[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

32045 NR Wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met een hervorming van de regeling betreffende herziening ten voordele van de gewezen verdachte (Wet hervorming herziening ten voordele)

Wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met een hervorming van de regeling betreffende herziening ten voordele van de gewezen verdachte (Wet hervorming herziening ten voordele)

Nader rapport

Nummer: 2009D40107, datum: 2009-09-01, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2009Z15446:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Datum

26 augustus 2009

Onderwerp

Nader rapport betreffende het voorstel van wet tot wijziging van het
Wetboek van Strafvordering in verband met een hervorming van de
herzieningsregeling (Wet hervorming herzieningsregeling)



Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 17 maart 2009
nr. 09.000740 machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies
inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen
toekomen. Dit advies, gedateerd 8 juni 2009, nr. W03.09.0075/II bied ik
U hierbij aan.

De Raad geeft aan de strekking van het wetsvoorstel te onderschrijven.
Hij maakt opmerkingen over enkele onderdelen van het wetvoorstel, en
over de mogelijkheid van splitsing van het wetsvoorstel in twee
afzonderlijke wetsvoorstellen.

1. De Raad gaat in op de bestaande voorwaarde dat het gegeven aan de
destijds oordelende rechter niet bekend was, welke voorwaarde in het
voorgestelde artikel 457 Sv is overgenomen. Hij vraagt welke reikwijdte
deze voorwaarde heeft en welke betekenis nog aan deze voorwaarde moet
worden toegekend na HR 7 oktober 2008, NJ 2009/44 (Lucia de B.). De uit
het geldende artikel 457 Sv overgenomen voorwaarde houdt in dat het moet
gaan om een gegeven dat de destijds oordelende rechter niet bekend was.
De herzieningsprocedure is, in verband met het uitzonderlijke karakter
van dit buitengewone rechtsmiddel, niet bedoeld om opnieuw gegevens aan
de orde te stellen die al aan de rechter bekend waren. De in het
wetsvoorstel overgenomen voorwaarde heeft ook na de uitspraak van de
Hoge Raad waaraan de Raad van State refereert, onverminderd toegevoegde
waarde. Zoals in de memorie van toelichting bij het (inmiddels
afzonderlijke) wetsvoorstel hervorming herziening ten voordele
artikelsgewijs bij het voorgestelde artikel 457, eerste lid, Sv is
aangegeven, volgt uit deze uitspraak van de Hoge Raad dat voor de
aanname van het novum mede van belang is geweest dat er aanwijzingen
waren dat de rechter bestaand bewijsmateriaal, voor de uitleg waarvan
specialistische kennis is vereist, verkeerd heeft geĂŻnterpreteerd.
Weliswaar stond in de zaak die tot de uitspraak van de Hoge Raad heeft
geleid de grafische registratie van de monitor aan de rechter ter
beschikking, maar er waren aanwijzingen dat de rechter niet bekend was
met de betekenis die deze in werkelijkheid had. Dat een novum mede kan
worden gebaseerd op onbekendheid van de rechter met een bepaald gegeven
dat met gebruikmaking van specialistische kennis aan bestaand
bewijsmateriaal kan worden ontleend, betekent niet dat de voorwaarde van
rechterlijke onbekendheid geen toegevoegde waarde meer zou hebben. Als
er geen aanwijzingen bestaan dat zich deze vorm van rechterlijke
onbekendheid voordoet, kan op basis daarvan immers ook geen novum worden
aangenomen. Opmerking verdient nog dat het ongewenst zou zijn als op de
herzieningsgrond inzake het novum nimmer een geslaagd beroep zou kunnen
worden gedaan als het gegeven dat aan de aanvraag ten grondslag is
gelegd op enigerlei wijze op aan de rechter voorgelegd bewijsmateriaal
kan worden teruggevoerd. Beslissend is onbekendheid van de rechter met
de gegevens die aan het bewijsmateriaal kunnen worden ontleend.

2. De Raad adviseert het begrip ‘gegeven’ in de voorgestelde
wettelijke definitie van het novum te vervangen door: feiten of
omstandigheden. Hoewel het door de Raad genoemde alternatief op zich
niet ondenkbaar is, geef ik na ampele overweging de voorkeur aan
handhaving van het begrip ‘gegeven’. Zoals in de memorie van
toelichting bij het (inmiddels afzonderlijke) wetsvoorstel hervorming
herziening ten voordele is aangegeven, is het de bedoeling het novum
zodanig te verruimen dat dit niet langer behoeft te stoelen op een
gegeven van feitelijke aard. Het begrip ‘feit’ verwijst per
definitie naar een gegeven van feitelijke aard. Het begrip
‘omstandigheid’ is in de bestaande wettelijke definitie van het
novum opgenomen, en wordt juridisch uitgelegd als zijnde van feitelijke
aard. Nadeel van hantering van de door de Raad voorgestelde terminologie
zou zijn dat het bestaande begrip ‘omstandigheid’ een
betekenisverandering zou ondergaan, die op het niveau van de wettekst
zou moeten worden afgeleid uit de keuze om aan het begrip
‘omstandigheden’ de woorden ‘feiten of’ vooraf te laten gaan. De
voorkeur gaat echter uit naar een wettelijke definitie die op het hier
besproken punt zodanig anders is geformuleerd dan thans het geval is,
dat deze niet de indruk kan wekken dat het vereiste dat het gegeven van
feitelijke aard moet zijn, zou zijn gehandhaafd. Een bijkomend nadeel
van de door de Raad voorgestelde terminologie is bovendien dat deze –
gelet op het gebruik van het meervoud – ten onrechte de indruk zou
kunnen wekken dat een novum niet uit een enkel gegeven zou kunnen
voortvloeien. Het meervoud in enkelvoud omzetten (‘feit of
omstandigheid’) zou echter tot gevolg hebben dat de wettelijke
definitie van het novum minder goed leesbaar wordt, omdat in het vervolg
van die definitie naar het begrip feit zou moeten worden verwezen met
het woord ‘dat’ en naar het begrip omstandigheid met het woord
‘die’. Om deze redenen heeft hantering van het begrip ‘een
gegeven’ de voorkeur.

3. De Raad meent dat de beslissing over het al dan niet verrichten van
het nader onderzoek in verband met herziening ten nadele – zoals
voorzien in het voorgestelde artikel 482c, tweede lid, Sv – moet
worden genomen niet door de rechter-commissaris, maar op hoger niveau,
bij voorkeur door de procureur-generaal bij de Hoge Raad. In paragraaf
11 van de memorie van toelichting bij het (inmiddels afzonderlijke)
wetsvoorstel herziening ten nadele heb ik uiteengezet waarom de
bevoegdheid om de aanvraag tot herziening ten nadele van de gewezen
verdachte in te dienen niet bij de procureur-generaal bij de Hoge Raad
is neergelegd. Om dezelfde redenen, waarnaar ik hier kortheidshalve
verwijs, heb ik ervan afgezien om de procureur-generaal bij de Hoge Raad
de bevoegdheid te verlenen bij de Hoge Raad te vorderen nader onderzoek
toe te staan. Bij het nader onderzoek in verband met een herziening ten
nadele ligt het accent op het vergaren van nieuw bewijs op grond van een
zeer sterke nieuwe verdenking. Inschakeling van het Openbaar Ministerie
en de rechter-commissaris ligt dan meer voor de hand. Bovendien kan het
gevaar voor collusie reëel zijn wanneer er nieuw, voor de gewezen
verdachte belastend, bewijsmateriaal aan het licht komt. Er moet dan
snel opgetreden kunnen worden. De Hoge Raad is daarvoor niet de
geëigende instantie. Om deze reden heeft dit onderdeel van het advies
van de Raad mij geen aanleiding gegeven tot bijstelling van het
wetsvoorstel op dit punt. De beslissing over het nader onderzoek wordt
mijns inziens op een voldoende hoog niveau genomen en is met voldoende
waarborgen omgeven, omdat een vordering nader onderzoek alleen met
toestemming van het College van procureurs-generaal mag worden gedaan
door de officier van justitie, en tegen de op deze vordering gegeven
beslissing van de rechter-commissaris hoger beroep open is gesteld.

4. De Raad meent dat het bewaren van onder andere DNA-gegevens in alle
gevallen van een vrijspraak van een feit dat de dood ten gevolge heeft
gehad ten behoeve van de mogelijkheid dat in een enkel geval herziening
ten nadele in beeld zou kunnen komen, disproportioneel is. Hij wijst op
de mogelijkheid celmateriaal en vingerafdrukken van de gewezen verdachte
af te nemen met gebruikmaking van de procedure die in het voorgestelde
artikel 482c Sv is voorzien. Dit onderdeel van het advies van de Raad
heeft geleid tot aanvulling van de memorie van toelichting bij het
(inmiddels afzonderlijke) wetsvoorstel herziening ten nadele. In
paragraaf 13 van die memorie is een uitgebreide inhoudelijke reactie op
de door de Raad geplaatste kanttekeningen opgenomen, waarnaar ik
kortheidshalve verwijs.

5. De Raad adviseert te overwegen het wetsvoorstel in twee
wetsvoorstellen te splitsen: een wetsvoorstel betreffende herziening ten
voordele en een wetsvoorstel betreffende herziening ten nadele. Aan dit
onderdeel van het advies is gevolg gegeven.

6. De Raad plaatst twee redactionele kanttekeningen. De eerste
kanttekening is overgenomen. De tweede niet, omdat gebruik van de term
‘bewijsmiddelen’, om de in de memorie van toelichting bij het
(inmiddels afzonderlijke) wetsvoorstel herziening ten nadele
artikelsgewijs aangegeven reden, beoogd is.

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om in de wetsvoorstellen en
memories van toelichting nog enkele wijzigingen en aanvullingen van
ondergeschikte aard door te voeren. Tevens is de gelegenheid aangegrepen
om de memories van toelichting bij beide wetsvoorstellen aan te vullen
in verband met het bewaren van gegevens en voorwerpen. Kortheidshalve
verwijs ik naar paragraaf 10 van de memorie van toelichting bij het
wetsvoorstel hervorming herziening ten voordele en paragraaf 13 van de
memorie van toelichting bij het wetsvoorstel herziening ten nadele.

Ik moge U verzoeken de hierbij gevoegde twee (gewijzigde) voorstellen
van wet, en de daarbij behorende (gewijzigde) memories van toelichting
aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Minister van Justitie,

	

  IF   REF dvRubriceringMerkingRefBasis \* MERGEFORMAT     = " " "

" "

  REF dvRubriceringMerkingRefBasis \* MERGEFORMAT  Test  

"   

 

Directoraat-Generaal Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en
Vreemdelingenzaken

Directie Wetgeving

sector straf- en sanctierecht

Datum

26 augustus 2009

  REF dvRubriceringMerkingRefBasis \* MERGEFORMAT    	Pagina   PAGE \*
MERGEFORMAT  2  van   SECTIONPAGES \* MERGEFORMAT  3  



Directoraat-Generaal Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en
Vreemdelingenzaken

Directie Wetgeving

sector straf- en sanctierecht

Schedeldoekshaven 100

2511 EX  Den Haag

Postbus 20301

2500 EH  Den Haag

www.justitie.nl

Contactpersoon

mr. M.J. Alink

wetgevingsjurist

T	0703707155

m.j.alink@minjus.nl

Registratienummer

5616258/09/6

 	  IF   SECTIONPAGES \* MERGEFORMAT  3 > 1"Pagina   PAGE \* MERGEFORMAT
 1  van   SECTIONPAGES \* MERGEFORMAT  3  " " "  Pagina 1 van 3   



Aan de Koningin