[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

32190 NR Vaststelling van de Wet Douane- en Accijnswet BES (Douane- en Accijnswet BES)

Vaststelling van de Wet Douane- en Accijnswet BES (Douane- en Accijnswet BES)

Nader rapport

Nummer: 2009D52747, datum: 2009-10-29, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2009Z19953:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 26 mei 2009,
nr. 09.001414, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies
inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen
toekomen.

Dit advies, gedateerd 20 augustus, nr. W06.09.0160/III/B, bied ik U,
mede namens de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties, hierbij aan.

Naar aanleiding van het advies merk ik het volgende op.

1. Algemene aspecten van het nieuwe belastingstelsel

In reactie hierop wijst de regering op het nader rapport naar aanleiding
van het advies, gedateerd 20 augustus, nr. W06.09.0159/III/B, inzake het
voorstel van wet ter vaststelling van de Belastingwet BES.

2. Invoerrechten 

Het voorliggende ontwerp voor de Douane- en Accijnswet BES is mede
ingegeven door het feit dat de douane in de dagelijkse praktijk
geconfronteerd wordt met een cumulatie van zowel fiscale als
niet-fiscale taken. 

In Hoofdstuk III van het voorliggend ontwerp voor de Douane- en
Accijnswet BES is het materieel deel van het douanerecht vastgelegd.
Hoewel het tarief op nihil wordt gesteld, is niet uit te sluiten dat
daar op termijn anders over wordt gedacht. De onderdelen die in
voornoemd Hoofdstuk III zijn opgenomen, met name de Algemene bepalingen,
de douanewaarde en vrijstellingen van invoerrechten, vormen een
onlosmakelijk geheel. De regering geeft er de voorkeur aan om die
onderdelen, mede ter wille van de bruikbaarheid in de praktijk, bij
elkaar te houden. Opneming van de omvangrijke titel 2, Douanewaarde, in
de Algemene bestedingsbelasting bevordert wellicht ook niet het
overzicht over de heffingsbepalingen van die belasting. 

Het geheel overziende heeft de regering besloten Hoofdstuk III te
handhaven. Wel zijn de opmerkingen inzake de toelichting ter harte
genomen en verwerkt in de memorie van toelichting. Daarbij dient te
worden opgemerkt dat de indeling van goederen in het geharmoniseerde
systeem en de douanewaarde niet slechts van belang zijn voor de
toepassing van normale tariefmaatregelen, maar tevens voor andere dan
tariefmaatregelen voor het goederenverkeer, waarbij gebruik wordt
gemaakt van de naamlijst van goederen. Hierbij wordt gedacht aan
maatregelen in de niet-fiscale sfeer die gerechtvaardigd zijn uit hoofde
van ondermeer de bescherming van de openbare zedelijkheid, openbare
orde, openbare veiligheid, de gezondheid en het leven van personen en
dieren. De douanewaarde speelt niet alleen een rol bij de berekening van
invoerrechten, maar is tevens van belang voor de beantwoording van de
vraag of een vrijstelling waarbij een waardegrens is vastgesteld voor de
in te voeren goederen, al dan niet kan worden toegepast. Enkele
voorbeelden hiervan zijn de artikelen 3.41 en 3.43 van het wetsvoorstel
die voorzien in vrijstelling van invoerrechten voor zendingen met een te
verwaarlozen waarde, respectievelijk voor door particulieren aan
particulieren gerichte zendingen.

3. Accijnzen

Accijnsheffing over alcohol en tabak zou een doorbreking betekenen van
de in de Slotverklaring van de Miniconferentie van 10 en 11 oktober 2006
beschreven ‘free port’ status van Saba en Sint Eustatius. Deze thans
bestaande ‘free port’ status vindt haar oorzaak voornamelijk in de
(economische) verbondenheid met Sint Maarten (een tax en duty free
toeristen bestemming) en poogt daarnaast een positieve impuls te geven
aan de economieën van Saba en Sint Eustatius. Opheffing ervan is om
drie redenen niet wenselijk. Allereerst is Bonaire primair gericht op en
economisch afhankelijk van Curaçao, waar accijns op deze producten
wordt geheven, terwijl Sint Eustatius en Saba gericht zijn op Sint
Maarten, waar deze accijns niet wordt geheven. Daar komt bij dat de
economieën van Sint Eustatius en Saba, gezien de bescheiden omvang van
de bevolking en bedrijvigheid, een bescheiden output kennen. Ten slotte
moet rekenschap worden gegeven van het feit dat beide bovenwindse
eilanden ongeveer 900 kilometer ten noorden van Bonaire liggen waardoor
alleen al vanwege deze geografische omstandigheid een hoge mate van
onderlinge economische activiteiten niet voor de hand ligt. Hoewel deze
drie eilanden staatkundig in dezelfde positie verkeren en tot hetzelfde
land behoren (nu: Nederlandse Antillen, en straks: Nederland), staan
Bonaire, Sint Eustatius en Saba economisch gezien vrijwel los van
elkaar. De huidige situatie kan dan ook worden gecontinueerd zonder in
strijd te komen met het gelijkheidsbeginsel. Saba en Sint Eustatius
kunnen dan ook vooralsnog hun ‘free port’ status voor de accijnzen
(met uitzondering van een accijns op benzine) behouden, terwijl op
Bonaire wel accijnzen worden geheven.

4. Verwijzing naar de Belastingwet BES

De Raad adviseert opnieuw te bezien welke bepalingen van de Belastingwet
BES ook van toepassing dienen te zijn voor de Douane- en Accijnswet BES.
Een verwijzing naar de artikelen 1.1, tweede lid, en 1.4 Belastingwet
BES wordt niet opgenomen. In de Belastingwet BES is na het advies van de
Raad bij dit voorstel artikel 1.1, tweede lid geschrapt en artikel 1.4
verplaatst naar hoofdstuk VIII, waar de Douane- en Accijnswet BES reeds
naar verwijst. Een verwijzing is dus niet meer nodig. Wel wordt naar
aanleiding van het advies van de Raad titel 5 (oud) van hoofdstuk VIII
niet langer uitgesloten van overeenkomstige toepassing op de
accijnsheffing, zodat de strafbaarheid van onder andere het niet doen
van aangifte in het binnenlands verkeer geregeld is.

5. Artikelsgewijze toelichting

Conform het advies van de Raad is de artikelsgewijze toelichting
aangepast. Om te bereiken dat er een zelfdragende toelichting ontstaat
is de artikelsgewijze toelichting nu volledig uitgeschreven. Daarnaast
is van de gelegenheid gebruik gemaakt om een aantal artikelen nog wat
gedetailleerder toe te lichten.

6. Redactionele kanttekening

De redactionele kanttekening van de Raad die ziet op het opschrift en op
artikel 2.32, derde lid van de Douane- en Accijnswet BES, is gevolgd.

Voorts is van de gelegenheid gebruik gemaakt om een aantal redactionele
en technische verbeteringen in het wetsvoorstel en in de memorie van
toelichting aan te brengen. Zo is in het wetsvoorstel in artikel 1.1 de
definitie van Onze Minister geschrapt en is “ministeriële regeling”
vervangen door: regeling van Onze Minister van Financiën. Het algemeen
deel van de memorie van toelichting is redactioneel aangepast en
gestroomlijnd.

Ik moge U verzoeken het hierbij gewijzigde voorstel van wet en de
gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der
Staten-Generaal te zenden.

De Staatssecretaris van Financiën,

mr. drs. J.C. de Jager

 Bijlage bij Kamerstukken II 2006/07, 30 800 IV, nr. 5

Directie Algemene Fiscale Politiek



Ons kenmerk

AFP/2009/484 U







	Pagina   PAGE   \* MERGEFORMAT  3  van   NUMPAGES   \* MERGEFORMAT  3 



Directie Algemene Fiscale Politiek 

Korte Voorhout 7

2511 CW  Den Haag

Postbus 20201

2500 EE  Den Haag 

  HYPERLINK "http://www.minfin.nl"  www.minfin.nl 

Inlichtingen

Joris Wouters 

T	070-3427011

F	070-3427989

j.c.j.wouters@minfin.nl



Ons kenmerk

AFP/2009/484 U

Uw brief (kenmerk)

W06.09.0160/III/B

Bijlagen

> Retouradres Postbus 20201 2500 EE  Den Haag

Aan de Koningin



Datum	

Betreft	Nader rapport betreffende het voorstel van wet ter vaststelling
van de Wet Douane- en Accijnswet BES (Douane- en Accijnswet BES)



	Pagina   PAGE   \* MERGEFORMAT  1  van   NUMPAGES   \* MERGEFORMAT  3