[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

31994, Bijgewerkt t/m nr. 27 (Tweede NvW d.d. 15 december 2009)

Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met het aanpassen van de asielprocedure

Bijgewerkte tekst

Nummer: 2009D60035, datum: 2009-11-25, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2009Z12656:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Bijgewerkt t/m nr. 27 (Tweede NvW d.d. 15 december 2009)



31 994	Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met het
aanpassen van de asielprocedure



	Nr. 2	VOORSTEL VAN WET



	Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

	Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

	Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om de
Vreemdelingenwet 2000 te wijzigen in verband met het aanpassen van de
asielprocedure;

	Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg
der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij
goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

	De Vreemdelingenwet 2000 wordt als volgt gewijzigd:

aA

	Aan artikel 8 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van
onderdeel l door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

	m. in afwachting van de indiening van een aanvraag tot het verlenen van
een verblijfsvergunning, bedoeld in artikel 28, voor zover die
vreemdeling overeenkomstig bij of krachtens algemene maatregel van
bestuur te stellen regels te kennen heeft gegeven die aanvraag in te
willen dienen en bij of krachtens algemene maatregel van bestuur 
daartoe een termijn is gesteld.

A

	Artikel 29, eerste lid, onderdeel b, komt te luiden:

	b. die aannemelijk heeft gemaakt dat hij gegronde redenen heeft om aan
te nemen dat hij bij uitzetting een reëel risico loopt om te worden
onderworpen aan:

	1o. doodstraf of executie;

	2o. folteringen, onmenselijke of vernederende behandelingen of
bestraffingen; of

	3o. ernstige en individuele bedreiging van het leven of de persoon van
een burger als gevolg van willekeurig geweld in het kader van een
internationaal of binnenlands gewapend conflict;

B

	In de tweede volzin van artikel 39, eerste lid, wordt na “op het
voornemen om niet ambtshalve een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd
als bedoeld in artikel 14 te verlenen” toegevoegd: dan wel op het
voornemen om de uitzetting niet op grond van artikel 64 achterwege te
laten.

C

	In artikel 42, derde lid, wordt na “op het voornemen om niet
ambtshalve een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in
artikel 14, te verlenen,” toegevoegd: dan wel op het voornemen om de
uitzetting niet op grond van artikel 64 achterwege te laten.

Ca

	In artikel 44, derde lid, wordt het zinsdeel “, maar niet eerder dan
met ingang van de dag na die waarop de geldigheidsduur van de
verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28
afloopt” geschrapt.

D

	Artikel 62, derde lid, onderdeel c, komt te luiden:

	c. wiens aanvraag is afgewezen binnen een bij algemene maatregel van
bestuur te bepalen aantal dagen en die reeds eerder een aanvraag tot het
verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in
artikel 28 heeft ingediend,.

E

	Artikel 69, tweede lid, komt te luiden:

	2. In afwijking van het eerste lid bedraagt de beroepstermijn één
week, indien de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning
voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 is afgewezen binnen een bij
algemene maatregel van bestuur te bepalen aantal dagen, dat niet de
dagen omvat die, gemoeid zijn met het aan de asielaanvraag voorafgaande
onderzoek naar de identiteit, vingerafdrukken en nationaliteit van de
vreemdeling, naar de bij hem aangetroffen of door hem overgelegde
documenten en bescheiden, dan wel naar de vraag of artikel 30, eerste
lid, aanhef en onder a, kan worden toegepast.

Ea

	In artikel 70, eerste lid, vervallen de woorden “, indien deze
verklaart daartoe bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd”.

F

	In artikel 79, derde lid, wordt na “over het voornemen niet
ambtshalve een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 te
verlenen” toegevoegd: dan wel over het voornemen om de uitzetting niet
op grond van artikel 64 achterwege te laten.

Fa

	Artikel 82, tweede lid, onderdeel a, komt te luiden:

	a. de afwijzing van de aanvraag binnen een bij algemene maatregel van
bestuur te bepalen aantal dagen, dat niet de dagen omvat die, gemoeid
zijn met het aan de asielaanvraag voorafgaande onderzoek naar de
identiteit, vingerafdrukken en nationaliteit van de vreemdeling, naar de
bij hem aangetroffen of door hem overgelegde documenten en bescheiden,
dan wel naar de vraag of artikel 30, eerste lid, aanhef en onder a, kan
worden toegepast.

G

	Artikel 83 komt te luiden:

Artikel 83

	1. De rechtbank houdt bij de beoordeling van het beroep rekening met:

	a. feiten en omstandigheden die na het bestreden besluit zijn
aangevoerd, en

	b. wijzigingen van beleid die na het bestreden besluit zijn
bekendgemaakt.

	2. Met de in het eerste lid bedoelde gegevens wordt slechts rekening
gehouden indien deze relevant kunnen zijn voor de beschikking omtrent de
verblijfsvergunning, bedoeld in de artikelen 28 en 33, of omtrent de
ambtshalve verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 14, dan
wel het achterwege laten van de uitzetting op grond van artikel 64.

	3. Met de in het eerste lid bedoelde gegevens wordt geen rekening
gehouden voor zover de goede procesorde zich daartegen verzet of de
afdoening van de zaak daardoor ontoelaatbaar wordt vertraagd.

	4. Indien de indiener van het beroepschrift zich beroept op feiten of
omstandigheden  als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, maar deze
niet aanstonds aannemelijk maakt, stelt de rechtbank hem zo nodig in de
gelegenheid deze feiten of omstandigheden binnen een door de rechtbank
te bepalen termijn alsnog aannemelijk te maken, tenzij de goede
procesorde zich daartegen verzet of de afdoening van de zaak daardoor
ontoelaatbaar wordt vertraagd.

	5. Onze Minister laat de wederpartij en de rechtbank zo spoedig
mogelijk schriftelijk weten of de gegevens, bedoeld in het eerste lid,
aanleiding zijn voor handhaving, wijziging of intrekking van het
bestreden besluit. De rechtbank kan daarvoor een termijn stellen.

	6. Indien Onze Minister zich beroept op gegevens als bedoeld in het
eerste lid, biedt de rechtbank de vreemdeling de gelegenheid om daarop
schriftelijk te reageren.

	7. Het vijfde en zesde lid zijn niet van toepassing indien:

	a. aan een schriftelijke reactie redelijkerwijs geen behoefte bestaat;

	b. deze gegevens niet relevant kunnen zijn voor de beschikking omtrent
de verblijfsvergunning, bedoeld in de artikelen 28 en 33, of omtrent de
ambtshalve verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 14, dan
wel het achterwege laten van de uitzetting op grond van artikel 64;

	c. de goede procesorde zich daartegen verzet of de afdoening van de
zaak daardoor ontoelaatbaar wordt vertraagd.

H

	Aan artikel 85, derde lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het
slot door een komma, toegevoegd: indien niet is voldaan aan de vereisten
genoemd in artikel 6:5, eerste lid, onder c en d, of aan het eerste lid
of tweede lid van dit artikel.

ARTIKEL II

	1. Ten aanzien van een aanvraag die is ingediend voor het tijdstip van
inwerkingtreding van deze wet blijft het bepaalde bij of krachtens de
artikelen 62, derde lid, onderdeel c, 69, tweede lid, en 82, tweede lid,
van de Vreemdelingenwet 2000 zoals dat gold voor dat tijdstip van
toepassing.

	2. In afwijking van het eerste lid, dient de vreemdeling die zijn
eerste aanvraag heeft ingediend voor het tijdstip van inwerkingtreding
van deze wet en wiens aanvraag is afgewezen na het tijdstip van
inwerkingtreding van deze wet, Nederland uit eigen beweging binnen vier
weken te verlaten.

ARTIKEL III

	Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip.

	Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en
dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Justitie,

De Staatssecretaris van Justitie,

 PAGE    

 PAGE   1