[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

32169 NR Wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met het beperken van de mogelijkheden om een taakstraf op te leggen voor ernstige zeden- en geweldsmisdrijven en bij recidive van misdrijven

Wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met het beperken van de mogelijkheden om een taakstraf op te leggen voor ernstige zeden- en geweldsmisdrijven en bij recidive van misdrijven

Nader rapport

Nummer: 2009D49577, datum: 2009-10-13, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2009Z18807:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


	

Datum

5 oktober 2009

Onderwerp

Nader rapport inzake het voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek
van Strafrecht in verband met het beperken van de mogelijkheden om een
taakstraf op te leggen voor ernstige zeden- en geweldsmisdrijven en bij
recidive van misdrijven 



Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 28 mei 2009,
nr. 09.001442, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies
inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen
toekomen. Dit advies, gedateerd 23 juli 2009, nr. W.03.09.0164/II, bied
ik U hierbij aan.

De Raad maakt in vier paragrafen (1. Inleiding; 2. Maatschappelijk
draagvlak voor taakstraffen; 3. De praktijk van de oplegging van
taakstraffen bij ernstige zeden- en geweldsmisdrijven; 4. Taakstraf
acceptabel?) opmerkingen over en plaatst kanttekeningen bij het
wetsvoorstel. Deze worden hieronder gezamenlijk in een algemene
beschouwing van een reactie voorzien.

De regering zet met verschillende programma’s (Veiligheid begint bij
voorkomen, Justitiële voorwaarden, Terugdringen recidive) in op het
terugdringen van de criminaliteit. De structurele, op gedragsverandering
gerichte aanpak behoort daarbij tot de kern van het regeringsbeleid. Dat
beleid heeft een sterke nadruk op het voorkomen van recidive. Het gaat
daarbij om het tegengaan van de problemen, de overlast en het leed dat
door criminaliteit wordt veroorzaakt. Dat gebeurt met een ingrijpende en
doordachte strafrechtelijke reactie. De reactie is ingrijpend in de mate
die nodig is. Deze reactie is vaak veel ingrijpender dan in de oude
benadering met korte vrijheidsstraf of een «kale» taakstraf. Met de
persoonsgerichte aanpak integreert de regering preventie en repressie.
Vergelding en preventie van herhaling zijn geen tegengestelde
strafdoelen: stevige, effectieve sanctietoepassing vraagt om een
combinatie van beide. Werken aan gedragsverandering ter voorkoming van
criminaliteit gebeurt onder strikt toezicht en is verre van
vrijblijvend. Het is een ingrijpende en passende reactie op het leed en
de overlast die criminelen veroorzaken.

Voorwaardelijke (vrijheids)straffen nemen in de persoonsgerichte aanpak
een belangrijke plaats in. Ze zijn erop gericht om criminele
levenspatronen effectief te veranderen. Dat gebeurt onder strikt
toezicht van het openbaar ministerie en de reclassering. Voor het goed
functioneren van het reclasseringstoezicht is het van belang dat er een
stok achter de deur is, dat er kan worden teruggevallen op de
voorwaardelijk niet ten uitvoer gelegde straf als het
reclasseringstoezicht onvoldoende of niet wordt geaccepteerd. 

Bij het realiseren van de persoonsgerichte aanpak en het terugdringen
van recidive spelen vele personen en instanties een rol. De rechter
neemt een centrale plaats in. Het is immers de rechter die, gelet op de
aard en de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dat feit is
begaan en de persoon van de dader, en rekening houdend met de mogelijk
verschillende strafdoelen (vergelding en de speciale en generale
preventie), de vrijheid heeft om te bepalen welke straf in welk concreet
geval passend en geboden is. Ook voor de regering is de
straftoemetingsvrijheid van de rechter een wezenlijk element van ons
strafrechtelijke stelsel en zij wordt ook gerespecteerd. 

De algemene kaders waarbinnen de rechterlijke straftoemetingsvrijheid
functioneert, worden gegeven door de wet. Het is daarbij niet de taak
van de wetgever om in detail voor te schrijven welke straf wel en welke
staf niet passend is in individuele gevallen. Wel is het de taak van de
wetgever om in de wet vast te leggen welke straffen de rechter kan
opleggen en onder welke omstandigheden deze kunnen worden opgelegd, mede
gelet op de beleving van een straf in de maatschappij. Ook thans heeft
de wetgever al beperkingen aangebracht in de straftoemetingsvrijheid van
de rechter wat betreft taakstraffen: de rechter kan geen taakstraf
opleggen indien hij tevens een vrijheidsstraf oplegt waarvan het
onvoorwaardelijke deel langer is dan zes maanden (art. 9, lid 4, Sr).

De regering acht het behouden van het politiek en maatschappelijk
draagvlak voor de taakstraf van belang en acht in dit licht een
duidelijk wettelijk kader voor de toepassing van deze straf aangewezen.
Voor de bestraffing van ernstige zeden- en geweldsmisdrijven kan niet
worden volstaan met het opleggen van een «kale» taakstraf. Een
dergelijk bestraffing voldoet niet aan de eisen die, gelet op de ernst
van het delict, met het oog op vergelding en het voorkomen van nieuwe
strafbare feiten in de toekomst, moeten worden gesteld. 

Het onderzoek naar de praktijk van de oplegging van taakstraffen bij
ernstige zeden- en geweldsmisdrijven laat zien dat het rekwireren en
opleggen van een taakstraf, al dan niet in combinatie met een andere
straf, bij ernstige delicten geen uitzondering is gebleken. In 41% van
de onderzochte gevallen van veroordeling voor ernstige misdrijven werd
een taakstraf opgelegd. In 6% van de gevallen was dit in combinatie met
een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, in 21% van de gevallen in
combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf en in 14% van de
gevallen werd alleen een taakstraf opgelegd. 

Het opleggen van een «kale» taakstraf komt bij ernstige zeden- en
geweldsmisdrijven dus wel degelijk voor en de regering acht het nemen
van maatregelen in dat licht passend en geboden. Een van die maatregelen
betreft de aanscherping van de Aanwijzing taakstraffen van het openbaar
ministerie per 1 januari jl. Uit de evaluatie van die maatregel zal
moeten blijken welk effect de aanscherping heeft gehad op de praktijk
van de strafvordering door het openbaar ministerie. In het licht van het
regeringsbeleid inzake het terugdringen van criminaliteit en de door de
regering voorgestane positionering van de taakstraf kan met de
aanscherping van de strafvorderingsrichtlijn niet worden volstaan. Een
wettelijke positionering van de taakstraf als een passende straf voor
naar verhouding lichtere strafbare feiten biedt voor alle betrokkenen in
de strafrechtspleging en voor de justitiabele helderheid over de
toepassing ervan en geeft daarnaast een duidelijk signaal dat de
taakstraf een nuttig instrument is in een goed werkend sanctiestelsel en
dat ook kan blijven doordat de toepassing ervan plaatsvindt voor naar
verhouding lichtere strafbare feiten. 

In geval van veroordeling voor een ernstig zeden- of geweldsmisdrijf kan
alleen een taakstraf worden opgelegd tezamen met een al dan niet (deels)
voorwaardelijke vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel. Door
middel van het stellen van bijzondere voorwaarden verbonden aan de
voorwaardelijke straf kan dan gericht gewerkt worden aan
gedragsverandering van de veroordeelde en aan het voorkomen van
recidive, met de vrijheidsstraf als stok achter de deur.

Het door de Raad genoemde belang van onderzoek naar de maatschappelijk
acceptatie en het vergeldende karakter van taakstraffen wordt
onderschreven. In de onderzoeksprogrammering van het Wetenschappelijk
Onderzoek- en Documentatiecentrum van het ministerie van Justitie (WODC)
wordt hier ook veel aandacht aan besteed. Het thans al beschikbare
onderzoek zal worden geïnventariseerd en zonodig zal ik het WODC nader
onderzoek laten verrichten. De resultaten van lopende en eventuele nog
uit te voeren onderzoeken zijn eerst op langere termijn te verwachten.
Alsdan zullen zij beoordeeld worden op hun relevantie voor de wettelijke
positionering van de taakstraf. Een en ander laat echter onverlet dat
het de verantwoordelijkheid van de wetgever is om een antwoord te geven
op de vraag hoe de taakstraf in het sanctiestelsel moet worden
gepositioneerd en voor welke soort strafbare feiten de taakstraf een
passende straf is.

Aan de redactionele kanttekeningen van de Raad is gevolg gegeven. 

Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en
de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der
Staten-Generaal te zenden.

De Minister van Justitie,

  IF   REF dvRubriceringMerkingRefBasis \* MERGEFORMAT     = " " "

" "

  REF dvRubriceringMerkingRefBasis \* MERGEFORMAT  Test  

"   

 

Directoraat-Generaal Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en
Vreemdelingenzaken

Directie Wetgeving

Sector straf- en sanctierecht

Datum

5 oktober 2009

  REF dvRubriceringMerkingRefBasis \* MERGEFORMAT    	Pagina   PAGE \*
MERGEFORMAT  2  van   SECTIONPAGES \* MERGEFORMAT  3  



Directoraat-Generaal Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en
Vreemdelingenzaken

Directie Wetgeving

sector straf- en sanctierecht

Schedeldoekshaven 100

2511 EX  Den Haag

Postbus 20301

2500 EH  Den Haag

www.justitie.nl

Contactpersoon

mr.drs. J.T.J. Struyker Boudier

T	070 370 7204

Ons kenmerk

5622439/09/6

 	  IF   SECTIONPAGES \* MERGEFORMAT  3 > 1"Pagina   PAGE \* MERGEFORMAT
 1  van   SECTIONPAGES \* MERGEFORMAT  3  " " "  Pagina 1 van 3   



Aan de Koningin