[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

32220 NR Wijziging van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer, de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer en de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers in verband met de rechtstreekse betaling van vergoedingen aan politieke ambtsdragers

Wijziging van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer, de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer en de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers in verband met de rechtstreekse betaling van vergoedingen aan politieke ambtsdragers

Nader rapport

Nummer: 2009D59243, datum: 2009-11-24, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2009Z22446:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Betreft	Nader rapport inzake het voorstel van wet, houdende wijziging
van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer, de Wet vergoedingen
leden Eerste Kamer en de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers in
verband met de rechtstreekse betaling van vergoedingen aan politieke
ambtsdragers

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 20 oktober
2008, nr. 08.003010, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn
advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te
doen toekomen.

Dat advies, gedateerd 16 februari 2009, nr. W04.08.0443/I, bied ik u
hierbij aan.

De Raad geeft U in overweging het voorstel van wet niet te zenden aan de
Tweede Kamer der Staten–Generaal dan nadat rekening zal zijn gehouden
met zijn advies. Naar aanleiding van het advies wordt het volgende
opgemerkt.

1. Noodzaak van een wettelijke regeling.

Op dit moment dienen overheden medewerking te verlenen aan
cessieovereenkomsten van politieke ambtsdragers. In artikel 83 van boek
3 van het Burgerlijk Wetboek is bepaald dat vorderingsrechten
overdraagbaar zijn. Ook overheden zijn gehouden deze overeenkomsten na
te leven. Anders dan de Raad veronderstelt, werkt het kabinet nu
overigens niet mee aan cessieovereenkomsten. De betaling van de
schadeloosstelling van Kamerleden geschiedt namelijk door de
Staten-Generaal zelf. 

In antwoord op de vraag van de Raad kan gesteld worden dat beëindiging
van de cessies een wettelijke voorziening vereist. Omdat de overdracht
van vorderingen in het Burgerlijk Wetboek is geregeld, dient wettelijk
geregeld te worden dat overheden de cessies niet naleven. Ook hecht het
kabinet er sterk aan dat er in deze sprake is van uniformiteit. Het
principe dat overheden de bezoldigingen in persoon uitbetalen en niet
aan derden, dient eenduidig geregeld te zijn. De verhouding van
politieke ambtdragers met de overheid is naar zijn aard een
aangelegenheid die niet afhankelijk moet zijn van de uitkomsten van
individueel overleg. Het kabinet wil de suggestie van de Raad dan ook
niet overnemen om het beoogde doel te bereiken zonder wettelijke
regeling. Overheden dienen zich niet in de positie te bevinden dat ze de
bezoldiging moeten betalen aan politieke partijen of andere derden. Dit
resultaat dient niet afhankelijk te zijn van de uitkomsten van goed
overleg. De betalingswijze van bezoldigingen en vergoedingen aan
politieke ambtsdragers moet voor alle overheden en alle politieke
ambtsdragers op dezelfde voet geregeld zijn. 

Terecht stelt de Raad vast dat het wetsvoorstel niet beoogt
partijafdrachten als zodanig tegen te gaan. Cessieovereenkomsten
onderscheiden zich van andere vormen van partijafdrachten, omdat bij de
cessie de overheid wordt betrokken. Door de verplichting de - voor de
ambtsdrager bedoelde - bezoldiging direct aan de politieke partij te
betalen, wordt de overheid deelgenoot in de verhouding tussen politieke
ambtsdrager en politieke partij. Deze betalingsrelatie is ongewenst. Het
kabinet ziet geen aanleiding om andere vormen van partijafdrachten te
reguleren of te verbieden. 

De Raad wijst erop dat het waarborgen van de onafhankelijkheid een grond
kan zijn om door middel van een cessieverbod de rechtstreekse betaling
van vergoedingen aan politieke ambtsdragers te verzekeren. Dit vergt
volgens de Raad evenwel een overtuigende motivering waarom de
onafhankelijkheid deze inbreuk op de vrijheid van cessie rechtvaardigt.
Naar het oordeel van het kabinet behoeven bijdragen van ambtsdragers aan
de politieke partij als zodanig geen belemmering te vormen voor de
uitoefening van de functie. Bij de constructie met cessieovereenkomsten
doet zich echter de situatie voor dat de ambtsdrager zijn bezoldiging
niet meer van de overheid ontvangt, maar de facto van de partij. De
politieke ambtsdrager wordt daarmee voor zijn inkomen afhankelijk van de
politieke partij. Er ontstaat voor de ambtsdrager als het ware een
arbeidsrelatie met de politieke partij. 

Met het voorstel van wet wordt bewerkstelligd dat de
schadeloosstellingen, vergoedingen en wachtgelden voor leden van de
Staten-Generaal uitsluitend in persoon worden uitbetaald. De reden voor
het wetsvoorstel is als gezegd het belang dat de ambtsdragers hun
functie in onafhankelijkheid kunnen vervullen. In de memorie van
toelichting bij het voorstel wordt in dat verband onder meer gewezen op
de grondwettelijke bepaling dat volksvertegenwoordigers stemmen zonder
last (artikel 67, derde lid, van de Grondwet). Daarmee is echter niet
gesteld dat de cessieovereenkomsten als zodanig strijd opleveren met
deze grondwetsbepaling. De betekenis van de bepaling is dat de leden van
de volksvertegenwoordiging naar eigen overtuiging stemmen zoals ook
blijkt uit de ontstaansgeschiedenis van de bepaling. Een lid van de
Staten-Generaal staat in generlei specifieke mandaatverhouding. Dat
betekent nog niet dat een Kamerlid geen afspraken kan maken met zijn
partij. Kamerleden hebben zich bijvoorbeeld, door zich kandidaat te
laten stellen door een partij, akkoord verklaard met het
verkiezingsprogramma van die partij. De kiezers hebben hem op grond van
dat programma gekozen. Het Kamerlid is in politieke zin aan het
programma gebonden. Maar hij behoudt daarbij zijn onafhankelijkheid en
zelfstandigheid als volksvertegenwoordiger. In die zin is het zich
houden aan het verkiezingsprogramma niet te zien als een last. Een
gekozene is in de uitoefening van zijn Kamerlidmaatschap niet juridisch
gebonden aan de besluiten van de politieke partij. In het verlengde
daarvan behoort hij ook niet financieel van de partij afhankelijk te
zijn. De motivering in de memorie van toelichting is aangevuld.

2. Artikel 63 van de Grondwet

Artikel 63 van de Grondwet bepaalt dat geldelijke voorzieningen ten
behoeve van leden en gewezen leden van de Staten-Generaal bij wet worden
geregeld en dat deze wet een tweederde meerderheid vereist. De opvatting
van het kabinet was dat het tegengaan van de overdracht van de
vergoedingen niet de geldelijke vergoedingen als zodanig raakt, omdat de
aanspraken ongewijzigd blijven. De Raad gaat uitvoerig in op de
betekenis van artikel 63 van de Grondwet en oordeelt dat de voorgestelde
regeling specifiek betrekking heeft op de positie van Kamerleden en als
doel heeft hun onafhankelijkheid beter te waarborgen. De Raad stelt dat
het verdedigbaar is dat het daarbij niet alleen gaat om de hoogte van
het bedrag, maar ook om andere elementen van de vergoeding die bij wet
geregeld moeten worden om te voorkomen dat de onafhankelijkheid van
Kamerleden kan worden aangetast. In deze interpretatie valt ook de wijze
van uitbetaling onder de reikwijdte van artikel 63 van de Grondwet.
Daarnaast wijst de Raad erop dat in het licht van de beoogde
doelstelling, namelijk het waarborgen van de zelfstandigheid en
onafhankelijkheid van Kamerleden, en de daarmee samenhangende verhouding
tussen regering en parlement, een breed draagvlak voor het voorgestelde
cessieverbod wenselijk is. De Raad adviseert daarom de gekwalificeerde
meerderheidseis van artikel 63 van de Grondwet te hanteren. Het kabinet
wil zich bij deze benadering aansluiten. De memorie van toelichting is
in die zin aangepast. 

3. Reikwijdte van het verbod. 

Het kabinet zou het advies van de Raad niet willen volgen om het
cessieverbod voor leden van de Eerste en Tweede Kamer te beperken tot de
cessie aan politieke partijen en daaraan gelieerde instellingen. In het
wetsvoorstel is ervoor gekozen de overdracht van vergoedingen en
aanspraken door leden van de Tweede en Eerste Kamer aan derden - in de
brede zin van het woord - onmogelijk te maken. 

In de praktijk zullen cessieovereenkomsten betrekking hebben op de
politieke partij. Maar het uitgangspunt dat volksvertegenwoordigers en
andere politieke ambtsdragers verzekerd moeten zijn van hun wettelijk
inkomen, impliceert dat deze uitsluitend in persoon worden uitbetaald en
niet aan derden. Bijkomende overweging is dat het voorstel van de Raad
tevens spreekt van aan de politieke partij gelieerde instellingen.
Daarvan is echter niet op eenvoudige wijze een definitie te geven. In
het ontwerp wetsvoorstel Financiering politieke partijen is voorzien in
een systematiek waarbij politieke partijen zelf hun gelieerde
instellingen aanwijzen. Indien een rechtspersoon uitsluitend of in
hoofdzaak erop is gericht stelselmatig of structureel ten bate van een
politieke partij activiteiten of werkzaamheden te verrichten en de
partij daar kennelijk voordeel bij heeft, wijst de partij deze
rechtspersoon aan als neveninstelling. Indien ten aanzien van een
rechtspersoon ten onrechte geen aanwijzing heeft plaatsgevonden, wijst
de Kiesraad de rechtspersoon als neveninstelling aan. Het ligt echter
niet in de rede een dergelijke systematiek op te nemen in onderhavig
wetsvoorstel. Het zou ongewenst zijn als de Kamers der Staten-Generaal,
maar ook gemeenten en andere overheden, eigenstandig zouden moeten
bepalen of een stichting of andere rechtspersoon moet worden aangemerkt
als een aan een politieke partij gelieerde instelling. Het kabinet geeft
ook om deze reden de voorkeur aan het principe dat de schadeloosstelling
en de vergoedingen uitsluitend in persoon worden uitbetaald. 

4. Inwerkingtreding

De Raad geeft in overweging om de inwerkingtreding van de verschillende
onderdelen van het wetsvoorstel te laten plaatsvinden bij koninklijk
besluit, waarbij in dat besluit de inwerkingtreding plaatsvindt met
ingang van de eerste zittingsdag van de Tweede onderscheidenlijk de
Eerste Kamer na de eerstvolgende verkiezingen. Een overeenkomstige
overweging geeft de Raad in het advies over het voorstel van wet tot
wijziging van de Wet rechtspositie ministers en staatssecretarissen, de
Wet schadeloosstelling, uitkering en pensioen leden Europees Parlement,
de Provinciewet, de Gemeentewet, de Waterschapswet en de Algemene
pensioenwet politieke ambtsdragers in verband met de rechtstreekse
betaling van vergoedingen aan politieke ambtsdragers. 

Het kabinet zou deze suggestie van de Raad niet willen overnemen. De
regeling van de betalingswijze is niet aan te merken als een
arbeidsvoorwaardelijk element en daarmee het onderhavige voorstel ook
niet als een wijziging van een bestaande rechtspositie. De overwegingen
van de Raad zouden er toe leiden dat bij de diverse
volksvertegenwoordigers en politieke ambtsdragers in de eerste jaren
verschillende regels zouden gelden voor de betalingswijze. Het kabinet
hecht als gezegd sterk aan uniformiteit op dit punt. Het advies van de
Raad geeft echter wel aanleiding de invoeringstermijn te heroverwegen en
deze te verlengen. Het voorstel is aangepast in die zin dat de wet in
werking treedt met ingang van de eerste dag van de zesde kalendermaand
na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

5. De redactionele kanttekening is overgenomen.

6. Overigens zijn in het voorstel nog de samenloopbepalingen in de
artikelen IV en V gewijzigd. De voor deze samenloopbepalingen relevante
artikelen zijn overgeheveld naar een ander voorstel van wet, houdende
harmonisatie van uitkeringsrechten van leden van de Tweede Kamer,
wijzigingen in verband met de openbaarmaking van nevenfuncties en
inkomsten uit nevenfuncties van leden van de Eerste en Tweede Kamer en
leden van het Europees Parlement en enkele technische wijzigingen (30
693). De artikelen IV en V van dit voorstel moesten daaraan worden
aangepast.

Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en
de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der
Staten-Generaal te zenden.

DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES,

Mevrouw dr. G. ter Horst

  Aanhangsel Handelingen I,  2007–2008, nr. 3

 Zie artikel 129, zesde lid, Grondwet, voor raads- en statenleden.

 Kamerstukken II, 1978/79, 14 224, nr. 6.

  DOCPROPERTY  Datum_kop  \* MERGEFORMAT  Datum 

  DOCPROPERTY  Datum  \* MERGEFORMAT  12 november 2009 

  DOCPROPERTY  Kenmerk_kop  \* MERGEFORMAT  Kenmerk 

  DOCPROPERTY  Kenmerk  \* MERGEFORMAT  2009-0000634941 











  DOCPROPERTY  Rubricering  \* MERGEFORMAT   

  DOCPROPERTY  Rubricering  \* MERGEFORMAT   	 Pagina   PAGE   \*
MERGEFORMAT  2  van   NUMPAGES   \* MERGEFORMAT  4 







  DOCPROPERTY  Directie  \* MERGEFORMAT  Constitutionele Zaken en
Wetgeving 

  DOCPROPERTY  Onderdeel  \* MERGEFORMAT  Wetgeving Staatsinrichting en
Grondrechten 

  DOCPROPERTY  Bezoekadres  \* MERGEFORMAT  Schedeldoekshaven 200

2511 EZ  Den Haag 

  DOCPROPERTY  Postadres  \* MERGEFORMAT  Postbus 20011

2500 EA  Den Haag 

  DOCPROPERTY  InternetAdres  \* MERGEFORMAT  www.minbzk.nl 

  DOCPROPERTY  Contactpersoon_kop  \* MERGEFORMAT  Contactpersoon 

  DOCPROPERTY  CPNaam  \* MERGEFORMAT  mr. M. Siebes  

  DOCPROPERTY  T_kop  \* MERGEFORMAT  T    DOCPROPERTY  CPTel  \*
MERGEFORMAT  070 - 426 7648 

  DOCPROPERTY  CPEmail  \* MERGEFORMAT   



  DOCPROPERTY  Kenmerk_kop  \* MERGEFORMAT  Kenmerk 

  DOCPROPERTY  Kenmerk  \* MERGEFORMAT  2009-0000634941 

  DOCPROPERTY  UwKenmerk_kop  \* MERGEFORMAT  Uw Kenmerk 

  DOCPROPERTY  UwKenmerk  \* MERGEFORMAT  08.003010 

  DOCPROPERTY  Bijlagen_kop  \* MERGEFORMAT  Bijlagen 

  DOCPROPERTY  AantalBijl  \* MERGEFORMAT  6 





  DOCPROPERTY  Retouradres_kop  \* MERGEFORMAT  > Retouradres   
DOCPROPERTY  Retouradres  \* MERGEFORMAT  Postbus 20011 2500 EA  Den
Haag 

  DOCPROPERTY  Rubricering  \* MERGEFORMAT   

  DOCPROPERTY  Aan  \* MERGEFORMAT  de Koningin 



  DOCPROPERTY  Datum_kop  \* MERGEFORMAT  Datum 	  DOCPROPERTY  Datum 
\* MERGEFORMAT  12 november 2009 

  DOCPROPERTY  Onderwerp_kop  \* MERGEFORMAT   			  DOCPROPERTY 
Onderwerp  \* MERGEFORMAT   





  DOCPROPERTY  Rubricering  \* MERGEFORMAT   	 Pagina   PAGE   \*
MERGEFORMAT  1  van   NUMPAGES   \* MERGEFORMAT  4