[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

31859, bijgewerkt t/m nr. 4 (NvW d.d. 16 september 2009)

Aanpassing van diverse wetten ter implementatie van richtlijn 2006/123/EG van het Europees parlement en de Raad van de Europese Unie van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt (PbEU L 376 /6) (Aanpassingswet dienstenrichtlijn)

Bijgewerkte tekst

Nummer: 2009D44989, datum: 2009-09-16, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2009Z02135:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Bijgewerkt t/m nr. 4 (NvW d.d. 16 september 2009)



31 859	Aanpassing van diverse wetten ter implementatie van richtlijn
2006/123/EG van het Europees parlement en de Raad van de Europese Unie
van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt (PbEU L
376 /6) (Aanpassingswet dienstenrichtlijn)



	Nr. 2	VOORSTEL VAN WET



	Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

	Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

	Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is diverse
wetten aan te passen aan de Dienstenwet of te wijzigen ter implementatie
van richtlijn 2006/123/EG van het Europees parlement en de Raad van de
Europese Unie van 12 december 2006 betreffende de diensten op de interne
markt (PbEU L 376 /6);

	Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg
der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij
goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

	Artikel 5 van de Wet tegemoetkoming schade bij rampen en zware
ongevallen wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het eerste lid komt te luiden:

	1. De omvang van de schade en, voor zover nodig, de kosten wordt door
een schade-expert opgenomen en neergelegd in een schaderapport.

	2. In het derde lid wordt “door of onder verantwoordelijkheid van een
schade-expert als bedoeld in het eerste lid” vervangen door: door een
schade-expert.

ARTIKEL Ia

	Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door een
komma, wordt aan artikel 234, eerste lid, van Boek 6 van het Burgerlijk
Wetboek een onderdeel toegevoegd, luidende:

	d. hetzij, indien er sprake is van algemene voorwaarden of bepalingen
als bedoeld in artikel 230b onder 6, de voorwaarden op een van de in
artikel 230c bedoelde wijzen heeft verstrekt.

  

ARTIKEL II

	Aan artikel 8 van de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en
recherchebureaus wordt een lid toegevoegd, luidende:

	3. Onze Minister beslist op een aanvraag om ontheffing als bedoeld in
het tweede lid, binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag. De
beslissing kan eenmaal met ten hoogste acht weken worden verdaagd. 

ARTIKEL III

	In artikel 1023, tweede volzin, van het Wetboek van Burgerlijke
Rechtsvordering wordt de zinsnede “tenzij de partijen anders zijn
overeengekomen” vervangen door: tenzij de partijen met het oog op de
onpartijdigheid en de onafhankelijkheid van het scheidsgerecht anders
zijn overeengekomen.

ARTIKEL IIIa

	In artikel 1, onder 4°, van de Wet op de economische delicten wordt in
de zinsnede met betrekking tot de Telecommunicatiewet "de artikelen 2.3,
derde lid" vervangen door: de artikelen 2.3, vijfde lid.

ARTIKEL IIIb

	De Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties wordt als volgt
gewijzigd:

 

A

	In artikel 1 wordt in de alfabetische rangschikking ingevoegd:

verklaring omtrent het gedrag: verklaring als bedoeld in artikel 28 van
de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens.

B

	In artikel 2, tweede lid, wordt “de artikelen 17, 18, 33, 34 en 36”
vervangen door: de artikelen 17, 18, 33, 34, 34a, 34b, en 36.

C

	Artikel 30 komt te luiden:

Artikel 30. Uitwisseling van informatie inzake dienstverrichter

	1. Onze minister die het aangaat verstrekt aan een bevoegde autoriteit
van een andere betrokken staat dan Nederland waar een migrerende
beroepsbeoefenaar die in Nederland is gevestigd tijdelijk en incidenteel
een dienst gaat verrichten op diens verzoek en mits het verzoek
deugdelijk is gemotiveerd, voorafgaand aan een dienstverrichting
informatie over de migrerende beroepsbeoefenaar inzake de rechtmatigheid
van de vestiging, het goede gedrag, alsmede over het ontbreken van
tuchtrechtelijke maatregelen of strafrechtelijke sancties ter zake van
de beroepsuitoefening. 

	2. Voor de toepassing van het eerste lid, zijn de artikelen 34, tweede
tot en met vierde lid, 34a en 34b van overeenkomstige toepassing.

	3. Onze minister die het aangaat kan voorafgaand aan een
dienstverrichting bij een bevoegde autoriteit uit een andere betrokken
staat van vestiging van een dienstverrichter informatie over die
dienstverrichter opvragen inzake de rechtmatigheid van de vestiging, het
goede gedrag, alsmede over het ontbreken van tuchtrechtelijke
maatregelen of strafrechtelijke sancties ter zake van de
beroepsuitoefening, mits het verzoek om informatie deugdelijk is
gemotiveerd.

 

D

	Na artikel 30 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 30a. Uitwisseling van informatie in verband met afhandeling
klacht afnemer

	1. Onze ministers die het aangaat kunnen onderling informatie opvragen
over een dienstverrichter en zij verstrekken onderling informatie over
een dienstverrichter voor zover noodzakelijk voor de afhandeling van een
klacht van een afnemer over de dienstverrichter in het kader van de
beroepsuitoefening.

	2. Onze minister die het aangaat verstrekt aan een bevoegde autoriteit
van een andere betrokken staat dan Nederland op diens verzoek en mits
het verzoek deugdelijk is gemotiveerd, informatie over een
dienstverrichter voor zover noodzakelijk voor de afhandeling van een
klacht van een afnemer over de dienstverrichter in het kader van de
beroepsuitoefening.

	3. Onze minister die het aangaat kan bij een bevoegde autoriteit van
een andere betrokken staat dan Nederland informatie opvragen over een
dienstverrichter voor zover noodzakelijk voor de afhandeling van een
klacht van een afnemer over de dienstverrichter in het kader van de
beroepsuitoefening en mits het verzoek om informatie deugdelijk is
gemotiveerd.

	4. Dit artikel geldt onverminderd het bepaalde in de artikelen 34 tot
en met 34b.

E

	Artikel 34 komt te luiden:

Artikel 34. Uitwisseling van informatie voor beoordeling rechtmatigheid

	1. Onze minister die het aangaat verstrekt aan een bevoegde autoriteit
van een andere betrokken staat dan Nederland op diens verzoek en mits
het verzoek deugdelijk is gemotiveerd, informatie over tuchtrechtelijke
maatregelen, strafrechtelijke sancties of andere specifieke ernstige
feiten ten aanzien van een migrerende beroepsbeoefenaar, voor zover
noodzakelijk voor de beoordeling van de rechtmatigheid van de toegang
tot of uitoefening van een gereglementeerd beroep in het kader van de
richtlijn.

	2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt, voor zover het
strafrechtelijke sancties betreft, een verklaring omtrent het gedrag
aangemerkt als informatie omtrent strafrechtelijke sancties.

	3. In afwijking van artikel 33 van de Wet justitiële en
strafvorderlijke gegevens wordt een aanvraag tot het afgeven van een
verklaring omtrent het gedrag ten aanzien van een migrerende
beroepsbeoefenaar ingediend door een bevoegde autoriteit van een andere
betrokken staat dan Nederland.

	4. Een aanvraag als bedoeld in het derde lid wordt, in afwijking van
artikel 30, eerste lid, eerste volzin, van de Wet justitiële en
strafvorderlijke gegevens ingediend bij Onze minister van Justitie.

	5. Onze minister die het aangaat kan bij een bevoegde autoriteit van
een andere betrokken staat dan Nederland informatie opvragen over
tuchtrechtelijke maatregelen, strafrechtelijke sancties of andere
ernstige feiten ten aanzien van migrerende beroepsbeoefenaars, voor
zover noodzakelijk voor de beoordeling van de rechtmatigheid van de
toegang tot of uitoefening van een gereglementeerd beroep in het kader
van deze wet en mits het verzoek om informatie deugdelijk is
gemotiveerd.

F

	Na artikel 34 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 34a. Instemming migrerende beroepsbeoefenaar en vergoeding van
kosten

	1. Voor de toepassing van de artikelen 32, eerste lid, 34, 35 en 36 van
de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens wordt als aanvrager
aangemerkt de migrerende beroepsbeoefenaar ten aanzien van wie de
verklaring omtrent het gedrag wordt gevraagd.

	2. Onze minister van Justitie stelt de migrerende beroepsbeoefenaar ten
aanzien van wie de verklaring omtrent het gedrag wordt gevraagd in
kennis van de aanvraag, bedoeld in artikel 34, derde lid, en vraagt zijn
instemming met het in behandeling nemen van de aanvraag.

	3. Indien de migrerende beroepsbeoefenaar geen instemming verleent,
bericht Onze minister van Justitie dit aan de bevoegde autoriteit van
een andere betrokken staat dan Nederland die de verklaring omtrent het
gedrag heeft aangevraagd. 

	4. Voor het in behandeling nemen van de aanvraag tot afgifte van een
verklaring omtrent het gedrag kan Onze minister van Justitie van de
aanvrager, bedoeld in het eerste lid, een vergoeding van kosten
verlangen. Artikel 39, tweede en vierde lid, van de Wet justitiële en
strafvorderlijke gegevens is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 34b. Informeren migrerende beroepsbeoefenaar

	1. Onze minister van Justitie informeert de migrerende
beroepsbeoefenaar ten aanzien van wie de verklaring omtrent het gedrag
wordt gevraagd indien hij voornemens is de afgifte van de verklaring
omtrent het gedrag te weigeren.

	2. Onze minister van Justitie verstrekt de verklaring omtrent het
gedrag dan wel de weigering tot afgifte daarvan aan de migrerende
beroepsbeoefenaar, bedoeld in het eerste lid.

	3. Onze minister van Justitie stelt de bevoegde autoriteit van een
andere betrokken staat dan Nederland zo spoedig mogelijk op de hoogte
van de afgifte dan wel weigering van de verklaring omtrent het gedrag.
Bij de kennisgeving over de afgifte van de verklaring omtrent het gedrag
wordt de strekking van de afgegeven verklaring omtrent het gedrag
medegedeeld.

	4. Indien de weigering van de verklaring omtrent het gedrag nog niet
onherroepelijk is, informeert Onze minister van Justitie de bevoegde
autoriteit van een andere betrokken staat dan Nederland daarover.

ARTIKEL IIIc

	In artikel 49, eerste lid, van de Monumentenwet 1988 wordt na
“wetenschappelijk onderzoek” ingevoegd: dan wel van een instelling
voor wetenschappelijk onderwijs, gevestigd in een lidstaat van de
Europese Unie of van de Europese Economische Ruimte.

ARTIKEL IIId

	De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt gewijzigd als volgt: 

A

	In artikel 3.1, tweede lid, wordt “Artikel 28 van de Dienstenwet”
vervangen door:

Artikel 29 van de Dienstenwet. 

B

	In artikel 3.12, achtste lid, wordt “Artikel 30, vierde lid, van de
Dienstenwet” vervangen door: Artikel 31, vierde lid, van de
Dienstenwet. 

ARTIKEL IIIe

	De Wet op de architectentitel wordt gewijzigd als volgt: 

	Na artikel 3 worden drie nieuwe artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 3a

	1. Voor de toepassing van artikel 3, derde lid, onderdeel a, wordt,
voor zover het de verstrekking van strafrechtelijke sancties betreft,
een verklaring omtrent het gedrag aangemerkt als informatie omtrent
strafrechtelijke sancties.

	2. In afwijking van artikel 33 van de Wet justitiële en
strafvorderlijke gegevens wordt een aanvraag tot het afgeven van een
verklaring omtrent het gedrag ten aanzien van een persoon als bedoeld in
artikel 3, derde lid, onderdeel a, ingediend door een bevoegde
autoriteit uit een andere betrokken staat. 

	3. Een aanvraag als bedoeld in het tweede lid wordt, in afwijking van
artikel 30, eerste lid, eerste volzin, van de Wet justitiële en
strafvorderlijke gegevens ingediend bij Onze Minister van Justitie.

	4. Het bureau kan bij een bevoegde autoriteit uit een andere betrokken
staat een verzoek indienen als bedoeld in artikel 3, derde lid,
onderdeel a, mits het verzoek deugdelijk is gemotiveerd. 

Artikel 3b

	1. Voor de toepassing van de artikelen 32, eerste lid, 34, 35 en 36 van
de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens wordt als aanvrager
aangemerkt de persoon die krachtens artikel 13 is ingeschreven in het
register of die op grond van dat artikel een verzoek tot inschrijving in
het register heeft gedaan ten aanzien van wie de verklaring omtrent het
gedrag wordt gevraagd.

	2. Onze Minister van Justitie stelt de persoon, bedoeld in het eerste
lid, ten aanzien van wie de verklaring omtrent het gedrag wordt gevraagd
in kennis van de aanvraag, bedoeld in artikel 3a, tweede lid, en vraagt
zijn instemming met het in behandeling nemen van de aanvraag.

	3. Indien de persoon, bedoeld in het eerste lid, geen instemming
verleent, bericht Onze Minister van Justitie dit aan de bevoegde
autoriteit uit een andere betrokken staat die de verklaring omtrent het
gedrag heeft aangevraagd.

Artikel 3c

	1. Onze Minister van Justitie informeert de persoon, bedoeld in artikel
3b, eerste lid, ten aanzien van wie de verklaring omtrent het gedrag
wordt gevraagd indien hij voornemens is de afgifte van de verklaring
omtrent het gedrag te weigeren.

	2. Onze Minister van Justitie verstrekt de verklaring omtrent het
gedrag dan wel de weigering tot afgifte daarvan aan de persoon, bedoeld
in artikel 3b, eerste lid.

	3. Onze Minister van Justitie stelt de bevoegde autoriteit uit een
andere betrokken staat zo spoedig mogelijk op de hoogte van de afgifte
dan wel weigering van de verklaring omtrent het gedrag. Bij de
kennisgeving over de afgifte van de verklaring omtrent het gedrag wordt
de strekking van de afgegeven verklaring omtrent het gedrag medegedeeld.

	4. Indien de weigering van de verklaring omtrent het gedrag nog niet
onherroepelijk is, informeert Onze Minister van Justitie de bevoegde
autoriteit van een andere betrokken staat daarover.

ARTIKEL IV

	De Wet milieubeheer wordt als volgt gewijzigd:

A

	Aan artikel 8.31, derde lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende:
Indien artikel 31, vierde lid, van de Dienstenwet op de aanvraag van
toepassing is, wordt de verlengingstermijn afgestemd op de duur waarmee
ingevolge dat artikellid de termijn voor het geven van de beschikking op
de aanvraag kan worden verlengd.

Aa 

	In artikel 10.5 vervallen het tweede lid en de aanduiding “1.” voor
het eerste lid.

B

	Artikel 13.7 vervalt.

C

	Artikel 13.8 komt te luiden:

Artikel 13.8

	1. Indien op de voorbereiding van de beschikking op een of meerdere van
de aanvragen die gecoördineerd worden behandeld met andere aanvragen
artikel 31, vierde lid, van de Dienstenwet van toepassing is, is dat lid
van toepassing op de voorbereiding van alle beschikkingen op die
aanvragen.

	2. Indien de termijn voor het geven van een beschikking op een aanvraag
wordt verlengd overeenkomstig artikel 31, vierde lid, van de Dienstenwet
of artikel 3:18, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, geldt
die termijn tevens voor de beschikking op de andere aanvragen waarmee de
aanvraag gecoördineerd wordt behandeld.

D

	Artikel 19.5, tweede lid, laatste volzin, komt te luiden:

	De krachtens de artikelen 3:18 en 4:5 van de Algemene wet
bestuursrecht, artikel 31 van de Dienstenwet en de artikelen 7.5, zesde
lid, 7.20, tweede lid, en 13.8 geldende termijnen lopen niet zolang de
behandeling is opgeschort.

E

	In artikel 21.1, tweede lid, onder a, vervalt “alsmede artikel
13.7”.

ARTIKEL V

	Artikel 7 van de Wet geurhinder en veehouderij wordt als volgt
gewijzigd:

	1. In het eerste lid wordt “vergunningaanvraag” vervangen door:
beslissing op een aanvraag voor het oprichten of veranderen van een
veehouderij.

	2. Het derde lid, tweede volzin, komt te luiden:

	Een aanhoudingsbesluit vervalt tevens indien niet binnen een jaar na de
datum van inwerkingtreding daarvan het ontwerp voor de verordening bij
de raad aanhangig is gemaakt of niet binnen twee jaar na de datum van
inwerkingtreding daarvan de verordening in werking is getreden.

	3. Er  wordt een lid toegevoegd, luidende:

	5. Het bevoegd gezag houdt, in afwijking van artikel 3:18 van de
Algemene wet bestuursrecht, de beslissing aan, indien voor het gebied
waarop de veehouderij zal worden opgericht of veranderd vóór de dag
van ontvangst van de aanvraag een aanhoudingsbesluit in werking is
getreden. De aanhouding duurt totdat het aanhoudingsbesluit
overeenkomstig het derde lid is vervallen.

ARTIKEL VI

	Aan artikel 19 van de Handelsregisterwet worden drie nieuwe leden
toegevoegd, luidende:

	3. Op berichtenverkeer met betrekking tot enige inschrijving of
doorhaling in het handelsregister tussen een kamer en een onderneming,
niet zijnde een dienstverrichter als bedoeld in artikel 1 van de
Dienstenwet die onder de reikwijdte van die wet valt, zijn de paragrafen
3.3, 3.4 en artikel 5, tweede lid, van de Dienstenwet van
overeenkomstige toepassing.

	4. Regels die op grond van artikel 5, derde lid, van de Dienstenwet bij
of krachtens algemene maatregel van bestuur zijn gesteld, zijn van
overeenkomstige toepassing op berichtenverkeer als bedoeld in het derde
lid.

	5. Het derde en vierde lid zijn niet van toepassing op:

	a. uitwisseling van gegevens of bescheiden die betrekking hebben op
procedures van bezwaar, beroep of andere rechterlijke procedures of
vormen van geschilbeslechting;

	b. het verrichten van betalingen.

ARTIKEL VII

	De Colportagewet wordt als volgt gewijzigd:

A

	In het derde en vierde lid van artikel 1 wordt “eerste lid, onder
c” vervangen door: eerste lid, onder d.

B

	Artikel 25 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het tweede lid komt te luiden:

	2. De in het eerste lid bedoelde mededeling dient uiterlijk te worden
gedaan op de achtste dag, volgende op de dag dat de akte, bedoeld in
artikel 24, eerste lid, door de partij, die door de colporteur tot het
aangaan van de overeenkomst is bewogen, is ontvangen en aan de eisen,
bedoeld in artikel 24, tweede lid, is voldaan.

	2. Het derde lid vervalt.

	3. Het vierde tot en met zesde lid worden vernummerd tot derde tot en
met vijfde lid.

	4. Het vijfde lid komt te luiden:

	5. Nakoming van een uit de overeenkomst voortvloeiende verbintenis kan
door ieder der partijen eerst worden gevorderd op de dag waarop de in
het tweede lid bedoelde  herroepingstermijn is verlopen.

ARTIKEL VIII

	Indien het bij koninklijke boodschap van 5 september 2008 ingediende
voorstel van wet tot implementatie van Europese regelgeving betreffende
het verkeer van diensten op de interne markt (Dienstenwet, Kamerstukken
II 2007/2008, 31 579) tot wet is of wordt verheven, wordt die wet
gewijzigd als volgt:

	1. Aan artikel 14 worden twee nieuwe leden toegevoegd, luidende:

	4. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld ter
uitvoering van door de Europese Commissie met inachtneming van artikel
8, derde lid, van de richtlijn vastgestelde gedetailleerde regels.

	5. Indien een via het centraal loket verzonden bericht dat op
procedures en formaliteiten betrekking heeft, is ondertekend met een
elektronische handtekening die afwijkt van een elektronische
handtekening die bij of krachtens wettelijk voorschrift is
voorgeschreven of door een bevoegde instantie wordt geëist, kan een
bevoegde instantie dit bericht niet om die reden weigeren, indien de
elektronische handtekening voldoet aan een van de in de ministeriële
regeling, bedoeld in het vierde lid, genoemde elektronische
handtekeningen, tenzij:

 	a. het een elektronische handtekening betreft waarvan het niveau van
betrouwbaarheid lager is dan de elektronische handtekening die bij of
krachtens wettelijk voorschrift is voorgeschreven of door een bevoegde
instantie wordt geëist, of

 	b. de in de ministeriële regeling, bedoeld in het vierde lid,
genoemde elektronische handtekening met het laagste niveau van
betrouwbaarheid bij of krachtens wettelijk voorschrift is voorgeschreven
of door een bevoegde instantie wordt geëist.

	2. Aan artikel 42 wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:

	5. Voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot afgifte van een
verklaring

omtrent het gedrag kan Onze minister van Justitie van de aanvrager,
bedoeld in het eerste lid, een vergoeding van kosten verlangen. Artikel
39, tweede en vierde lid, van de Wet justitiële en strafvorderlijke
gegevens is van overeenkomstige toepassing.

	3. Na hoofdstuk 6 wordt een nieuw hoofdstuk ingevoegd, luidende:

HOOFDSTUK 6A. NALEVING VERPLICHTINGEN DOOR BEVOEGDE INSTANTIES

Artikel 59a

	1. Indien een bevoegde instantie niet of niet naar behoren voldoet aan
een voor hem geldende rechtsplicht voortvloeiende uit de artikelen 8,
14, 19, 34, 36, 37, 39, 46 tot en met 50 of 55 dan wel voortvloeiende
uit de artikelen 15, zevende lid, of 39, vijfde lid, tweede alinea, van
de richtlijn, kan Onze Minister: 

	a. in overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties ten aanzien van provincies, gemeenten en
gemeenschappelijke regelingen waaraan zijn deelnemen, of

	b. in overeenstemming met Onze Minister van Verkeer en Waterstaat ten
aanzien van waterschappen en gemeenschappelijke regelingen waaraan
uitsluitend waterschappen deelnemen, 

	de desbetreffende bevoegde instantie een aanwijzing geven om binnen een
in die aanwijzing vermelde termijn, alsnog aan die rechtsplicht te
voldoen.

	2. Het eerste lid is niet van toepassing op bestuursorganen van
provincies, gemeenten en gemeenschappelijke regelingen waaraan zij
deelnemen, indien de bevoegdheden van artikel 121 en hoofdstuk XVIII van
de Provinciewet en van artikel 124 en hoofdstuk XVII van de Gemeentewet
toereikend zijn om het niet of niet naar behoren voldoen als bedoeld in
het eerste lid te herstellen.

Artikel 59b

	1. Een aanwijzing wordt niet gegeven dan nadat aan de bevoegde
instantie gelegenheid tot overleg is geboden. 

	2. Een aanwijzing wordt, behoudens in spoedeisende gevallen, niet
eerder gegeven dan nadat de bevoegde instantie in de gelegenheid is
gesteld om binnen een door Onze Minister in overeenstemming met Onze
andere betrokken Minister gestelde termijn alsnog aan de rechtsplicht,
bedoeld in artikel 59a, te voldoen. 

	3. De motivering van de aanwijzing verwijst naar hetgeen in het overleg
aan de orde is gekomen.

	4. Van de aanwijzing wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.

Artikel 59c

	Indien de in de aanwijzing vermelde termijn verstrijkt zonder dat de
aanwijzing is opgevolgd, kan Onze Minister er, namens en op kosten van
de bevoegde instantie, zowel door het verrichten van publiekrechtelijke
of privaatrechtelijke rechtshandelingen als door het verrichten van
feitelijke handelingen in voorzien dat alsnog wordt voldaan aan de
rechtsplicht in verband waarmee de aanwijzing, bedoeld in artikel 59a,
is gegeven.

Artikel 59d

	1. Tegen een aanwijzing of een besluit op grond van artikel 59c kan
beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad
van State. Artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van
toepassing.

	2. In afwijking van artikel 6:2 van de Algemene wet bestuursrecht kan
geen beroep worden ingesteld tegen de weigering om een aanwijzing te
geven of een besluit op grond van artikel 59c te nemen.

ARTIKEL VIIIa 

	De Telecommunicatiewet wordt gewijzigd als volgt:

A

	Artikel 2.1 wordt gewijzigd als volgt:

	1. Het vijfde lid, tweede volzin, komt te luiden:

	Bij de aanvraag van een registratie legt de certificatiedienstverlener
over:

	a. documenten, waaruit de overeenstemming met de bij en krachtens
artikel 18.15, eerste en tweede lid, bedoelde eisen blijkt, en

	b. de gegevens waarvoor krachtens artikel 2.4, vierde lid, bij
ministeriële regeling is bepaald, dat die aan het college verstrekt
dienen te worden. 

	2. Het vijfde lid, derde volzin, vervalt.

	3. In het zesde lid, wordt na “krachtens de tweede volzin van het
vijfde lid” ingevoegd: onder a,.

	4. Na het zesde lid wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:

	7. Het college is bevoegd te bepalen welke andere gegevens bij de
aanvraag van een registratie dienen te worden overgelegd.

B

	Artikel 2.2 wordt gewijzigd als volgt:

	1. In het derde lid, wordt “artikel 2.1, vijfde of zesde lid,”
vervangen door: artikel 2.1, vijfde, zesde of zevende lid,.

	2. In het vierde lid, onderdeel b, vervalt “of”.

	3. Onder vervanging van de punt aan het slot van het vierde lid,
onderdeel c, door “;of” wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

d. indien het college heeft vastgesteld dat de
certificatiedienstverlener de gegevens, bedoeld in artikel 2.1, vijfde
lid, onder b, of wijzigingen daarin niet, onvolledig of niet juist heeft
verstrekt, en de certificatiedienstverlener niet binnen de door het
college gestelde termijn de volledige of juiste gegevens alsnog
verstrekt.

	4. Na het vierde lid wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:

	5. Indien de certificatiedienstverlener aantoont redelijkerwijs niet
binnen de gestelde termijn, bedoeld in het vierde lid, onder c, aan de
eisen, bedoeld in dat onderdeel, te kunnen voldoen, of binnen de
gestelde termijn, bedoeld in het vierde lid, onder d, alsnog de juiste
gegevens, bedoeld in dat onderdeel, te kunnen verstrekken, kan het
college de termijn verlengen.

C

	

	Artikel 2.3 wordt gewijzigd als volgt:

	1. Onder vernummering van het derde tot en met vijfde lid tot het
vijfde tot en met zevende lid, worden twee nieuwe leden ingevoegd,
luidende:

	3. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over:

	a. de door het college in het register te vermelden gegevens anders dan
die, bedoeld in het eerste lid;

	b. de opzet, structuur en elektronische wijze van raadpleging van het
register.

	4. Indien de ministeriële regeling, bedoeld in het derde lid, nadere
regels stelt over de in het register te vermelden gegevens, kan daarbij
tevens worden bepaald welke van die gegevens door een
certificatiedienstverlener aan het college verstrekt dienen te worden
tot opname in het register.

	2. In het vijfde lid (nieuw) wordt “die van invloed zijn op de
registratie.” vervangen door: die van invloed zijn op de registratie
of op de in het register opgenomen gegevens die krachtens het vierde lid
zijn verstrekt.

	3. In het zesde lid (nieuw) wordt “derde lid” vervangen door:
vijfde lid.

	4. In het zevende lid (nieuw) wordt “vierde lid” vervangen door:
zesde lid.

D

	In artikel 18.18 wordt “artikel 2.2, vierde lid, onderdeel b of c”
vervangen door: artikel 2.2, vierde lid, onderdeel b, c, of d.

E

	Na artikel 20.15 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 20.16

	1. Indien een certificatiedienstverlener voorafgaand aan het tijdstip
van inwerkingtreding van de ministeriële regeling, bedoeld in artikel
2.3, derde lid, reeds geregistreerd is, vindt verstrekking van de
krachtens artikel 2.3, vierde lid, aan het college te overleggen
gegevens plaats binnen een door het college zo spoedig mogelijk na
inwerkingtreding van de regeling te bepalen redelijke termijn. 

	2. Indien de certificatiedienstverlener aantoont redelijkerwijs niet
binnen de gestelde termijn, bedoeld in het eerste lid, alsnog de
gegevens, bedoeld in dat lid, aan het college te kunnen verstrekken, kan
het college de termijn verlengen.

	3. Indien een certificatiedienstverlener waarop het eerste lid van
toepassing is, de krachtens artikel 2.3, vierde lid, te overleggen
gegevens, niet of niet volledig binnen de gestelde termijn, bedoeld in
het eerste of tweede lid, heeft verstrekt, wordt de registratie
beëindigd.

	4. Indien een aanvraag van een certificatiedienstverlener tot
registratie voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van de
ministeriële regeling, bedoeld in artikel 2.3, derde lid, is ingediend,
en die aanvraag op of na het tijdstip van inwerkingtreding van die
regeling tot een registratie leidt, vindt verstrekking van de krachtens
artikel 2.3, vierde lid, aan het college te overleggen gegevens plaats
binnen een door het college te bepalen redelijke termijn, die zo spoedig
mogelijk na die registratie aanvangt. Het tweede en derde lid zijn van
overeenkomstige toepassing. 

	5. Indien een aanvraag van een certificatiedienstverlener tot
registratie na de inwerkingtreding van artikel 2.1, vijfde lid, onder b,
is ingediend, maar voorafgaand aan het tijdstip van de inwerkingtreding
van de ministeriële regeling, bedoeld in artikel 2.3, derde lid, is,
onverlet het vierde lid, artikel 2.1, vijfde lid, onder b, op die
aanvraag niet van toepassing. 

	6. De ministeriële regeling, bedoeld in artikel 2.3, derde lid, heeft
jegens het college geen werking ten aanzien van de verplichting voor het
college in het register gegevens op te nemen, die krachtens artikel 2.3,
vierde lid, door een certificaatdienstverlener verstrekt dienen te
worden binnen een termijn als bedoeld in het eerste, tweede of vijfde
lid, totdat die termijn verstreken is.

ARTIKEL IX

	De Flora- en faunawet wordt als volgt gewijzigd:

A

	Artikel 62 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid vervalt de zinsnede “zonder voorzien te zijn van
een vergunning van Onze Minister”.

	2. Het tweede lid komt te luiden:

	2. Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing als een door
Onze Minister erkend preparateursexamen met gunstig gevolg is afgelegd.
Het bepaalde in artikel 40, eerste lid, is ten aanzien van dat examen
van overeenkomstige toepassing.

	3. Het derde lid komt te luiden:

	3. Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing voor
de houder van een vergunning of een ontheffing als bedoeld in artikel 15
of 21 van de Vogelwet 1936, artikel 60 van de Jachtwet of artikel 25 van
de Natuurbeschermingswet, voor zover deze is verleend met het oog op de
preparatie van dieren.

B

	Artikel 63 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het tweede lid, aanhef, vervalt de zinsnede “voor de houder van
een vergunning bedoeld in artikel 62, eerste lid,”.

	2. In het derde lid wordt “de houder van een vergunning als bedoeld
in artikel 62, eerste lid” vervangen door: degene, die de
prepareerwerkzaamheden uitvoert.

C

	In artikel 78, onderdeel b, wordt “de artikelen 62, eerste lid, en
63, vierde lid,” vervangen door: artikel 63, vierde lid.

ARTIKEL X

	De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk
besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen en
onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

ARTIKEL XI

	Deze wet wordt aangehaald als: Aanpassingswet dienstenrichtlijn.

	Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en
dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Economische Zaken,

 PAGE    

 PAGE   13