[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Antwoorden op vragen gesteld in de eerste termijn van de begroting VWS (32 123, XVI)

Brief regering

Nummer: 2009D55602, datum: 2009-11-11, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van zaak 2009Z21089:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (šŸ”— origineel)


Antwoord op vraag van mevrouw Leijten (SP) over werkgelegenheid in de
zorg

Uit gegevens van het CBS en Prismant blijkt dat zowel in 2007, 2008 als
de eerste helft van 2009 de werkgelegenheid in de zorg is toegenomen, in
2Ā½ jaar tijd met circa 6,5 procent. In de Arbeidsmarktbrief 2009 die in
december naar de TK gestuurd wordt, wordt daar nader op ingegaan. In die
brief wordt dan ook aandacht besteed aan de werkbeleving van de
zorgmedewerkers, mede op basis van een grootschalig representatief
onderzoek onder deze groep. 

Antwoord op vraag van mevrouw Leijten (SP) over  ZZPā€™s

Op mijn verzoek heeft de NZa een monitor uitgebracht over de invoering
van de zorgzwaartebekostiging. Deze is onlangs als bijlage bij mijn
brief van 5 november over de stand van zaken van de invoering
zorgzwaartebekostiging naar de Tweede Kamer verzonden. De NZa heeft naar
aanleiding van signalen uit het veld onderzocht of cliƫnten door
zorgaanbieders zwaarder werden geĆÆndiceerd en of zorgaanbieders
bepaalde cliƫnten minder snel in zorg willen nemen. De NZa constateert
op basis van de nu beschikbare informatie geen patroon van selectief
beleid door zorgaanbieders. De NZa zal dit blijven monitoren.

Ook ik blijf monitoren of cliƫnten geweigerd worden door zorgaanbieders
vanwege een lage zzp-indicatie. Hiertoe houd ik contact met
zorgkantoren. Daarnaast heb ik met de partijen van de
begeleidingscommissie invoering zorgzwaartebekostiging afgesproken dat
partijen elkaar op de hoogte houden van knelpunten en indien nodig wordt
actie ondernomen. 

Het aanbieden van aanvullende diensten is al jarenlange praktijk.
Instellingen vragen bijdragen voor aanvullende diensten- zoals een
verzekeringspakket, een diner a la carte, of een tv op de kamer. Hiertoe
zijn instellingen gerechtigd. Ik heb hier geen problemen mee. Het leven
in een instelling wordt ook kleurrijker door deze aanvullende diensten.

Instellingen mogen echter geen bijdragen vragen voor diensten die tot de
verzekerde zorg behoren. Wij hebben hier in eerdere debatten uitgebreid
over gesproken. Ik ben in overleg met de sector over de vrijwillige
eigen bijdragen. Ik ben van mening dat het van belang is dat
instellingen transparant maken aan cliƫnten voor welke diensten de
instelling extra bijdragen vraagt. Samen met de sector bespreek ik op
welke wijze dit kan worden vormgegeven. 

Een hulpmiddel bij het vaststellen van wat wel en wat niet bij de
basiszorg behoort is de brochure ā€˜Daar hebt u recht op in een
AWBZ-instellingā€™ uitgebracht door het CVZ. Deze richtlijn omschrijft
heel duidelijk voor welke producten en diensten de instelling moet
zorgen en voor welke diensten een bijdrage gevraagd mag worden. Voor
zowel cliƫnten, cliƫntenraden en instellingen bevat deze brochure
nuttige informatie. De brochure is tot stand gekomen in overleg met alle
betrokken partijen. Het CVZ heeft de brochure aan alle instellingen
toegestuurd. Daarnaast is de brochure in veelvoud aan het LOC verzonden,
zodat de brochures uitgedeeld kunnen worden onder cliƫntenraden.

  

Antwoord op vraag van mevrouw Leijten (SP) over toelatingseisen in de
zorg

Aan het leveren van thuiszorg zijn wel degelijk voorwaarden verbonden:
de Kwaliteitswet zorginstellingen is van toepassing op
thuiszorginstellingen. Deze instellingen moeten een kwaliteitssysteem
hebben en verantwoording afleggen over de geleverde kwaliteit. Dat geldt
ook voor thuiszorginstellingen die (een deel van) de levering van zorg
uitbesteden. De IGZ houdt toezicht op de kwaliteit van de zorg. De IGZ
bezoekt thuiszorginstellingen in het eerste jaar na wtzi toelating.
Thuiszorginstellingen moeten een toezichthoudend orgaan hebben, een
klachtencommissie en een cliƫntenraad. Over de behandeling van klachten
en de omgang met de cliƫntenraad moet verslag gedaan worden in het
jaardocument maatschappelijke verantwoording. 

Vraag van mevrouw Leijten (SP) over staken financiering door zorgkantoor

De rechter heeft onlangs uitgesproken dat naar maatstaven van
redelijkheid en billijkheid het onaanvaardbaar is dat Achmea geen
contract voor 2010 aangaat met thuiszorgaanbieder STN. Met het niet
aanbieden van een nieuw contract zet Achmea meteen het zwaarste middel
in, terwijl van haar verwacht kan worden dat zij eerst minder zware
middelen inzet, indien zij van mening is dat de bedrijfsvoering van STN
niet op orde is, aldus de rechter.

Het nog verder te ontwikkelen early warning systeem heeft  als doel om
vroegtijdig signalen af te kunnen geven. Early warning zorgt ervoor dat
het zorgkantoor vroegtijdig op de hoogte is van financiƫle problemen
bij zorgaanbieders, zodat eerst minder zware middelen kunnen worden
ingezet. Early warning is echter geen systeem dat alle uitwassen kan
tegen gaan.

Antwoord op vraag van mevrouw Leijten (SP) over inspraak en
controlemogelijkheden bij wanbeheer

Werknemers van zorgaanbieders hebben een aantal mogelijkheden om
misstanden bij zorginstellingen aan te kaarten.

Vakverenigingen van zorgaanbieders kunnen een enqueteverzoek bij het
Gerechtshof Amsterdam indienen. Als er sprake is van een vermoeden van
wanbeleid kan er een nader onderzoek plaatsvinden en kan het Gerechtshof
maatregelen nemen zoals het ontslaan van bestuurders.

Daarnaast hebben de branche organisaties in de zorg (BOZ) het voornemen
om in de nieuwe Zorgbrede governance code zorgaanbieders te verplichten
om een klokkenluidersregeling te hebben. Deze nieuwe Zorgbrede
governancecode zal ā€“ naar verwachting ā€“ volgend jaar in werking
treden. 

Het is een goede zaak dat de zorgsector op het punt van de
klokkenluidersregeling zelf haar verantwoordelijkheid heeft genomen. Een
wettelijke verplichting zal op zichzelf niet het klimaat scheppen om
vrij en zonder angst voor represailles misstanden te melden.
Zelfregulering verdient conform het kabinetsstandpunt
klokkenluidersregeling 2004 de voorkeur.  

Antwoord op vraag van mevrouw Leijten (SP) over nieuwe overschrijdingen
in de ouderenzorg en de gehandicpatenzorg

In 2009 zijn er geen signalen over nieuwe overschrijdingen in de AWBZ.
Zowel bij zorg in natura als bij pgb is de verwachting dat de huidige
budgetten volstaan en meer dan voldoende middelen beschikbaar zijn om
aan de zorgvraag te voldoen.

Wellicht wijst de SP op de extra uitgaven van ā‚¬ 91 mln. die in de
begroting 2010 zijn genoemd. Deze extra uitgaven hangen samen met de
gerealiseerde uitgaven in 2008, in verband met de extra capaciteit bij
de gehandicapten- en ouderenzorg en structureel doorwerken in het
uitgavenniveau van de AWBZ. Door middel van een verscherping van het
inkoopbeleid van de zorgkantoren worden de extra uitgaven
teruggedrongen.

Antwoord op vraag van mevrouw Leijten (SP) over eigen bijdrage
begeleiding

In de brief van 9 oktober 2009 over de eigen bijdrage begeleiding is
aangegeven waarom het advies van het CVZ uit 2004 nu niet meer relevant
is. In 2004 was begeleiding als losse zorgfunctie net ingevoerd. De
vraag naar deze losse zorgfunctie was toen nog niet zo groot als nu het
geval is. Er gold een eigen bijdrage voor begeleiding voor zover er
sprake was van een pgb. Een eigen bijdrage voor begeleiding in natura
was nog niet ingevoerd. Het advies van het CVZ ging alleen over deze
eigen bijdrage. Dit gegeven en de inmiddels veel grotere vraag naar
begeleiding maakt dat de  opbrengst versus uitvoeringskosten momenteel
een heel andere is dan het CVZ in die tijd schatte. 

Antwoord op vraag van mevrouw Leijten (SP) over eigen bijdrage AWBZ

Ik zal niet in plaats van de eigen bijdrage Begeleiding geld zoeken bij
de topinkomens. Een belangrijk beoogd  effect van de eigen bijdrage is
namelijk het tegen gaan van al te makkelijk gebruik van begeleiding
(remwerking). Laat onverlet dat ik de aanpak van de topinkomens in de
zorg van groot belang vind.

Antwoord op vraag van mevrouw Leijten (SP) geld voor extra zorgzwaarte

Het CIBG heeft op 31 juli 2009 (met terugwerkende kracht tot 1 juli
2009) beslist op de aanvragen voor extra toelating van plaatsen voor
SGLVG-verblijf. Zo ook op de aanvraag van Abrona. Op basis daarvan
kunnen zorgkantoor en zorginstellingen afspraken maken over aanvullende
bekostiging in 2009 en komt ook aanvullende bekostiging beschikbaar in
2009. 

In 2009 zijn de oude bekostigingsparameters nog leidend voor de
bekostiging van de instellingen. Voor 2010 en latere jaren geldt dat de
zorg voor sterk gedragsgestoorde (licht en zwaar) verstandelijke
gehandicapten wordt bekostigd op basis van zorgzwaartepakket VG7. Met de
bekostiging van ZZP VG7 zijn ook structureel voldoende middelen
beschikbaar voor de zorg aan deze zware cliƫntengroep. In het geval dat
zelfs ZZP VG7 onvoldoende is voor de zorg, staat een beroep op de
regeling ā€œextreme zorgzwaarteā€ open.

Antwoord op vraag van mevrouw Leijten (SP) over zorggelden

Het percentage van de zorguitgaven dat daadwerkelijk naar de zorg gaat,
is niet exact aan te geven. 

De zorg is grotendeels in handen van particuliere zorgverleners: vrije
beroepsbeoefenaren en instellingen met een eigen verantwoordelijkheid
voor de producten en diensten die zij leveren. De minister van VWS heeft
dan ook geen directe zeggenschap over de zorgverlener, maar hij is
verantwoordelijk voor het gezondheidszorgsysteem. 

Zorginstellingen leggen elk jaar verantwoording af over de manier waarop
zij het geld uit de AWBZ en Zorgverzekeringswet besteden. Die
verantwoording leggen zij af in het Jaardocument zorginstellingen. Het
Jaardocument bestaat uit drie onderdelen: het Maatschappelijk verslag,
de Jaarrekening en DigiMV. De financiƫle verantwoording moet voorzien
zijn van een reguliere accountantsverklaring. Bovendien verstrekken
zorgaanbieders financiƫle informatie aan de NZa ten behoeve van de
nacalculatie van hun budgetten. Ook verantwoorden zorgaanbieders zich
tegenover verzekeraars, als uitvloeisels van hun onderhandelingen over
de prestaties en het daarvoor benodigde budget. 

 

Antwoord op vraag van mevrouw Leijten (SP) over hypothecaire leningen
aan bestuurders van zorgverzekeraars

Ik ken de specifieke casus waar mevrouw Leijten aan refereert niet. Ik
kan er alleen in zijn algemeenheid iets over zeggen. Zij koppelde deze
vraag aan een soortgelijk geval bij de Stichting Aveleijn dat tot grote
verontwaardiging leidde. De vraag naar wat bij verzekeraars speelt is
dan ook begrijpelijk. De zaak ligt hier echter toch anders dan bij
Aveleijn.

Aveleijn is een zorginstelling. Het verstrekken van hypothecaire
leningen door werkgevers is in die sector niet gebruikelijk. De
zorgverzekeraars zijn echter verzekeraars, grotendeels rechtsopvolgers
van vroegere particuliere (zorg)verzekeraars. Bij verzekeraars is de
secundaire arbeidsvoorwaarde van een goedkope hypothecaire lening al
decennia een deel van het arbeidsvoorwaardenpakket. Als zodanig is het
de uitkomst van onderhandelingen over de collectieve arbeidsvoorwaarden
tussen de werkgevers en de vakbonden in die sector. Die
arbeidsvoorwaarde geldt daar niet alleen voor bestuurders, maar ook voor
het personeel. 

Bovendien hebben verzekeraars vaak grote financiƫle reserves. Wanneer
die deels belegd zijn in hypothecaire leningen, al dan niet bij het
eigen personeel, dan zijn dat redelijk risicovrije, noodzakelijke
beleggingen. Dat ligt dan in lijn met hun bedrijfsdoelstellingen.

Antwoord op vraag van mevrouw Leijten (SP) over het vergelijkend
onderzoek naar de inzet van personeel in ouderenzorg

De vraag naar het vergelijkend onderzoek naar de inzet van personeel in
ouderenzorg, in het Algemeen Overleg van 10 juni jl. beter bekend als
het onderzoek kwaliteitsniveau van medewerkers in de zorg, is onderdeel
van het werkprogramma 2010 van de IGZ.

Antwoord op vraag van mevrouw Leijten (SP) over het NIVEL-onderzoek
onder patiƫntenorganisaties naar tevredenheid over marktwerking

Het genoemde onderzoek naar tevredenheid over marktwerking onder
patiƫntenorganisaties is, zo bleek bij navraag bij het NIVEL, aldaar
niet bekend. Wel doet het NIVEL in haar consumentpanel periodiek
onderzoek naar het vertrouwen in de gezondheidszorg. In het laatste
onderzoek in 2008 gaf ruim driekwart van de mensen (77%) een ruime
voldoende voor hun vertrouwen in de huidige Nederlandse gezondheidszorg:
een rapportcijfer zeven. Ten opzichte van 2005 is het vertrouwen
nagenoeg gelijk gebleven.

Antwoord op vraag van de heer Van Gerven (SP) over bezuinigingen op
tarieven in de ggz.

Met de tariefmaatregel verlaag ik nƭet het aantal cliƫnten dat
behandeld kan worden in de ggz. Ik pas alleen het tarief aan dat daar
als vergoeding tegenover staat. Er kunnen dus evenveel mensen geholpen,
zij het dat de zorgaanbieder daar minder geld voor ontvangt. Aanbieders
zullen doelmatiger moeten werken, niet minder. Ik verwacht daarom niet
dat de maatregel zal leiden tot hogere wachtlijsten of clientenstops.

Antwoord op vraag van de heer Van Gerven (SP) over het budget voor
preventie

Het budget van 2009 voor artikel 41 is incidenteel verhoogd met een
reservering van ā‚¬ 262 mln voor uitgaven ter beheersing van de
Mexicaanse griep. Als we deze uitgaven buiten beschouwing laten, neemt
het totale budget voor artikel 41 in 2010 juist toe.

Overigens zijn de middelen voor preventieve activiteiten groter dan deze
begrotingspost. Ook andere departementen en gemeenten doen uitgaven ten
behoeve van preventie.

Antwoord op vraag van de heer Van Gerven (SP) over effecten van beleid
op de gezondheid

Andere ministeries volgen de effecten van hun beleid op de gezondheid in
toenemende mate. 

Een voorbeeld hiervan is dat VenW in samenwerking met VROM de
Gezondheidseffectscreening (GES) gaat toepassen in Plan-m.e.r. Hier is
de kamer in juli dit jaar middels een brief over geĆÆnformeerd. 

De systematische aandacht voor intersectoraal gezondheidsbeleid heeft
het kabinet al eerder opgepakt. Voor meer details hierover verwijs ik u
naar de kabinetsreactie op het advies over de parallelle belangen bij
gezondheid van verschillende Raden. Deze is op 19 oktober jl aan de
Kamer gezonden ten behoeve van het AO Sociaal Economische
Gezondheidsverschillen op 19 november. 

Antwoord op vraag van de heer Van Gerven (SP) over de grieppandemie

Rond de grieppandemie wordt veel energie gestoken in voorlichting aan
doelgroepen, zorgverleners en andere geĆÆnteresseerden. Zo zijn er
folders opgesteld voor de verschillende doelgroepen en zijn er
handleidingen opgesteld voor zorgverleners. Daarnaast is er een speciale
website ingericht (grieppandemie.nl) en een speciaal postbus 51 nummer
geopend, dat nu ook in de weekenden open is en waar veel gebruik van
wordt gemaakt. 

Dat er desondanks verhalen circuleren op internet over bijvoorbeeld
microchips in het vaccin, vind ik vervelend. Uiteraard staat het
iedereen vrij om zijn mening te geven, maar ik roep mensen op om wel hun
gezond verstand te blijven gebruiken. Overigens wordt er in opdracht van
mij voortdurend onderzoek gedaan naar de activiteiten op internet en de
effecten daarvan op de informatievoorziening en het vertrouwen van de
bevolking in het beleid rond de griep en de vaccinatie, zodat waar nodig
hierop kan worden ingespeeld. 

Naast deze indianenverhalen speelt natuurlijk het feit dat er bij een
dergelijke nieuwe infectieziekte sprake is van voortschrijdend inzicht
naarmate de epidemie vordert en er dus meer ervaring is. Over bepaalde
aspecten, die in het begin van de epidemie nog niet bekend waren, zoals
de doelgroepen voor vaccinatie, zijn in de afgelopen maanden adviezen
verschenen en heb ik dus pas gaande weg besluiten kunnen nemen. Dat is
een lastig gegeven waar juist in de communicatie ook veel aandacht aan
wordt geschonken.

Antwoord op vraag van de heer Van Gerven (SP) over vaccinatie

Over de doelgroepen die in aanmerkingen komen voor vaccinatie heb ik u
meerdere malen geĆÆnformeerd. Ik heb de Gezondheidsraad gevraagd wie er
op basis van medische risicoā€™s in aanmerking moet komen voor
vaccinatie. Ik heb het advies van de Gezondheidsraad geheel overgenomen.
De medische risicoā€™s zijn dus leidend bij het vaststellen van de
prioritaire groepen. 

Er zijn recent verhalen in de media verschenen over voetbalclubs die hun
spelers vaccineren. Dit is nadrukkelijk tegen mijn beleid in en hiervoor
is door mijn departement geen vaccin beschikbaar gesteld. Ik heb de
Inspectie voor de Gezondheidszorg gevraagd dit te onderzoeken.

Antwoord op vraag van de heer Van Gerven (SP) over  de financiering van
het Erfocentrum

Wij hebben recent overleg gevoerd met het Erfocentrum, onder andere over
een mogelijke subsidie voor 2010. In dat overleg heeft VWS aangegeven in
principe bereid te zijn om het Erfocentrum onder voorwaarden ook in het
begrotingsjaar 2010 op tijdelijke basis subsidie te verlenen, gelet op
de strekking van het amendement van Van Gerven. Het amendement van Van
Gerven heeft weliswaar betrekking op het begrotingsjaar 2009, maar
verbindt de subsidie van het Erfocentrum aan de resultaten van het
advies van het RIVM over preconceptiezorg. Ik heb eerder aangegeven dat
ik dat advies wil betrekken bij het brede advies van de Stuurgroep
Zwangerschap, dat ik eind dit jaar verwacht. De uitkomst van het overleg
was dat het Erfocentrum een subsidieverzoek zal indienen voor het
begrotingsjaar 2010. 

Antwoord op vraag van de heer De Vries (CDA) over dat bewindslieden
publiek kader rondom concurrentie en samenwerking opstellen en niet de
NMa.

Ik ben het met u eens dat concurrentie en samenwerking voorwaarden zijn
voor goede en doelmatige zorg en dat concurrentie en samenwerking kunnen
samengaan.

Ik vind het, net als u, van belang dat duidelijk is wat wel en niet mag
ten aanzien van samenwerking. Daarom hebben de staatssecretaris en ik
aan onder andere de NMa gevraagd om zoveel mogelijk te expliciteren wat
wel en niet mag en om, waar mogelijk, onduidelijkheden voor het veld weg
te nemen. 

De Mededingingswet is het publieke kader voor concurrentie en
samenwerking. Het is niet aan mij en de staatssecretaris om aan te geven
hoe de wet moet worden toegepast. Het is aan de toezichthouder om op een
onafhankelijke wijze de wet toe te passen en richting de sector helder
te zijn over de wijze waarop de wet in de praktijk wordt toegepast. 

De NMa is dan ook de aangewezen partij om die helderheid aan het
zorgveld te verschaffen. Een belangrijk middel daarbij zijn de
richtsnoeren voor de zorgsector, waarin de NMa - onder andere aan de
hand van zorgspecifieke voorbeelden  - aangeeft hoe de Mededingingswet
in deze sector wordt toegepast. 

De NMa herziet momenteel haar richtsnoeren voor de zorgsector en
consulteert daarbij nadrukkelijk het zorgveld, andere toezichthouders en
ook mijn departement. 

De NMa streeft ernaar de richtsnoeren voor de zorgsector in januari af
te ronden.

Antwoord op vraag van de heer De Vries (CDA) over innovaties

Ik deel uw mening dat innovatie belangrijk is om medewerkers uit te
dagen om te blijven leren en innoveren. Daarnaast stelt de veranderende
zorgvraag nieuwe eisen aan de expertise en competenties van
professionals. Het is daarom belangrijk dat professionals leren omgaan
met nieuwe toepassingen van ICT en technologie.

In de visie van het Zorginnovatieplatform is Ć©Ć©n van de hoofdthemaā€™s
het verbeteren van de positie van professionals. Dit houdt in de
praktijk in dat de innovatiemiddelen van het ZIP beschikbaar zijn voor
dit onderwerp. Het financieel instrumentarium, waarover ik u in augustus
2009 heb geĆÆnformeerd, bestaat uit vouchers, zorginnovatieprestaties
contracten en calls voor opschaling en experimenten.  

Daarnaast zijn beroepsverenigingen van beide beroepsgroepen veelvuldig
met mijn departement in gesprek over de bijdrage van mijn departement
aan projecten die de competenties van professionals verder kunnen
verhogen en richten op de toekomst.  

Antwoord op vraag van de heer De Vries (CDA) over extramurale en
intramurale zorg

Extramurale-intramurale zorg

De heer De Vries stelt dat extramurale zorg niet meer mag kosten dan
intramurale zorg. Ik vraag mij in bredere zin af of er grenzen zijn aan
de zorg die thuis wordt geleverd. Hierover ga ik graag met de Tweede
Kamer het debat aan. Nog dit jaar zal ik u een brief sturen waarin ik de
start geef voor dit debat en zal aangeven hoe ik mijn visie op de
langdurige zorg ook verder wil vertalen in cliƫntvolgende bekostiging.
In mijn brief neem ik in ieder geval de volgende onderwerpen mee: 

kwaliteit: kan iemand thuis de kwaliteit van zorg organiseren die in een
intramurale setting geboden wordt? Is het reƫel om te verwachten dat
iemand thuis de infrastructuur van een verpleeghuis kan realiseren?

Arbeidsmarkt: wat zijn de gevolgen voor de arbeidsmarkt als veel mensen
met een zware zorgvraag ervoor kiezen om thuis te blijven? Zal de
komende jaren niet steeds meer blijken dat het aantal arbeidskrachten
dat nodig is om in instellingen de benodigde zorg te leveren achter
blijft bij het aantal beschikbare krachten? 

Financieel: zullen de kosten voor thuis verblijven niet te hoog worden,
gegeven de benodigde kwaliteit, infrastructuur en arbeidskrachten die
nodig zijn om bij een cliƫnt thuis de zorg te verlenen? In een
instelling kan immers synergie ontstaan doordat er meerdere cliƫnten
bij elkaar verblijven, waardoor de kosten voor bepaalde collectieve
voorzieningen gedeeld worden.

Ik zie de inbreng van het CDA als een ondersteuning van de noodzaak van
het debat over de grenzen aan de zorg thuis. De stelling van de heer De
Vries is helder, maar ik vraag mij af of hij met de aanvliegroute vanuit
de intramurale zorg de juiste route kiest. Ik zal mijn zienswijze hierop
in mijn brief nader toelichten.

Krimpregioā€™s

Onder coƶrdinatie van de Ministers van VROM en BZK wordt gewerkt aan
een Interbestuurlijk Actieplan Bevolkingsdaling. Daarin is de sector
zorg en welzijn meegenomen. Gebleken is, dat de bevolkingskrimp vooral
gevolgen heeft voor de terreinen als wonen en onderwijs. Wat de zorg
betreft zijn de effecten minder ingrijpend, niet in de laatste plaats
omdat het  door de vergrijzing vereiste extra arbeidsaanbod in de
krimpregioā€™s relatief makkelijk beschikbaar is. Dat komt door een
relatief hoge werkloosheid daar. Dit vereist wel dat vraag en aanbod op
de regionale arbeidsmarkt goed op elkaar afgestemd worden. Daarom
investeren we in regionale platforms waar zorginstellingen en
onderwijsinstellingen samen afspraken maken over bijvoorbeeld
opleidingsplaatsen en stageplaatsen. 

Vanuit VWS lopen er bovendien reeds een aantal trajecten gericht op de
beschikbaarheid van cruciale zorg. In het wetsvoorstel continuĆÆteit van
zorg zal bijvoorbeeld worden vastgelegd dat VWS zorgfuncties kan
benoemen die VWS beschouwt als cruciaal. Cruciaal in die zin dat wanneer
de zorg (tijdelijk) niet (voldoende dichtbij) beschikbaar is, cliƫnten
ernstige gezondheidschade kunnen oplopen of, met name bij langdurige
zorg, ernstig worden belemmerd in hun dagelijks leven.

Antwoord op vraag van mevrouw Smilde (CDA) over hoe een zorgketen
integraal gefinancierd kan worden.

Het klopt dat de keten een totaalconcept moet zijn. Het klopt ook dat we
op dit moment nog geconfronteerd worden met zorg die in de zorgstandaard
wordt omschreven maar nog in de aanvullende verzekering valt. Het gaat
hier m.n. om de Stoppen met Roken interventie, de Beweegkuur (ook wel de
ā€˜gecombineerde leefstijl interventieā€™) en podotherapie bij diabetes.
Stoppen met Roken zal per januari 2011 onderdeel van het basispakket
worden. Voor 1/1/2011 staat ook de Beweegkuur gepland om in het
verzekerde pakket te worden opgenomen. Over podotherapie word ik komend
voorjaar door het CVZ geadviseerd.

Deze situatie is overigens in de huidige experiment ketens niet anders:
ook daar worden combinaties gemaakt van elementen uit het basispakket en
het aanvullende pakket. Mijn voornemen is om, daar waar het CVZ daar
positief over adviseert en het budgettair verantwoord is, zo veel
mogelijk te streven naar overeenstemming tussen de (evidence-based)
inhoud van de zorgstandaard, en de samenstelling van het basispakket.

Voor wat betreft het Eigen Risico heb ik u reeds eerder aangegeven dat
het ongewenst is als de keten gedeeltelijk in of buiten het Eigen Risico
valt. Dat levert onnodige complexiteit of en veroorzaakt ongewenste
administratieve lasten. 

Voor 2010 kan dit pragmatisch worden opgelost door de ketens geheel
buiten het Eigen Risico te laten vallen. Omdat de betreffende chronische
patiƫnten in verreweg de meeste, zo niet alle gevallen het eigen risico
toch al vrijwel geheel vol maken vanwege hun chronisch
geneesmiddelengebruik heeft dit geen budgettaire consequenties. 

Tegelijkertijd ben ik voornemens in het komende jaar met het CVZ de
positie van het eigen risico in het licht van de voorziene toekomstige
ontwikkelingen rondom de integrale bekostiging nader te beschouwen. Ik
zal u hierover in het voorjaar van 2010 nader informeren.

Antwoord op vraag van mevrouw Smilde (CDA)  over het tijdstip waarop het
gelijk speelveld tussen 1e en 2e lijn een feit is

Met ingang van het risicovereveningssysteem 2010 vindt geen nacalculatie
plaats op zowel de kosten van B-dbc's als op de kosten van overige
prestaties, waaronder eerstelijnszorg. Hiermee is de financiƫle
belemmering voor substitutie van tweedelijnszorg door de eerstelijn
weggenomen. De ziekenhuiszorg die zich het beste leent voor deze
substitutie zit namelijk in het B-segment. Door de nacalculatie op de
kosten van B-dbc's af te schaffen in 2010 ontstaat het gelijke speelveld
tussen 1e en 2e lijn.

Antwoord op vraag van mevrouw Smilde (CDA) over PPS constructies

Jazeker, er zijn mogelijkheden voor PPS-constructies ā€“ overigens
vooral in de cure. In de care is door de bank genomen de projectomvang
niet groot genoeg (ter vergelijking: de Rgd hanteert als minimumomvang
EUR 25 mln). In het AO PPS (11 februari 2009) zijn de minister van
Financiƫn en ik ingegaan op de mogelijkheden van toepassing van PPS in
de ziekenhuissector ā€“ in het bijzonder in de vorm van zgn.
DBFMO-contracten (= Design Build Finance Maintain en Operate). 

Ziekenhuizen zijn private instellingen die zelf beslissen over hun
vastgoedinvesteringen. Indien een ziekenhuis PPS zou willen gebruiken
voor hun bouwplannen, zijn daar geen belemmeringen toe: de mogelijkheden
voor toepassing van PPS zijn aanwezig: er is voor de Rijksoverheid een
standaardcontract ontwikkeld dat met enige aanpassing ook door
ziekenhuizen te gebruiken is (te vinden op   HYPERLINK
"http://www.ppsbijhetrijk.nl"  www.ppsbijhetrijk.nl ). Daarnaast kunnen
Financiƫn en VWS ziekenhuizen adviseren over PPS. 

Momenteel vindt er echter nog geen toepassing plaats in Nederland.
Hiervoor zijn ook redenen aan te wijzen. PPS constructies (DBFMO) zijn
complex: het betreft een geĆÆntegreerd contract waarbij rekening wordt
gehouden met de verschillende fases in de levenscyclus van een
ziekenhuis. Belangrijker is dat de gehele zorgvastgoedmarkt door een
moeilijke fase gaat. Los van de vraag pps versus traditionele
aanbesteding is het voor ziekenhuizen uitdagend financiering rond te
krijgen. 

In het verleden hebben twee ziekenhuizen een PPC hebben uitgevoerd: een
haalbaarheidsonderzoek naar de meerwaarde van PPS. In beide situatie
werd in het onderzoek meerwaarde geconstateerd, maar is uiteindelijk
ā€“om verschillende redenen- gekozen niet door te gaan met PPS. De reden
om niet voor pps te kiezen had daarbij niets te maken met het concept
PPS. 

Tijdens het AO PPS hebben de minister van Financiƫn en ik aangegeven
het wenselijk te vinden een PPS-pilot op te zetten en hiervoor ook geld
beschikbaar te stellen. Over de voortgang wordt de TK nader
geĆÆnformeerd (voorjaar 2010). Momenteel verricht TNO een opdracht naar
de voor- en nadelen van PPS (DBFMO) en de randvoorwaarden om dit toe te
passen. Begin 2010 zal het rapport door mij en mijn collega Bos aan
zorginstellingen gepresenteerd worden.

Antwoord op vraag van mevrouw Smilde (CDA) over substitutie
huisartsenbekosting.

Met betrekking tot de huisartsenzorg streef ik in toenemende mate naar
loon naar prestatie. Dit betekent dat er naast een basaal aanbod van
basis huisartsgeneeskundige zorg inderdaad verschillende aanvullende
prestaties door huisartsen kunnen worden geleverd die direct een
bijdrage leveren aan de zorg in ons land. Een belangrijk aspect hier
zijn de bijdragen die huisartsen kunnen leveren aan het realiseren van
meer substitutie. Deels zal dit via de integrale bekostiging (de keten
DBCs) gaan plaatsvinden, zoals u zelf al aangeeft. Het gaat hier dan
niet meer strikt om ā€˜huisartsenzorgā€™, maar de huisarts zal hier
ongetwijfeld een grote rol in gaan en blijven spelen. Maar ook voor
andere zorgvormen (diagnostiek, therapeutische verrichtingen) bestaan
mogelijkheden voor substitutie. 

Hiervoor bestaan via de zogenaamde M&I modules twee typen mogelijkheden.
Ten eerste bestaat er nog steeds een lijst met therapeutische
verrichtingen die de huisarts kan declareren ā€˜per stukā€™. Ten tweede
kunnen huisartsen met de zorgverzekeraar lokaal afspraken maken over
substitutiemogelijkheden. Tijdens de werkbezoeken die ik de afgelopen
periode heb afgelegd in het land, zag ik dat huisartsen zich ook steeds
meer gaan specialiseren, bijvoorbeeld in het maken van ECGs en het doen
van kleine chirurgische ingrepen. Door taakdifferentiatie binnen een
groep huisartsen ontstaat dan de mogelijkheid als huisarts om voor
grotere patiƫntenbestanden bijvoorbeeld een echografie te doen en
daarmee gespecialiseerde ervaring en kennis te behouden. Dit zijn
prachtige ontwikkelingen die moeten worden ondersteund, ook door
passende beloning. 

Het steeds meer vervallen van de ex-post risicoverevening in de tweede
lijn geeft de zorgverzekeraar ook steeds meer de juiste prikkel om de
huisartsen hierin extra te stimuleren. Het is dan wel belangrijk dat er
een duidelijke relatie ligt tussen de additionele prestaties die dan
eventueel via deze modules worden bekostigd, en de substitutie die
daardoor ontstaat. Op die manier hoeft de toenemende substitutie niet te
wringen ā€“ in tegendeel. Op die manier kan de zorg plaatsvinden daar
waar deze het meest verantwoord Ć©n het meest doelmatig kan worden
verricht. Met positieve gevolgen voor de blijvende betaalbaarheid van de
zorg. 

Antwoord op vraag van mevrouw Wiegman- Van Meppelen Scheppink (CU) en
mevrouw Smilde (CDA) over overschrijdingen in de ggz.

De overschrijding van het beschikbare kader in de geneeskundige ggz kent
verschillende oorzaken. Het grootste deel is te herleiden tot een hogere
dan beschikbare groei van het volume aan zorgconsumptie in tweedelijns
ggz-instellingen. Nader preciseren kan ik die volume-overschrijding
niet, want het kabinet hanteert geen aparte budgettaire deelkaders voor
specifieke leeftijdsklassen, patiƫntencategorieƫn of vormen van
ggz-zorg.  

Sommige ggz-aanbieders stellen echter dat, omdat de overschrijding is
veroorzaakt door een sterke stijging van het volume, het niet gepast is
om een tariefmaatregel te nemen, een maatregel op prijs. De aanbieders
zijn van mening dat ik de overschrijding zou moeten opvangen door het
nemen van pakketmaatregelen of het invoeren of verhogen van eigen
betalingen. Ik deel hun mening niet. Ik wil de patiƫnt zo veel mogelijk
ontzien. Verbeteringen in de doelmatigheid van de zorg hebben mijn
voorkeur boven maatregelen die de patiƫnt raken. 

 

Door de invoering van prestatiebekostiging zal inderdaad op termijn geen
dubbele administratie meer nodig zijn. Ik acht het echter op dit moment
nog niet verantwoord om prestatiebekostiging in de geneeskundige ggz in
te voeren per 2010. 

De belangrijkste argumenten hiervoor zijn tweeledig. Ten eerste is de
productstructuur nog niet voldoende uitgekristalliseerd. Ik denk daarbij
bijvoorbeeld aan gespecialiseerde zorgverlening met afwijkende opbouw
van activiteiten en/of een afwijkend beroepenprofiel. Mede door de
dubbele administratie beschik ik over essentiƫle informatie om in de
productstructuur noodzakelijke verbeteringen door te voeren. Ook vormt 
deze informatie een extra controle of de nu gekozen productstructuur,
met bijbehorende tarieven, inderdaad juist zijn. 

Ten tweede heb ik besloten om geen prestatiebekostiging in te voeren
wegensĀ de financiele risicoā€™s die daar aan verbonden zijn.

Ik ben in nauw overleg met het veld bezig om alle noodzakelijke
randvoorwaarden in te vullen zodat we de stap naar prestatiebekostiging
kunnen zetten. Ik ben voornemens de volgende stap te zetten in 2011.
Hierover heb ik onlangs mijn beleidsvoornemens aan uw kamer gestuurd.

Antwoord op vraag van de heer  Zijlstra (VVD) over of de
heroverwegingsgroepen met het veld praten.

De werkzaamheden van de heroverwegings-werkgroepen vallen niet onder
mijn verantwoordelijkheid. De werkgroepen kiezen binnen de gegeven
procedurele richtlijnen hun eigen werkwijze. Ze zijn daarbij vrij om
externe deskundigen te raadplegen en bij mijn weten doen zij dat ook.

Antwoord op vraag van de heer Zijlstra (VVD) over overheveling GGZ.

Extramuralisering is een proces dat al enige jaren loopt in de ggz.
Steeds meer cliƫnten worden ambulant behandeld. Dit heeft echter niet
geleid tot een onderschrijding van de ggz in de AWBZ; de intramurale
behandeling langer dan een jaar. Ik herken het budgettaire beeld dat de
heer Zijlstra schetst dus niet. In de geneeskundige ggz van Zvw gelden
overigens geen vrije prijzen, wel maximumtarieven voor ambulante zorg.
Volgens de huidige systematiek is een minder strikte scheiding tussen
Zvw en AWBZ op dit moment niet mogelijk.

Antwoord op vraag van de heer Zijlstra (VVD) over kinderafdelingen GGZ. 

Zoals ik heb aangegeven in mijn brief Beleidsvoornemens curatieve GGZ,
die u onlangs is toegezonden, voorzie ik voor 2010 geen principiƫle
wijziging in de huidige DBC GGZ- bekostigings-systematiek. Er wordt wel
een aantal belangrijke ontwikkelpunten aangepakt, bijvoorbeeld de
verankering van zorgzwaarte in de productstructuur, Het gaat hierbij om
zorg met een andere opbouw van activiteiten danwel een ander
beroepsprofiel. Hiervan kan dus ook een kinderafdeling profiteren, waar
tijdens een behandeling meer geĆÆnvesteerd wordt in contacten met ouders
en school. De vraag of hiervoor ook een aanpassing van tarieven door de
NZa noodzakelijk is, is mede afhankelijk van de uitkomst van de analyse
die door DBC Onderhoud momenteel in gang is gezet. Ik ga er van uit dat
zorgzwaarte budgettair neutraal is in te bouwen in de productstructuur. 


Het toekomstperspectief voor de curatieve ggz is bekostiging op basis
van DBCā€™s (prestatiebekostiging) en het invoeren van vrije prijzen
daar waar dit verantwoord is (liberalisering). De besluitvorming
hierover in 2010 is mede bepalend voor de stappen die in 2011 gezet
kunnen worden. 

Antwoord op vraag van de heer Zijlstra (VVD) over innovaties zoals de
Mammaprint.

VWS  en het Zorginnovatieplatform (ZIP) willen partijen aanjagen,
verbinden en mobiliseren om bij te dragen aan de maatschappelijke
uitdagingen in de zorg. Wij verwachten hierbij veel innovatiekracht
vanuit netwerken en samenwerkingsverbanden waarin diverse doelgroepen -
zoals patiƫnten, professionals, kennisinstellingen, opleidingen,
overheden, etc - vertegenwoordigd zijn. Het zorginnovatieplatform (ZIP)
organiseert diverse activiteiten om netwerken en samenwerkingsverbanden
te ondersteunen en te versterken. 

Het ZIP heeft daarnaast een financieel instrumentarium ontwikkeld om
innovatie aan te jagen en te versnellen. Enerzijds wil het ZIP met dit
instrumentarium kennisontwikkeling en samenwerking stimuleren en
anderzijds met gerichte calls het veld stimuleren te experimenteren en
innovaties verder op te schalen. 

U haalt tot slot de specifieke casus van Mammaprint aan en schetst
hierbij de belemmeringen voor toelating tot het verzekerde pakket. De
casus van Mammaprint heeft duidelijk gemaakt welke moeilijkheden een
startende organisatie heeft in de procedure voor toelating tot het
verzekerde pakket. Daarbij komt ook dat het CVZ heeft geconstateerd dat
het bij de Mammaprint ontbreekt aan prospectief onderzoek naar de
klinische effectiviteit van het toepassen daarvan en aan voldoende zicht
op de kosteneffectiviteit. Op deze beide punten is tot op heden sprake
van discussie. De FDA in Amerika heeft zijn oordeel vooral op andere
punten gebaseerd: kwaliteit en veiligheid. De gesprekken met het CVZ
over de Mammaprint hebben er overigens wel toe bijgedragen aan de
discussie over versoepeling van toelating van veelbelovende innovatieve
producten. Wij hebben geconstateerd dat steun bij de introductie van
veelbelovende innovaties nuttig en zinnig is. In dit verband is van
belang dat het CVZ in december 2009 een rapport over innovaties en
verantwoord pakketbeheer zal uitbrengen. Het CVZ zal hierbij ingaan op
de vraag of in dat kader voor zorginnovaties een aanvullende
(financiƫle) regeling gewenst is, zeker voor gevallen waarin nog niet
voldoende bewijs voor handen is van de klinische effecten en de
kosteneffectiviteit. Ik zeg toe dat ik zal bezien of dat rapport
aanknopingspunten biedt op grond waarvan een innovatie als de Mammaprint
in aanmerking kan komen voor zoiets als een voorlopige vergoeding. 

Overigens zeg ik dat het voorbeeld van de Mammaprint niet exemplarisch
is voor hoe wij in Nederland omgaan met innovaties in de zorg. Ik wijs
daarbij bijvoorbeeld op de NZa- beleidsregels dure en
weesgeneesmiddelen, die het mogelijk maken om nieuwe, vaak zeer
specialistische geneesmiddelen heel snel toe te laten en waarvoor
ziekenhuizen financieel gecompenseerd worden indien ze die innovatieve
geneesmiddelen toepassen. 

Verder noem ik als voorbeelden de Lokomat, een robotgeassisteerd
loopbandtrainingsapparaat als revalidatietherapie voor mensen na een CVA
of dwarslaesie, LITT (een geavanceerde methode om kankerweefsel te
doden, waarbij gebruik gemaakt wordt van echotechnieken en lasersondes)
en de KTP laserbehandeling bij prostaatvergroting. Allemaal
technologische innovaties waarvan het CVZ heeft geoordeeld dat sprake is
van zorg conform de stand van de wetenschap en de praktijk. Zorg die
derhalve behoort tot de aanspraak. Tot slot wil ik opmerken dat ook
instellingen zelf uiteraard beleidsvrijheid hebben bij het al dan niet
toepassen van nieuwe technologieƫn. Zo is mij bekend dat verschillende
ziekenhuizen de mammaprint wƩl toepassen, bijv. het Antoni van
Leeuwenhoekziekenhuis. Ziekenhuismanagement mag wat mij betreft vaker
gebruik maken van de mogelijkheden die er zijn om zelf te beslissen dat
zij meer middelen aanwenden voor de in hun ogen best mogelijke
behandeling van de patiƫnt. 

Antwoord op vraag van de heer Zijlstra (VVD) over de verticale
integratie.

Recent heb ik over het onderwerp verticale integratie tot tweemaal toe
met de Kamer gediscussieerd naar aanleiding van de uitgebreide brief van
de staatssecretaris en mij over ruimte en rekenschap. 

Mede gebaseerd op het rapport van de Cie Baarsma heb ik daarin de
hoofdlijn uiteengezet dat ik geen heil zie in het verbieden van het
integreren van zorgverzekeraars en zorgaanbieders omdat daarmee:

Het europees rechtelijk zeer moeilijk, zo niet onmogelijk is om de weg
van het verbod te gaan.

De potentiƫle voordelen die verticale integratie kan hebben, op
voorhand buiten bereik blijven

Ik heb in diezelfde debatten ook aangegeven dat vormen van verticale
integratie ook risicoā€™s kunnen hebben; met name het risico van
beperking van de keuzevrijheid en wellicht een aantasting van kwaliteit.


Het bestaande toezicht van IGZ, NMa en NZa acht ik een belangrijke
verdedigingslinie tegen dit soort risicoā€™s. Dit toezicht, aangevuld
met mijn voorstellen in de governancebrief voor het versterken van de
positie van het bestuur en het toezichthoudend orgaan alsmede
verbetering van de maatschappelijke inbedding, een verplichte
fusie-effectrapportage en een zorgspecifieke toets geven mij voldoende
vertrouwen dat we de risicoā€™s die kunnen kleven aan verticale
integratie, kunnen afwenden.

Antwoord op vraag van mevrouw Van Miltenburg (VVD) over het document ā€œ
gebruikelijke zorgā€.

Er is geen sprake van een aanpassing van 3 naar 4 uur. Beide grootheden
zijn (en waren) nergens in de beleidsregel gebruikelijke zorg opgenomen.

In de Beleidsregels indicatiestelling AWBZ is een bijlage opgenomen over
gebruikelijke zorg. Gebruikelijke zorg is normale, dagelijkse zorg die
partners elkaar en ouders (aan kinderen) geacht worden te bieden. De
richtlijnen voor gebruikelijke zorg aan kinderen zijn per
leeftijdscategorie nader uitgewerkt. Per 1 januari 2009 is in de
beleidsregels bovengebruikelijke zorg bij kinderen nader omschreven. Van
bovengebruikelijke zorg bij kinderen is sprake wanneer de omvang van de
zorg substantieel meer is dan de zorg die een gezond kind van de
dezelfde leeftijd nodig heeft. Bij substantieel meer wordt dan gedacht
aan een omvang van op weekbasis gemiddeld meer dan een uur per etmaal.
Alleen voor de omvang vanaf dit extra uur per etmaal kan voor het kind
een aanspraak op AWBZ-zorg worden bepaald.

Antwoord op vraag van mevrouw Van Miltenburg (VVD) over het experiment
hoe de patiƫnt naar de zorg kijkt vanuit verschillende domeinen.

Voor een patiƫnt met een enkelvoudige zorgvraag, is veelal geen sprake
van domein-problematiek.Het wordt ingewikkelder als een patiƫnt een
meervoudige en complexe zorgvraag heeft. Als voorbeeld: een alleen-
wonende patiƫnt van 87, met hartfalen en een mobiliteitsprobleem is
aangewezen op de eerste lijn (huisarts en apotheek), op thuiszorg voor
hulp met de medicatie, op huishoudelijke hulp en tot op slot
tafeltje-dekje voor de warme maaltijd. De eerste lijn wordt betaald uit
de Zvw, de thuiszorg komt ten laste van de AWBZ en de huishoudelijke
hulp komt voor rekening van de Wmo. 

In o.a. Friesland en Rotterdam lopen experimenten om een en ander beter
op elkaar te laten aansluiten.

Antwoord op vraag van de heer  Van der Veen (PvdA) over voldoende
capaciteit bij de IGZ.

De IGZ vult het toezicht steeds meer proactief in en maakt daarbij
gebruik van een risicogestuurde werkwijze. Hierdoor kan de IGZ haar
capaciteit gerichter inzetten. Uitgangspunten bij deze werkwijze van de
IGZ zijn meer transparantie over kwaliteit, heldere handhavingskaders en
vervolgens steekproefsgewijs doortastend handhaven. Met de
risicogestuurde werkwijze komt de IGZ bovendien tegemoet aan het gegeven
dat de capaciteit altijd begrensd zal zijn. 

Daarnaast hebben wij bij de aan de vernieuwing rijksdienst gekoppelde
personele taakstelling de IGZ ontzien. In plaats van de 20% die binnen
de rijksbrede taakstelling als richtsnoer geldt voor de
inspectiefunctie, is de IGZ een beperkte taakstelling opgelegd van 6%.
Ook hebben wij, gezien het grote belang van de rol van de inspectie rond
transparantievergroting en patiƫntveiligheid, de IGZ deels tijdelijk de
ruimte gegeven om op die terreinen extra capaciteit aan te trekken. Per
saldo zal het structurele budget en het aantal inspecteurs van de IGZ
niet verminderen. 

Ik ben mij er van bewust dat desalniettemin de werkdruk bij de IGZ hoog
is.

Antwoord op de vraag van de heer Van der Veen (PvdA) over de
huisartsenbekostiging.

Rondom de huisartsenbekostiging is de volgende lijn uiteengezet:

Er vindt vanaf 2010 een structurele neerwaartse herijking plaats van het
inschrijftarief van ā‚¬60 miljoen. 

Zoals ik in de Tweede Kamer heb toegezegd op 30 september jl. zullen de
huisartsen de ingehouden ā‚¬60 miljoen uit 2010 in het jaar 2011
incidenteel terug ontvangen. Het inschrijftarief blijft wel structureel
neerwaarts vastgesteld.

Voor het jaar 2011 en de jaren daarna zal de bekostiging op basis van
heldere prestaties langs de lijnen van kwaliteit, doelmatigheid en
service (en volume) worden vormgegeven. Vanaf 2011 kan daarom de
structurele neerwaartse vaststelling van ā‚¬60 miljoen euro worden
terugverdiend via de module M&I. Het gaat hier niet om meer doen voor
hetzelfde geld, maar om het mogelijk te maken dat die huisartsen die
bovengemiddelde inspanningen verrichten voor hun patiƫnten daarvoor ook
extra betaald krijgen. Daarbij wil ik de mogelijkheid open houden om
vanuit het perspectief van prestatiegerichte bekostiging een verdere
variabilisering mogelijk te maken. Ik verwacht dat verzekeraars en
aanbieders over de prestaties dan lokaal passende afspraken zullen gaan
maken. Het met prestatiebekostiging gemoeide bedrag kent dan een
inhoudelijke relatie met de prestaties die bekostigd worden. Daarbij zal
zoveel mogelijk de aanpak van de keten-DBCs worden gevolgd en de
Minimale Data Set die daarbij tot stand is gekomen. Indien in 2010 geen
overeenstemming is over een beter inzichtelijke vorm van prestaties dan
rest, gezien het eerder gewisselde, niet anders terug te vallen op een
huisartsenkader dat is gebaseerd op een (geĆÆndexeerd) norminkomen.

Met de LHV is uitgebreid gesproken over het doelmatig voorschrijven.
Uitgesproken is dat het onwenselijk werd geacht via de overheid een
directe financiƫle prikkel op doelmatig voorschrijven voor individuele
huisartsen te organiseren. Dat doelmatig voorschrijven van groot belang
is wordt echter door niemand ontkend; ook de LHV erkend het
maatschappelijk belang hiervan. Ik heb nu uitgesproken aan de LHV dat ik
verwacht dat de reeds aanwezige trend (van generiek voorschrijven waar
mogelijk en kwalitatief verantwoord) met enige additionele inzet in 2010
en verdere jaren moet kunnen leiden tot een besparing van 127 miljoen
Euro. 

Indien de geraamde besparing op het geneesmiddelenkader van 127 miljoen
Euro onverhoopt niet wordt waargemaakt, heb ik de LHV laten weten, ben
ik alsnog genoodzaakt om mogelijk al vanaf 2010 maatregelen te treffen
binnen het huisartsenkader. Mochten de resultaten slechts gedeeltelijk
worden behaald, dan betekent dit uiteraard dat slechts het verschil
tussen de gewenste opbrengst van 127 miljoen Euro en de wel
gerealiseerde opbrengsten door het doelmatig voorschrijven bij
aanvullende maatregelen worden betrokken. Ik ga er vanuit dat dit niet
hoeft te gebeuren ā€“ de ontwikkelingen die wij nu reeds kunnen
waarnemen zijn positief. 

De medische specialisten zullen hierbij worden betrokken, als ook de
zorgverzekeraars: het behalen van deze doelstelling is immers voor allen
van belang. De genoemde 127 miljoen Euro heeft echter alleen betrekking
op de geneesmiddelen die door de huisartsen zelf worden voorgeschreven
(inclusief herhaalrecepten). Eventuele maatregelen met betrekking tot de
medische specialisten staan hier los van. 

Ten overvloede: ik ga er dus van uit dat er helemaal geen korting hoeft
plaats te vinden, omdat de 127 Miljoen Euro zonder overmatige
inspanningen realiseerbaar zijn, en de trend nu reeds de goede richting
op wijst. Ik ben hierover continu met de betrokken veldpartijen in
overleg.

Antwoord op vraag van de heer  Van der Veen (PvdA) over de laatste stand
van zaken met betrekking tot motie Van der Veen- Sap. 

In deze motie, voorgesteld 16 december 2008, heeft u gevraagd om te
onderzoeken of er M&I verrichtingen zijn welke feitelijk behoren tot de
basiszorg, en welke terug gebracht zouden dienen te worden naar het
inschrijftarief. Een en ander stond in verband met het al dan niet
aanwezige substitutie-effect. In de aanwijzing welke ik de NZa d.d. 28
oktober j.l. heb gegeven voor de huisartsenbekostiging 2010 heb ik de
lijst met verrichtingen welke per stuk werden betaald in overleg met
veldpartijen opgeschoond. Voortaan zullen alleen die verrichtingen met
een therapeutisch karakter, waarvan een duidelijk substituerend effect
uitgaat, separaat worden vergoed. 

In aanvulling hierop blijft het natuurlijk vrij aan zorgverzekeraars en
huisartsen om aanvullende afspraken te maken om substitutie te
stimuleren.

Met deze aanwijzing heb ik mijns inziens dus uitvoering gegeven aan deze
motie.

Antwoord op vraag van mevrouw Wolbert(PvdA) over de innovaties en
zorginkoop door de zorgkantoren.

Het zorgkantoor richt de aandacht niet alleen op voldoende zorg in het
komende of lopende jaar, maar kijkt tevens naar de beschikbaarheid van
zorg op de langere termijn. Daarbij wil het zorgkantoor innovaties
stimuleren. In de gezamenlijke inkoopleidraad van de zorgkantoren worden
verschillende mogelijkheden genoemd die zorgkantoren gebruiken voor het
stimuleren van innovaties in de zorg. Dit is geen vrijblijvend
voornemen, maar een integraal onderdeel van de zorginkoop richting
zorgaanbieders.

Het zorgkantoor kan binnen de contracteerruimte zelf ruimte creƫren,
door bijvoorbeeld via gunningscriteria een extra beloning te geven of
meerjarige contracten af te sluiten.

Zorgkantoren kunnen extra middelen voor innovaties inzetten via
verschillende NZa-beleidsregels, zoals:

- de NZa-beleidsregel ā€œInnovatie ten behoeve van nieuwe
zorgprestatiesā€™. Voor het jaar 2010 is macro een bedrag van ā‚¬13
miljoen beschikbaar.

- Beleidsregels Ketenzorg dementie (ā‚¬10 miljoen), Nationaal Programma
ouderenzorg (ā‚¬10 miljoen) en TPLZ-experimenten (ā‚¬13 miljoen)
(transitie-experimenten langdurige zorg). 

Het zorgkantoor kan de geleverde zorg vanuit de AWBZ vergoeden en
daarover ā€˜bijzondereā€™ afspraken maken, afhankelijk van de innovatie,
bijvoorbeeld tijdelijke afwijkende productiviteitspercentages of dat
aanbieders besparingen mogen inzetten ten behoeve van groei.

Het zorgkantoor kan ook door inkoopafspraken met de gemeente nieuwe
combinaties van zorg en ondersteuning mee mogelijk maken.

Ten slotte kan het zorgkantoor de zorgaanbieder helpen bij het vinden
van alternatieve vormen van financiering, bijvoorbeeld benutten van
provinciale subsidies, benaderen van fondsen (aanbevelingsbrieven),
levering van financiƫle en inhoudelijke expertise, deelname aan
stuurgroep, etc.

De NZa houdt toezicht op de uitvoering van de AWBZ. Voor het
uitvoeringsjaar 2009 wordt voor het eerst de prestatie-indicator
ā€œzorginnovatie en kwaliteit dienstverleningā€ gehanteerd, waarbij
zorgkantoren zullen worden beoordeeld op in hoeverre zij o.a. innovatie
in het zorgaanbod en de zorgketen stimuleren.

Antwoord op vraag van mevrouw Wolbert (PvdA) over eenduidige afspraken
over de financiering van casemanagement.

In het plan ā€˜Zorg voor mensen met dementieā€™ dat ik u op 17 juni 2008
zond, formuleerde ik een aantal doelstellingen. De stand van zaken op
deze doelstellingen is als volgt:

1. Een samenhangend zorgaanbod te creƫren dat overeenkomt met de
behoeften en wensen van de cliƫnt.

a. Hiervoor wil ik dat uiterlijk in 2011 het aanbod van samenhangende
dementiezorg en de bijbehorende AWBZ-inkoop praktijk is in heel
Nederland.

Stand van zaken: in ongeveer twee/derde van Nederland werken
zorgaanbieders met ondersteuning vanuit het programma Ketenzorg Dementie
aan het totstandbrengen van samenhangende dementiezorg en worden
hierover afspraken gemaakt met de zorgkantoren in het kader van
AWBZ-zorginkoop.

b. uiterlijk eind 2009 zijn best practices van dementiezorg voor alle
betrokken zorgverleners beschikbaar, zowel in boekvorm als via internet,
bijvoorbeeld Zorg voor Beter.

Stand van zaken: eind 2008 is heeft het Landelijk Dementie Programma een
boekje met bijbehorende usb-stick uitgebracht met goede voorbeelden;
vanaf juni 2009 is de website   HYPERLINK
"http://www.zorgprogrammadementie.nl" 
http://www.zorgprogrammadementie.nl  beschikbaar, waarop informatie over
goede dementiezorg, inclusief de informatie en documentatie van het
programma Ketenzorg Dementie, voor een ieder beschikbaar is. Na
beƫindiging van het programma zal de website voortgezet worden. 

2. Voldoende begeleiding en ondersteuning voor de mens met dementie en
zijn naasten te bieden.

Uiterlijk in 2011 maakt (een vorm van) casemanagement deel uit het
totale aanbod van samenhangende dementiezorg.

Stand van zaken: alle regioā€™s die betrokken zijn bij het programma
Ketenzorg Dementie hebben casemanagement als speerpunt in hun plannen.
Dat betreft introductie van casemanagement, uitbreiding van het aantal
casemanagers of verbreding van de taken van de casemanagers.

Het past niet in mijn beleid om casemanagement al vanaf de diagnose,
wanneer nog geen beroep op AWBZ-zorg wordt gedaan, wel het
casemanagement uit de AWBZ te financieren. De toelichting die in het
kader van het Programma Ketenzorg Dementie op de website en in de
leidraad aan de deelnemende regioā€™s wordt gegeven, biedt duidelijkheid
over de financieringsmogelijkheden van casemanagement.

Antwoord op vraag van mevrouw Wolbert (PvdA) over het versnellen van
goede basiskwaliteit.

De zorginstellingen hebben een eigen verantwoordelijkheid om kwalitatief
goede zorg te verlenen. Zij kunnen gebruik maken van
verbeterprogrammaā€™s en deze toepassen op de werkvloer. Een aantal
programmaā€™s waarin ik investeer zijn Zorg voor Beter, Zorg Innovatie
Platform, Nationaal Programma Ouderenzorg en In voor Zorg. Ik meen dat
ik hiermee instellingen in staat stel en stimuleer hun
verantwoordelijkheid optimaal vorm te geven.

Antwoord op vraag van mevrouw Agema (PVV) over ouderenzorg en
gevangenissen.

Mevrouw Agema stelt het regime in gevangenissen te versoberen en dit ten
goede te laten komen aan de zorg aan ouderen. In mijn beleving
vergelijkt het geachte Kamerlid hiermee appels met peren. Dit kabinet
vindt zowel een respectvolle zorg voor ouderen als een humane
behandeling van gevangenen van belang. Het is de verantwoordelijkheid
van de Minister van Justitie om de behandeling van gevangenen op een
deugdelijke manier te regelen. Als u daar problemen mee heeft, dan moet
u dat bij hem aankaarten. Mij kunt u aanspreken op het beleid dat ik
ontwikkel om de zorg aan ouderen op een optimaal peil te brengen. Het
beeld dat u schetst van hoe de zorg aan ouderen is, is een karikatuur
waar ik mij niet in kan vinden.

Antwoord op vraag van mevrouw Agema (PVV) over geld naar management in
de zorg.

Dit PVV voorstel ondersteunt in de kern mijn beleid. Mijn beleid is
gericht op de zorg teruggeven aan de clienten en professionals.
Professionals moeten de ruimte krijgen om aandacht te geven aan de
cliƫnt, en hun werk zo vorm te geven dat de kwaliteit van de zorg
optimaal is. Het wegnemen van bureaucratie, formulieren en onnodige
managementlagen helpt daarbij in grote mate. 

Ook bij de beste voorbeelden die ik in het veld van de langdurige zorg
tegenkom, is enige ondersteuning van de proffesionals nodig en is een
efficiƫnt werkende staf behulpzaam voor het primaire proces. Ik kies
daarom voor andere methode. 

De voorbeelden en kennis rond ontburecratisering en vermindering van
managementlagen, maar ook met betrekking tot het optimaliseren van
kwaliteit en bedrijfssvoering worden in 'In Voor Zorg' samengebracht.
Deze kennis wordt in samenhang aangeboden aan de instellingen in de
langdurige zorg. 

Deze kennis wordt laagdrempelig aangeboden zodat alle instellingen ervan
kunnen profiteren. Daarenboven, de instellingen die dat willen worden
actief geholpen bij de invoering daarvan. Dit voorkomt het wiel opnieuw
moeten uitvinden, en gaat op relatief korte termijn vruchten afwerpen in
de zorg, zodat proffesionals de ruimte krijgen om hun vak uit te
oefenen, en het noodzakelijke management hen daarbij ondersteunt.

Antwoord op vraag van mevrouw Wiegman- Van Meppelen Scheppink (CU) over
nieuwbouwprojecten in de gezondheidszorg.

De afschaffing van het bouwregime en inherent daaraan de beƫindiging
van de gegarandeerde kapitaallastenvergoeding aan instellingen die onder
dit regime hebben gebouw, vormen een belangrijke stap in de richting van
prestatiebekostiging. Prestatiebekostiging ā€“ in meer of minder
gereguleerde vorm ā€“ is een belangrijk instrument om een belangrijke
doelstelling van dit kabinet te realiseren namelijk ervoor te zorgen dat
instellingen meer prikkels ervaren om kwaliteit en doelmatigheid te
bieden. Dit is nodig om te kunnen inspelen op de komende vergrijzing, de
stijging van het aantal mensen met een chronische ziekte en op het
dreigende tekort aan goed gekwalificeerd personeel om de zorg
toekomstbestendig te maken. De bekostiging van instellingen in de cure
en care wordt meer afhankelijk van geleverde prestaties. Hierdoor gaan
instellingen meer risico lopen over hun inkomsten. Banken zijn daarom
kritischer ten aanzien van bouwplannen die hen worden voorgelegd en
zullen een degelijk onderbouwde business case verlangen.

Wij kunnen ons voorstellen dat instellingen behoefte hebben aan
duidelijkheid over de compensatie voor hun kapitaallastenproblematiek en
de verdoeding die zij in de toekomst voor hun kapitaallasten zullen
ontvangen als onderdeel van de integrale tarieven (hun toekomstige
inkomstenstroom). Wij pakken uw vraag graag op als een aansporing om zo
snel mogelijk met meer helderheid te komen over de hoogte van de
tarieven en het invoeringstraject.

Care: de NZa ligt qua werkzaamheden voor de care nog steeds op schema om
in de zomer van volgend jaar beleidsregels op te kunnen stellen.

Voor die tijd zijn zowel de tarieven en de manier waarop die worden
ingevoerd bekend aan partijen en aan uw Kamer aangeboden. De
brancheorganisaties in de care zijn bij de werkzaamheden van de NZa goed
aangesloten. Of de tarieven dan de echte aanleiding zijn voor de
vertraging in bouwplannen of dat er eigenlijk heel andere zaken een rol
spelen als een tekortschietend plan van een instellingen, een gering
vertrouwen van de bank in de uitvoerende capaciteit van de instelling
blijft dan in het ongewisse. We zitten uiteindelijk niet bij de
gesprekken tussen financier en instelling.

Een veel positiever geluid valt te melden ten aanzien van de
bouwimpulsmiddelen. Die zet ik in de care in om boekwaardeproblemen van
instellingen die bezig zijn hun privacy te verbeteren. De NZa heeft
daarvoor een beleidsregel opgesteld. Daarvoor konden tot 1 november
initiatieven worden aangemeld. Die moeten voorzien zijn van een
principeakkoord van de financier. De eerste geluiden zijn dat er heel
veel aanvragen zijn ontvangen. Dat levert dat andere beeld op.

Cure: Voor wat betreft de cure zal de reeds aangekondigde
kapitaallastenbrief cure duidelijkheid geven over de compensatie voor de
kapitaallastenproblematiek (ā€˜ballast uit het verledenā€™) en ook over
hoe de ā‚¬ 160 miljoen voor de bouwimpuls hierbij zal worden betrokken.
Om de bouw de stimuleren is onlangs ook de zogenaamde Garantieregeling
ondernemingen (GO-regeling) voor instellingen voor medisch
specialistische zorg opengesteld. Voor de toekomstige vergoeding voor de
kapitaallasten als onderdeel van de integrale tarieven verwijs ik naar
het kabinetsstandpunt op de uitvoeringstoets prestatiebekostiging dat u
naar verwachting voor het kerstreces zult ontvangen.

 

Antwoord op vraag van mevrouw Wiegman - van Meppelen Scheppink (CU) 
over de certificering van zorginstellingen met borstvoedingsbeleid.

Certificering

De certificering van instellingen (kraamzorgorganisaties, ziekenhuizen,
verloskundige praktijken en jeugdgezondheidszorg) met een goed
borstvoedingsbeleid volgens het Baby Friendly Hospital Initiative wordt
met subsidie vanuit VWS uitgevoerd door de Stichting Zorg voor
Borstvoeding. 

De subsidieverlening is gebaseerd op een projectplan van de Stichting
Zorg voor BorstvoedingĀ dat loopt van 2008 tot en met 2010.  InĀ dit
projectplan staan onder andere ook in 2010 activiteiten gepland om
instellingen te (her)certificeren uitgaande van de aflopende subsidie,
zoals in 2007 is overeengekomen met de Stichting. De certificering loopt
dus gewoon door in 2010. De Stichting heeft zelf aangegeven gebruik te
willen maken van de mogelijkheden van de markt enĀ als zelfstandige
marktpartij te gaan opereren. Dit zal dan vanaf 2011 geschieden.

Vaststelling richtlijn of indicator borstvoeding

In de door u gerefereerde brief van 14 oktober 2009 aan de Tweede Kamer
(VGP-2956823), staat vermeld dat er gesprekken hebben plaatsgevonden met
Zorgverzekeraars Nederland en Zichtbare Zorg. Hieruit blijkt dat het
verbeteren van de kwaliteit van zorg en daarmee ook borstvoeding het
beste gegarandeerd en gemonitord wordt als borstvoeding in een richtlijn
en als indicator (binnen de kraamzorg, eerste- en tweedelijns
verloskunde en ziekenhuiszorg) is/wordt opgenomen en de veldpartijen er
zelf mee aan de slag gaan. Samen met de veldpartijen (platform
borstvoeding) werkt TNO Kwaliteit van Leven aan de multidisciplinaire
richtlijn borstvoeding. Door aan te haken bij de Zichtbare Zorg
projecten Verloskunde en Ziekenhuiszorg wordt samen gewerkt aan het
vastleggen van borstvoeding als indicator voor kwaliteit van zorg.Ā 
Certificering zou hier aan gekoppeld kunnen worden, maar het isĀ aan de
veldpartijen om hier invulling aan te geven.

Antwoord op vraag van mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (CU) over
de invoering van het nieuwe zorgstelsel op de BES-eilanden.

De Christen Unie vraagt oog te houden voor een juiste balans tussen
medische voorzieningen op de eilanden zelf en behandelingen in het
buitenland. Voorzien wordt dat in de zorgverzekering BES een betere
zorginfrastructuur wordt gecreƫerd dan thans het geval is. VWS is
momenteel al bezig om ā€“ voorafgaand aan de transitiedatum ā€“ te
werken aan die verbetering. Door de voorzieningen op de eilanden te
verbeteren zal de noodzaak voor medische uitzendingen afnemen. Omdat de
kleine schaal van de eilanden wellicht niet voldoende is om bepaalde
medische specialismen permanent op de eilanden te vestigen worden ook de
mogelijkheden onderzocht om periodiek specialisten in te vliegen naar de
eilanden. Voor de voorbereiding van de invoering en de uitvoering van de
zorgverzekering BES is inmiddels een kwartiermaker aangesteld. Deze
heeft een plan van aanpak opgesteld aan de uitvoering waarvan inmiddels
voluit wordt gewerkt. De voorlichting, niet alleen aan de bevolking maar
ook aan de zorgaanbieders, verzekeraars en andere betrokken instanties,
maakt deel uit van dit plan van aanpak. 

Daarnaast treedt de BES-Zorgverzekering in werking per 1 januari 2011.
Vanaf die datum voert het BES-Zorgkantoor de nieuwe BES-Zorgverzekering
uit. Voor St. Eustatius en Saba heeft de Minister van VWS recentelijk
door middel van het tekenen van een onderlinge regeling met de
Antilliaanse Minister van Volksgezondheid afgesproken dat VWS vĆ³Ć³r
transitiedatum reeds de uitvoering van een aantal Antilliaanse
Landstaken overneemt op het terrein van de Volksgezondheid. Voor wat
betreft Bonaire is VWS nog in overleg over een vervroegde overname van
de uitvoering van Landstaken in aanloop naar Ć©Ć©n BES-Zorgverzekering
per 1 januari 2011.

Antwoord op vraag van mevrouw Wiegman - van Meppelen Scheppink (CU) over
overleg met kankercentra en de Pink Ribbon-trekkers over hoe in de
behoefte aan een digitaal kenniscentrum kan worden voorzien. 

De ministerĀ kan heel goed begrijpen dat sommigeĀ vrouwen met
borstkanker en hun familieleden erĀ niet op zitten te wachten dat naar
hun beleving hun ziektebeeld tot een emotionele en mediahype wordt
gereduceerd.

Ā 

PatiĆ«ntenorganisaties en KWFĀ bieden daarnaast zowel viaĀ internet als
via folders georganiseerdeĀ objectieve kennis aan. In kenniscentra is
geobjectiveerde informatie te vinden over medische aspecten van de
ziekte, maar ook over de belevingĀ van en omgang met de ziekte. Ook
kunnen mensen via internet vragen stellen aan bijvoorbeeld de KWF. In de
behoefte die mevrouw Wiegman terecht constateert wordt op dit moment
dusĀ al voorzien. 

Vraag van mevrouw Sap (GL) over topinkomens in de zorg

De cure en de care zijn geen publieke sectoren, maar semi-publieke
sectoren. En daar zit nu juist de crux. Voor ingrijpen in de
arbeidsvoorwaarden in de private sector heeft het kabinet op dit moment
geen instrument anders dan een loonmaatregel op grond van de Loonwet. En
dat is een onbruikbaar instrument voor het doel dat mevrouw Sap voor
ogen staat. Het is dan ook niet voor niets dat het kabinet advies heeft
gevraagd aan de commissie-Dijkstal over de complexe problematiek rond
het aanpakken van de topinkomens in de semi-publieke sectoren. 

Dat advies is er en het kabinetsstandpunt daarop ook. Daarover zijn
vorig jaar enkele AOā€™s gehouden met de MBZK, maar zelf ben ik daar,
samen met andere vakministers op dit terrein, ook nog bij aangeschoven.
Op basis van die AOā€™s is inmiddels een wetsvoorstel uitgewerkt, de Wet
normering topinkomens, de WNT. Die ligt op dit moment voor technische
consultatie bij de betrokkenen. De MBZK heeft u aangekondigd dat het
wetsvoorstel, na advies van de Raad van State, volgend voorjaar aan de
Kamer kan worden aangeboden. 

De MBZK is de coƶrdinerend bewindspersoon en namens het kabinet treedt
zij op als woordvoerster op dit dossier van de topinkomens. Daarom lijkt
het mij het meest efficiƫnt om de discussie over het topnkomensbeleid
van het kabinet niet zelf hier met de Kamer te voeren, maar dat ordelijk
te laten doen door de MBZK. 

Over de specialisten in loondienst verwijs ik naar het mondelinge
antwoord. 

Vraag van mevrouw Sap (GL) over klimaat neutrale zorginstellingen

Met het afschaffen van het bouwregime heb ik juist de
verantwoordelijkheid voor het bouwen en het onderhoud van gebouwen bij
de zorginstellingen gelegd. Dat betekent dat zorginstellingen zelf
verantwoordelijk zijn voor de klimaataspecten van het gebouw en de
daarmee gepaard gaande kosten.

Omdat ik het van belang vind dat de kennis van het College Bouw
Zorginstellingen (CBZ) op het gebied van bouwen in de zorg niet verloren
gaat, is het Centrum Zorg en Bouw bij TNO ondergebracht. Ongeveer 40
medewerkers van het CBZ zijn per 1 januari 2009 overgegaan naar
TNO/Centrum Zorg en Bouw. 

In het werkplan 2010 van TNO/Centrum Zorg en Bouw is opgenomen dat TNO
in 2010 een praktijkboek ā€œDuurzaam bouwen voor de verpleeghuiszorgā€
uitbrengt en een onderzoek zal doen naar energiebesparing in de zorg. De
kennis die hieruit voortvloeit is kosteloos beschikbaar voor alle
zorginstellingen, die daarmee hun voordeel kunnen doen.

Een extra actie van mijn kant acht ik vooralsnog niet opportuun.

Vraag van mevrouw Koser Kaya (D66) over financiering
patiƫntenorganisaties

Het is mij bekend dat onder patiƫnten/cliƫnten-organisaties een breed
gedeeld gevoel leeft dat gelijkwaardigheid met de andere zorgpartijen
veronderstelt dat deze organisaties uit de premiemiddelen dienen te
worden bekostigd, en niet uit de rijksbegroting. Ik ben daar geen
voorstander van. Pas een jaar geleden is er een nieuwe
subsidiesystematiek ingevoerd. De introductie van premiefinanciering
leidt op zich niet tot meer geld. Ook zal er in dat scenario een
verdelingsmechanisme nodig zijn, en een organisatie die daarvoor
verantwoordelijk is. Maar vooral past het principe niet in de inrichting
van ons zorgstelsel. Verzekerden betalen premie om verzekerd te zijn van
levering van zorg of de vergoeding van de kosten daarvan.  Die premie -
zeker als het gaat om de premiemiddelen voor de basisverzekering - wordt
door zorgverzekeraars aangewend om verplicht verzekerde zorg te
vergoeden of zorg in te kopen bij zorgaanbieders. Uit de premiemiddelen
wordt dus de levering van zorg gefinancierd. Financiering van
patiƫnten/cliƫnten organisaties-beschouw ik toch als principieel iets
anders. 

Ik deel met de voorstanders van premiefinanciering dat een sterke
positie van patiƫnten/cliƫntenorganisaties ten opzichte van
zorgaanbieders en zorgverzekeraars noodzakelijk is. Ik heb daarom met
ingang van 2008 extra middelen (ā‚¬Ā 10 miljoen per jaar) beschikbaar
gemaakt voor de bovengenoemde subsidieregeling voor organisaties van
patiƫnten, gehandicapten en ouderen (PGO).

Vraag van mevrouw Koser Kaya (D66) over de CQ-indexen voor ziekenhuizen

Het veld maakt in de stuurgroep Zichtbare Zorg Ziekenhuizen afspraken
over het ontwikkelen van indicatoren en het gebruik van CQ-indexen. De
stuurgroep heeft besloten om in 2009 het uitvragen van de
CQ-vragenlijsten niet op te nemen. Voor 2010 en verder staat de CQ-index
opnieuw ter besluitvorming op de agenda. Ik zal het uitvragen van de
CQ-indexen actief bevorderen.

Vraag van mevrouw Koser Kaya (D66) over het Nza tarief voor
internettherapieƫn. 

Er is een verschil tussen anonieme en patiƫntgebonden behandeling via
het internet. Voor de patiƫntgebonden behandeling kan gebruik gemaakt
worden van de bestaande DBCā€™s. Het is aan de behandelaar hoe hij de
behandeling vorm geeft. Anonieme internet therapie kan op dit moment nog
niet via DBC-declaraties gefinancierd worden. Daarom wordt dit veelal
bekostigd uit de budgetten van instellingen. Bij de invoering van
prestatiebekostiging zal een oplossing moeten worden gezocht voor de
financiering van het aanbod van anonieme internet therapie.

Vraag van mevrouw Koser Kaya (D66) over de implementatie van
telemedicine

Het financiƫle instrumentarium van het Zorginnovatieplatform dient er
voor de opschaling van bewezen innovaties te bevorderen. Hierbij betreft
het met name de call voor opschaling. Voor projecten die op lokaal
niveau hebben aangetoond effectief te zijn kan een plan van aanpak voor
verspreiding en opschaling worden ingediend bij SenterNovem. Op 26
oktober is de eerste call voor opschaling gesloten. In december worden
door een deskundige jury de beste voorstellen voor opschaling
geselecteerd en vervolgens gecontracteerd. 

Daarnaast ben ik juni 2009 ingegaan op de uitnodiging van Achmea,
Menzis, TNO, KPN, Philips en Rabobank om deel te nemen in het open
platform EhealthNu. Dit initiatief heeft als doel het wegnemen van
belemmeringen voor het opschalen van ehealth en telemedicine. Op 1
oktober 2009 is dit platform van start gegaan. 

Antwoorden  op vragen  van mevrouw Ouwehand (PvdD) over alternatieven
voor dierproeven

a. Vaccins worden net als andere geneesmiddelen beoordeeld op
werkzaamheid, schadelijkheid en kwaliteit voordat ze een
handelsvergunning krijgen. Na toelating tot de markt van het vaccin op
zich zijn er daar bovenop nog extra controles. Dit is nodig omdat
vaccins worden geproduceerd met gebruikmaking van biologisch
uitgangsmateriaal en via een productieproces dat relatief variabel is en
daardoor minder beheersbaar. Hierdoor is minder gewaarborgd dat het
eindproduct van consistente kwaliteit is dan bij chemische
geneesmiddelen. Om te voorkomen dat sommige batches van het eindproduct
verminderde werkzaamheid vertonen of gecontamineerd zijn met virussen,
bacteriƫn of toxinen moet elke geproduceerde partij onafhankelijk
worden gecontroleerd. Sommige van de hiervoor benodigde testen kunnen
uitsluitend op dieren worden uitgevoerd. Het aantal dieren dat hiervoor
gebruikt wordt, is kleiner dan bij de initiƫle proeven ten behoeve van
het verkrijgen van de handelsvergunning. Dit komt omdat de werkzaamheid
van het vaccin op zich niet meer hoeft te worden aangetoond, alleen de
vraag of de werkzaamheid van de batch overenkomt met die van het product
waarmee het initiƫle ontwikkelingsprogramma is gedaan.

b. Ik zal nader schriftelijk terugkomen op de vraag over de door het NVI
ontwikkelde alternatieve methode (de consistentiebeandering).

c. Als u bedoelt met actief monitoren van effecten van vaccins in de
mens het actief monitoren van bijwerkingen van vaccins, dan gebeurt dit
al. Ook de effecten van vaccinatieprogrammaā€™s worden geĆ«valueerd. Als
u bedoelt het testen op mensen van partijen vaccins die niet eerder op
dieren zijn getest, dan lijkt mij dit geen wenselijke zaak gezien de
kans die bestaat op verminderde werkzaamheid of contaminatie van het
vaccin.

Vraag van mevrouw Ouwehand (PvdD) over het beleid rond vaccinatie

Vaccinatie werkt. In de ruim 50 jaar dat het Rijksvaccinatieprogramma
(RVP) nu bestaat zijn ziekten, die bij de start ervan belangrijke
doodsoorzaken waren, nu geheel of gedeeltelijk uitgeroeid in Nederland.
Een paar voorbeelden. Door de invoering van algemene vaccinatie verdween
kinderverlamming goeddeels als doodsoorzaak. De sterfte door difterie
kwam na invoering van DKT-vaccinatie in 1953 volledig tot stilstand. De
sterfte door mazelen bedroeg aan het begin van de twintigste eeuw nog
meer dan 2.500 per jaar, maar is na invoering van vaccinatie
teruggebracht tot enkele per jaar. 

De pneumokokkenvaccinatie, die in april 2006 onderdeel werd van het RVP,
beschermt tegen 7 typen pneumokokken. Vaccinatie tegen pneumokokken kan
naar verwachting jaarlijks 78 sterfgevallen, 85 gevallen van
hersenvliesontsteking, 308 gevallen van bloedvergiftiging en 1800
gevallen van longontsteking en 52.000 gevallen van middenoorontsteking
onder de totale bevolking voorkomen.

Vaccins worden in het RVP opgenomen wanneer ze aan de criteria van de
Gezondheidsraad voldoen en de voordelen opwegen tegen de mogelijke
nadelen. 

Dit jaar zijn er kort na elkaar drie meldingen van overlijden van
kinderen geweest die gevaccineerd waren met pneumokokkenvaccin van Ć©Ć©n
partijnummer. Alle drie de kinderen waren al eerder gevaccineerd met een
pneumokokkenvaccin, waarbij Ć©Ć©n kind ook zonder problemen gevaccineerd
is met een vaccin met hetzelfde partijnummer. Er zijn zeker 10.000
kinderen die dit vaccin van dezelfde partij hebben gekregen. Bij deze
kinderen heeft de vaccinatie geen problemen gegeven. Het Centrum
Infectieziektebestrijding van het RIVM onderzoekt of er mogelijk een
causale relatie is tussen de vaccinatie en de sterfte. Tot nu toe zijn
daarvoor geen aanwijzingen. Een klankbordcommissie van onafhankelijke
deskundigen toetst de analyses van de gerapporteerde bijwerkingen door
het CIb. Jaarlijks krijgen we gemiddeld 5 Ć  10 van dergelijke meldingen
waarbij tot op heden geen oorzakelijk verband kon worden aangetoond. Of
dat nu ook zo is kan pas worden vastgesteld als de volledige
onderzoeksresultaten beschikbaar zijn. 

Vraag van de heer Van der Vlies (SGP) over terugval in (garantie) budget

Een ZZP wordt zowel voor oude als voor nieuwe cliƫnten met behulp van
een vertaaltabel omgezet in functies en klassen en aangevuld met een
vergoeding voor tijdelijk verblijf. Op basis daarvan wordt het pgb
vastgesteld. De nieuwe pgb houders ontvangen direct het budget dat
hiermee berekend wordt. Let wel, deze cliƫnten hebben nog niet eerder
een pgb ontvangen. 

Voor oude cliƫnten geldt dat het budget dat hoort bij de ZZP-berekening
wordt vergeleken met hun oude budget. Als het nieuwe lager is dan het
bestaande pgb geldt de budgetgarantie. Deze geldt tot 1 januari 2012.
Hiertoe is besloten omdat ik bestaande budgethouders ā€“net als
instellingen- de mogelijkheid wil geven te wennen aan de nieuwe
financiering. Tevens wil ik zorgvuldig nadenken over de periode na de
budgetgarantie en wat het effect van het wegvallen van deze garantie
betekent voor de bestaande budgethouders.

Deze methode is voor nieuwe cliƫnten niet mogelijk en niet wenselijk,
omdat daarvan immers geen oud pgb-budget bekend is en zij geen aanspraak
in de oude situatie hebben.

Vraag van de heer Van der Vlies (SGP) over indicatiestelling voor
palliatief terminale zorg

Hiervoor heb ik op 7 oktober 2009 een ministeriƫle regeling getroffen
die per 1 januari 2010 in werking treedt. Bij de indicatiestelling voor
palliatief terminale zorg houdt het CIZ niet alleen rekening met de
(terminale) ziekte of aandoening, maar ook met de (geprognosticeerde)
levensverwachting. De heer Van der Vlies vroeg terecfht naar beide
aspecten. Het oordeel van de behandelend arts speelt daarbij een rol.
Het gaat bij palliatief terminale zorg om zorg die noodzakelijk is in
verband met een ziekte of aandoening die er toe leidt dat de
levensverwachting van de verzekerde naar het oordeel van de behandelend
arts korter is dan drie maanden de ziekte of aandoening an sich doet er
niet toe (bv. hartfalen kan ook), de termijn waarbinnen iemand
vermoedelijk overlijdt wel. ls er sprake is van een indicatie voor
palliatief terminale zorg thuis dan is deze geldig tot de verzekerde is
overleden (ook als overlijden plaats vindt na drie maanden).

Vraag van de heer Van der Vlies(SGP over de werkdruk bij de regionale
toetsingscommissies Euthanasie.

Het aantal meldingen is door de meldingsbereidheid van de artsen bij de
regionale toetsingscommissies euthanasie de laatste jaren toegenomen. De
formatie van de commissies is stabiel gebleven. Door extra inspanningen
en vaker vergaderen wordt getracht de meldingen zorgvuldig te verwerken.
De kwaliteit van de afhandeling blijft dankzij deze inspanningen
gewaarborgd. Het budget van de commissies is voldoende voor de huidige
formatie. 

 PAGE   24 

 PAGE   1