32213 NR Rijkswet wijziging Statuut in verband met de opheffing van de Nederlandse Antillen
Wijziging van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden in verband met de wijziging van de staatkundige hoedanigheid van de eilandgebieden van de Nederlandse Antillen (Rijkswet wijziging Statuut in verband met de opheffing van de Nederlandse Antillen)
Nader rapport
Nummer: 2009D55890, datum: 2009-11-11, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J.P. Balkenende, minister-president (Ooit CDA kamerlid)
- Mede ondertekenaar: A.Th.B. Bijleveld-Schouten, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (Ooit CDA kamerlid)
- Mede ondertekenaar: E.M.H. Hirsch Ballin, minister van Justitie ()
Onderdeel van zaak 2009Z21165:
- Indiener: J.P. Balkenende, minister-president
- Medeindiener: A.Th.B. Bijleveld-Schouten, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Medeindiener: E.M.H. Hirsch Ballin, minister van Justitie
- Volgcommissie: vaste commissie voor Justitie (2008-2010)
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken
- 2009-11-12 13:50: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2009-11-19 14:30: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2009-11-25 13:00: Procedurevergadering NAAZ (Procedurevergadering), vaste commissie voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken
- 2009-12-17 12:00: Rijkswet wijziging Statuut in verband met de opheffing van de Nederlandse Antillen (32213) (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken
- 2010-01-27 13:00: Procedurevergadering NAAZ (Procedurevergadering), vaste commissie voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken
- 2010-03-02 16:00: Extra procedurevergadering commissie NAAZ (Procedurevergadering), vaste commissie voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken
- 2010-03-10 13:00: Procedurevergadering NAAZ (Procedurevergadering), vaste commissie voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken
- 2010-03-31 10:00: Rondetafelgesprek over de staatsrechtelijke aspecten van de hervorming Nederlandse Antillen (Rondetafelgesprek), vaste commissie voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken
- 2010-03-31 14:00: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2010-04-09 11:00: Staatkundige vernieuwing van het Koninkrijk (Wetgevingsoverleg), vaste commissie voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken
- 2010-04-12 10:00: Staatkundige vernieuwing van het koninkrijk (Wetgevingsoverleg), vaste commissie voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken
- 2010-04-14 10:15: Wetsvoorstellen staatkundige vernieuwing (32 017 t/m 32 020, 32 026, 32 041, 32 178, 32 179, 32 186, 32 213) (plenaire afronding) (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2010-04-15 15:15: Stemmingen (over de wetsvoorstellen inzake de staatkundige vernieuwing van het Koninkrijk) (Stemmingen), TK
Preview document (š origineel)
Datum 6 november 2009 Onderwerp Nader rapport inzake het voorstel van rijkswet tot wijziging van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden in verband met de wijziging van de staatkundige hoedanigheid van de eilandgebieden van de Nederlandse Antillen (Rijkswet wijziging Statuut in verband met de opheffing van de Nederlandse Antillen) Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 10 juni 2009, nr. 09.001528, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State van het Koninkrijk zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van rijkswet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 7 augustus 2009, nr. W01.09.0188/I/K, bied ik U hierbij aan. De Raad geeft U in overweging het voorstel van rijkswet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, aan de Staten van de Nederlandse Antillen en aan die van Aruba, nadat met het advies van de Raad rekening is gehouden. De opmerkingen van de Raad van State van het Koninkrijk worden hieronder besproken. Daarbij worden de volgorde en nummering van het advies van de Raad aangehouden. 1. Regeling van de nieuwe structuur in het Statuut De onderhavige wijziging van het Statuut houdt in dat de vijf eilandgebieden van de Nederlandse Antillen een nieuwe hoedanigheid binnen het Koninkrijk verkrijgen en dat het land de Nederlandse Antillen wordt opgeheven. Het gaat hier om fundamentele staatkundige beslissingen met verstrekkende gevolgen. De regering acht het in het licht hiervan niet passend dat de nieuwe structuur van het Koninkrijk uit de wijzigingsbepalingen in artikel II van het voorstel afgeleid zouden moeten worden. Daarom is het voorgestelde artikel I gehandhaafd. De preambule van het Statuut kan gezien worden als een verklaring van de landen die gezamenlijk het Koninkrijk vormen. Bonaire, Sint Eustatius en Saba (de BES-eilanden) hebben ervoor gekozen om onderdeel te worden van het staatsbestel van Nederland. Deze eilanden worden geen landen in de zin van het Statuut en zullen niet zelfstandig op het niveau van het Koninkrijk participeren. Daarom ligt het niet voor de hand om deze eilanden in de preambule op te nemen. 2. Positie van de BES-eilanden a. Het is wenselijk dat op de transitiedatum constitutioneel vastligt dat de BES-eilanden onderdeel van het Nederlandse staatsbestel uitmaken. In het Nader rapport naar aanleiding van het advies van de Raad van State over het voorstel van Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (WolBES) is uiteengezet waarom de regering van Nederland ervoor gekozen heeft om op dit moment nog geen wijziging van de Grondwet in gang te zetten. In de nota naar aanleiding van het verslag bij de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba en de wijziging van de Kieswet zal nader op dit punt worden ingegaan. Het is niet aan de Koninkrijksregering om op dit punt een standpunt te bepalen. De landen zijn in beginsel vrij ten aanzien van hun staatsinrichting. Het Koninkrijk speelt hierbij alleen een rol op grond van de artikelen 44 en 45 van het Statuut, behalve indien het gaat om een van de onderwerpen die op grond van artikel 5 van het Statuut in de Grondwet worden geregeld, maar daar is in dit geval geen sprake van. Het dient daarom aan de daartoe bevoegde organen van het land Nederland te worden overgelaten om een beslissing te nemen omtrent de wenselijkheid van een wijziging van de Grondwet, en het moment waarop een dergelijke wijziging in procedure wordt gebracht. b. Het voorgestelde artikel 1, tweede lid, van het Statuut beoogt duidelijkheid te geven omtrent de toekomstige positie van de BES-eilanden binnen het staatsbestel van Nederland. Met de Raad is de regering van mening dat de tweede volzin van deze bepaling een inkleuring geeft van het in artikel 1 van de Grondwet neergelegde gelijkheidsbeginsel. De Raad refereert terecht aan de mogelijkheid om wetgeving tot stand te brengen en maatregelen te treffen die afwijken van de overeenkomstige wetgeving voor het Europese deel van Nederland. De tweede volzin van het tweede lid geeft aan dat de kenmerken waardoor de eilanden zich wezenlijk onderscheiden van het Europese deel van Nederland aanleiding kunnen zijn om specifieke maatregelen te treffen. De Raad bevestigt dat de kenmerken die genoemd worden voldoende reden en rechtvaardiging bieden voor differentiatie in de nieuwe en bijzondere situatie die ontstaat na de toetreding van de BES-eilanden tot het staatsbestel van Nederland. De bepaling is het resultaat van overleg met de BES-eilanden over de positie van de eilanden binnen het Nederlandse staatsbestel. In de slotverklaring van 11 oktober 2006 kwamen de eilanden met Nederland overeen dat afwijkende voorzieningen zouden worden getroffen, gezien onder meer de bevolkingsomvang van de eilanden, de grote afstand met Nederland en het insulaire karakter. In 2008 is met de instemming van de eilanden besloten dat deze afspraak kan worden vastgelegd in artikel 1 van het Statuut. Zoals reeds in de memorie van toelichting is verwoord, wordt op deze wijze verzekerd dat bij de toetreding van de eilanden tot het Nederlandse staatsbestel in constitutioneel opzicht duidelijkheid wordt geschapen over de mogelijkheid om specifieke maatregelen te treffen. Het Statuut maakt immers onderdeel uit van het constitutionele recht van Nederland. De tweede volzin van het voorgestelde artikel 1, tweede lid, beoogt te preciseren op welke gronden onderscheid gerechtvaardigd is. De Raad wijst er terecht op dat er met het oog op het gelijkheidsbeginsel een nieuwe en bijzondere situatie ontstaat na de toetreding van de BES-eilanden tot Nederland. In de nieuwe situatie wordt de Grondwet in zijn geheel van toepassing op de BES-eilanden. Zoals de Raad terecht aanneemt en zoals reeds in de toelichting is verwoord, beoogt de voorgestelde Statuutbepaling geen afwijking van de Grondwet mogelijk te maken, maar dient zij als een opdracht aan de wetgever, het bestuur en de rechter om bij de toepassing van het gelijkheidsbeginsel, zoals dat is vastgelegd in artikel 1 van de Grondwet en in internationale verdragen, rekening te houden met de kenmerken waardoor de eilanden zich wezenlijk onderscheiden van het Europese deel van Nederland. In dat licht bezien zal ter nadere invulling van artikel 1 van de Grondwet en de betreffende verdragsbepalingen, ook artikel 1 van het Statuut tot het relevante toetsingskader behoren. 3. Voorbereiding en uitvoering van verdragen De nieuwe bevoegdheid die geschapen wordt door het voorgestelde derde lid van artikel 27 dient inderdaad gezien te worden als een expliciet sluitstuk van een regeling die beoogt een beter verdragsregime te bewerkstelligen, zoals de Raad opmerkt. In overleg tussen Nederland, de Nederlandse Antillen, Aruba, CuraƧao en Sint Maarten wordt een onderlinge regeling voorbereid over verbeterde samenwerking bij de implementatie van verdragen, zoals het voorgestelde tweede lid van artikel 27 voorschrijft. Binnenkort wordt in de ministerraad van het Koninkrijk een notitie besproken waarin voorstellen worden gedaan voor een verbeterde betrokkenheid van de Caribische landen van het Koninkrijk bij de totstandkoming van verdragen. Deze maatregelen kunnen naar verwachting leiden tot tijdige implementatie van verdragen. Als sluitstuk op deze hernieuwde aanpak beoogt het voorgestelde derde lid van artikel 27 zeker te stellen dat in geval onverhoopt toch vertraging optreedt bij de implementatie van verdragen en de belangen van het Koninkrijk daardoor geschaad worden, er bij rijkswet of algemene maatregel van rijksbestuur implementatiemaatregelen getroffen kunnen worden. De memorie van toelichting is in deze zin aangevuld. 4. Proces van staatkundige veranderingen De regering heeft kennisgenomen van de beschouwingen van de Raad inzake de staatkundige veranderingen. Zoals de Raad voorstaat, streeft de regering ernaar dat de wijziging van het Statuut en de andere voorstellen van rijkswet die noodzakelijk zijn om de staatkundige hervormingen te voltooien, met voortvarendheid tot stand worden gebracht en dat zij medio 2010 bekrachtigd kunnen worden. Ook de landen en eilandgebieden zetten zich in om de wetgeving die noodzakelijk is voor de staatkundige veranderingen tijdig in werking te kunnen laten treden. Het is inderdaad nodig dat tijdig maatregelen worden getroffen om te garanderen dat taken waarvan vaststaat dat deze op de beoogde datum van transitie nog niet overeenkomstig de overeengekomen criteria kunnen worden verricht door CuraƧao of Sint Maarten, wel behoorlijk zullen worden uitgevoerd. De Raad noemt enkele bepalingen in het Statuut waarop dergelijke maatregelen kunnen worden gebaseerd. Over de inhoud van dergelijke voorzieningen is daarmee nog niets gezegd. Inmiddels zijn in overleg tussen de betrokken landen en eilandgebieden maatregelen in voorbereiding. Het gaat het bestek van dit nader rapport te buiten hierop inhoudelijk in te gaan. De Staten-Generaal worden hierover afzonderlijk geĆÆnformeerd. De opmerkingen van de Raad over de zittingsperiode van de Antilliaanse Staten behoeven geen bespreking meer gezien het besluit van de Antilliaanse regering om de verkiezing voor de Staten in januari 2010 doorgang te laten vinden. 5. Redactionele kanttekeningen De redactionele kanttekeningen van de Raad zijn verwerkt. 6. Overige aanpassingen Van de gelegenheid is gebruik gemaakt nog enkele andere aanpassingen in het voorstel aan te brengen. In artikel IV is de citeertitel van de Rijkswet financieel toezicht gewijzigd in Rijkswet financieel toezicht CuraƧao en Sint Maarten. In het tweede en derde lid van het voorgestelde artikel 60a van het Statuut is een wijziging aangebracht om te verduidelijken dat een grondslag voor een eventueel benodigde ontbinding van een eilandsraad in verband met de aanvaarding van een ontwerp-Staatsregeling gecreĆ«erd kan worden in de toepasselijke Nederlands-Antilliaanse regelgeving. In de memorie van toelichting bij artikel 27 is naar aanleiding van het advies van de Raad van Advies van de Nederlandse Antillen de relatie verhelderd tussen het voorgestelde tweede lid van artikel 27 en het eerste lid van artikel 38 van het Statuut. In de memorie van toelichting bij artikel 57a is naar aanleiding van het advies van de Raad van Advies van de Nederlandse Antillen verhelderd dat zo snel mogelijk na de wijziging van het Statuut een voorziening moet worden getroffen met betrekking tot regelingen die in strijd zijn met een verandering in het Statuut. Ik moge U, mede namens de Minister-President en de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van rijkswet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, de Staten van de Nederlandse Antillen en de Staten van Aruba te zenden. De Minister van Justitie, IF REF dvRubriceringMerkingRefBasis \* MERGEFORMAT = " " " " " REF dvRubriceringMerkingRefBasis \* MERGEFORMAT Test " Directoraat-Generaal Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken Directie Wetgeving Sector staats- en bestuursrecht Datum 6 november 2009 Ons kenmerk 5621105/09/6 REF dvRubriceringMerkingRefBasis \* MERGEFORMAT Pagina PAGE \* MERGEFORMAT 2 van SECTIONPAGES \* MERGEFORMAT 4 Directoraat-Generaal Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken Directie Wetgeving Sector staats- en bestuursrecht Schedeldoekshaven 100 2511 EX Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.justitie.nl Contactpersoon mr. dr. S. Hillebrink wetgevingsjurist T 070 3704318 s. hillebrink@minjus.nl Ons kenmerk 5621105/09/6 Bijlagen Bij beantwoording de datum en ons kenmerk vermelden. Wilt u slechts Ć©Ć©n zaak in uw brief behandelen. IF SECTIONPAGES \* MERGEFORMAT 4 > 1"Pagina PAGE \* MERGEFORMAT 1 van SECTIONPAGES \* MERGEFORMAT 4 " " " Pagina 1 van 4 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag de Koningin