32186 (R1901) NR aanpassing rijkswetten aan de oprichting van de nieuwe landen
Wijziging van verschillende rijkswetten in verband met de verkrijging van de hoedanigheid van land binnen het Koninkrijk door Curaçao en Sint Maarten en de toetreding van Bonaire, Sint Eustatius en Saba tot het Nederlandse staatsbestel (Rijkswet aanpassing rijkswetten aan de oprichting van de nieuwe landen)
Nader rapport
Nummer: 2009D52183, datum: 2009-10-23, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: A.Th.B. Bijleveld-Schouten, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (Ooit CDA kamerlid)
Onderdeel van zaak 2009Z19710:
- Indiener: A.Th.B. Bijleveld-Schouten, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken
- 2009-10-28 13:00: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2009-11-04 13:00: Procedurevergadering NAAZ (Procedurevergadering), vaste commissie voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken
- 2009-11-04 13:30: Aanvang middagvergadering: regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2009-11-24 16:00: Wijziging van verschillende rijkswetten in verband met de verkrijging van de hoedanigheid van land binnen het Koninkrijk door Curaçao en Sint Maarten en de toetreding van Bonaire, Sint Eustatius en Saba tot het Nederlandse staatsbestel (Rijkswet aanpassing rijkswetten aan de oprichting van de nieuwe landen) (32186 (R1901)) (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken
- 2010-01-27 13:00: Procedurevergadering NAAZ (Procedurevergadering), vaste commissie voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken
- 2010-03-02 16:00: Extra procedurevergadering commissie NAAZ (Procedurevergadering), vaste commissie voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken
- 2010-03-10 13:00: Procedurevergadering NAAZ (Procedurevergadering), vaste commissie voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken
- 2010-03-31 13:00: Procedurevergadering NAAZ (Procedurevergadering), vaste commissie voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken
- 2010-03-31 14:00: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2010-04-09 11:00: Staatkundige vernieuwing van het Koninkrijk (Wetgevingsoverleg), vaste commissie voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken
- 2010-04-12 10:00: Staatkundige vernieuwing van het koninkrijk (Wetgevingsoverleg), vaste commissie voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken
- 2010-04-14 10:15: Wetsvoorstellen staatkundige vernieuwing (32 017 t/m 32 020, 32 026, 32 041, 32 178, 32 179, 32 186, 32 213) (plenaire afronding) (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2010-04-15 15:15: Stemmingen (over de wetsvoorstellen inzake de staatkundige vernieuwing van het Koninkrijk) (Stemmingen), TK
Preview document (🔗 origineel)
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 24 maart 2009, nr. 09.000792, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State van het Koninkrijk zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van rijkswet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 29 april 2009, nr. No.W04.09.0089/I/K, bied ik U hierbij aan. De Raad geeft U in overweging het voorstel van rijkswet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, aan de Staten van de Nederlandse Antillen en aan die van Aruba, nadat met het advies van de Raad rekening is gehouden. De opmerkingen van de Raad van State van het Koninkrijk worden in het navolgende besproken. Daarbij worden de volgorde en nummering van het advies van de Raad aangehouden. 1. Overleg met Gouverneurs a. De Raad merkt op dat het in de rede zou liggen dat het overleg met de Gouverneurs over koninkrijksaangelegenheden plaatsvindt onder leiding van de voorzitter van de Rijksministerraad, indien er een secretariaat van het Koninkrijk zou zijn onder leiding van de voorzitter van de raad van ministers van het Koninkrijk, zoals aanbevolen in de voorlichting van afdeling I d.d. 18 september 2006 van de Raad inzake de hervorming van de staatkundige hervormingen van de Antilliaanse eilanden binnen het Koninkrijk. Er is echter op dit moment geen secretariaat van het Koninkrijk. In het kader van de staatkundige hervorming van de Nederlandse Antillen zullen slechts die wijzigingen op koninkrijksniveau worden aangebracht die verband houden met deze hervorming. Dit voorkomt dat het proces onnodig wordt belast of vertraagd. De Raad merkt verder op dat er een onderscheid is tussen de in de raad van ministers van het Koninkrijk te behartigen koninkrijksaangelegenheden en de koninkrijksrelaties zoals die in de Nederlandse ministerraad worden behartigd. Het overleg met de Gouverneurs gaat over 'aangelegenheden waarbij het belang van het Koninkrijk is betrokken', dus over koninkrijksaangelegenheden. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties behartigt de koninkrijksrelaties in de Nederlandse ministerraad. Hiernaast behartigt de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een aantal koninkrijksaangelegenheden die direct verband houden met de functie van de Gouverneur als koninkrijksorgaan. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is binnen de koninkrijksregering eerstverantwoordelijk voor de waarborgtaak van het Koninkrijk. De artikelen 20 tot en met 22 van het Reglement geven ook de Gouverneur als koninkrijksorgaan een rol bij het behartigen van deze taak. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is verder verantwoordelijk voor de goede uitvoering van het Reglement voor de Gouverneur van Aruba. Het is de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties die het benoemingsbesluit van de Gouverneur contrasigneert en die de Gouverneur verlof geeft om Aruba te verlaten. Ook andere koninkrijkstaken van de Gouverneur, zoals op het gebied van de Paspoortwet en de publicatie van rijksregelgeving, vallen binnen de koninkrijksregering onder de verantwoordelijkheid van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het is als behartiger van deze koninkrijksaangelegenheden en niet als behartiger van de koninkrijksrelaties dat de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties geregeld met de Gouverneur zal overleggen. Op dit moment is de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties belast met deze aangelegenheden. Naar aanleiding van het advies van de Raad is artikel 1.2, onderdeel E, en de bijbehorende toelichting aangepast. Volgens de toelichting, die aan de Raad ter advisering is voorgelegd, wordt het overleg door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties gevoerd "vanwege de coördinerende taak van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties". Deze taak houdt echter verband met de relaties tussen het land Nederland en de overige landen binnen het Koninkrijk (de koninkrijksrelaties). Aangezien het overleg met de Gouverneurs over koninkrijksaangelegenheden zal gaan, staat nu in de toelichting dat het overleg tenminste tweemaal per jaar gevoerd wordt met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vanwege zijn verantwoordelijkheid voor de waarborgtaak van het Koninkrijk en voor de goede uitvoering van het Reglement voor de Gouverneur van Aruba. Ook andere aangelegenheden van het Koninkrijk kunnen bij het overleg aan de orde komen, indien en voor zover de Gouverneur als koninkrijksorgaan een rol speelt bij de behartiging van die aangelegenheden. Om deze reden is in artikel 15 opgenomen dat de ministers wie de te bespreken onderwerpen aangaan, aan het overleg kunnen deelnemen. De minister die binnen de Koninkrijksregering voor de betreffende Koninkrijksaangelegenheden de verantwoordelijkheid draagt, wordt tijdig op de hoogte gesteld. De betreffende minister kan vervolgens deelnemen aan het overleg om met de Gouverneurs te overleggen over de Koninkrijksaangelegenheid in kwestie of desgewenst separaat overleg voeren. Dit separate overleg wordt geregeld in het in artikel 1.2, onderdeel E, voorgestelde derde lid voor artikel 15 van het Reglement voor de Gouverneur van Aruba, waarin is opgenomen dat de Minister-President of andere Ministers van het Koninkrijk desgewenst overleg kunnen voeren met de Gouverneur. Tot slot is aan artikel 1.2, onderdeel E, toegevoegd dat de Minister-President aan een hierboven bedoeld overleg kan deelnemen en in dat geval de vergadering voorzit. De Raad merkt op dat het binnen goede bestuurlijke samenwerking past dat de Gouverneur en de Nederlandse bewindspersoon belast met koninkrijksrelaties geregeld overleg voeren, maar dat deze vorm van overleg niet in een reglement voor de Gouverneur hoeft te worden vastgelegd, anders dan het overleg over koninkrijksaangelegenheden. Inderdaad is het niet nodig om deze vorm van overleg over de koninkrijksrelaties in het Reglement voor de Gouverneur van Aruba op te nemen. Verder dient bedacht te worden dat bestuurlijk overleg tussen Nederland en Aruba op het terrein van landsaangelegenheden in beginsel plaats dient te vinden tussen de betrokken ministers of staatssecretarissen van deze landen. Volgens de Staatsregeling van Aruba zijn immers de ministers verantwoordelijk aan de Staten. b. Om te voorkomen dat er misverstand ontstaat over de verhouding tussen de Gouverneur en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, wordt de term uitnodigen niet meer gebruikt. 2. Rijkswet vrijwillige zetelverplaatsing van rechtspersonen Overeenkomstig het advies van de Raad wordt in de gewijzigde algemene bepaling nu gesproken over de verplaatsing van de zetel naar een ander land van het Koninkrijk. Daarbij omvat Nederland mede de openbare lichamen Bonaire, Saba en Sint Eustatius. Terecht merkt de Raad verder op dat het verwarrend kan zijn om in de artikelen 1, 6 en 15 te spreken over “de vier delen van het Koninkrijk”, nu er in de praktijk sprake zal zijn van vijf Koninkrijksdelen aangezien de openbare lichamen hun eigen Burgerlijk Wetboek behouden. De technische wijzigingen in de artikelen 1, vijfde lid, 6, derde lid, en 15, vierde lid, komen hieraan tegemoet. 3. Verhoging geldboete Bij de Rijkswet van 23 april 2009 tot wijziging van de Wet militair tuchtrecht in verband met het tegengaan van ongewenst gedrag binnen de krijgsmacht (Stb. 207) zijn de in artikel 43, eerste lid, van de Wet militair tuchtrecht opgenomen boetebedragen aanzienlijk verhoogd. Aangezien deze wijziging van de Wet militair tuchtrecht op korte termijn in werking zal treden, is in het onderhavige wetsvoorstel uitgegaan van de nieuwe boetebedragen. 4. Belastingregeling voor het Koninkrijk a. De Raad adviseert in de toelichting in te gaan op de te verwachten gevolgen voor de Belastingregeling voor het Koninkrijk (BRK) van een mogelijk aanzienlijke fiscale stelselwijziging op de BES eilanden. Tevens adviseert de Raad in te gaan op het tijdpad van de door de staatssecretaris van Financiën beoogde verdergaande aanpassing van de BRK. De toelichting is naar aanleiding van het vorengaande advies van de Raad aangevuld. b. De Raad is voorts van mening dat de BRK ook onderscheid moet maken tussen het Europese deel van Nederland en de BES eilanden, omdat anders een probleem zou ontstaan in tripartite verhoudingen (het Europese deel van Nederland, de BES eilanden en één van de andere landen van het Koninkrijk). De staatkundige hervormingen hebben tot gevolg dat binnen het Koninkrijk voortaan vier landen worden onderscheiden. Nederland – het Europese deel én de BES eilanden – is één van die landen. Met de in het onderhavige wetsontwerp voorgestelde wetswijzigingen wordt slechts beoogd de BRK aan te passen aan díe nieuwe staatkundige structuur door de landsna(a)m(en) te wijzigen. Hierdoor wordt in ieder geval bereikt dat vanaf het moment waarop de staatkundige hervormingen worden gerealiseerd (de transitiedatum) – net als thans – een regeling ter voorkoming van dubbele belasting van toepassing is in het gehele Koninkrijk. Een onderscheid tussen het Europese deel van Nederland enerzijds en de BES eilanden anderzijds, zoals de Raad adviseert, ligt vanuit dit (beperkte) oogmerk op dit moment niet voor de hand. Mocht op een later moment daartoe aanleiding zijn, dan kan de wenselijkheid van een dergelijk onderscheid tussen het Europese deel van Nederland en de BES eilanden uiteraard alsnog worden meegenomen in het kader van een toekomstige aanpassing of vervanging van de BRK. 5. Overgangsrecht a. De Raad van State heeft terecht gewezen op het belang van een overgangsbepaling, omdat anders de tijdvakken van hoofdverblijf die voor de staatkundige hervorming in de Nederlandse Antillen zijn doorgebracht niet in aanmerking kunnen worden genomen voor de opbouw van jaren als bedoeld in de Rijkswet op het Nederlanderschap (bijv. artikel 8 van de Rijkswet). Naar aanleiding hiervan is voorzien in een nieuw artikel 29, op grond waarvan de tijdvakken van hoofdverblijf die voor de inwerkingtreding van de Rijkswet aanpassing rijkswetten aan de oprichting van de nieuwe landen zijn doorgebracht in de Nederlandse Antillen bij de toepassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap en de daarop rustende bepalingen in aanmerking moeten worden genomen als waren zij doorgebracht in Aruba, Curaçao, Sint Maarten of de openbare lichamen Bonaire, Saba en Sint Eustatius. b. De Raad wijst op het ontbreken van een overgangsbepaling voor naamloze en besloten vennootschappen opgericht naar Nederlands-Antilliaans recht, waardoor deze buiten de reikwijdte van de Rijkswet vrijwillige zetelverplaatsing van rechtspersonen zouden vallen. Hieraan is tegemoet gekomen door invoeging van een nieuw artikel 29, vierde lid. Op grond daarvan worden nv’s en bv’s die bij de inwerkingtreding van de Rijkswet aanpassing rijkswetten aan de oprichting van de nieuwe landen de staat hebben van een vennootschap opgericht naar het recht van de Nederlandse Antillen, naar gelang hun plaats van vestiging, beschouwd als een vennootschap als bedoeld in de algemene bepaling, eerste lid, van de Rijkswet vrijwillige zetelverplaatsing van rechtspersonen. Bijgevolg strekt de Rijkswet vrijwillige zetelverplaatsing zich straks ook uit tot deze, voor de staatkundige hervorming naar Nederlands-Antilliaans recht opgerichte vennootschappen. Hiernaast is gebleken dat voor de wijziging voorgesteld in artikel 7.1, onderdeel A, met betrekking tot artikel 5, tweede lid, van de Rijksoctrooiwet 1995 overgangsrecht wenselijk is. Hierin wordt thans voorzien in het voorgestelde derde lid van artikel 5 van de Rijksoctrooiwet 1995. Tevens is voorzien in overgangsrecht in de Paspoortwet (artikel 1.1, onderdeel X) en in de Rijkswet van 20 december 1989, houdende regeling van pensioenen en uitkeringen aan Gouverneurs van de Nederlandse Antillen en van Aruba (Stb. 1990, 15) (artikel 1.6, onderdeel H). 6. Redactionele kanttekeningen De redactionele kanttekeningen van de Raad zijn overgenomen, met uitzondering van de volgende. Hoofdstuk 1 (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) De Raad adviseert om in artikel 1.2, onderdeel M, (dit is in de huidige tekst artikel 1.3) de zinsnede “ingeval naar aanleiding van een voorval ook het opleggen van een strafrechtelijke sanctie wordt overwogen” over te brengen van de onderdelen a tot en met d naar de aanhef. Hieraan is geen gevolg gegeven. Als deze zinsnede zou worden verplaatst naar de aanhef, dan komt daar te staan dat er bij of krachtens algemene maatregel van rijksbestuur of algemene maatregel van bestuur regels kunnen worden gesteld, ingeval naar aanleiding van een voorval ook het opleggen van een strafrechtelijke sanctie wordt overwogen. Het is echter niet zo dat deze regels pas kunnen worden vastgesteld, ingeval naar aanleiding van een voorval ook het opleggen van een strafrechtelijke sanctie wordt overwogen. De regels kunnen worden vastgesteld, ook als zich nog geen voorval heeft voorgedaan waarbij er een strafrechtelijke sanctie wordt overwogen. Wel is het zo dat de regels zullen worden toegepast, ingeval er naar aanleiding van een voorval ook het opleggen van een strafrechtelijke sanctie wordt overwogen, maar daarvoor moeten ze eerst worden vastgesteld. De zinsnede “ingeval naar aanleiding van een voorval ook het opleggen van een strafrechtelijke sanctie wordt overwogen” slaat terug op het overleg en de coördinatie, die worden genoemd in de onderdelen a tot en met d en de zinsnede hoort dus in deze onderdelen thuis en niet in de aanhef. De Raad adviseert in het aan artikel IV van de Rijkswet van 15 april 1994 tot wijziging van de wet van 4 april 1892, houdende instelling van de Orde van Oranje-Nassau, en van de wet van 29 september 1815, houdende instelling van de Orde van de Nederlandse Leeuw, alsmede instelling van het Kapittel voor de civiele orden (Stb. 350) toe te voegen tweede lid (artikel 1.8 van het wetsvoorstel, in de huidige tekst artikel 1.7) "de Rijksvertegenwoordiger voor de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba", gelet op de bestuurlijke verhoudingen te vervangen door: de gezaghebber. Dit advies is niet overgenomen. Aangezien de taak in Nederland bij de Commissaris van de Koning ligt, zijn de bestuurlijke verhoudingen juist aanleiding voor het laten uitvoeren van de adviestaak omtrent de verlening van onderscheidingen in de civiele orden door de Rijksvertegenwoordiger voor de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba aan inwoners van deze openbare lichamen. Hoofdstuk 2 (Justitie) De Raad merkt op dat de voorgestelde wijziging van de Rijkswet van 22 januari 1992, houdende regels betreffende de rechtspositie van enige militair-rechterlijke ambtenaren (artikel 2.4 van het wetsvoorstel) achterwege kan worden gelaten, tenzij die wet materieel nog niet is uitgewerkt. Absolute zekerheid over de vraag of de rijkswet materieel uit is gewerkt kan niet worden gegeven en derhalve is ervoor gekozen de voorgestelde wijziging niet achterwege te laten. Hoofdstuk 4 (Defensie) De Raad stelt voor in artikel 1, tweede lid, van de Defensiewet voor de Nederlandse Antillen en Aruba “Koning” niet te vervangen door “regering van het Koninkrijk”, maar door “Onze Minister”. Artikel 1, tweede lid, van de Defensiewet voor de Nederlandse Antillen en Aruba verleent zowel aan de Minister van Defensie als de Gouverneur als Koninkrijksorgaan de bevoegdheid om de bevelhebber van de krijgsmacht in het Caribisch gebied te schorsen. Bij deze schorsing gaat het niet om een rechtspositionele maatregel. De schorsing heeft, zoals uit de context blijkt, uitsluitend betrekking op de functie die wordt vervuld (te weten de functie van bevelhebber). Aangezien de Gouverneur als Koninkrijksorgaan verantwoordelijk is aan de regering van het Koninkrijk, en ook omdat, ingevolge artikel 97, tweede lid, van de Grondwet, het oppergezag over de krijgsmacht bij de regering berust is aan deze opmerking geen gevolg gegeven. Hoofdstuk 7 (Economische Zaken) Aan de redactionele kanttekening is geen gevolg gegeven. Immers, in artikel II, onderdeel U, onder 2 en 3, van Stb. 2006, 22, (abusievelijk verwijst de Raad naar Stb. 2006, 32) worden abusievelijk het vierde en vijfde lid van artikel 53 van de Rijksoctrooiwet 1995 gewijzigd, terwijl dit had moeten zijn het vijfde respectievelijk zesde lid van het genoemde artikel. In de commerciële uitgave van de Rijksoctrooiwet 1995 is deze kennelijke verschrijving al op voorhand rechtgezet, vermoedelijk ligt daar de oorzaak van de gemaakte redactionele kanttekening. 7. Overige aanpassingen Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om de wijziging van artikel 15 van het Reglement voor de Gouverneur van Aruba zodanig te veranderen dat het huidige tweede lid van dit artikel niet komt te vervallen. Er is voor gekozen om dit lid te handhaven om duidelijk te maken dat het overleg met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aanvullend is aan het overleg tussen de Gouverneurs onderling en hier niet voor in de plaats komt. Vanwege mogelijke samenloop van de Rijkswet aanpassing rijkswetten aan de oprichting van de nieuwe landen met de Rijkswet van 11 juni 2009 tot wijziging van de Paspoortwet in verband met het herinrichten van de reisdocumentenadministratie (Stb. 252) zijn er een aantal samenloopbepalingen ingevoegd (zie de artikelen 1.9 tot en met 1.12). Onlangs is gebleken dat bij de implementatie van artikel 10 van richtlijn nr. 98/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 6 juli 1998 betreffende de rechtsbescherming van biotechnologische uitvindingen (PbEG L 213) in de artikelen 53, eerste lid, 53b en 53c, eerste en tweede lid, van Rijksoctrooiwet 1995 een redactionele verschrijving heeft plaats gevonden. Deze verschrijving wordt thans rechtgezet (zie artikel 7.1, onderdelen F, onder 1, en H). Ten slotte zijn bij deze gelegenheid enkele wijzigingen van redactionele aard aangebracht in het voorstel van wet en in de memorie van toelichting zoals die aan de Raad zijn voorgelegd. Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van rijkswet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, de Staten van de Nederlandse Antillen en de Staten van Aruba te zenden. DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES, drs. A.Th.B. Bijleveld-Schouten DOCPROPERTY Datum_kop \* MERGEFORMAT Datum DOCPROPERTY Datum \* MERGEFORMAT 13 oktober 2009 DOCPROPERTY Kenmerk_kop \* MERGEFORMAT Kenmerk DOCPROPERTY Kenmerk \* MERGEFORMAT 2009-0000571161 DOCPROPERTY Rubricering \* MERGEFORMAT DOCPROPERTY Rubricering \* MERGEFORMAT Pagina PAGE \* MERGEFORMAT 2 van NUMPAGES \* MERGEFORMAT 7 DOCPROPERTY Directie \* MERGEFORMAT Directie Constitutionele Zaken en Wetgeving DOCPROPERTY Onderdeel \* MERGEFORMAT Afdeling Wetgeving, Staatsinrichting en Grondrechten DOCPROPERTY Bezoekadres \* MERGEFORMAT Herengracht 17 2511 EG Den Haag DOCPROPERTY Postadres \* MERGEFORMAT Postbus 20011 2500 EA Den Haag DOCPROPERTY InternetAdres \* MERGEFORMAT www.minbzk.nl DOCPROPERTY Contactpersoon_kop \* MERGEFORMAT Contactpersoon DOCPROPERTY CPNaam \* MERGEFORMAT Hedi Schouten DOCPROPERTY T_kop \* MERGEFORMAT T DOCPROPERTY CPTel \* MERGEFORMAT (070) 426 8595 DOCPROPERTY CPEmail \* MERGEFORMAT Hedi.Schouten@minbzk.nl DOCPROPERTY Kenmerk_kop \* MERGEFORMAT Kenmerk DOCPROPERTY Kenmerk \* MERGEFORMAT 2009-0000571161 DOCPROPERTY UwKenmerk_kop \* MERGEFORMAT DOCPROPERTY UwKenmerk \* MERGEFORMAT DOCPROPERTY Bijlagen_kop \* MERGEFORMAT DOCPROPERTY AantalBijl \* MERGEFORMAT DOCPROPERTY Retouradres_kop \* MERGEFORMAT > Retouradres DOCPROPERTY Retouradres \* MERGEFORMAT Postbus 20011 2500 EA Den Haag DOCPROPERTY Rubricering \* MERGEFORMAT DOCPROPERTY Aan \* MERGEFORMAT Aan de Koningin DOCPROPERTY Datum_kop \* MERGEFORMAT Datum DOCPROPERTY Datum \* MERGEFORMAT 13 oktober 2009 DOCPROPERTY Onderwerp_kop \* MERGEFORMAT Betreft DOCPROPERTY Onderwerp \* MERGEFORMAT Nader rapport inzake het voorstel van rijkswet aanpassing rijkswetten aan de oprichting van de nieuwe landen DOCPROPERTY Rubricering \* MERGEFORMAT Pagina PAGE \* MERGEFORMAT 1 van NUMPAGES \* MERGEFORMAT 7