Schriftelijke beantwoording vragen tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen 2009
Brief regering
Nummer: 2009D43670, datum: 2009-09-17, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J.P. Balkenende, minister-president (Ooit CDA kamerlid)
Onderdeel van zaak 2009Z16647:
- Indiener: J.P. Balkenende, minister-president
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2009-09-16 10:15: Algemene politieke beschouwingen (1e termijn Kamer) (Plenair debat (overig)), TK
- 2009-09-17 10:15: Algemene politieke beschouwingen (rest) (Plenair debat (overig)), TK
- 2009-10-01 10:30: Procedurevergadering BZK (Procedurevergadering), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (2008-2010)
- 2012-05-23 13:45: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Schriftelijke beantwoording vragen leden van de Tweede Kamer tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen 2009 Vraag van de g.a. Kant (SP) Wat zijn de voor- en nadelen van de Tobin tax? Antwoord De currency transaction tax, beter bekend als de Tobin tax, houdt een lage belasting (tussen de 0,1 en de 0,5 procent) in op alle transacties op de foreign exchange market. Tobin wilde met deze belasting valutaspeculatie tegengaan. Het idee van een Tobin tax is echter ook toepasbaar op andere financiële transacties dan in valuta. Een Tobin tax zal vooral een dempend effect hebben op het aantal transacties. Het kan korte termijn speculatie tegengaan, mits de voordelen uit speculatie niet opwegen tegen de te heffen belasting. Maar een dergelijke belasting kan ook een negatief effect hebben op de liquiditeit in de markt, en daarmee op de efficiëntie van de markt in het betreffende financiële product. Het probleem van deze crisis was vooral de kwaliteit van de transacties: partijen namen risico's die ze onvoldoende begrepen (m.a.w. men had weinig prikkels om de risico's te willen begrijpen). Een Tobin tax zal aan dat probleem weinig veranderen. Ook zien we het niet als effectieve manier om excessieve beloningen tegen te gaan. Het klopt dat een Tobin tax de winst van de betreffende financiële transactie met een klein beetje vermindert. Maar het heeft geen effect op de besteding van de resterende winst: die kan nog steeds besteed worden aan te hoge bonussen. Verder zijn er grote praktische bezwaren tegen een Tobin tax: met name de vereiste wereldwijde invoering (anders zou een dergelijke belasting leiden tot verplaatsing van financiële transacties naar andere landen), ontwijkingsmogelijkheden via financiële innovatie, en de beperkte effectiviteit (Tobin-tax valt in het niet bij speculatierendementen in tijden van crisis). Vraag van de g.a. Kant (SP) Wat doet het kabinet met de motie Kant, waarin het kabinet gevraagd wordt met voorstellen te komen om de macht van aandeelhouders binnen bedrijven in te perken? Antwoord In juli is een wetsvoorstel bij de Kamer ingediend met voorstellen om de balans tussen vennootschap en aandeelhouders te verbeteren. Dit betreft onder andere: dat aandeelhouders bij een drie procent aandelenbelang hun zeggenschap en kapitaalbelang in beursvennootschappen moeten melden (momenteel 5%); dat aandeelhouders in beursvennootschappen verplicht zijn hun intenties bekend te maken bij een aandelenbelang van tenminste drie procent, waarna vervolgens iedere wijziging van de intenties dient te worden gemeld; de invoering van een wettelijke regeling die beursvennootschappen in staat stelt de identiteit van haar investeerders te achterhalen, in combinatie met een regeling voor communicatie tussen beursvennootschappen en hun investeerders en indirect tussen investeerders onderling; verhoging van de drempel voor gebruikmaking van het agenderingsrecht voor de algemene vergadering van 1% naar 3% aandelenbelang; In aanvulling hierop zijn nieuwe initiatieven ontplooid, die te maken hebben met het bieden van een tegenwicht aan de korte termijn gerichtheid van sommige aandeelhouders én bestuurders. Momenteel wordt een wetsvoorstel voorbereid voor het wettelijk faciliteren van loyaliteitsdividend en extra dividend ter bevordering van langetermijnaandeelhouderschap. Beoogd wordt een openbare consultatie over een mogelijke regeling voor het eind van dit jaar. Hiermee kan de balans tussen korte aandeelhouders en trouwe aandeelhouders veranderen. Vraag van g.a. Kant (SP) De overheid koopt Connexxion op en start de Nederlandse Busmaatschappij. Het is mooi geweest met het mislukte experiment met marktwerking in het busvervoer. Antwoord Er zijn positieve resultaten te zien van aanbestedingen in het OV. In concessiegebieden waar OV na 2003 is aanbesteed, zijn in het jaar daarop gemiddeld 14% meer ritkilometers gekomen. Het streekvervoer heeft in deze periode een kostenreductie van 20% bereikt. De klantenwaardering is de laatste jaren landelijk stabiel rond de 7 en het afgelopen jaar voor het streekvervoer gestegen naar 7,2 (cijfers komen van Kennisplatform Verkeer en Vervoer en de Openbaar Vervoer Klantenbarometer). Er zijn natuurlijk verbeteringen in de concessies en aanbestedingen mogelijk. Zo moeten de belangen van de reiziger meer in het oog worden gehouden. De decentrale overheden gaan hier ook actief naar op zoek en het kabinet steunt dat. Overigens zal het eventueel ‘terugkopen’ van Connexxion Europeesrechtelijk belemmeringen kennen. Vraag van g.a. Kant (SP) Kan het kabinet een nieuwe nationale investeringsbank (NIB) oprichten? Antwoord Alle getroffen maatregelen rond de kredietverlening sluiten aan bij de problematiek rond kredietverlening, en wel op zo’n manier dat alle banken hier gebruik van kunnen maken. Het kabinet heeft sinds het begin van de crisis al verschillende maatregelen genomen om ervoor te zorgen dat kredietverlening aan in de kern gezonde bedrijven op gang kan blijven. Eind vorig jaar hebben we al de borgstellingsregeling voor het MKB (BMKB) verruimd. Begin 2009 heeft het kabinet daarnaast een nieuwe garantieregeling ondernemingsfinanciering (GO) opgericht om ook voor bedragen tot maximaal €50 miljoen per bedrijf garant te staan. Voorgesteld wordt dit uit te breiden naar € 150 miljoen. De garantieregeling voor exportkredietverzekeringen is verruimd. De GO en de eerder verruimde borgstellingsregeling voor het MKB (BMKB) zijn verlengd en zullen nu gelden tot eind 2010. Tot slot wordt de maximumgarantie op nieuw aan te trekken eigen vermogen binnen de groeifaciliteit verhoogd naar €25 miljoen. Daarnaast wordt in het kader van de motie Hamer (31371, nr.196) bekeken of institutionele beleggers op punt van kapitaalverstrekking een rol kunnen spelen. Een NIB-achtig idee kan daarbij ook aan de orde komen, maar het voordeel van de huidige voorstellen is de marktconformiteit en het hebben van een gelijk speelveld. Tot slot kost het oprichten van een bank veel tijd. Vraag van de g.a. Kant (SP) Wil het kabinet een bankenheffing invoeren? Antwoord Gelet op de omvangrijke reddingsacties die zijn uitgevoerd is het terecht dat de overheid vooral ook van de financiële sector zelf vraagt om haar verantwoordelijkheid te nemen. Kabinet spreekt banken dan ook aan op hun gedrag: De overheid heeft strenge voorwaarden gesteld aan de steun die is verleend. Alle directe financiële steun die aan banken is gegeven, moet worden terugbetaald, inclusief een (stevige) rentevergoeding. Ook voor de afgegeven garanties moet worden betaald. Daarnaast zijn ook nog allerlei andere voorwaarden verbonden aan de steun. Er is dus zeker geen sprake van een free lunch. Verder worden de banken hard aangepakt via strengere regels (incl. gematigder beloningsbeleid) en meer toezicht. Wel is zorgvuldigheid en realiteit geboden. Op dit moment een bankenheffing invoeren om verslechtering van de overheidsfinanciën te voorkomen kan contraproductief werken. Het beperkt het economische herstel en het op gang brengen van kredietverlening. Bovendien moeten banken ook hun eventuele verplichtingen jegens de overheid nakomen. Beleid moet niet uit rancune gevoerd worden. Een gezonde werking van de bancaire sector is onmisbaar voor economisch herstel. Tot slot geldt in het algemeen dat eventuele maatregelen in de financiële sector bij voorkeur op internationale basis genomen moeten worden. Vraag van de g.a. Kant (SP) De staat van onze publieke sector is na jarenlange vermarkting en bezuinigingen, verschraald, ontmenselijkt en verziekt. We moeten daarom stoppen met marktwerking in de zorg. Antwoord Het tekort op de arbeidsmarkt en de groeiende en veranderende zorgvraag dwingen tot arbeidsbesparende werkmethoden, meer samenhangende zorg waarmee ook de kwaliteit van de zorg verder verbetert en onnodige kosten worden vermeden. Gereguleerde marktwerking is, naast de eerder genoemde maatregelen, één van de middelen om deze uitdagingen het hoofd te bieden. Het kabinet borduurt daarmee voort op de koers die de afgelopen jaren is ingeslagen met de invoering van de zorgverzekeringswet. Niet meer het financieren van medische verrichting of het bed, maar het bekostigen van goede kwaliteit van zorg. En in de langdurige zorg niet meer financieren wat een zorginstelling aanbiedt, maar de hoeveelheid die de cliënten nodig hebben. Het zogeheten zorgzwaartepakket. De marktwerking kan ook in de zorg mits goed gereguleerd organisaties en instanties dwingen tot verbetering van kwaliteit door middel van innovatie en productiviteitsverbetering. De efficiency in de curatieve zorg is hierdoor toegenomen, de patiënt is meer centraal komen te staan en heeft meer keuzevrijheid. Tevens is de transparantie vergroot. Hierdoor worden de problemen meer en sneller zichtbaar. Bij het beoordelen van de effecten van marktwerking wordt hier vaak het vergrootglas op gezet. Het is natuurlijk goed die effecten te bekijken en waar nodig bij te sturen. Bij de verdere uitbreiding van de vrije prijsvorming wordt de evaluatie daarvan door de NZa dan ook nadrukkelijk betrokken. Het is wel jammer dat zaken die voor de cliënten en de medewerkers in de zorg goed uitpakken, in het debat over marktwerking weinig genoemd worden. Enkele goede voorbeelden zijn: De zorginstelling die zich richt op één specialisme of soort ingreep. Dit biedt mogelijkheden om het kwaliteitsniveau te verhogen en processen gerelateerd aan de specialistische zorg te stroomlijnen. Een goed voorbeeld is het Oogziekenhuis in Rotterdam. De one-stop poli’s; dit zijn de initiatieven die zorgen dat een patiënt achter elkaar een aantal onderzoeken doorloopt volgens een vast protocol. Zo volstaat één bezoek aan het ziekenhuis voor alle noodzakelijke onderzoeken. Het doel is patiënten snel en gericht te helpen in één bezoek en om de zorg doelmatiger te organiseren Het St. Jans Gasthuis in Weert heeft bijvoorbeeld o.a. een diabetes-, mamacare-, hartfalen-, geheugen-, stoma- en CARA-poli. De ketenzorg; de essentie is dat er samenwerkingsverbanden ontstaan waarbij taken verschuiven (en financieringsschotten kunnen worden doorbroken) van de duurdere ziekenhuiszorg naar de zorgaanbieders in de eerste lijn. Zoals bijvoorbeeld het Academisch ziekenhuis Maastricht. Daar is door het vormgeven van integrale zorg het aantal poliklinische contacten met de cardioloog teruggelopen met 72 procent. Het aantal heropnames wegens hartfalen nam af met 40 procent en het aantal opnamedagen daalde met 50 procent. Vergelijkbare resultaten zijn ook al in Groningen bereikt. Vraag van de g.a. van Geel (CDA) Het CDA wil dat mensen met een beperking, de indicatiestelling voor werk, wonen, zorg en maatschappelijke ondersteuning bij slechts één loket hoeven aan te vragen. (Motie Heerts c.s. 31 224, nr. 16) Antwoord Het beleid ten aanzien van de indicatiestelling voor AWBZ-zorg van de staatssecretaris van VWS is er op gericht om uit te gaan van vertrouwen in de zorgprofessional (bijv. de wijkverpleegkundige en de huisarts) en de zorgaanbieder (bijv. de thuiszorginstelling, het verzorgings- en het verpleeghuis) en van daaruit overbodige bureaucratie in het proces van de indicatiestelling AWBZ te schrappen en de dienstverlening aan individuele cliënten te verbeteren. In een brief van mei 2008 heeft de staatssecretaris VWS de Kamer laten weten dat het instellen van één indicatiestelling voor alle domeinen naar verwachting niet mogelijk is, gelet op het feit dat indicaties meerdere doelen dienen. Wel moet natuurlijk met kracht ingezet worden op de bedoelingen achter de motie: mensen moeten één keer hun verhaal doen bij één loket en dat moet leiden tot een integrale indicatiestelling. In het Programma Stroomlijning Indicatieprocessen (VWS en SZW) is onderzocht hoe verbeteringen in het indicatieproces domeinoverstijgend kunnen worden bewerkstelligd, zodat mensen met een meervoudige problematiek, zoals chronisch zieken, gehandicapten en ouderen, beter worden bediend en verschoond kunnen blijven van dubbele uitvraag van hun gegevens en onnodige bureaucratie. Over de resultaten en aanbevelingen van het programma wordt voor het einde van het jaar aan de Kamer gerapporteerd. Vraag van de g.a. Van Geel (CDA) en Slob (CU) Wat is de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van het crisispakket/aanvullend beleidsakkoord? (CDA, CU) Antwoord Het kabinet heeft besloten tot omvangrijk stimuleringspakket in 2009 en 2010. Het stimuleringspakket is erop gericht de maatschappelijke effecten van de crisis te beperken, de bedrijvigheid te ondersteunen en vraaguitval te voorkomen en het creëren van een duurzamere en meer innovatieve economie. In 2009 is inmiddels 2,3 miljard (=94%) van de aangekondigde stimuleringsmiddelen van het Rijk belegd met concrete maatregelen. Voor 2010 is op dit moment voor 2,8 mld. (=89%) belegd met concrete maatregelen. Ten opzicht van de Kamerbrief van afgelopen juli zijn we behoorlijk opgeschoten. (Wel is het zo dat er gereserveerde middelen zijn, die zijn doorgeschoven van 2009 naar 2010 en soms zelfs deels naar 2011.) 1) Verkleinen maatschappelijke effecten van de crisis Er zijn in de eerste plaats maatregelen genomen om de maatschappelijke effecten van de crisis voor individuele burgers te verkleinen. Zo worden jongeren aangespoord om in het mbo door te leren, om een een studierichting te kiezen die betere kansen op de arbeidsmarkt biedt. De deeltijd-WW biedt werkgevers de mogelijkheid werknemers in wie veel geïnvesteerd is te behouden in plaats van ze te moeten ontslaan. Het CPB geeft in de MEV aan te verwachten dat de deeltijd-WW de werkloosheid drukt met 10.000 personen in 2009 en 25.000 in 2010. Om de aansluiting tussen vraag en aanbod van arbeid te verbeteren heeft het kabinet bovendien een dekkend stelsel van 33 mobiliteitscentra gecreëerd. De mobiliteitscentra hielpen de eerste vijf maanden van dit jaar zo’n 43.000 mensen aan (ander) werk. Deze maatregelen voorkomen dat mensen een grotere afstand krijgen tot de arbeidsmarkt. 2) Stimuleren bedrijvigheid en voorkomen van vraaguitval Daarnaast wordt vraaguitval in bepaalde kwetsbare sectoren voorkomen door investeringen in infrastructuur en (woning)bouw te verhogen én te versnellen. Hierdoor wordt werkgelegenheid gecreëerd en waar mogelijk duurzaamheid bevorderd. ‘ Het kabinet heeft extra geld beschikbaar gesteld voor de restauratie van monumenten (250 mln), onderhoud en bouw van (jeugd)zorginstellingen (80 mln), woningen en scholen (165 mln), en voor de aanleg en onderhoud van vaarwegen, sluizen, bruggen, wegen en kustversterking. Om concreet te worden: ongeveer 45 jeugdzorginstellingen hebben op 1 september een brief gekregen van J&G met een subsidietoekenning. Deze instellingen zijn vanaf dat moment aan de slag gegaan. In 2009 is er voor 35 mln subsidie toegekend, waarvan 10 mln is gereserveerd voor de gesloten jeugdzorg. De eerste tranche van subsidie van het woningmarktoffensief is toegekend. De projecten zijn versneld opgestart. Een overzicht van de projecten is op 9 september naar uw Kamer verstuurd. Via de fiscaliteit is bovendien het btw-tarief verlaagd voor het isoleren van woningen (130 mln). Kabinet heeft tot slot verschillende maatregelen genomen om kredietverlening aan bedrijfsleven op gang te houden. 3) Creëren van een duurzamere en meer innovatieve economie. Ook wordt er geld beschikbaar gesteld voor de ontwikkeling van de elektrische auto, voor de sloopregeling voor oude, vervuilende auto’s (65 mln) en voor de stimulering van duurzame energie en duurzaam ondernemen. De nationale sloopregeling is een succes. Als gevolg van die regeling zijn inmiddels 25.000 transacties geregistreerd en de verwachting is dat dit naar 80.000 zal oplopen in 2010. Dit is een mooie impuls voor de autobranche en de luchtkwaliteit. Om de R&D-capaciteit van het Nederlandse bedrijfsleven op peil te houden, kunnen bedrijven gebruik maken van een extra aftrek op loonkosten van onderzoekers via de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen. Bedrijfs-R&D op het gebied van high-tech systems wordt extra ondersteund en onderzoekers kunnen tijdelijk worden gedetacheerd bij kennisinstellingen. 4) Lagere overheden Tot slot dragen gemeenten, provincies en waterschappen hun steentje bij. Zij hebben, in aanvulling op de plannen van het kabinet, eigen plannen ontwikkeld ter stimulering van de economie; naar schatting zullen gemeenten en provincies in 2009 en 2010 voor circa 1,5 miljard euro aan investeringen naar voren halen. Het gaat daarbij vooral om energiemaatregelen, innovatietrajecten en investeringen in infrastructuur en duurzaamheid. Vraag van de g.a. Van Geel (CDA) Is de deeltijd WW zodanig vormgegeven dat het tijdelijke maatregel blijft en niet eindeloos kan worden doorgezet? Antwoord Het kabinet neemt in 2010 maatregelen om de gevolgen van de economische neergang en de snel groeiende werkloosheid aan te pakken. Hiervoor is onder andere de deeltijd WW vorm gegeven. Desalniettemin is het kabinet het met de g.a. Van Geel eens dat deze deeltijd WW een tijdelijk karakter moet blijven hebben. Uitgangspunt is immers dat behoud van werkgelegenheid waar geen werk is, geen perspectief biedt. De deeltijd WW mag geen remmende werking op de arbeidsmarkt hebben. Daarom heeft het kabinet de voorwaarden voor toetreding aangescherpt. Bedrijven kunnen tot maximaal eind 2009 instromen in de deeltijd WW. Werknemers kunnen nog wel in 2010 minder uren werken als gevolg van de deeltijd WW. Voor de deeltijd WW is voor de periode 2009 t/m 2011 een gemaximeerd budget van € 1 miljard uitgetrokken. Ook andere voorwaarden zijn aangescherpt, zoals het feit dat per bedrijf de totale duur van het gebruik van de deeltijd WW gekoppeld is aan het aantal werknemers dat er gebruik van maakt. Vraag van de g.a. van Geel (CDA) Het CDA wil 6 projecten toevoegen aan de Crisis- en herstelwet. Datzelfde geldt voor de demonstratieprojecten voor afvang en ondergrondse opslag van CO2. Kan dat? Antwoord Bij behandeling van de Crisis- en herstelwet kan de Kamer ruimtelijke en infrastructurele projecten toevoegen. De wet biedt overigens de mogelijkheid om bij Algemene maatregel van bestuur ruimtelijke en infrastructurele projecten toe te voegen. Ook kunnen categorieën van projecten worden toegevoegd. Toevoegen van projecten en categorieën van projecten kan op voordracht van de Minister-president en ministers die het mede aangaat. Toevoeging van (categorieën van) ruimtelijke en infrastructurele projecten is uitsluitend aan de orde indien dat bijdraagt aan de doelstellingen van de voorgestelde Crisis- en herstelwet. Vraag van de g.a. Van Geel (CDA) Hoe staat het met de investeringen van pensioenfondsen in de Nederlandse economie? Antwoord: Het kabinet voert gesprekken met de pensioenfondsen. Belangrijk is wel dat de fiduciare verplichtingen van pensioenfondsen niet ter discussie staan: de overheid zal pensioenfondsen niet dwingen tot onaanvaardbare risico’s: dit schaadt immers de pensioendeelnemers. We zijn nadrukkelijk opzoek naar win-win situaties voor de Nederlandse economie. U wordt hierover door het kabinet op de hoogte gehouden van de vorderingen. Los van bovenstaande gesprekken blijkt wel dat pensioenfondsen zelf al meer in Nederland zijn gaan beleggen. De ‘home-bias’ in de beleggingsportefeuille neemt toe. Dit blijkt uit statistieken van De Nederlandsche Bank. Was in het 2K07 nog 21% van de beleggingen van pensioenfondsen binnenslands, in 2K09 was dit 36%. Nu zitten pensioenfondsen voor 230 mld binnen de landsgrenzen en voor 410 mld buiten de landsgrenzen. mln eur (ultimo) 2007K2 2007K3 2007K4 2008K1 2008K2 2008K3 2008K4 2009K1 2009K2 activa binnenland 158.195 163.201 163.339 161.801 161.973 156.825 163.129 149.029 230.561 activa buitenland 577.855 572.917 577.544 551.143 552.449 532.741 465.356 471.525 410.290 totaal 736.050 736.118 740.883 712.944 714.422 689.566 628.485 620.554 640.851 2007K2 2007K3 2007K4 2008K1 2008K2 2008K3 2008K4 2009K1 2009K2 % binnenlands 21% 22% 22% 23% 23% 23% 26% 24% 36% % buitenlands 79% 78% 78% 77% 77% 77% 74% 76% 64% Vraag van de g.a. Slob (CU) Welke conclusies trekt het kabinet uit de constatering van de Milieubalans dat als we zo doorgaan de Nederlandse klimaatdoelen voor 2020 niet worden gehaald? Antwoord Het kabinet realiseert zich dat het halen van de lange termijn klimaatdoelen onder druk staat. Juist om die reden doen we er nu reeds een schep bovenop. Van alle stimuleringsmaatregelen die het kabinet in 2009 en 2010 neemt, is één derde (2 miljard Euro) direct gericht op duurzaamheid: energiebesparing, duurzaam ruimte gebruik en duurzame energieproductie. In de eerste helft van 2010 vindt een uitgebreide tussenevaluatie van het programma Schoon en Zuinig plaats. Vraag van de g.a. Slob (CU) Afgelopen jaar bleek er een grote onderbesteding van de budgetten voor spoor. Het kabinet is gekomen met een versnellingspakket van € 140 miljoen. Is de onderbesteding nu ook weg? Antwoord Prorail doet zijn uiterste best om zoveel mogelijk productie te realiseren. Uit de rapportages van ProRail blijkt dat het versnellingspakket uit hoofde van de motie Cramer c.s. (nr 31700 XII nr 36) conform planning wordt uitgevoerd. De totale productie aan onderhoudwerken in 2009 ligt circa 8% boven het volume voor 2008. Een beeld over de uitputting over het totale spoorartikel krijgt u bij Najaarsnota. Zoals gemeld in de brief van 9 april 2009 van de minister van Verkeer en Waterstaat is afgelopen jaren sprake geweest van een verschil tussen planning en realisatie van de productie. Zoals gemeld in de brief was ook in 2008 nog sprake van onderbesteding. Conclusie was dat de onderbesteding deels gevolg was van efficiency en deels gevolg van het naar achteren schuiven van de financiële reeksen. De efficiency is in lijn met de nota mobiliteit. In het kader van het beheerplan 2010 zal deze efficiency nader worden gehard. Ook vindt een audit plaats naar de robuustheid van de reeksen. Dit om onderbesteding in de toekomst te voorkomen. Gelet op de vitaliteit van de sector zijn verder afspraken gemaakt over het versneld uitvoeren van een pakket extra maatregelen en is een taakgroep gestart onder onafhankelijk voorzitterschap. Vraag van de g.a. Slob (CU) Kunnen we een snelle landelijke invoering van Burgernet tegemoet zien? Antwoord De proef met Burgernet is succesvol verlopen. In 2010 en 2011 gaan tenminste 50 gemeenten met Burgernet werken. Het kabinet beslist binnenkort over het advies van de landelijke stuurgroep om Burgernet landelijk in te voeren en het SMS-alert-systeem hierin te integreren. Vraag van g.a. Halsema (GL) Wat is uw reactie op het laatste rapport van de economen Amartya Sen en Joseph Stiglitz over geluk als economische indicator, in opdracht van Sarkozy? Antwoord Het CPB is naar aanleiding van het debat over de sociaal-economische orde gevraagd de mogelijkheden te bezien van een breder welvaartsbegrip dan het nationaal inkomen. Het antwoord van het CPB is gisteren naar uw Kamer gestuurd. Het kabinet sluit zich op hoofdlijnen aan bij de daarin gevolgde redeneerlijn. En dat ligt in het verlengde van de discussie die ook in Frankrijk wordt gevoerd, na het rapport van Sen, Stiglitz en Fitoussi dat gisteren werd gepresenteerd. Het Nationaal Inkomen en het Bruto Binnenlands Product zijn belangrijke maatstaven voor de omvang en ontwikkeling van de economische activiteit in een land. Deze concepten zijn algemeen geaccepteerd en maken internationale vergelijkingen mogelijk. Het is echter belangrijk de beperkingen van dergelijke kengetallen te onderkennen. Welvaart bestaat immers uit meer dan de op geld gewaarde activiteiten die in het BBP tot uiting komen. Het in kaart brengen van de brede welvaartseffecten van het overheidsbeleid is dan ook van belang voor de politiek: we moeten als kabinet, hier in de kamer, en in de samenleving, gebruik kunnen maken van goede, neutrale informatie om met elkaar de afwegingen te kunnen maken. Een vertaling naar één indicator is daarbij een moeizame weg, dat geeft het CPB aan en dat wordt ook door het rapport van Sen, Stiglitz en Fitoussi benadrukt. Het is namelijk buitengewoon lastig de lange termijn en internationale gevolgen van het overheidsbeleid te overzien en in betrouwbare kwantitatieve termen weer te geven. Maar het is vooral ook moeilijk om de verschillende factoren die aan welvaart bijdragen met elkaar te vergelijken en in één geaggregeerde index weer te geven. De weging van de factoren is in veel gevallen namelijk een politieke zaak: hoe weeg je gezondheid af tegen politieke vrijheid, of inkomenszekerheid tegen leefmilieu? Hoe weeg je een procent extra BBP af tegen de vrijheid van meningsuiting. Je kan niet op een objectieve manier vaststellen dat 5% extra biodiversiteit meer of minder bijdraagt aan de maatschappelijke welvaart van Nederland dan 1000 bedden in verpleegtehuizen. Op deze vragen kan alleen de politiek een antwoord geven. Daarom brengen de planbureaus en het CBS de bredere welvaartseffecten in kaart door naast het BBP ook andere welvaartsindicatoren te rapporteren. Dit gebeurt al regelmatig denk aan de Milieubalans en de Natuurbalans van het PBL, “De sociale staat van Nederland”van het SCP, de milieurekeningen van het CBS en de Monitor Duurzaam Nederland van alle planbureaus en het CBS samen. De betreffende auteurs bevelen dus allen aan om, naast het BBP, verder te gaan met het ontwikkelen van andere indicatoren. De Europese Commissie is op het gebied van additionele welvaartsindicatoren ook actief om juist de internationale vergelijkbaarheid van deze indicatoren te versterken. Dat is volgens het kabinet ook van wezenlijk belang. Vraag aan de g.a. Halsema (GL) De Europese Commissie kondigde aan in Kopenhagen minder geld te beloven dan in Bali is afgesproken. Vindt het kabinet dat ook? Antwoord De Europese Commissie heeft inderdaad een mededeling uitgebracht over de financiering van klimaatbeleid in ontwikkelingslanden. De Commissie verwacht dat in 2020 de totale klimaatfinancieringsbehoefte in ontwikkelingslanden 100 miljard zal zijn, waarvan een deel door ontwikkelingslanden zelf wordt bekostigd, een deel via de markt én een deel via publieke financiering uit ontwikkelde landen. De Commissie schat de EU-bijdrage voor 2020 tussen de 2 en 15 miljard. En op 0,5 tot 2,2 miljard in de belangrijke startperiode 2010-2012. Die schattingen liggen ver uit elkaar omdat nog veel onbekend is (o.a. hoeveel de CO2-markt gaat opbrengen hangt af van welke ambitie de reductieafspraken in Kopenhagen krijgen). De Commissie neemt het voortouw door concrete bedragen te noemen. Over die bedragen spreken we nog in Europees verband, op weg naar de Europese Raad eind oktober. De EU blijft dus vooroplopen in deze discussie. Andere rijke landen moeten ook bijdragen aan financiering en daar zullen we ze toe oproepen (in New York bij VN en Pittsburgh bij G20). In Bali zijn geen concrete bedragen toegezegd. Er is dus absoluut geen sprake van het naar beneden bijstellen van de EU-inzet. Kopenhagen is geen eenmalige “inzamelactie”, maar het gaat erom structureel geld te genereren voor effectief klimaatbeleid, in het bijzonder voor de armste landen. Hoe besteden we het geld effectief en eerlijk? Daar gaat het over de komende tijd. Vraag van g.a. Halsema (Groen Links) Gaat het kabinet het voorbeeld volgen van Sarkozy die een CO2 belasting in Frankrijk wil invoeren? Antwoord President Sarkozy informeerde me tijdens mijn recente bezoek over zijn voorstel om per 1 januari 2010 een binnenlandse CO2 belasting in te voeren. Het is voor CO2-uitstoot die niet onder de emissiehandel valt en gaat vooral over energieverbruik van huishoudens en kleine bedrijven. Het kabinet zal als onderdeel van de heroverwegingen ook kijken naar fiscale mogelijkheden voor internaliseren van kosten van vervuilend handelen, meer dan nu het geval is. Vraag van de g.a. Halsema (GL) Moeten de kolencentrales er komen? Antwoord Met de introductie van marktwerking in de energiesector is het aan de energiebedrijven en eventuele andere initiatiefnemers om binnen de door de overheid gestelde wettelijke randvoorwaarden in vrijheid investeringsbeslissingen ten aanzien van nieuw te bouwen vermogen, w.o. kolenvermogen, te nemen. Aangetekend zij dat dit soort beslissingen steeds meer in Noordwest Europese context moeten worden bezien. Uit een oogpunt van voorzieningszekerheid en betaalbaarheid is een zekere spreiding over bronnen en brandstoffen gewenst. Met het wetsvoorstel Voorrang voor duurzaam wordt een belangrijke nieuwe randvoorwaarde geïntroduceerd, namelijk gegarandeerd transport voor duurzame energie (kolen verdringen dus geen duurzame energie). Dit kabinet stelt zich een schone en duurzame energievoorziening ten doel. Daarom stelt dit Kabinet ook eisen aan CO2 uitstoot en zet het fors in op CCS. Er is thans geen reden om verdergaand in te grijpen. Dit geldt tevens voor de door Groen Links gesuggereerde maatregelen: kolenbelasting of verplichte uitstootnorm. Vraag van de g.a. Halsema (GL) De kilometerheffing is opnieuw uitgesteld. Waar blijft dit wetsvoorstel? Antwoord Op dit moment buigt de Raad van State zich nog over het advies. Het advies wordt niet verwacht voor 25 september 2009. Het streven is dat het wetsvoorstel, afhankelijk van de inhoud van het advies van de Raad van State, nog in oktober 2009 bij uw Kamer wordt ingediend. Voor deze kabinetsperiode is de planning dat verschillende onomkeerbare stappen worden gezet. In 2010 volgen het definitief uitvoeringsbesluit en de gunning van de contracten, is de wet behandeld in Tweede én Eerste Kamer, zijn de testomgeving en systemen verder opgezet en zijn alle mobiliteitsprojecten operationeel. Het project zit midden in de aanbesteding en de marktconsultatie, de wet staat op het punt om naar de Tweede Kamer te worden gestuurd. Binnenkort komt de Minister van Verkeer en Waterstaat met zijn derde voortgangsrapportage. Vraag van g.a. Halsema (GL) Met 160 miljoen erbij vanaf 2014 is er geld voor 2300 MegaWatt. Dat moet 6000 MegaWatt worden. Waar blijven de extra gelden voor wind op zee? Antwoord De € 160 miljoen uit het crisispakket wordt ingezet voor de binnenkort te starten tender wind op zee. Daarmee mikt het kabinet voor deze tender, natuurlijk onder voorbehoud van de uitkomst, op het committeren van 950 MW wind op zee. Dat is 500 MegaWatt meer dan de oorspronkelijk beoogde 450 MegaWatt voor deze kabinetsperiode. De ambitie van 6000 MegaWatt in 2020 zal daarna worden ingevuld. Dit kabinet is met alle voorbereidende acties gestart om deze resterende MW ook snel te kunnen uitgeven en zit hierbij op schema. De Minister van EZ zal hier op korte termijn ook in een AO met uw Kamer van gedachten over wisselen. Vraag van de g.a. Halsema (GL) Wil de MP, gezien de rol van de intensieve veehouderij in de klimaatverandering en andere milieuproblemen, het voortouw nemen in een campagne voor één vleesvrije dag in de week? Antwoord De productie en consumptie van vlees legt inderdaad een groot beslag op het ecosysteem. Om die reden streeft het Kabinet naar verduurzaming van de vleesproductie. In de nota Duurzaam Voedsel en de Beleidsagenda Duurzame Voedselsystemen is het kabinet hier nader op ingegaan. Richting producent stimuleert het kabinet verduurzaming door innovatie. Richting consument voert het kabinet een actief beleid om de kennis en het bewustzijn te vergroten. Het kabinet respecteert daarbij de keuzevrijheid van de burger en schrijft niet voor wat mensen moeten eten en zal dus geen campagne voeren voor een vleesvrije dag. Wel wil het kabinet de consument in staat stellen een bewuste keuze te maken op basis van goede informatie. De voorlichtingscampagnes van het Voedingscentrum zijn hier een voorbeeld van. Vraag van g.a. Halsema (GL) Wat doet het kabinet voor kleine zelfstandige ondernemers? Antwoord Het kabinet trekt bijna 100 miljoen euro uit voor het bevorderen van het ondernemerschap. Allereerst wordt het urencriterium afgeschaft voor de mkb-winstvrijstelling, zodat ook hybride en deeltijdondernemers van die faciliteit kunnen profiteren. In de tweede plaats wordt de mkb-winstvrijstelling verhoogd tot 12%, zodat winst maken en groeien meer gaat lonen. Verder wordt de zelfstandigenaftrek beter gericht op ondernemers die een succes maken van hun onderneming. Tenslotte wordt de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek aanzienlijk verruimd zodat de investeringen worden gestimuleerd. Daarbij worden ook zeer zuinige auto's onder de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek gebracht, zodat ondernemers worden gestimuleerd om zeer zuinig auto's aan te schaffen. Vraag van de g.a. Halsema (GL) Klopt het dat chronisch zieken en gehandicapten extra klappen krijgen in 2010 volgens de berekening van het NIBUD? Antwoord De cijfers die de CG-Raad op Prinsjesdag presenteerde, gaven een tè negatief beeld voor de koopkrachteffecten van chronisch zieken en gehandicapten, met name bij bijstandsgerechtigden en 65-plussers. Het onderzoeksrapport van het NIBUD is naar aanleiding van opmerkingen vanuit SZW ondertussen aangepast. Het klopt echter wél dat huishoudens met hoge zorgkosten die jonger dan 65 jaar zijn en een beneden modaal inkomen hebben, in 2010 in hun koopkracht te maken krijgen met de afbouw van de vermenigvuldigingsfactor in de fiscale regeling voor specifieke ziektekosten. De inkomenseffecten die we nu in 2010 zien, zijn voorzien en hangen samen met de eerdere keuze om in 2009 inkomenseffecten te dempen. Bij de overgang van de Buitengewone uitgavenregeling naar de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg) in 2009 is er bewust voor gekozen om de vermenigvuldigingsfactor voor 65-minners terug te brengen, van 2,13 naar een uiteindelijk structureel niveau van 1,4. Gegeven de doorwerking van fiscale aftrek in inkomensafhankelijke regelingen, zou het handhaven van de vermenigvuldigingsfactor op 2,13 voor 65-minners erin resulteren dat meer dan 100% van de zorgkosten wordt vergoed. Dit vond het kabinet ongewenst. Om de inkomenseffecten te dempen is hierbij een afbouwtraject afgesproken. De vermenigvuldigingsfactor binnen de fiscale regeling in de Wtcg gaat hierbij van 2,13 in 2009 naar 1,77 in 2010 en 1,4 in 2011 en andere jaren. Overigens is naar verwachting de meerderheid van de chronisch zieken en gehandicapten er in 2009 op vooruit gegaan door de overgang van de Buitengewone uitgavenregeling naar de Wtcg. Dit komt ondermeer doordat binnen de Wtcg veel compensatie automatisch wordt verstrekt, waardoor niet-gebruik wordt voorkomen. Vraag van de g.a. Halsema (GL) Nederlandse onderwijsuitgaven liggen met 5,6% van onze welvaart ruim onder het OESO gemiddelde. Dat was 6,1 % en is nu 5,7%. Hoe kan dat? En wat gaat het kabinet doen? Groen Links wil dat gat gaan dichten en in 2010 € 1 miljard extra investeren. Antwoord Als we naar de kenniseconomie kijken, gaat het allereerst om de prestaties. Zoals in de brief “Naar een robuuste kenniseconomie” (die op Prinsjesdag naar uw Kamer is gestuurd) is aangegeven, presteert het Nederlandse onderwijs in internationaal opzicht bovengemiddeld. Het doel van het kabinet is echter om tot de top-5 van concurrerende economieën te behoren. Uitgaven zijn een belangrijke determinant van de prestaties. Het totaal van private en publieke uitgaven aan onderwijs, kennis en innovatie ligt in Nederland op 7,5% van het bruto binnenlands product (BBP). Deze zogeheten kennisinvesteringsquote ligt daarmee onder het OESO-gemiddelde van 8%. De publieke uitgaven liggen, met 5,7% van het BBP, boven het ongewogen OESO gemiddelde voor publieke uitgaven van 5,5%. Zowel voor de publieke uitgaven aan onderwijs als onderzoek en ontwikkeling geldt dat deze 0,1%-punt van het BBP hoger zijn dan het OESO-gemiddelde. In het licht van de financiële krapte zal op korte termijn de uitdaging zijn dat zo te houden. Ten aanzien van de vraag van g.a. Halsema over het verschil tussen de 2 genoemde percentages: dit is een technische kwestie: de 5,7% betreft het ongewogen gemiddelde van publieke uitgaven in de OESO. Het gewogen gemiddelde bedraagt 6,1%. De achterstand in de Nederlandse kennisinvesteringsquote op het OESO-gemiddelde wordt geheel bepaald door de lagere private uitgaven aan onderzoek en ontwikkeling: 1% in Nederland tegenover 1,6% gemiddeld in de OESO. De private uitgaven aan onderwijs liggen op het OESO-gemiddelde. In het kader van de heroverweging zal onderzocht worden in hoeverre meer private financiering kan worden gegenereerd ten behoeve van het beroepsonderwijs, het hoger onderwijs, onderzoek en innovatie. Tot slot heeft het kabinet in de MN 2010 € 255 miljoen extra beschikbaar gesteld voor onder meer de verruiming van de innovatiebox en 60 miljoen voor privaat onderzoek en ontwikkeling (via de WBSO). Dit komt bovenop de al eerder beschikbaar gestelde middelen voor onderwijs en innovatie in het Coalitieakkoord (te weten € 2 miljard structureel en € 1 miljard incidenteel uit het Fonds Economische Structuurversterking) en middelen die in het aanvullend beleidsakkoord extra zijn uitgetrokken voor onderwijs, kennis en innovatie (WBSO, kenniswerkers, High-Tech Topprojecten, onderwijsgebouwen, mbo en jeugdwerkloosheid). Vraag van de g.a. Hamer (PvdA) Het kabinet moet beslissen over de toekomst van Almere. Daarbij gaat het om o.a. huizen bouwen en om duurzaam bouwen. Gaat het kabinet Almere helpen? Antwoord Nog dit jaar wordt een aantal strategische besluiten over de ontwikkeling van Almere gebundeld in de interdepartementale RAAM-brief (Rijksbesluiten Amsterdam Almere Markermeer) en in het Integraal Afspraken Kader (IAK) tussen VROM en de gemeente Almere en de provincie Flevoland. Het kabinet geeft daarbij aansluitend op de structuurvisie Randstad 2040 verder richting aan de lange termijn ontwikkeling van de Noordelijke Randstad. Beide documenten worden naar de Tweede Kamer gezonden. Daarbij wordt zowel het stedelijk systeem, het bereikbaarheidssysteem als het groen-blauwe systeem in ogenschouw genomen. Vraag van de g.a. Thieme (PvdD) Waarom wordt er geen belasting op vlees ingevoerd? Antwoord Een heffing op vlees is moeilijk uitvoerbaar wegens afbakeningsproblemen. Het begrip vlees is een te weinig specifiek begrip. Vanaf het moment van productie (de slacht) kan het product vele verschijningsvormen aannemen. Dit maakt een belasting moeilijk realiseerbaar. Een heffing van vlees zal mogelijk niet neutraal kunnen zijn wat betreft de behandeling van in Nederland geproduceerd en in het buitenland geproduceerd vlees. Omwille van een neutrale uitwerking zal bij invoer of eerste terbeschikkingstelling onderzoek nodig zijn naar het vleesgehalte in samengestelde producten om er zeker van te zijn dat bij invoer de heffing wordt voldaan. Het niet heffen over vlees in ingevoerde producten betekent een bevoordeling van in het buitenland geslacht vlees. Op deze wijze verstoort een heffing op vlees de marktverhoudingen met mogelijk verlegging van economische activiteiten tot gevolg; zo zou de slacht (deels) uit Nederland kunnen verdwijnen. Bovendien zou een heffing op vlees naar verwachting gepaard gaan met hoge administratieve lasten. Los van de praktische bezwaren, is het duidelijk dat landbouw en veeteelt een belangrijke bron vormen van broeikasgassen en andere milieuproblematiek. De aanpak hiervan moet bij voorkeur op mondiaal niveau plaatsvinden. Een heffing op vlees is eerder voorgesteld maar om uiteenlopende redenen niet ingevoerd. Al in 2002 en 2003 is hierover gecorrespondeerd met de Tweede Kamer en zijn over die correspondentie debatten gevoerd. Tegen een heffing pleiten juridische, handelspolitieke en administratieve bezwaren. Deze zijn in 2002 en 2003, maar ook in 2007, toen naar aanleiding van een burgerinitiatief tot (onder andere) een accijnsheffing op vlees, aan de Kamer gemeld. Vraag van de g.a. Thieme (PvdD) “Het kabinet halveert het budget voor dierenwelzijn” Antwoord Voor de verbetering van dierenwelzijn was in 2008 ca. €5 mln beschikbaar, in 2009 €17 mln. Voor 2010 is in totaal €19 mln uitgetrokken voor dierenwelzijn. Vanaf 2011 is structureel €9 mln begroot. De uitschieters naar boven in 2009 en 2010 zijn een uitvloeisel van het Aanvullend Beleidsakkoord waarin een extra impuls van 2x €10 mln voor dierenwelzijn is opgenomen. Buiten deze tijdelijke stimulans lopen de uitgaven voor dierenwelzijn dus op van €5 mln in 2008 tot €9 mln jaarlijks vanaf 2010. Vraag van de g.a. Thieme (PvdD) Waarom voeren we geen laag BTW tarief in voor biologische producten Antwoord Biologische levensmiddelen vallen, net als andere levensmiddelen, onder het verlaagd BTW-tarief van 6%. Een verdere verlaging van het btw-tarief voor (biologische) levensmiddelen is op grond van de BTW-Richtlijn niet mogelijk. Vraag van de g.a. Thieme (PvdD) Zelfs als je zonder SDE-subsidie een zonnepaneel koopt, moet je gewoon terug kunnen leveren aan het net. Waarom doen we dat niet gewoon? Antwoord In de Elektriciteitswet 1998 staat dat de leverancier van elektriciteit aan kleinverbruikers de kleinverbruiker een redelijke vergoeding moet betalen voor aan het net terug geleverde duurzame elektriciteit. Dit moet voor duurzame elektriciteit die "achter de meter" wordt opgewekt. Bijvoorbeeld voor zonnepanelen op het dak. Ook mag de kleinverbruiker de door hem opgewekte elektriciteit tot een maximum van 3000 kilowattuur per jaar, salderen met de door hem ingekochte elektriciteit. Dat is handig omdat het verbruik van elektriciteit en de opwekking van elektriciteit over de dag niet gelijk hoeven te zijn. Op sommige momenten zal de kleinverbruiker elektriciteit afnemen van de leverancier en op andere momenten juist aan het net terugleveren. Een voorbeeld is een zonnige zomerdag. Overdag wekken de zonnepanelen meer elektriciteit op dan de kleinverbruiker zelf nodig heeft en is hij in staat elektriciteit aan het net terug te leveren. 's Nachts wekken zijn zonnepanelen echter geen elektriciteit op maar heeft de kleinverbruiker wel elektriciteit nodig voor bijvoorbeeld een vaatwasser en een wasmachine. Tot 3000 kWh per jaar mogen opwek en afname worden gesaldeerd. Overigens gaat het bovenstaande alleen op voor kleinverbruikers. Dat zijn mensen met een aansluiting tot en met 3x80 ampère. Niet-kleinverbruikers dienen hun stroom zelf op de markt te verkopen. Vragen van de g.a. Thieme (PvdD) Wat gaat u doen aan de bescherming van de mariene biodiversiteit door het instellen van zeereservaten? Wat gaat u doen aan extra bescherming van Europese topnatuur binnen de EHS? Wat gaat u doen om grote aaneengesloten natuurgebieden te realiseren? Antwoord We leggen de Ecologische Hoofdstructuur aan: een netwerk van natuurgebieden in Nederland dat per 2018 gerealiseerd moet zijn. Grotendeels daarbinnen vallen de speciale beschermingszones van Natura 2000. Daarin worden soorten en habitats beschermd die ook op Europees niveau zó kwetsbaar zijn dat Nederland daarvoor een speciale opgave heeft. Natura 2000-gebieden worden aangewezen op land en op zee. Daarbij zoekt het kabinet steeds naar oplossingen die zowel natuur beschermen als recht doen aan andere gebruiksfuncties. We zoeken een balans tussen ecologie en economie. Vraag van de g.a. Thieme (PvdD) Waarom krijgen landbouwers nog steeds een inkomensvrijstelling van EUR 285 miljoen? Antwoord Mevrouw Thieme doelt op een vrijstelling van energiebelasting voor de glastuinbouw. Voor die sector geldt een verlaagd tarief dat in 2010 niet zal worden afgeschaft. Dat zou een lastenverzwaring betekenen die de glastuinbouw, in deze economische tijden, niet kan gebruiken. Vraag van de g.a. Rutte (VVD) Waarom is de toezegging van het kabinet om rekeningen op tijd te betalen niet nagekomen maar is de feitelijke betaaltermijn opgelopen van 46 naar 49 dagen? Antwoord De minister van BZK heeft de Tweede Kamer 16 september per brief geïnformeerd over de uitkomsten van een onderzoek naar de betaaltermijnen van de rijksoverheid in de eerste vier maanden van dit jaar. Hieruit blijkt dat in deze periode rijksbreed gemiddeld 75% van de facturen tijdig is betaald. Termijnoverschrijdingen bij de overheid kunnen hun oorzaken vinden in de inrichting van administraties en nog ongewijzigde betaalprocessen. De minister van BZK heeft verschillende aanvullende maatregelen, waaronder wijzigingen van procedures en regelgeving, aangekondigd om te bevorderen dat binnen 30 dagen betaald zal worden. De Kamer zal na een jaar worden geïnformeerd over de uitkomsten van een nieuw onderzoek naar het effect van deze maatregelen op het betaalgedrag van de rijksoverheid. Vraag van de g.a. Van der Vlies (SGP) Wat doet het kabinet aan de positie van alleenverdieners? Klopt het dat zij soms 1,8 maal zoveel belasting betalen dan tweeverdieners? Antwoord Het klopt dat in ons belastingstelsel een alleenverdiener vaak een hogere belastingdruk kent dan tweeverdieners met hetzelfde huishoudinkomen. Oorzaak daarvoor zijn de progressieve tarieven, die op het individuele inkomen geheven worden en in de aan arbeidsparticipatie gerelateerde heffingskortingen. Het betreft hier de uitkomst van de afruil tussen heffing naar draagkracht enerzijds en het bevorderen van werk. Het kabinet vindt het van groot belang de arbeidsparticipatie te bevorderen, en acht de uitkomst ook aanvaardbaar. Het voorbeeld dat de g.a. de heer Van der Vlies noemt, kan in extreme gevallen inderdaad voorkomen. In de grote meerderheid bedraagt het niet meer dan 1,3. Het kabinet is van mening, dat in 2010 een evenwichtig koopkrachtbeeld voorligt. De belangrijkste reden voor het negatieve koopkrachtbeeld voor alleenverdieners zijn de ombuigingen bij de kinderregelingen. Alleenverdieners zónder kinderen hebben een gunstiger koopkrachtontwikkeling, die weinig afwijkt van de andere groepen in het koopkrachtbeeld. Vraag van de g.a. Van der Vlies (SGP) Het budget van de kinderopvang loopt op tot bijna 3 miljard euro per jaar. Het eigen aandeel van ouders in deze kosten is beperkt tot slechts minder dan een kwart. In de huidige economische situatie is deze subsidiestroom niet houdbaar. Het overheidsdeel (ca. 50%) moet en kan omlaag tot 1/3 deel. Welke stappen zet het kabinet in deze richting? Antwoord In 2009 is de ouderbijdragentabel voor alle opvangsoorten aangepast en is de maximum uurprijs bevroren voor alle opvangsoorten. In 2010 wordt verder het maximumuurtarief in de BSO verlaagd en wordt er op de kinderopvang bespaard door het professionaliseren van de gastouderopvang. Al deze maatregelen leiden tot een verlaging van het budget voor alle opvangsoorten van structureel circa 800 mln., waarmee de uitgaven binnen de bestaande budgettaire kaders zijn teruggebracht. Hierdoor is de eigen bijdrage van ouders met circa 5% toegenomen. Vraag van de g.a. Van der Vlies (SGP) en Rutte (VVD) Heeft het kabinet voldoende aandacht voor de sluiting van politieposten, met name ook op het platteland? Antwoord Het openen of sluiten van politieposten is een verantwoordelijkheid van de regionale politiekorpsen. Bij de verdeling van het budget voor de politie wordt rekening gehouden met de specifieke omstandigheden van het platteland. Het zal zeker zo zijn dat korpsen ook door financiële krapte gedwongen worden hierin keuzes te maken. Sommige sluitingen zijn echter het gevolg van een keuze voor andere, mobiele werkmethoden, waardoor de politie meer zichtbaar wordt in de wijk. Het is niet zo dat de politie uit de wijk verdwijnt als er een politiepost wordt gesloten. Het is de taak van het regionaal college van een politiekorps om erop toe te zien dat de bereikbaarheid, beschikbaarheid en toegankelijkheid van de politie gewaarborgd blijft, ook op het platteland. Het kabinet heeft er alle vertrouwen in dat afwegingen in dezen zorgvuldig, met inachtneming van een verantwoord niveau van serviceverlening aan de burger, worden gemaakt. Vraag van de g.a. van der Vlies (SGP) De internationale gemeenschap zal snel en eensgezind moeten optreden tegen Iran met effectieve sancties. Wil de regering dit waar mogelijk bevorderen? Antwoord Ja, en dat doet de regering ook. Twee dagen geleden nog heeft de minister van Buitenlandse Zaken er bij zijn EU-collega's op aangedrongen te vermijden dat Iran ons aan het lijntje houdt met vage toezeggingen en intussen doorgaat met het nucleaire programma. De EU-ministers hebben afgesproken te werken aan het formuleren van concrete maatregelen en verdergaande sancties, wanneer moet worden vastgesteld dat Iran zijn verplichtingen blijft schenden en dat de dialoog dat niet veranderd. Op 1 oktober spreekt HV Solana met Iran. De uitkomst van dat overleg zal belangrijk zijn in dat licht. Conform de motie Voordewind cs. (21501-02,nr.921) bepleit Nederland dat een deadline wordt gesteld aan Iran. De Verenigde Staten en de drie betrokken Europese landen willen dat nog niet doen. Dat is nu een gegeven, maar komende week in New York en daarna zal Nederland blijven pleiten te voorkomen dat Iran blijft tijd rekken. Of de VNVR tot nieuwe of aanvullende sancties wil overgaan, is twijfelachtig. Vooralsnog willen Rusland en China dat niet. In dat licht bepleit Nederland dat de Europese Unie en de Verenigde Staten eraan werken dan de sancties, als we daartoe besluiten, door zoveel mogelijk gelijkgezinde landen te laten onderschrijven. Daarmee worden ze effectiever en politiek zwaarder. Vraag van de g.a. Van der Vlies (SGP) Bevordert het kabinet dat de herdenking van 4 mei gericht blijft op de Tweede Wereldoorlog? Antwoord De herdenking van 4 mei vindt plaats in de vorm van plechtigheden in vele gemeenten en met aandacht hiervoor in de media. Bij de nationale herdenking op de Dam worden allen – burgers en militairen – herdacht die in het Koninkrijk der Nederlanden of waar ook ter wereld zijn omgekomen sinds het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, in oorlogssituaties en bij vredesoperaties. Met de heer Van der Vlies ben ik van mening dat de gruwelen van de Tweede Wereldoorlog bij de herdenking een voorname plaats moeten blijven innemen. Dat is van belang met het oog op de nabestaanden van degenen die zijn omgekomen en de generatie die de oorlog heeft meegemaakt. Tegelijkertijd is en blijft het ook heel belangrijk dat jongeren kennisnemen van wat er in de Tweede Wereldoorlog is gebeurd. Het kabinet voert op dit punt ook een actief beleid door voorlichting en het programma Erfgoed van de oorlog. Voor een goede en effectieve voorlichting kan het nodig zijn historische gebeurtenissen in een actueel perspectief te plaatsen. Vraag van de g.a. Van der Vlies (SGP) Kunt u toezeggen dat het aantal rechercheurs kinderporno toeneemt? Antwoord Het aantal rechercheurs dat zich richt op de opsporing van dit soort strafbare feiten is de afgelopen jaren aanzienlijk verhoogd. De minister van Justitie heeft u schriftelijk geïnformeerd over het feit dat het aantal rechercheurs ten behoeve van de bestrijding van kinderporno in vier jaar tijd met 87% is toegenomen (brief 4 juni 2009, 31700 VI, nr.130). Het is aan de lokale driehoek, en met name het OM, om wat de prioritering betreft keuzes te maken. In de praktijk kunnen zich uiteraard knelpunten voordoen bij de prioritering van zaken en bij de capaciteitstoedelingen. Maatregelen ter versterking van de aanpak van kinderpornografie kwamen aan de orde in het algemeen overleg d.d. 9 september 2009 naar aanleiding van de laatste rapportage over de voortgang van de aanpak van kinderpornografie. De minister van Justitie heeft in genoemd overleg aangegeven dat naar verwachting het lopende verbetertraject leidt tot beter, sneller en slimmer werken en dat hij de resultaten van dit verbetertraject wil afwachten. Het College van procureurs-generaal heeft een landelijk coördinerend officier kinderpornografie aangesteld. Deze coördinator voorziet in zowel een kwalitatieve als kwantitatieve versterking van opsporing en vervolging van kinderporno. De ervaringen die worden opgedaan met de inzet van de Bovenregionale Rechercheteams zijn ook zeer waardevol. De politie richt zich op de zorg voor de slachtoffers en op het aanpakken van producenten en verspreiders. Vraag van de g.a. Van der Vlies (SGP) Onze fractie verwacht ook een serieuze reactie op de VN-kritiek op ons euthanasiebeleid. Vooral de aanbeveling om de toetsing of voldaan is aan de eisen van de wet vóóraf plaats te laten vinden – iets wat wij altijd hebben bepleit – is levensbelangrijk. Wanneer hoort de Kamer hierover meer? Antwoord De Minister van Justitie bereidt in samenwerking met de ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Wonen, Wijken en Integratie, Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en Sociale Zaken en Werkgelegenheid een reactie voor op de aanbevelingen van het Bupo-comité (VN), waaronder de euthanasie aanbeveling. Deze reactie wordt in het najaar aan de voorzitter van de Tweede Kamer gestuurd.Vraag van de g.a. Pechtold Waarom is de Kennisinvesteringsagenda niet meer dan een inspiratiebron? Waarom geen extra investeringen in onderwijs, wetenschap en innovatie? Antwoord De Nederlandse publieke uitgaven liggen nu op het OESO-gemiddelde. In het licht van de financiële krapte zal op korte termijn de uitdaging vooral zijn dat zo te houden. De Lissabon ambities van respectievelijk 1% en 2% publieke en private R&D houdt het kabinet vast; deze worden in Europees verband bezien bij de post-Lissabon 2010 agenda. En wat duidelijk mag zijn, is dat er juist vanwege de financiële krapte een zoektocht naar veel slimmere manieren van het inzetten van geld voor de kenniseconomie moeten worden gezocht. Het debat daarover zal in de komende tijd plaatsvinden. Het kabinet heeft in de zogenaamde ‘OESO brief een aftrap gegeven’ en bij de heroverwegingen is zoals u weet ook onderwijs, kennis en innovatie onderdeel van onderzoek. Dat zal gaan over een agenda van institutionele verandering, om de noodzakelijke investeringen in de kenniseconomie veel beter te laten renderen. In het licht van deze ambitie heeft kabinet in MN 2010 (Belastingplan) overigen nog eens extra € 255 mln. beschikbaar gesteld voor de verruiming van de innovatiebox en € 60 mln. voor de WBSO. Dit komt, zoals u weet, bovenop de al eerder beschikbaar gestelde middelen voor onderwijs en innovatie in het Coalitieakkoord (2 miljard structureel en 1 miljard incidenteel uit FES) en middelen die in het aanvullend beleidsakkoord extra zijn uitgetrokken (580 mln extra uitgetrokken voor wetenschap en innovatie (WBSO, kenniswerkers, High-Tech Topprojecten) en 450 miljoen (pm) voor onderwijs (gebouwen, mbo en jeugdwerkloosheid)). Het kabinet bewandelt hiermee het middenpad van de Kennisinvesteringsagenda van het IP. Vraag van de g.a. Slob (CU) Voortgang charter voorstel MP en Merkel Antwoord Nederland en Duitsland hebben hard getrokken aan een uitwerking van het idee van een charter voor verantwoord economisch handelen. Gemeenschappelijke principes en waarden voor internationale en economische activiteiten zijn van cruciaal belang. De vaststelling van de contouren van een Charter on Sustainable Economic Activity zou een belangrijk resultaat van Pittsburgh zijn. Vraag van g.a. Slob (CU) Graag willen wij ook voortgang zien in het aanpakken van coffeeshops in de nabijheid van scholen. Antwoord Uiterlijk in 2011 zullen alle gemeenten strikt het afstandscriterium tussen scholen en coffeeshops moeten handhaven. Op dit moment heeft 85% van de gemeenten met een coffeeshop een afstandscriterium vastgesteld. Gemeenten die nog niet voldoen aan het criterium moeten aangeven welke andere drempelverlagende maatregelen mogelijk zijn. Gemeenten die zich niet houden aan de afspraken worden krachtig daarop aangesproken. De coffeeshops die in 2011 niet aan de randvoorwaarden voldoen, zullen worden gesloten. Vraag van de g.a. Pechtold (D66) Houdt het kabinet wel rekening met de inkomenspositie van alleenstaanden? Antwoord Vorig jaar bij de algemene beschouwingen heeft de g.a. de heer Pechtold gesproken over de inkomenspositie van alleenstaanden. Dit heeft ertoe geleid dat op 25 november 2008 het kabinet een brief naar de Kamer heeft gestuurd over deze inkomenspositie. Het kabinet heeft daarin aangegeven dat dit onderwerp bij voortduring de aandacht heeft. De inkomenspositie van alleenstaanden is overigens divers. In de sociale zekerheid is de inkomenspositie van alleenstaanden relatief hoog ten opzichte van die van paren. Bij de WW of WIA bestaat geen partnertoets, dus worden alleenstaanden niet bevoordeeld of benadeeld. Het afbouw van de overdraagbaarheid van de algemene heffingskorting leidt wel tot een relatieve verslechtering van alleenstaanden ten opzichte van paren. Uiteindelijk komen de effecten van het kabinetbeleid terug in de jaarlijkse koopkrachtplaatjes. Daarin is van jaar tot jaar te zien of de verschillen tussen alleenstaanden en paren groter of kleiner worden. Vraag van de g.a. Verdonk (Verdonk) Hoe bevordert u de kredietverlening voor de kleine ondernemer? Antwoord Juist MKB heeft steun in de rug nodig. Zoals u weet heeft het kabinet in het voorjaar om die reden de BMKB verruimd, de borgstellingregeling voor kredieten van het MKB. Ook is de garantiefaciliteit ondernemingsfinanciering fors verruimd. En in antwoord op de motie ten Hoopen/Gesthuizen over de steun aan individuele bedrijven heeft de minister van EZ op 15 september een brief aan de TK gestuurd waarin een verlenging en een verdere verhoging wordt aangekondigd. Het maximumbedrag voor een krediet waarvoor een onderneming een garantie kan ontvangen via de Garantie Ondernemingsfinanciering (GO) wordt verhoogd van €50 naar €150 miljoen. Het kabinet heeft de intentie om bankgaranties binnen de GO mogelijk te maken. De GO en de eerder verruimde borgstellingsregeling voor het MKB (BMKB) zijn verlengd en zullen nu gelden tot eind 2010. Tot slot wordt de maximumgarantie op nieuw aan te trekken eigen vermogen binnen de groeifaciliteit verhoogd naar €25 miljoen. Hiermee wordt het aantrekken van risicodragend vermogen vergemakkelijkt. MKB NL, NVB en VNO- NCW hebben het initiatief genomen om te komen tot een Meldpunt kredietverlening. De voorbereidingen hiervoor zijn in een vergevorderd stadium. Momenteel zijn partijen op zoek naar co-financiering en zullen het Ministerie van Economische Zaken in de komende dagen hiervoor benaderen. Dit is een goed idee, dat we positief zullen benaderen. De MEZ bespreekt met banken hoe de bekendheid en het gebruik van het instrumentarium verder vergroot kan worden. Banken geven aan dat zij ook graag willen dat deze regelingen beter gebruikt gaan worden. Het feit dat regelingen verruimd en verlengd zijn maakt het voor banken sowieso aantrekkelijker hiervan gebruik te maken. PAGE PAGE 1