32044 NR Wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met de invoering van een regeling betreffende herziening ten nadele van de gewezen verdachte (Wet herziening ten nadele)
Wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met de invoering van een regeling betreffende herziening ten nadele van de gewezen verdachte (Wet herziening ten nadele)
Nader rapport
Nummer: 2009D41618, datum: 2009-09-01, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: E.M.H. Hirsch Ballin, minister van Justitie ()
Onderdeel van zaak 2009Z15444:
- Indiener: E.M.H. Hirsch Ballin, minister van Justitie
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Veiligheid en Justitie (2010-2017)
- 2009-09-08 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2009-09-16 14:25: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2009-09-23 14:30: Procedurevergadering Justitie (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie (2008-2010)
- 2009-11-18 16:00: Wetsvoorstel herziening ten nadele (32044) en wetsvoorstel hervorming herziening ten voordele (32045) (Rondetafelgesprek), vaste commissie voor Justitie (2008-2010)
- 2009-11-26 14:00: Wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met de invoering van een regeling betreffende herziening ten nadele van de gewezen verdachte (Wet herziening ten nadele) (32044) (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Justitie (2008-2010)
- 2010-03-02 15:30: Extra procedurevergadering commissie Justitie (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie (2008-2010)
- 2010-03-11 15:25: Stemmingen (Stemmingen), TK
- 2010-10-05 16:00: Procedurevergadering commissie Justitie (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie (2008-2010)
- 2010-11-17 14:30: Procedurevergadering commissie Veiligheid en Justitie (Procedurevergadering), vaste commissie voor Veiligheid en Justitie (2010-2017)
- 2011-03-01 16:00: Procedurevergadering commissie Veiligheid en Justitie (Procedurevergadering), vaste commissie voor Veiligheid en Justitie (2010-2017)
- 2011-03-17 14:00: Inbreng nader verslag van Wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met de invoering van een regeling betreffende herziening ten nadele van de gewezen verdachte (Wet herziening ten nadele) (32044) (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Veiligheid en Justitie (2010-2017)
- 2011-09-14 14:30: Procedurevergadering commissie Veiligheid en Justitie (Procedurevergadering), vaste commissie voor Veiligheid en Justitie (2010-2017)
- 2011-12-12 15:30: Wet herziening ten nadele (32044) en Wet hervorming herziening ten voordele (32045) (Wetgevingsoverleg), vaste commissie voor Veiligheid en Justitie (2010-2017)
- 2011-12-20 15:15: Stemmingen (inclusief stemmingen over de begrotingen) (Stemmingen), TK
- 2012-01-24 15:15: Stemmingen (Stemmingen), TK
Preview document (đ origineel)
Datum 26 augustus 2009 Onderwerp Nader rapport betreffende het voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met een hervorming van de herzieningsregeling (Wet hervorming herzieningsregeling) Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 17 maart 2009 nr. 09.000740 machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 8 juni 2009, nr. W03.09.0075/II bied ik U hierbij aan. De Raad geeft aan de strekking van het wetsvoorstel te onderschrijven. Hij maakt opmerkingen over enkele onderdelen van het wetvoorstel, en over de mogelijkheid van splitsing van het wetsvoorstel in twee afzonderlijke wetsvoorstellen. 1. De Raad gaat in op de bestaande voorwaarde dat het gegeven aan de destijds oordelende rechter niet bekend was, welke voorwaarde in het voorgestelde artikel 457 Sv is overgenomen. Hij vraagt welke reikwijdte deze voorwaarde heeft en welke betekenis nog aan deze voorwaarde moet worden toegekend na HR 7 oktober 2008, NJ 2009/44 (Lucia de B.). De uit het geldende artikel 457 Sv overgenomen voorwaarde houdt in dat het moet gaan om een gegeven dat de destijds oordelende rechter niet bekend was. De herzieningsprocedure is, in verband met het uitzonderlijke karakter van dit buitengewone rechtsmiddel, niet bedoeld om opnieuw gegevens aan de orde te stellen die al aan de rechter bekend waren. De in het wetsvoorstel overgenomen voorwaarde heeft ook na de uitspraak van de Hoge Raad waaraan de Raad van State refereert, onverminderd toegevoegde waarde. Zoals in de memorie van toelichting bij het (inmiddels afzonderlijke) wetsvoorstel hervorming herziening ten voordele artikelsgewijs bij het voorgestelde artikel 457, eerste lid, Sv is aangegeven, volgt uit deze uitspraak van de Hoge Raad dat voor de aanname van het novum mede van belang is geweest dat er aanwijzingen waren dat de rechter bestaand bewijsmateriaal, voor de uitleg waarvan specialistische kennis is vereist, verkeerd heeft geĂŻnterpreteerd. Weliswaar stond in de zaak die tot de uitspraak van de Hoge Raad heeft geleid de grafische registratie van de monitor aan de rechter ter beschikking, maar er waren aanwijzingen dat de rechter niet bekend was met de betekenis die deze in werkelijkheid had. Dat een novum mede kan worden gebaseerd op onbekendheid van de rechter met een bepaald gegeven dat met gebruikmaking van specialistische kennis aan bestaand bewijsmateriaal kan worden ontleend, betekent niet dat de voorwaarde van rechterlijke onbekendheid geen toegevoegde waarde meer zou hebben. Als er geen aanwijzingen bestaan dat zich deze vorm van rechterlijke onbekendheid voordoet, kan op basis daarvan immers ook geen novum worden aangenomen. Opmerking verdient nog dat het ongewenst zou zijn als op de herzieningsgrond inzake het novum nimmer een geslaagd beroep zou kunnen worden gedaan als het gegeven dat aan de aanvraag ten grondslag is gelegd op enigerlei wijze op aan de rechter voorgelegd bewijsmateriaal kan worden teruggevoerd. Beslissend is onbekendheid van de rechter met de gegevens die aan het bewijsmateriaal kunnen worden ontleend. 2. De Raad adviseert het begrip âgegevenâ in de voorgestelde wettelijke definitie van het novum te vervangen door: feiten of omstandigheden. Hoewel het door de Raad genoemde alternatief op zich niet ondenkbaar is, geef ik na ampele overweging de voorkeur aan handhaving van het begrip âgegevenâ. Zoals in de memorie van toelichting bij het (inmiddels afzonderlijke) wetsvoorstel hervorming herziening ten voordele is aangegeven, is het de bedoeling het novum zodanig te verruimen dat dit niet langer behoeft te stoelen op een gegeven van feitelijke aard. Het begrip âfeitâ verwijst per definitie naar een gegeven van feitelijke aard. Het begrip âomstandigheidâ is in de bestaande wettelijke definitie van het novum opgenomen, en wordt juridisch uitgelegd als zijnde van feitelijke aard. Nadeel van hantering van de door de Raad voorgestelde terminologie zou zijn dat het bestaande begrip âomstandigheidâ een betekenisverandering zou ondergaan, die op het niveau van de wettekst zou moeten worden afgeleid uit de keuze om aan het begrip âomstandighedenâ de woorden âfeiten ofâ vooraf te laten gaan. De voorkeur gaat echter uit naar een wettelijke definitie die op het hier besproken punt zodanig anders is geformuleerd dan thans het geval is, dat deze niet de indruk kan wekken dat het vereiste dat het gegeven van feitelijke aard moet zijn, zou zijn gehandhaafd. Een bijkomend nadeel van de door de Raad voorgestelde terminologie is bovendien dat deze â gelet op het gebruik van het meervoud â ten onrechte de indruk zou kunnen wekken dat een novum niet uit een enkel gegeven zou kunnen voortvloeien. Het meervoud in enkelvoud omzetten (âfeit of omstandigheidâ) zou echter tot gevolg hebben dat de wettelijke definitie van het novum minder goed leesbaar wordt, omdat in het vervolg van die definitie naar het begrip feit zou moeten worden verwezen met het woord âdatâ en naar het begrip omstandigheid met het woord âdieâ. Om deze redenen heeft hantering van het begrip âeen gegevenâ de voorkeur. 3. De Raad meent dat de beslissing over het al dan niet verrichten van het nader onderzoek in verband met herziening ten nadele â zoals voorzien in het voorgestelde artikel 482c, tweede lid, Sv â moet worden genomen niet door de rechter-commissaris, maar op hoger niveau, bij voorkeur door de procureur-generaal bij de Hoge Raad. In paragraaf 11 van de memorie van toelichting bij het (inmiddels afzonderlijke) wetsvoorstel herziening ten nadele heb ik uiteengezet waarom de bevoegdheid om de aanvraag tot herziening ten nadele van de gewezen verdachte in te dienen niet bij de procureur-generaal bij de Hoge Raad is neergelegd. Om dezelfde redenen, waarnaar ik hier kortheidshalve verwijs, heb ik ervan afgezien om de procureur-generaal bij de Hoge Raad de bevoegdheid te verlenen bij de Hoge Raad te vorderen nader onderzoek toe te staan. Bij het nader onderzoek in verband met een herziening ten nadele ligt het accent op het vergaren van nieuw bewijs op grond van een zeer sterke nieuwe verdenking. Inschakeling van het Openbaar Ministerie en de rechter-commissaris ligt dan meer voor de hand. Bovendien kan het gevaar voor collusie reĂ«el zijn wanneer er nieuw, voor de gewezen verdachte belastend, bewijsmateriaal aan het licht komt. Er moet dan snel opgetreden kunnen worden. De Hoge Raad is daarvoor niet de geĂ«igende instantie. Om deze reden heeft dit onderdeel van het advies van de Raad mij geen aanleiding gegeven tot bijstelling van het wetsvoorstel op dit punt. De beslissing over het nader onderzoek wordt mijns inziens op een voldoende hoog niveau genomen en is met voldoende waarborgen omgeven, omdat een vordering nader onderzoek alleen met toestemming van het College van procureurs-generaal mag worden gedaan door de officier van justitie, en tegen de op deze vordering gegeven beslissing van de rechter-commissaris hoger beroep open is gesteld. 4. De Raad meent dat het bewaren van onder andere DNA-gegevens in alle gevallen van een vrijspraak van een feit dat de dood ten gevolge heeft gehad ten behoeve van de mogelijkheid dat in een enkel geval herziening ten nadele in beeld zou kunnen komen, disproportioneel is. Hij wijst op de mogelijkheid celmateriaal en vingerafdrukken van de gewezen verdachte af te nemen met gebruikmaking van de procedure die in het voorgestelde artikel 482c Sv is voorzien. Dit onderdeel van het advies van de Raad heeft geleid tot aanvulling van de memorie van toelichting bij het (inmiddels afzonderlijke) wetsvoorstel herziening ten nadele. In paragraaf 13 van die memorie is een uitgebreide inhoudelijke reactie op de door de Raad geplaatste kanttekeningen opgenomen, waarnaar ik kortheidshalve verwijs. 5. De Raad adviseert te overwegen het wetsvoorstel in twee wetsvoorstellen te splitsen: een wetsvoorstel betreffende herziening ten voordele en een wetsvoorstel betreffende herziening ten nadele. Aan dit onderdeel van het advies is gevolg gegeven. 6. De Raad plaatst twee redactionele kanttekeningen. De eerste kanttekening is overgenomen. De tweede niet, omdat gebruik van de term âbewijsmiddelenâ, om de in de memorie van toelichting bij het (inmiddels afzonderlijke) wetsvoorstel herziening ten nadele artikelsgewijs aangegeven reden, beoogd is. Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om in de wetsvoorstellen en memories van toelichting nog enkele wijzigingen en aanvullingen van ondergeschikte aard door te voeren. Tevens is de gelegenheid aangegrepen om de memories van toelichting bij beide wetsvoorstellen aan te vullen in verband met het bewaren van gegevens en voorwerpen. Kortheidshalve verwijs ik naar paragraaf 10 van de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel hervorming herziening ten voordele en paragraaf 13 van de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel herziening ten nadele. Ik moge U verzoeken de hierbij gevoegde twee (gewijzigde) voorstellen van wet, en de daarbij behorende (gewijzigde) memories van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden. De Minister van Justitie, IF REF dvRubriceringMerkingRefBasis \* MERGEFORMAT = " " " " " REF dvRubriceringMerkingRefBasis \* MERGEFORMAT Test " Directoraat-Generaal Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken Directie Wetgeving sector straf- en sanctierecht Datum 26 augustus 2009 REF dvRubriceringMerkingRefBasis \* MERGEFORMAT Pagina PAGE \* MERGEFORMAT 2 van SECTIONPAGES \* MERGEFORMAT 3 Directoraat-Generaal Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken Directie Wetgeving sector straf- en sanctierecht Schedeldoekshaven 100 2511 EX Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.justitie.nl Contactpersoon mr. M.J. Alink wetgevingsjurist T 0703707155 m.j.alink@minjus.nl Registratienummer 5616258/09/6 IF SECTIONPAGES \* MERGEFORMAT 3 > 1"Pagina PAGE \* MERGEFORMAT 1 van SECTIONPAGES \* MERGEFORMAT 3 " " " Pagina 1 van 3 Aan de Koningin