[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

32128 NR Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2010)

Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2010)

Nader rapport

Nummer: 2009D43295, datum: 2009-09-14, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2009Z16513:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 1 september
2009, no. 09.002217, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn
advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan ons te
doen toekomen. Dit advies, gedateerd 7 september 2009, no.
W06.09.0336/III, bied ik U, mede namens de Minister van Financiën,
hierbij aan.

Het kabinet is de Raad erkentelijk voor de voortvarendheid waarmee het
advies inzake het bovenvermelde voorstel is uitgebracht. 

Naar aanleiding van het advies merken wij het volgende op.

1. Belastingplan

De Raad merkt op, dat in het Belastingplan 2010 enkele maatregelen zijn
opgenomen op het terrein van de omzetbelasting en vergroening waarmee
geen wezenlijk budgettair belang gemoeid is. De Raad adviseert te
motiveren waarom deze maatregelen niet in de Overige fiscale maatregelen
2010 zijn opgenomen. Het kabinet deelt de mening van de Raad dat het
bijeenbrengen van maatregelen van uiteenlopende aard in een
belastingplan aanvaardbaar is, indien de samenhang van de verschillende
maatregelen mede het karakter van het wetsvoorstel bepaalt. Om die reden
heeft het kabinet bij de vormgeving van het fiscale pakket Belastingplan
2010 ervoor gekozen de druk op de parlementaire besluitvorming zo laag
mogelijk te houden door de verschillende maatregelen onder te brengen in
maar liefst zes verschillende wetsvoorstellen. Op deze wijze heeft het
kabinet getracht recht te doen aan de lijn zoals de Raad van State deze
in zijn advisering sinds jaar en dag voorstaat. Langs deze lijnen heeft
het kabinet ook de maatregelen in de onderscheidenlijke wetsvoorstellen
ondergebracht. Juist om de reden van samenhang tussen de verschillende
maatregelen heeft het kabinet ervoor gekozen maatregelen in de sfeer van
de vergroening en het boetebeleid gezamenlijk in het belastingplan te
presenteren en de maatregelen niet in afzonderlijke wetsvoorstellen
onder te brengen, gesplitst naar budgettair belang. Het uit elkaar
trekken van dergelijke maatregelen en onderbrengen in verschillende
wetsvoorstellen komt naar de mening van het kabinet een overzichtelijk
wetgevingsproces in beginsel niet ten goede. Bovendien kunnen de
budgettaire effecten zelf een oorzaak vormen om ogenschijnlijk
afzonderlijke maatregelen in onderlinge samenhang te presenteren,
bijvoorbeeld omdat meerdere maatregelen vanuit één financieringsbron
gefinancierd worden. Ten aanzien van de maatregelen in de omzetbelasting
kan voorts worden opgemerkt, dat het kabinet de budgettaire effecten van
deze maatregelen voldoende groot acht om dat effect als een
hoofddoelstelling te beschouwen. Om die reden heeft het kabinet deze
maatregelen opgenomen in het belastingplan. Overigens is de splitsing
die het kabinet hanteert bij de maatregelen bij het opnemen van de
omzetbelastingmaatregelen in de verschillende wetsvoorstellen tot
uitdrukking gekomen. De maatregelen met een naar de mening van het
kabinet gering budgettair effect, of waarvan het budgettair effect niet
als hoofddoelstelling beschouwd kan worden, hebben hun weg in het
wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen 2010 gevonden. 

Koopkrachtpakket 2010

De Raad merkt op dat in de toelichting op het belastingplan niet is
ingegaan op de fiscale maatregelen in het koopkrachtpakket 2010 en acht
een toelichting passend.

Het belastingplan is een fiscaal wetsvoorstel en is op dat punt ook
zelfstandig leesbaar. Alle fiscale wijzigingen uit het koopkrachtpakket
die in het belastingplan zijn opgenomen, zijn weergegeven in paragraaf
4.4 van de memorie van toelichting bij het Belastingplan 2010. Het
betreft in beginsel het verhogen of verlagen van heffingskortingen en
belastingtarieven. Gekozen is om de wijzigingen in heffingskortingen en
belastingtarieven in een tabelvorm te presenteren, aangezien op deze
wijze zowel de mutatie als de oude en de nieuwe hoogte van de
heffingskortingen respectievelijk de hoogte van de belastingtarieven
overzichtelijk kan worden weergegeven. Aangezien dit jaar ook de grenzen
van de belastingschijven wijzigen, zijn die wijzigingen ook, in een
aparte paragraaf, opgenomen. Daarmee bevat de paragraaf alle feitelijke
informatie die betrekking heeft op de fiscale onderdelen van het
koopkrachtpakket. Zoals gebruikelijk zijn de budgettaire effecten van
het koopkrachtpakket in de budgettaire tabel weergegeven. Niet-fiscale
onderdelen van het koopkrachtpakket worden in andere regelgeving
opgenomen en horen niet thuis in een belastingplan. Omdat niet alle
aspecten van het koopkrachtpakket in het belastingplan staan, hoort ook
het integrale koopkrachtpakket niet in het belastingplan thuis.
Bovendien kan het koopkrachtpakket niet los worden gezien van de
ontwikkeling van het integrale koopkrachtbeeld. Alleen de begroting van
het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bevat een integraal
beeld van alle koopkrachtmaatregelen die worden genomen om een
evenwichtig koopkrachtbeeld tot stand te brengen. Deze worden immers in
samenhang met de overige onderdelen van het koopkrachtpakket toegelicht
in het artikel Inkomensbeleid in de SZW-begroting.

2. Ondernemersfaciliteiten

Zelfstandigenaftrek

De Raad mist een toelichting op het handhaven van de huidige verschillen
in inkomsten- belastingheffing tussen ondernemers en loontrekkenden. In
de (vervolg)notitie fiscaal bevorderen ondernemerschap die als onderdeel
van de memorie van toelichting bij het belastingplan is gevoegd, is
aangegeven dat het toekennen van bijzondere faciliteiten aan ondernemers
zoals de zelfstandigenaftrek, voortvloeit uit de wens om ondernemerschap
te stimuleren en uit de bijzondere functies van winstinkomen (investeren
en reserveren). Zoals de Raad zelf ook opmerkt, is de
zelfstandigenaftrek in het verleden bovendien een aantal keer verhoogd
onder andere als terugsluis bij lastenverzwaringen in het kader van de
vergroening van het belastingstelsel en in verband met tariefverlagingen
in de vennootschapsbelasting. In de genoemde notitie is aangegeven dat,
onder meer door de hoogte en het degressieve verloop van de
zelfstandigenaftrek, het verschil in belastingheffing tussen werknemers
en ondernemers thans aanzienlijk kan zijn. Het verkleinen van die
verschillen zou vanwege de daardoor optredende herverdelingseffecten
voor in ieder geval een deel van de ondernemers negatieve
inkomenseffecten tot gevolg hebben. Binnen een breder kader kunnen de
mogelijkheden voor het mitigeren van herverdelingseffecten groter zijn.
Het kabinet kan zich daarom voorstellen dat het verschil in
belastingheffing tussen ondernemers en werknemers aan de orde komt als
in de toekomst mogelijk gekeken wordt naar de mogelijkheden voor een
rechtsvormneutrale ondernemingswinstbelasting. Paragraaf 2.2 van de
(vervolg)notitie fiscaal bevorderen ondernemerschap is aangevuld op dit
punt. 

Daarnaast geeft de Raad aan het teleurstellend te vinden dat de
consultatie van het bedrijfsleven en de advieswereld geen voorstel heeft
opgeleverd dat de problematiek rond de zelfstandigenaftrek vermindert,
zoals het opnemen van de zelfstandigenaftrek als basisvrijstelling in de
MKB-winstvrijstelling als stap in de richting van een omzetting van de
zelfstandigenaftrek in de MKB-winstvrijstelling. De Raad adviseert ook
hieraan in de toelichting aandacht te besteden. 

Er is uitgebreid geconsulteerd over varianten waarbij de
zelfstandigenaftrek wordt omgezet in de MKB-winstvrijstelling. Het
kabinet is het met de Raad eens dat er voor een dergelijke omzetting, in
ieder geval theoretisch, veel valt te zeggen. Tijdens de consultaties
bleek er echter geen draagvlak voor te zijn vanwege de
herverdelingseffecten. Dit is beschreven in de genoemde (vervolg)notitie
fiscaal bevorderen ondernemerschap. Het kabinet kan zich echter niet
vinden in de opvatting van de Raad dat er helemaal niets wordt gedaan om
de problematiek rond de zelfstandigenaftrek te verminderen. Er wordt
immers voorgesteld – conform de gedachte van de door de Raad
aangehaalde basisvrijstelling – om de zelfstandigenaftrek niet langer
aftrekbaar te maken van niet-winstinkomen. 

MKB-winstvrijstelling

De Raad adviseert in de toelichting de verhoging van de
MKB-winstvrijstelling zelfstandig te motiveren. De verhoging van de
MKB-winstvrijstelling dient om doorgroei van ondernemers te stimuleren
in verband met de positieve effecten van doorgroeiers, zoals het
creëren van werkgelegenheid, economische groei en innovatie. Dit mede
gelet op het relatief lage aantal doorgroeiers in Nederland. Zoals is
aangegeven in de memorie van toelichting kan doorgroei effectief worden
gestimuleerd door lagere marginale tarieven voor winstinkomen. Dit wordt
bereikt via een verhoging van de MKB-winstvrijstelling. In de memorie
van toelichting is naar aanleiding van de opmerkingen van de Raad
duidelijker aangegeven dat deze maatregel doorgroei bevordert. 

Volgens de Raad wordt de spanning tussen de belastingheffing over winst,
loon en resultaat groter door het vervallen van het urencriterium voor
de MKB-winstvrijstelling. De Raad merkt op dat in de toelichting geen
aandacht is gegeven aan de vraag of en in hoeverre er een evenwicht
bestaat tussen de belastingheffing over deze verschillende categorieën,
mede in het licht van de grens die tussen winst en resultaat moet worden
getrokken. 

Het laten vervallen van het urencriterium voor de MKB-winstvrijstelling
leidt ertoe dat ook hybride en deeltijdondernemers recht krijgen op deze
faciliteit. Dit bevordert het starten van een onderneming naast een
dienstbetrekking en in deeltijd en het doorgroeien van hybride en
deeltijdondernemers. Zij onderscheiden zich van resultaatgenieters
doordat sprake is van een duurzame organisatie van arbeid en (vaak in
mindere mate) kapitaal. Bij resultaat uit overige werkzaamheden gaat het
vaak om het meer incidenteel aanbieden van arbeid (vaak bijverdiensten).
Het resultaat heeft dan ook, net als looninkomen, veelal primair een
consumptiefunctie waardoor toekenning van ondernemersfaciliteiten minder
voor de hand ligt. Gegeven de omvang en het doel van de
MKB-winstvrijstelling treedt door het laten vervallen van het
urencriterium volgens het kabinet dan ook geen verstoring op van het
evenwicht tussen hybride en deeltijdondernemers enerzijds en
loontrekkenden en resultaatgenieters anderzijds. In de brief
zelfstandigen zonder personeel, de daarbij behorende adviesaanvraag aan
de SER en de in het najaar te versturen brief over het project
"vereenvoudiging fiscale arbeidsrelaties" zal verder op de positie
van resultaatgenieters worden ingegaan. De (vervolg)notitie fiscaal
bevorderen ondernemerschap is aangevuld op dit punt. Zoals hiervoor
reeds is aangegeven is in die notitie ook opgenomen dat als in de
toekomst mogelijk gekeken wordt naar de mogelijkheden voor een
rechtsvormneutrale ondernemingswinstbelasting, daarbij ook de
verschillen in belastingheffing tussen werknemers en ondernemers aan de
orde kunnen komen.

3. Kleinschaligheidsinvesteringsaftrek

In zijn advies gaat de Raad in op de cumulatie van fiscale faciliteiten
voor zeer zuinige personenauto’s. In de toelichting is aan deze
cumulatie geen aandacht gegeven. De Raad heeft in het bijzonder twijfel
bij het openstellen van de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek voor zeer
zuinige personenauto’s en adviseert dit voorstel te heroverwegen. De
cumulatie van fiscale faciliteiten voor zeer zuinige auto’s is beoogd.
Gelet op de ervaringen de afgelopen jaren met dergelijke faciliteiten is
een substantiële stimulans wenselijk om een verandering in het
aankoopgedrag te realiseren. Om die reden neemt het kabinet het advies
van de Raad op dit punt niet over. Wel is gelet op de opmerking van de
Raad, de toelichting op dit punt aangevuld. 

4. Successierechtschulden en –vorderingen

Heffingsrente successierechtschuld

Het advies van de Raad om de heffingsrente op één lijn te stellen met
de materiële belastingschuld hebben wij overgenomen. Het is inderdaad
zo dat de materiële, uit de wet voortvloeiende schuld uit hoofde van de
heffingsrente door de belastingplichtige zelf bepaalbaar is. Het advies
van de Raad heeft ons tevens doen besluiten om, behalve de
heffingsrente, ook de invorderingsrente op één lijn te stellen met de
materieel verschuldigde belasting, en de bestuurlijke boete, waarvoor
dat niet mogelijk is, niet als een bezitting of verplichting in de zin
van artikel 5.3 van de wet IB 2001 aan te merken. Ook voor de
invorderingsrente geldt namelijk dat de materiële schuld bepaalbaar is
als er sprake is van een nog te betalen belastingaanslag waarvan de
betalingstermijn is verstreken. 

Buitenlandse schulden en vorderingen uit belastingen op nalatenschappen

Het advies van de Raad om materiële belastingschulden en -vorderingen
in aanmerking te nemen die voortvloeien uit buitenlandse
belastingschulden op nalatenschappen is eveneens overgenomen.
Bezittingen en schulden die voortvloeien uit binnenlandse en die welke
voortvloeien uit buitenlandse belastingschulden worden nu geheel gelijk
behandeld, ook wat betreft heffings- en invorderingsrente. 

5. Stamrechtspaarrekening

De Raad merkt op dat de voorwaarde van de stamrechtvrijstelling dat de
aan de werknemer of gewezen werknemer toekomende uitkeringen niet later
ingaan dan in het jaar waarin hij de leeftijd van 65 jaar bereikt, niet
lijkt te sporen met het kabinetsbeleid om doorwerken na 65 jaar te
stimuleren. Het kabinet merkt allereerst op dat met het introduceren van
een bankspaarvariant niet wordt beoogd om de bestaande voorwaarden voor
de stamrechtvrijstelling aan te passen. Om deze reden is voor de
bankspaarvariant, zoals de Raad terecht opmerkt, ook ten aanzien van de
uiterste ingangsdatum aansluiting gezocht bij de voorwaarden zoals deze
gelden voor de huidige stamrechtvrijstelling.

6. Verlaagd omzetbelastingtarief voor boeken

De Raad wijst er terecht op, dat de toevoeging aan het begrip boeken in
tabel I, onderdeel a, post 30, van de Wet op de omzetbelasting 1968 niet
overeenstemt met de omschrijving in de bijlage bij de Richtlijn
2009/47/EG van de Raad van 5 mei 2009 tot wijziging van de Richtlijn
2006/112/EG inzake verlaagde tarieven (Richtlijn 2009/47/EG). Het
kabinet heeft er bewust voor gekozen om af te wijken van de bedoelde
omschrijving in de bijlage bij Richtlijn 2009/47/EG. Boeken op papier
zouden anders strikt genomen zowel onder het begrip “boeken” als
onder de toevoeging “op alle fysieke dragers” geschaard kunnen
worden. De voorgestelde tekst sluit een dergelijke overlapping uit.
Voorts merkt de Raad op dat, indien met de voorgestelde tekst een
uitbreiding van het begrip boeken is beoogd, deze uitbreiding in strijd
komt met de Richtlijn. Tijdens de slotbesprekingen in Brussel over de
totstandkoming van de Richtlijn 2009/47/EG is aangegeven dat tevens
digitale educatieve informatie die is aangebracht op fysieke dragers en
die kennelijk uitsluitend of nagenoeg uitsluitend bestemd is voor
informatieoverdracht in het onderwijs, onder de gewijzigde omschrijving
van boeken zoals opgenomen in de bijlage van de Richtlijn 2009/47/EG kan
worden begrepen. Het advies van de Raad om de wijziging van de Richtlijn
2009/47/EG strikt te implementeren en de toevoeging aan het begrip
boeken te beperken tot “op alle fysieke dragers”, wordt om die reden
niet overgenomen.

7. Bestuurlijke boeten

Niet tijdig doen van aangifte

Naar aanleiding van het advies van de Raad is de toelichting op het
voorstel om de verzuimboete wegens het niet of niet tijdig doen van
aangifte voor een belasting die bij wege van aanslag wordt geheven te
verhogen, aangepast. 

Niet tijdig betalen

De betalingsverplichting bij aangifte- én aanslagbelastingen is door
het kabinet als één van de voornaamste verplichtingen voor
belastingplichtigen aangemerkt. Om belastingplichtigen aan te sporen om
aan deze verplichting te voldoen, wordt ook het niet, niet tijdig of
niet volledig betalen van een aanslagbelasting aangemerkt als een
verzuim. Voor de volledigheid: het niet, niet tijdig of niet volledig
betalen van een aangiftebelasting is al als verzuim opgenomen in de
Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR). 

Het kabinet heeft zich afgevraagd in welke wet het nieuwe verzuim
‘niet nakomen van een betalingsverplichting bij een
aanslagbelasting’ moet worden opgenomen. Hoewel er iets voor te zeggen
is om dit verzuim bij de andere verzuimen in de AWR te plaatsen, hetgeen
zou meebrengen dat de inspecteur ook deze verzuimboete oplegt, is de
wettelijke regeling bij aanslagbelastingen nu eenmaal zo dat de
inspecteur na het vaststellen van de belastingaanslag door het opmaken
van het aanslagbiljet dit aanslagbiljet ter invordering aan de ontvanger
ter hand stelt. Het niet, niet tijdig of niet volledig betalen van een
aanslagbelasting vindt daarmee plaats in de fase dat de belastingaanslag
onder de ontvanger rust. De systematiek van de wet ten aanzien van
aanslagbelastingen heeft dus geleid tot opnemen van het nieuwe verzuim
in de Invorderingswet 1990 (IW 1990). 

De bevoegdheid van de ontvanger om een verzuimboete op te leggen heeft
dan een geheel andere functie en dient daarom onderscheiden te worden
van zijn reeds bestaande bevoegdheden in het kader van de
dwanginvordering. De te introduceren verzuimboete is een sanctie, die
ertoe strekt om de bereidheid van belastingschuldigen om – eigener
beweging - een aanslagbelasting tijdig en volledig te betalen, te
onderhouden en te versterken. Dwanginvordering strekt daarentegen ertoe
om het bedrag aan verschuldigde belasting – buiten de medewerking van
de belastingschuldige om – te innen. Een tijdige en volledige betaling
voorkomt dwanginvordering. Het is dan ook de verwachting van het kabinet
dat de nieuwe bevoegdheid van de ontvanger om een verzuimboete op te
leggen eraan bijdraagt dat hij minder gebruik hoeft te maken van zijn
bestaande bevoegdheden in het kader van de dwanginvordering. Daarmee
vormt de boetebevoegdheid een noodzakelijke aanvulling op de
bevoegdheden van de ontvanger. 

Overige onderwerpen

Met betrekking tot de redactionele kanttekeningen die de Raad in
overweging geeft in de bijlage bij zijn advies, merken wij het volgende
op. 

Naar aanleiding van de achtste kanttekening, het advies van de Raad om
artikel XXXV, derde lid, in overeenstemming te brengen met de
artikelsgewijze toelichting, is niet de wettekst, maar de toelichting
aangepast.

Aan de negende kanttekening is geen gevolg gegeven, nu is voorzien in
een voorstel tot wijziging van artikel 15, eerste lid, onderdeel p, WBR.

Aan de overige kanttekeningen is gevolg gegeven.

Ten slotte is van de gelegenheid gebruik gemaakt om het overgangsrecht
in het kader van de innovatiebox te versoepelen en om een aantal
redactionele en technische verbeteringen in het wetsvoorstel en in de
memorie van toelichting aan te brengen. 

Ik moge U, mede namens de Minister van Financiën, verzoeken het hierbij
gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van
toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De staatssecretaris van Financiën,

mr. drs. J.C. de Jager

 De oorspronkelijke tekst van het voorstel van wet en van de memorie van
toelichting zoals voorgelegd aan de Raad van State is ter inzage gelegd
bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

 Hoofdstuk 2, artikel 41 van de SZW begroting.

Directie Algemene Fiscale Politiek



Ons kenmerk

AFP/2009/0499 U







	Pagina   PAGE   \* MERGEFORMAT  2  van   NUMPAGES   \* MERGEFORMAT  7 



Directie Algemene Fiscale Politiek 

Korte Voorhout 7

2511 CW  Den Haag

Postbus 20201

2500 EE  Den Haag 

  HYPERLINK "http://www.minfin.nl"  www.minfin.nl 

Inlichtingen

dhr. mr. drs. S.W.F.H. Bruinsma 

T	070-3427303

F	070-3427989

s.w.f.h.bruinsma@minfin.nl



Ons kenmerk

AFP/2009/0499 U

Uw brief (kenmerk)

Bijlagen

> Retouradres Postbus 20201 2500 EE  Den Haag

Aan de Koningin



Datum	

Betreft	Nader rapport betreffende het voorstel van wet houdende
wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten
(Belastingplan 2010) 



	Pagina   PAGE   \* MERGEFORMAT  1  van   NUMPAGES   \* MERGEFORMAT  7