere aanpassingen in de
Algemene Ouderdomswet en tot wijziging van enkele sociale
verzekeringswetten in verband met de gelijkstelling binnen de sociale
zekerheid van voormalige pleeg- en stiefkinderen met eigen kinderen.



Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw Kabinet van 29 mei 2009,
nr. 09.001450, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies
inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen
toekomen.

Dit advies, gedateerd 3 juli 2009, nr. W12.09.0166/III, bied ik U
hierbij aan.

De Raad van State beziet het wetsvoorstel dat leidt tot de overheveling
van de uitvoering van de aanvullende bijstand voor personen van 65 jaar
of ouder (WWB65+) van de gemeenten naar de Sociale verzekeringsbank
(SVB) en enkele andere aanpassingen in de Algemene Ouderdomswet en tot
wijziging van enkele sociale verzekeringswetten in verband met de
gelijkstelling binnen de sociale zekerheid van voormalige pleeg- en
stiefkinderen met eigen kinderen. 

De opmerkingen van de Raad hebben betrekking op het gedeelte van het
wetsvoorstel dat ziet op de overheveling van de uitvoering van de
aanvullende bijstand naar de SVB. De opmerkingen van de Raad van State
richten zich op twee onderwerpen, namelijk het verplichtend karakter van
de overdracht van de uitvoering van de aanvullende bijstand gemeenten
naar de Sociale Verzekeringsbank en de één-loket functie. Beide
onderwerpen zullen hierna worden besproken. Nadere overweging naar
aanleiding van de opmerkingen van de Raad heeft er niet toe geleid, dat
de essentie van het wetsvoorstel is gewijzigd. Wel is de memorie van
toelichting op voornoemde punten aangevuld.

1. Verplichtend karakter van de overdracht

De Raad van State geeft in haar advies aan er niet van overtuigd te zijn
dat het wenselijk en noodzakelijk is om alle gemeenten te verplichten de
uitvoering van de WWB 65+ aan de SVB over te dragen. De Raad van State
geeft daarbij aan dat het onderbrengen van de uitvoering van de WWB 65+
bij de SVB een breuk is met het decentrale stelsel dat gekozen is met de
invoering van de WWB.

Het kabinet beseft zich dat uitvoering van de aanvullende bijstand door
de SVB niet overeenkomt met het uitgangspunt dat de WWB decentraal wordt
uitgevoerd. Het kabinet acht het bestrijden van niet-gebruik van
minimumvoorzieningen belangrijk. Het mag niet zo zijn dat burgers geen
aanspraak maken op voorzieningen waar zij recht op hebben als gevolg van
de wijze waarop de uitvoering is ingericht. In de situatie, waarin de
SVB de aanvullende bijstand in mandaat uitvoert blijkt dat uitvoering
door de SVB een goed middel is om het niet-gebruik van aanvullende
bijstand tegen te gaan. Het kabinet heeft derhalve besloten de
uitvoering bij de SVB onder te brengen. Uitvoering door de SVB komt
tegemoet aan de voornaamste factoren die ervoor zorgen dat mensen geen
gebruik maken van de aanvullende bijstand: onwetendheid en
schaamtegevoel.

Onwetendheid

Uitvoering door de SVB zorgt ervoor dat meer mensen weten dat zij
mogelijk recht hebben op aanvullende bijstand naast hun onvolledige
AOW-pensioen. De SVB heeft namelijk een volledig overzicht van de groep
AOW'ers met een onvolledige uitkering, hierdoor kan de SVB deze groep
gericht benaderen. 

De aanvraag voor de aanvullende bijstand loopt mee in het aanvraagproces
voor het AOW-pensioen. Wanneer de SVB vaststelt dat iemand een gekort
AOW-penisoen zal krijgen, ontvangt deze persoon informatie over het
aanvragen van aanvullende bijstand en een aanvraagformulier. Op deze
manier worden alle mogelijke rechthebbenden benaderd en kunnen zij
direct een aanvraag doen. De cliënt ontvangt daarna zijn WWB-uitkering
tegelijkertijd met zijn AOW-uitkering. Deze werkwijze is de beste
garantie om het niet-gebruik te bestrijden.

Gemeenten zullen kunnen beschikken over gegevens van de personen die van
de SVB aanvullende bijstand ontvangen. Gemeenten kunnen die gegevens
gebruiken om proactief armoedebeleid te voeren voor deze doelgroep.
Omdat de SVB meer mensen bereikt voor de aanvullende bijstand, worden
gemeenten in staat gesteld, ook het niet-gebruik van bijzondere bijstand
en gemeentelijke minimaregelingen voor deze doelgroep terug te dringen. 

Schaamtegevoel

Uit het onderzoek van de IWI ‘rechten verzilveren’ uit 2008 blijkt
dat zowel gemeenten en de SVB aangeven dat mensen uit schaamte geen
beroep doen op aanvullende bijstand. Uit ditzelfde onderzoek komt naar
voren dat ouderen de WWB-uitkering minder ervaren als 'handje ophouden'
en meer als ‘aanvullend pensioen’ wanneer de SVB de uitvoering doet.


In tegenstelling tot de meeste gemeenten handelt de SVB veel
schriftelijk en telefonisch af waardoor de cliënt zich niet aan een
(bijstands)loket hoeft te melden, dit maakt de drempel om een aanvraag
te doen lager.

De Raad van State geeft aan dat sinds 2004 gemeenten vrijwillig de
uitvoering van de WWB 65+ in mandaat kunnen overdragen aan de SVB. De
Raad van State stelt dat in de toelichting onvoldoende aandacht wordt
gegeven aan de redenen die gemeenten kunnen hebben om niet te
mandateren. Redenen die gemeenten ondermeer noemen zijn dat de kosten
die de SVB rekent te hoog zijn en dat gemeenten zelf al actief beleid
voeren op het terugdringen van niet gebruik van minimaregelingen. De
toelichting is op dit punt aangevuld. 

Voorts geeft de Raad van State aan dat niet is aangegeven waarom het
kabinet het niet zinvol acht om hernieuwde pogingen te doen om gemeenten
ertoe over te halen de uitvoering over te dragen. 

Van de kant van het kabinet is tijdens het Algemeen Overleg met de
Tweede Kamer op 17 januari 2008 aangekondigd gemeenten aan te zullen
sporen de uitvoering van de aanvullende bijstand te mandateren aan de
SVB en aan de hand van de situatie in de zomer van 2008 te zullen bezien
of voldoende voortgang is geboekt. Dankzij verschillende activiteiten
nam het aantal mandaterende gemeenten destijds weliswaar toe maar een
verdere substantiële groei van het aantal door de SVB uitgekeerde
aanvullende bijstandsuitkeringen was gezien het tempo waarin gemeenten
zich melden voor vrijwillige mandatering op dat moment niet meer te
verwachten. Daarbij constateerde het kabinet dat de SVB op dat moment
voor ruim de helft van de ouderen de aanvullende bijstand verzorgde en
dat dit positief uitpakte voor zowel het gebruik van aanvullende
bijstand als andere minimaregelingen. Vanuit de wens van het kabinet om
het niet gebruik van aanvullende bijstand en andere minimaregelingen
terug te dringen, heeft het kabinet besloten de gehele uitvoering van de
aanvullende bijstand bij de SVB te beleggen.

In deze keuze speelt mee dat gemeenten en SVB de mandateringsrelatie op
onderdelen niet passend vinden. Zij noemen het knelpunt dat de SVB de
uitvoering heeft, terwijl de gemeente verantwoordelijk blijft. Dit leidt
tot een complex systeem van verantwoording door de SVB aan elke gemeente
afzonderlijk. Wanneer de uitvoering volledig bij de SVB ligt speelt dit
probleem niet meer.

De Raad van State geeft aan dat uit het onderzoek van de IWI kennelijk
blijkt dat er voor gemeenten goede redenen kunnen bestaan de uitvoering
niet aan de SVB over te dragen, zonder dat daarbij bij voorbaat ernstig
afbreuk wordt gedaan aan de wens van de regering om niet gebruik van de
WWB 65+ terug te dringen.

In het verlengde hiervan vraagt de Raad van State of er niet minder
vergaande instrumenten ingezet kunnen worden om gemeenten te faciliteren
het niet-gebruik terug te dringen. 

Het probleem van het terugdringen van niet gebruik is dat opgespoord
moet worden wie er recht op aanvullende bijstand heeft, maar nog geen
aanvraag heeft gedaan. Dit vraagt goed inzicht in wie tot de doelgroep
behoort en inzicht in de financiële situatie van deze mensen. Een
dergelijk inzicht bestaat op dit moment bij gemeenten echter niet. De
IWI geeft in haar onderzoek aan dat dit gebrek aan informatie
ondervangen zou kunnen worden door een bestandskoppeling van gegevens
die de SVB via het Inlichtingenbureau (IB) verstrekt aan gemeenten en de
gegevens van de Belastingdienst over inkomsten en vermogen. Gemeenten
kunnen dan achterhalen wie recht heeft op WWB65+ en eventueel ook hulp
aanbieden bij het aanvragen daarvan. Gemeenten geven echter aan dat deze
werkwijze kostbaar is en doelgroep die de gemeente op deze manier in
kaart kan krijgen niet voldoende toegesneden is. Tot de groep behoren
namelijk ook personen die voldoende (pensioen)inkomen of vermogen hebben
en daardoor geen recht hebben op aanvullende bijstand.

Daarnaast is nog van belang dat deze actie continu herhaald zou moeten
worden wil zij effectief zijn. Immers er komen steeds mensen met gekorte
AOW en mogelijk recht op aanvullende bijstand bij. 

Wanneer de uitvoering van de WWB 65+ daarentegen bij de SVB ligt loopt
de aanvraagprocedure van de WWB 65+ gewoon mee in de aanvraagprocedure
van de AOW. Op deze manier wordt gewaarborgd dat alle potentieel
rechthebbenden benaderd worden. In combinatie met het feit dat mensen
aangeven het prettig vinden om op dit onderwerp door de SVB aangesproken
te worden, zal dit leiden tot een afname van het niet gebruik.

Gezien de hiervoor genoemde factoren is het kabinet van mening dat er
een dragende motivering is om de uitvoering van de aanvullende bijstand
over te hevelen naar de SVB. Het belang van een eenvoudige doelgerichte
uitvoering bij het terugdringen van niet gebruik van minimaregelingen
moet zwaarder wegen dan het voorkomen van een breuk met de decentrale
wijze van uitvoering van de WWB. 

2. Eén-loket

Zoals de Raad van State terecht stelt zal de bijzondere bijstand een
taak voor de gemeenten blijven. De Raad van State wijst erop dat voor
zowel de algemene bijstand als voor de bijzondere bijstand in beginsel
wordt uitgegaan van de gezinssituatie. De duale structuur die ontstaat
door dit wetsvoorstel heeft volgens de Raad van State tot gevolg dat in
de gevallen waarop een recht op algemene bijstand en een recht op
bijzondere bijstand  bestaat, zowel de gemeente als de SVB zich een
oordeel zullen moeten vormen over de gezinssituatie. 

De Raad van State vraagt zich af hoe deze duale uitvoering zich verhoudt
tot het uitgangspunt van het wetsvoorstel te komen tot één-loket.

Het doel van het wetsvoorstel is te komen tot één-loket voor het
basisinkomen van 65-plussers. In de huidige situatie is er, afgezien van
de situatie waarin de SVB in mandaat de aanvullende bijstand uitvoert,
sprake van twee gescheiden loketten waartoe burgers zich moesten wenden.
Voor het AOW-pensioen moet men zich wenden tot de SVB en voor een
eventuele aanvulling vanuit de algemene bijstand moet men zich wenden
tot de woongemeente. Deze wijze van uitvoering leidt tot aanzienlijk
niet-gebruik van de aanvullende bijstand. Het SCP ging in haar
berekening uit van een niet-gebruik van 70% ( rapport ‘Geld op de
plank, niet-gebruik van inkomensvoorzieningen, SCP 2007). Een later
onderzoek van de SVB komt weliswaar op een lager niet-gebruik percentage
van 20%, maar gezien de zeer kwetsbare groep ouderen waarover we het
hier hebben, is dat nog steeds hoog. 

Het kabinet heeft zich daarom ten doel gesteld dit niet-gebruik sterk
terug te dringen. Het gezamenlijk uitvoeren van het AOW-pensioen en de
aanvullende bijstand is daarbij de belangrijkste maatregel. Op deze
manier ontstaat er één-loket voor het inkomen tot minimumniveau voor
65-plussers, namelijk de SVB. 

Naast het basisinkomen kunnen burgers in bepaalde gevallen aanspraak
maken op bijzondere bijstand. Gemeenten zijn voor de uitvoering van de
bijzondere bijstand verantwoordelijk. Dit blijft ook zo en daar is om
een aantal redenen voor gekozen.

In de eerste plaats heeft het verstrekken van bijzondere bijstand vaak
een meer incidenteel karakter, afhankelijk van het zich voordoen van uit
bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het
bestaan. Het maatwerkkarakter van de bijzondere bijstand brengt met zich
mee dat gemeenten, als bestuursorgaan dat het dichtst bij de burgers
staat, voor de bijzondere bijstand eigen beleid voeren dat afgestemd is
op de lokale situatie en dat daardoor van gemeente tot gemeente kan
verschillen. In de tweede plaats stelt bijzondere bijstand samen met
andere gemeentelijke minimaregelingen gemeenten in staat gericht
armoedebeleid te voeren. Het is daarom van belang dat de bijzondere
bijstand bij de gemeenten blijft.

Bij de aanvullende algemene bijstand zijn er geen verschillen in wat
burgers krijgen van hun gemeente. Immers de aanvullende bijstand vult in
alle gemeenten het onvolledige AOW-pensioen aan tot het sociaal minimum.
Deze gelijkvormigheid en het ontbreken van re-integratieverplichtingen
voor deze doelgroep maakt het goed mogelijk de regeling centraal uit te
voeren. 

Voorts ondersteunt de uitvoering van de aanvullende bijstand door de SVB
het gemeentelijke armoedebeleid. Zoals reeds eerder is aangegeven zorgt
de uitvoering door de SVB ervoor dat gemeenten beter in staat zijn om
65-plussers met een inkomen onder of op het sociaal minimum proactief te
benaderen voor bijzondere bijstand en gemeentelijke minimaregelingen.
Daarbij is goed te vermelden dat de SVB de cliënt bij toekenning van de
WWB65+ wijst op de mogelijkheid om minimaregelingen aan te vragen bij de
gemeente. 

Oordeel gezinssituatie

De Raad van State geeft aan dat door de duale uitvoering van de WWB
zowel de gemeenten (bijzondere bijstand) als de SVB (WWB 65+) zich een
oordeel moet vormen over de gezinssituatie. Ingevolge artikel 9 van de
wet SUWI zijn gemeenten en SVB ook nu al verplicht om samen te werken
met betrekking tot de uitvoering van de WWB. Hierbij hoort dat men
onderling gebruik maakt van de aanwezige persoons- en inkomensgegevens
van burgers. Ook om te voorkomen dat gegevens twee keer worden
uitgevraagd. Gemeenten en SVB maken dus voor het oordeel over de
gezinssituatie gebruik van dezelfde gegevens en toetsen die aan dezelfde
wettelijke regel. Hoewel er bij elke toetsing van een feitencomplex aan
een wettelijke regel interpretatieverschillen kunnen ontstaan, gaan wij
ervan uit dat SVB en gemeenten in het overgrote merendeel van de
gevallen tot eenzelfde oordeel zullen komen. In het uitzonderlijke geval
dat er sprake mocht zijn van een verschillend oordeel is het aan SVB en
gemeente om in gemeen overleg tot een gezamenlijk oordeel te komen. 

De Raad van State geeft aan dat gemeenten blijvend gecompenseerd dienen
te blijven in het Gemeentefonds voor uitgaven in verband met de
bijzondere bijstand. Het Kabinet deelt de mening van de Raad van State.
De uitname uit het gemeentefonds heeft alléén betrekking heeft op de
uitvoeringskosten van de aanvullende bijstand en dus niet op de
bijzondere bijstand. 

3. De genoemde redactionele kanttekening is in het wetsvoorstel
verwerkt. Verder zijn enkele artikelen aangepast aan inmiddels tot stand
gekomen wetgeving. 

Voorts is aan het wetsvoorstel overgangsrecht toegevoegd voor de
gelijkstelling binnen de sociale zekerheid van voormalige pleeg- en
stiefkinderen aan eigen kinderen. Door de wetswijziging wordt voorkomen
dat een alleenstaande ouder als de ongehuwde partner in een gezamenlijke
huishouding met zijn meerderjarig geworden voormalig pleeg- of stiefkind
wordt gezien. Voor de toeslag in de AOW was in het wetsvoorstel voorzien
in overgangsrecht om te voorkomen, dat mensen er als gevolg van deze
wetswijziging op achteruit gaan. Omdat ook in TW, WWB, IOAW, IOAZ en
WWIK voor de hoogte van de uitkering rekening wordt gehouden met de
omvang van een huishouden en de wetswijziging voor bestaande situaties
dan ook nadelig kan uitpakken, is er voor deze wetten ook voorzien in
overgangsrecht vergelijkbaar met dat dat reeds in de AOW was geregeld.

Ik moge U, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties, verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel
van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der
Staten-Generaal te zenden.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken

en Werkgelegenheid,

J. Klijnsma

 PAGE   5 

		  DOCPROPERTY  kPagina  \* MERGEFORMAT  Pagina    PAGE   \*
MERGEFORMAT  2    DOCPROPERTY  kPaginaVan  \* MERGEFORMAT  van   
NUMPAGES   \* MERGEFORMAT  5 

Aan de Koningin		  DOCPROPERTY  kPagina  \* MERGEFORMAT  Pagina    PAGE 
 \* MERGEFORMAT  1    DOCPROPERTY  kPaginaVan  \* MERGEFORMAT  van   
NUMPAGES   \* MERGEFORMAT  5 

Ministerie van Sociale Zaken

en Werkgelegenheid

Postbus 90801

2509 LV  Den Haag

Anna van Hannoverstraat 4

T	070 333 44 44

F	070 333 40 33

www.szw.nl

  DOCPROPERTY  kOnsKenmerk  \* MERGEFORMAT  Onze referentie 

  DOCPROPERTY  iOnskenmerk  \* MERGEFORMAT  IVV/OOG/2009/15650 

  IF   DOCPROPERTY  i2eGeledingTxt  \* MERGEFORMAT    = "" ""  
DOCPROPERTY  i2eGeledingTxt  \* MERGEFORMAT  i2eGeledingTxt       IF  
DOCPROPERTY  i2eGeledingTxt  \* MERGEFORMAT    = "" "" "

"     IF   DOCPROPERTY  i3eGeledingTxt  \* MERGEFORMAT    = "" ""  
DOCPROPERTY  i3eGeledingTxt  \* MERGEFORMAT  i3eGeledingtxt     

  DOCPROPERTY  kDatum  \* MERGEFORMAT  Datum 

  DOCPROPERTY  iDatum  \@ "d MMMM yyyy"  

 

  DOCPROPERTY  kOnsKenmerk  \* MERGEFORMAT  Onze referentie 

  DOCPROPERTY  iOnskenmerk  \* MERGEFORMAT  IVV/OOG/2009/15650