32169 NR Wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met het beperken van de mogelijkheden om een taakstraf op te leggen voor ernstige zeden- en geweldsmisdrijven en bij recidive van misdrijven
Wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met het beperken van de mogelijkheden om een taakstraf op te leggen voor ernstige zeden- en geweldsmisdrijven en bij recidive van misdrijven
Nader rapport
Nummer: 2009D49577, datum: 2009-10-13, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: E.M.H. Hirsch Ballin, minister van Justitie ()
Onderdeel van zaak 2009Z18807:
- Indiener: E.M.H. Hirsch Ballin, minister van Justitie
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Veiligheid en Justitie (2010-2017)
- 2009-10-15 15:00: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2009-11-05 09:30: Procedurevergadering Justitie (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie (2008-2010)
- 2009-11-26 14:00: Wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met het beperken van de mogelijkheden om een taakstraf op te leggen voor ernstige zeden- en geweldsmisdrijven en bij recidive van misdrijven (32169) (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Justitie (2008-2010)
- 2010-03-02 15:30: Extra procedurevergadering commissie Justitie (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie (2008-2010)
- 2010-03-10 16:00: Procedurevergadering commissie Justitie (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie (2008-2010)
- 2010-04-14 14:30: Procedurevergadering commissie Justitie (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie (2008-2010)
- 2010-05-12 13:01: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2011-03-16 14:15: Wijz. Wetboek van Strafrecht; beperken van de mogelijkheden om een taakstraf op te leggen voor ernstige zeden- en geweldsmisdrijven en bij recidive van misdrijven (32169) (1e termijn Kamer) (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2011-03-24 18:30: Wijz. Wetboek van Strafrecht; beperken van de mogelijkheden om een taakstraf op te leggen voor ernstige zeden- en geweldsmisdrijven en bij recidive van misdrijven (32169) (voortzetting) (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2011-03-29 15:15: Stemmingen (Stemmingen), TK
Preview document (🔗 origineel)
Datum 5 oktober 2009 Onderwerp Nader rapport inzake het voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met het beperken van de mogelijkheden om een taakstraf op te leggen voor ernstige zeden- en geweldsmisdrijven en bij recidive van misdrijven Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 28 mei 2009, nr. 09.001442, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 23 juli 2009, nr. W.03.09.0164/II, bied ik U hierbij aan. De Raad maakt in vier paragrafen (1. Inleiding; 2. Maatschappelijk draagvlak voor taakstraffen; 3. De praktijk van de oplegging van taakstraffen bij ernstige zeden- en geweldsmisdrijven; 4. Taakstraf acceptabel?) opmerkingen over en plaatst kanttekeningen bij het wetsvoorstel. Deze worden hieronder gezamenlijk in een algemene beschouwing van een reactie voorzien. De regering zet met verschillende programma’s (Veiligheid begint bij voorkomen, Justitiële voorwaarden, Terugdringen recidive) in op het terugdringen van de criminaliteit. De structurele, op gedragsverandering gerichte aanpak behoort daarbij tot de kern van het regeringsbeleid. Dat beleid heeft een sterke nadruk op het voorkomen van recidive. Het gaat daarbij om het tegengaan van de problemen, de overlast en het leed dat door criminaliteit wordt veroorzaakt. Dat gebeurt met een ingrijpende en doordachte strafrechtelijke reactie. De reactie is ingrijpend in de mate die nodig is. Deze reactie is vaak veel ingrijpender dan in de oude benadering met korte vrijheidsstraf of een «kale» taakstraf. Met de persoonsgerichte aanpak integreert de regering preventie en repressie. Vergelding en preventie van herhaling zijn geen tegengestelde strafdoelen: stevige, effectieve sanctietoepassing vraagt om een combinatie van beide. Werken aan gedragsverandering ter voorkoming van criminaliteit gebeurt onder strikt toezicht en is verre van vrijblijvend. Het is een ingrijpende en passende reactie op het leed en de overlast die criminelen veroorzaken. Voorwaardelijke (vrijheids)straffen nemen in de persoonsgerichte aanpak een belangrijke plaats in. Ze zijn erop gericht om criminele levenspatronen effectief te veranderen. Dat gebeurt onder strikt toezicht van het openbaar ministerie en de reclassering. Voor het goed functioneren van het reclasseringstoezicht is het van belang dat er een stok achter de deur is, dat er kan worden teruggevallen op de voorwaardelijk niet ten uitvoer gelegde straf als het reclasseringstoezicht onvoldoende of niet wordt geaccepteerd. Bij het realiseren van de persoonsgerichte aanpak en het terugdringen van recidive spelen vele personen en instanties een rol. De rechter neemt een centrale plaats in. Het is immers de rechter die, gelet op de aard en de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dat feit is begaan en de persoon van de dader, en rekening houdend met de mogelijk verschillende strafdoelen (vergelding en de speciale en generale preventie), de vrijheid heeft om te bepalen welke straf in welk concreet geval passend en geboden is. Ook voor de regering is de straftoemetingsvrijheid van de rechter een wezenlijk element van ons strafrechtelijke stelsel en zij wordt ook gerespecteerd. De algemene kaders waarbinnen de rechterlijke straftoemetingsvrijheid functioneert, worden gegeven door de wet. Het is daarbij niet de taak van de wetgever om in detail voor te schrijven welke straf wel en welke staf niet passend is in individuele gevallen. Wel is het de taak van de wetgever om in de wet vast te leggen welke straffen de rechter kan opleggen en onder welke omstandigheden deze kunnen worden opgelegd, mede gelet op de beleving van een straf in de maatschappij. Ook thans heeft de wetgever al beperkingen aangebracht in de straftoemetingsvrijheid van de rechter wat betreft taakstraffen: de rechter kan geen taakstraf opleggen indien hij tevens een vrijheidsstraf oplegt waarvan het onvoorwaardelijke deel langer is dan zes maanden (art. 9, lid 4, Sr). De regering acht het behouden van het politiek en maatschappelijk draagvlak voor de taakstraf van belang en acht in dit licht een duidelijk wettelijk kader voor de toepassing van deze straf aangewezen. Voor de bestraffing van ernstige zeden- en geweldsmisdrijven kan niet worden volstaan met het opleggen van een «kale» taakstraf. Een dergelijk bestraffing voldoet niet aan de eisen die, gelet op de ernst van het delict, met het oog op vergelding en het voorkomen van nieuwe strafbare feiten in de toekomst, moeten worden gesteld. Het onderzoek naar de praktijk van de oplegging van taakstraffen bij ernstige zeden- en geweldsmisdrijven laat zien dat het rekwireren en opleggen van een taakstraf, al dan niet in combinatie met een andere straf, bij ernstige delicten geen uitzondering is gebleken. In 41% van de onderzochte gevallen van veroordeling voor ernstige misdrijven werd een taakstraf opgelegd. In 6% van de gevallen was dit in combinatie met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, in 21% van de gevallen in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf en in 14% van de gevallen werd alleen een taakstraf opgelegd. Het opleggen van een «kale» taakstraf komt bij ernstige zeden- en geweldsmisdrijven dus wel degelijk voor en de regering acht het nemen van maatregelen in dat licht passend en geboden. Een van die maatregelen betreft de aanscherping van de Aanwijzing taakstraffen van het openbaar ministerie per 1 januari jl. Uit de evaluatie van die maatregel zal moeten blijken welk effect de aanscherping heeft gehad op de praktijk van de strafvordering door het openbaar ministerie. In het licht van het regeringsbeleid inzake het terugdringen van criminaliteit en de door de regering voorgestane positionering van de taakstraf kan met de aanscherping van de strafvorderingsrichtlijn niet worden volstaan. Een wettelijke positionering van de taakstraf als een passende straf voor naar verhouding lichtere strafbare feiten biedt voor alle betrokkenen in de strafrechtspleging en voor de justitiabele helderheid over de toepassing ervan en geeft daarnaast een duidelijk signaal dat de taakstraf een nuttig instrument is in een goed werkend sanctiestelsel en dat ook kan blijven doordat de toepassing ervan plaatsvindt voor naar verhouding lichtere strafbare feiten. In geval van veroordeling voor een ernstig zeden- of geweldsmisdrijf kan alleen een taakstraf worden opgelegd tezamen met een al dan niet (deels) voorwaardelijke vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel. Door middel van het stellen van bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf kan dan gericht gewerkt worden aan gedragsverandering van de veroordeelde en aan het voorkomen van recidive, met de vrijheidsstraf als stok achter de deur. Het door de Raad genoemde belang van onderzoek naar de maatschappelijk acceptatie en het vergeldende karakter van taakstraffen wordt onderschreven. In de onderzoeksprogrammering van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum van het ministerie van Justitie (WODC) wordt hier ook veel aandacht aan besteed. Het thans al beschikbare onderzoek zal worden geïnventariseerd en zonodig zal ik het WODC nader onderzoek laten verrichten. De resultaten van lopende en eventuele nog uit te voeren onderzoeken zijn eerst op langere termijn te verwachten. Alsdan zullen zij beoordeeld worden op hun relevantie voor de wettelijke positionering van de taakstraf. Een en ander laat echter onverlet dat het de verantwoordelijkheid van de wetgever is om een antwoord te geven op de vraag hoe de taakstraf in het sanctiestelsel moet worden gepositioneerd en voor welke soort strafbare feiten de taakstraf een passende straf is. Aan de redactionele kanttekeningen van de Raad is gevolg gegeven. Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden. De Minister van Justitie, IF REF dvRubriceringMerkingRefBasis \* MERGEFORMAT = " " " " " REF dvRubriceringMerkingRefBasis \* MERGEFORMAT Test " Directoraat-Generaal Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken Directie Wetgeving Sector straf- en sanctierecht Datum 5 oktober 2009 REF dvRubriceringMerkingRefBasis \* MERGEFORMAT Pagina PAGE \* MERGEFORMAT 2 van SECTIONPAGES \* MERGEFORMAT 3 Directoraat-Generaal Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken Directie Wetgeving sector straf- en sanctierecht Schedeldoekshaven 100 2511 EX Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.justitie.nl Contactpersoon mr.drs. J.T.J. Struyker Boudier T 070 370 7204 Ons kenmerk 5622439/09/6 IF SECTIONPAGES \* MERGEFORMAT 3 > 1"Pagina PAGE \* MERGEFORMAT 1 van SECTIONPAGES \* MERGEFORMAT 3 " " " Pagina 1 van 3 Aan de Koningin