[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Beantwoording vragen gesteld tijdens de eerste termijn van de begrotingsbehandeling Defensie op 2 december jongstleden

Brief regering

Nummer: 2009D61636, datum: 2009-12-03, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2009Z23461:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (šŸ”— origineel)


Hierbij zenden wij u de schriftelijke antwoorden op enkele vragen
gesteld van de zijde van de Kamer tijdens de eerste termijn van de
begrotingsbehandeling Defensie op 2 december jongstleden.

DE MINISTER VAN DEFENSIE	DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE

E. van Middelkoop			drs. J.G. de Vries

Schriftelijke antwoorden op enkele vragen gesteld van de zijde van de
Kamer tijdens de eerste termijn van de begrotingsbehandeling Defensie op
2 december 2009

De heer Poppe:

Defensie werft op een onverantwoorde manier onder jonge tieners.

Defensie werft niet onder jongeren in de leeftijdscategorie 11 tot en
met 16 jaar. De website van de 'oranje baretten' is bedoeld voor
voorlichting en niet voor werving. Al sinds jaar en dag vraagt deze
leeftijdsgroep uit eigen beweging, uit persoonlijke interesse of voor
een spreekbeurt, om informatie over de krijgsmacht. De website
beantwoordt op een voor de leeftijdsgroep aantrekkelijke en interactieve
wijze aan deze vraag.

Mevrouw Van Velzen:

Is de minister bereid bij elke relevante Navo-bijeenkomst de acht landen
die het verdrag over clustermunitie nog niet hebben ondertekend, op te
roepen om alsnog te tekenen?

Kunnen de bewindslieden beloven dat de ambtenaren die namens Nederland
deelnemen aan de conferentie in Ottawa over landmijnen een kritische
toon zullen aanslaan aan het adres van de Verenigde Staten, die niet
alleen niet meedoen aan het verbod op clustermunitie, maar ook het
succesvolle verbod op landmijnen nog steeds niet hebben ondertekend?

Het Verdrag inzake clustermunitie is een juridisch bindend instrument
over clustermunitie die onaanvaardbaar humanitair leed veroorzaakt. Op 3
december 2008 is de overeengekomen verdragstekst in Oslo door de
minister van Buitenlandse Zaken voor het Koninkrijk ondertekend. In
totaal tekenden op dat moment 94 staten.

De kern van het Verdrag is de verbodsbepaling voor landen die zich bij
het Verdrag aansluiten om clustermunitie te gebruiken, te ontwikkelen,
te produceren of anderszins te verwerven, op te slaan of over te dragen.
De verbodsbepaling ten aanzien van clustermunitie strekt zich ook uit
tot het assisteren bij, aanmoedigen van of aansporen tot een activiteit
die op grond van het Verdrag verboden is. 

Dit brengt in de praktijk bijvoorbeeld met zich mee dat het voor
Partijen niet is toegestaan om anderen te assisteren in de ontwikkeling,
productie of verwerving van clustermunitie. 

Een aantal landen dat clustermunitie produceert of bezit, waaronder
China, India, Pakistan, Rusland, Israƫl en de Verenigde Staten, heeft
niet deelgenomen aan het Oslo-proces, noch aan de onderhandelingen in
Dublin. Het is niet de verwachting dat deze landen op korte termijn
zullen toetreden tot het Verdrag. Met het oog hierop bevat het Verdrag
een artikel om enerzijds aanvaarding van deze norm te bevorderen en
anderzijds militaire samenwerking met niet-Partijen voort te kunnen
zetten. 

 

Mevrouw Van Velzen heeft de regering gevraagd of zij bereid is om de
landen die nog geen partij zijn over te halen om het Verdrag te
ondertekenen. Dit zal de regering via de diplomatieke kanalen doen. In
het Verdrag is een artikel opgenomen waarin staat dat Staten die partij
zijn bij het Verdrag, niet-Partijen zullen aanmoedigen om toe te treden
tot het nieuwe Verdrag. Uiteraard zal Nederland deze bepaling actief
blijven uitdragen. Bovendien zullen Staten die partij zijn bij het
Verdrag trachten om niet-Partijen te ontmoedigen om clustermunitie te
gebruiken. Met deze inspanningsverplichting als uitgangspunt en ondanks
de verbodsbepaling zoals vastgesteld in artikel 1 van het Verdrag,
blijft militaire samenwerking met niet-Partijen toegestaan, ook in
operaties waarbij de inzet van clustermunitie niet kan worden
uitgesloten. 

Uiteraard zal de regering langs diplomatieke weg landen tevens blijven
aansporen om te treden tot het Ottawa-verdrag inzake
antipersoneelsmijnen.

De heer Knops:

De CDA-fractie wil de afgesproken 0,7 procent van het BNP voor
ontwikkelingssamenwerking handhaven. De 0,1 procent die Nederland nu
extra beschikbaar heeft voor ontwikkeling moet voor interdepartementaal
beleid flexibel worden ingezet, dus eventueel los van de OESO-DAC
criteria. Is de minister bereid om dit bij de minister voor
Ontwikkelingssamenwerking onder de aandacht te brengen?

Defensie verricht steeds meer activiteiten op het snijvlak van
ontwikkelingssamenwerking, openbare orde en veiligheid. Niet altijd zijn
de grenzen duidelijk aan te geven. 

Daarom is gekozen voor de opzet van het Stabiliteitsfonds, dat tot doel
heeft om op snelle en flexibele wijze ondersteuning te bieden aan
programmaā€™s op het snijvlak van vrede, veiligheid en ontwikkeling. Het
Stabiliteitsfonds bevat zowel middelen uit de ontwikkelingsbegroting
(ODA) als uit het budget voor het brede buitenlands beleid (non-ODA).
Nederland is er dus al in geslaagd flexibel om te gaan met de vervagende
scheidslijn tussen de D van Development en de D van Defence. 

Het voorstel van de heer Knops om 0,1 procent van het BNP dat nu onder
de begroting van ontwikkelingssamenwerking valt flexibel in te zetten,
zou onderwerp van gesprek kunnen zijn voor een volgende
regeringsperiode. 

De heer Knops: 

Als ik op basis van de huidige dreigingsanalyses zou moeten bepalen
waarin in de toekomst echt geĆÆnvesteerd zou moeten worden, dan is dit
op het gebied van SSR en van het bevorderen van de rule of law.

Mevrouw Peters:

Hoe zou de krijgsmacht eruit moeten zien als je veel politietrainers
wilt kunnen leveren?

Er is inderdaad een trend zichtbaar dat de krijgsmacht in toenemende
mate wordt ingezet voor het trainen en opleiden van mensen werkzaam in
de veiligheidssector van derde landen. Dit doet Defensie bijvoorbeeld in
Burundi, waar Nederlandse genisten hun kennis hebben overgedragen aan
hun collegaĀ“s en specialisten in militaire ethiek hebben opgeleid om
training te kunnen geven. Ook in Afghanistan zet Nederland zich in voor
de opbouw van de veiligheidssector door leger en politie op te leiden.
Defensie ontwikkelt steeds meer mogelijkheden om aan deze behoefte te
kunnen voldoen, maar het is niet zo dat deze activiteiten de inrichting
van de krijgsmacht zullen gaan bepalen. Security Sector Reform wordt als
instrument om conflicten te voorkomen en duurzame vrede en stabiliteit
te bevorderen, meegenomen in de Verkenningen. 

De heer Knops:

Hoe staat het met schadeafwikkeling voor de Bommelerwaard?

De Kamer is met de brief van 26 november jl. geĆÆnformeerd over de stand
van zaken met betrekking tot de schadeafwikkeling voor de Bommelerwaard.
Kort samengevat is in deze brief het volgende gemeld:

De 5.348 schadeclaims van particulieren zijn vrijwel allemaal
afgehandeld. Van de ruim 2.678 schademeldingen van bedrijven resteren op
dit moment nog 241 schikkingsvoorstellen waarmee de gedupeerden nog niet
akkoord zijn gegaan. Met betrekking tot 28 bedrijven wordt vanwege de
complexiteit van de schademelding nog aan een schikkingsvoorstel
gewerkt. Daarnaast zijn er elf schademeldingen van
verzekeringsmaatschappijen waarover nog geen overeenstemming is bereikt.

Om alle schademeldingen volledig te kunnen afhandelen, blijft de
medewerking van gedupeerden onontbeerlijk. De dienst Regelingen van het
ministerie van LNV is afhankelijk van de informatie van gedupeerden.
Uiteindelijk moet de dienst overeenstemming bereiken met gedupeerden
over de omvang van het aangeboden schikkingsbedrag en moet de
vaststellingsovereenkomst voor akkoord worden ondertekend, voordat de
afhandeling van een schademelding is voltooid.

De heer Knops:

Kan de minister ingaan op de kritiek van dhr. Colijn dat Nederland geen
beleid ten aanzien van cyberwarfare heeft? Hoeveel kennis en expertise
is hierover aanwezig bij het ministerie, bij TNO en bij de MIVD? Wordt
een eventueel programma dat hierover gaat morgen getroffen door
bezuinigingen? Wordt digitale oorlogsvoering ook betrokken bij de
verkenningen?

Dhr. Brinkman:

Wat is de visie van de minister op nieuwe dreigingen als cyberwarfare?

De nieuwe informatie- en communicatietechnologie is voor moderne
samenlevingen onmisbaar geworden. Hierdoor is onze samenleving in
toenemende mate afhankelijk van de stabiliteit van deze informatie- en
communicatie-infrastructuren. 

Als deze infrastructuren door computeraanvallen worden ontregeld, kunnen
samenlevingen in verregaande mate worden ontwricht. Daarbij valt onder
meer te denken aan het ontregelen van de energievoorziening, het
waterbeheer en het financieel verkeer. Dhr. Knops en dhr. Brinkman
stellen dan ook terecht het onderwerp cyber defence aan de orde. 

Dhr. Colijn heeft gelijk als hij stelt dat de dreiging op het gebied van
cyber warfare is toegenomen. Defensie is zich hiervan ten zeerste
bewust. Reeds lange tijd heeft Defensie veel aandacht voor de
uiteenlopende dreigingen voor en de kwetsbaarheden van het gebruik van
ICT voor commandovoering en bedrijfsvoering. Daarom zijn reeds
verscheidene preventieve beveiligingsmaatregelen getroffen. Defensie
maakt bijvoorbeeld gebruik van een sterk beveiligde koppeling met het
internet, gebruikt in bepaalde omstandigheden niet-gekoppelde netwerken
en gebruikt waar nodig codeapparatuur voor staatsgeheime informatie. Ook
volgt Defensie actief waar de netwerken voor worden gebruikt. Daartoe
werkt Defensie samen met de nationale GovCert-organisatie, het
ā€˜Governmental Computer Emergency Response Teamā€™ onder leiding van
het ministerie van BZK. 

Daarnaast volgt Defensie de ontwikkelingen bij de Navo waarbij
informatie wordt uitgewisseld met het Cyberwarfare Center of Exellence
van de Navo. Vanwege de toenemende dreiging wordt de oprichting van een
Defensie Computer Emergency Response Team (DEFCERT) met een jaar
vervroegd. Het onderwerp cyber warfare is vanzelfsprekend een van de
vele onderwerpen die in het kader van de Verkenningen aandacht krijgen.
Ook bij de MIVD wordt dit onderwerp nauwlettend gevolgd.

De beveiliging van netwerken behoort tot de 40 expertisegebieden
waarover de herijking van de kennisportfolio binnen Defensie wordt
uitgevoerd. Defensie onderkent deze dreiging en investeert reeds in
gerelateerde kennisontwikkeling. Aangezien de dreiging zich niet alleen
richt op Defensie, moet de wetenschappelijke ondersteuning ruim worden
geprogrammeerd. Daarvoor kunnen kennisaanbieders binnen en buiten TNO
worden ingeschakeld, zoals het Navo C3-agentschap (NC3A), gevestigd in
Den Haag.

De heer Knops:

De marechaussee zou meer expeditionair kunnen worden ingezet.

Mevrouw Peters: 

Waarom mag de Koninklijke Marechaussee Buitenland Brigade maar maximaal
153 fte uitzenden? Hoeveel daarvan staan daadwerkelijk gereed? Kunnen er
meer van naar Afghanistan? Waarom zijn politiemissies voor hun
beveiliging steeds afhankelijk van andere missies? Waarom leveren ze die
beveiliging niet zelf als dat meer bewegingsvrijheid zou geven? Waarom
is de uitzendperiode beperkt tot vier tot zes maanden en niet uniform
met die van politietrainers uit andere landen in dezelfde missie?

Voor de uitzending van marechaussees gelden de standaard
defensierichtlijnen voor de uitzendduur. Afhankelijk van de missie is de
uitzendduur vier of zes maanden. In bijzondere gevallen kan hiervan
worden afgeweken. Voor deze uitzendduur is bewust gekozen om de
militairen en het thuisfront niet te zwaar te belasten. Defensie hecht
veel waarde aan een verantwoorde balans tussen inzet, recuperatie en
opwerken.

De uitzendcapaciteit van de Koninklijke marechaussee bedraagt 153
vteā€™n voor de inzet ten behoeve van civiele politiemissies en de
uitvoering van politietaken ten behoeve van Defensie. Deze 153 vte'en
moeten worden beschouwd als een ambitieniveau. Defensie kan het
voorzettingsvermogen van deze 153 vte'n garanderen. De inzet zal in de
praktijk echter fluctueren en soms onder en soms boven de 153 vteā€™n
liggen. Daarbij is flexibiliteit nodig bij het soort personeel aangezien
het bijvoorbeeld kan vĆ³Ć³rkomen dat er op enig moment meer behoefte is
aan officieren, maar op een ander moment meer aan wachtmeesters. 

Met de huidige uitzendcapaciteit kan de Koninklijke marechaussee voldoen
aan de behoefte van Defensie. Er is op dit moment geen aanleiding om de
beschikbare uitzendcapaciteit uit te breiden.

De heer Ten Broeke:

Kan het potentieel van 10.000 Nederlandse militairen die in Afghanistan
zijn geweest kan worden benut om het tekort aan instructeurs aan te
vullen?

Defensie maakt op dit moment ten behoeve van instructietaken al volop
gebruik van de Nederlandse militairen die in Afghanistan zijn geweest.
De belangrijkste categorie is die van de onderofficieren. Het is niet
wenselijk grote aantallen onderofficieren weg te halen bij eenheden die
net terugkeren uit Afghanistan om hen als instructeur te laten
functioneren. De onderofficieren spelen een belangrijke rol bij de
personeelszorg, het onderhoud en het materieelbeheer en de instructie en
training van de eenheid die recupereert. Het Commando landstrijdkrachten
experimenteert op dit moment met de inzet van ervaren korporaals, veelal
met uitzendervaring, als instructeur om het tekort op te vangen en
optimaal gebruik te maken van de beschikbare ervaring.

Mevrouw Eijsink:

Wanneer zal de op 22 juni jl. toegezegde conferentie over de toekomst
van het zorg- en nazorgbeleid voor actief dienende militairen en
veteranen worden gehouden?

De conferentie zal worden gehouden op 13 januari 2010. De uitnodiging
daarvoor ontvangt u een dezer dagen. De conferentie gaat over de
veteranennota 2010. Ook de zorgaspecten voor actief dienende militairen
komen aan de orde.

Mevrouw Eijsink:

Wat is de planning voor het onderhoud van de Bushmaster na terugkeer in
Nederland?

De Bushmasters hebben gedurende de missie in Uruzgan hun waarde bewezen,
vooral vanwege van de bescherming van het eigen personeel tegen IEDā€™s.
Na beƫindiging van de missie zullen deze voertuigen daarom worden
teruggehaald naar Nederland. Vervolgens zullen ze worden gereedgemaakt
voor opleidingen, training en toekomstige missies. De Bushmaster zal de
functie van de Patria overnemen zodat die kan worden afgestoten. Ten
behoeve van het onderhoud zal een kern aan onderhoudspersoneel worden
opgeleid zodat Defensie het operationeel onderhoud kan garanderen voor
alle toekomstige missies. De Patria-monteurs zullen worden omgeschoold.
De toekomstige opzet van het onderhoud is onderwerp van studie.

Mevrouw Peters:

Krijgt de veiligheidsdimensie van het klimaatprobleem een centrale
plaats in de verkenningen? Heeft de MIVD al een klimaateenheid?
Bespreekt de minister dit soort zaken met zijn collega-defensieministers
in Europa en in de Navo? Zo niet, dan doe ik daartoe graag een oproep.

Klimaatverandering is een belangwekkend onderwerp. Daarom heeft het
kabinet ten behoeve van het project Verkenningen de Adviesraad
Internationale Vraagstukken (AIV) hierover begin dit jaar advies laten
uitbrengen. De AIV stelde onder meer vast dat klimaatverandering als een
threat multiplier werkt. Nu al kwetsbare regioā€™s in bijvoorbeeld
Afrika, het Midden-Oosten en delen van Aziƫ krijgen het nog zwaarder te
verduren waardoor de kans op instabiliteit groeit. Klimaatverandering
kan op de langere termijn ook tot nieuwe geopolitieke situaties leiden,
bijvoorbeeld als in het Noordpoolgebied bevaarbare routes ontstaan. 

Ook het materieelbeleid moet zich rekenschap geven van de gevolgen van
klimaatverandering en het belang van duurzaamheid. Dit kwam al tot
uitdrukking in de Duurzaamheidsnota-2009 van de staatssecretaris. Door
duurzaam energieverbruik kunnen bijvoorbeeld de milieubelasting, de
exploitatiekosten en de afhankelijkheid van traditionele brandstof bij
expeditionaire operaties verminderen. Daarnaast moet het materieelbeleid
rekening houden met de extreme klimatologische omstandigheden waaronder
de krijgsmacht vaak opereert, een factor die door klimaatverandering
wordt versterkt.

In het kader van het Programma Nationale Veiligheid, dat wordt geleid
door de minister van BZK, is er overigens eveneens aandacht voor
gevolgen van klimaatverandering. Defensie was enkele maanden geleden
nauw betrokken bij een grootschalige oefening met civiele autoriteiten
van een evacuatiescenario in het geval van een overstroming, de oefening
Waterproef.

De gevolgen van klimaatverandering voor veiligheid zijn tevens een
actueel onderwerp in de EU en de Navo. In maart 2008 vroegen Hoge
Vertegenwoordiger Solana en de Europese Commissie al nadrukkelijk de
aandacht van de Europese Raad voor dit vraagstuk. Volgende week zal de
Europese raad van algemene zaken op dit punt naar verwachting concrete
vervolgbesluiten nemen. 

Ten aanzien van de MIVD mag de Kamer ervan uitgaan dat de gevolgen van
de klimaatverandering voor de internationale veiligheid ook daar op het
netvlies staan.

De heer Voordewind:

Is extra bescherming van Mercedes-Benz jeeps mogelijk? De Denen hebben
de vloer van hun voertuigen extra beschermd.

De Mercedes-Benz terreinwagens die Defensie in Uruzgan gebruikt, zijn
door de fabriek voorzien van extra bescherming. Het beschermingsniveau
is afhankelijk van het gewicht van het voertuig en de eisen hiervoor
zijn vastgelegd in militaire normen van de Navo. De bodemplaat van de
Mercedes die Defensie gebruikt, voldoet aan deze normen. De Deense
troepen in Afghanistan beschikken over de voorganger van het type
Mercedes-Benz dat in gebruik is bij Defensie. Dit type Mercedes-Benz is
geleverd zonder bescherming, en daarom heeft de Deense krijgsmacht zelf
de bodembescherming aangebracht. 

Extra bescherming leidt tot een hoger gewicht van het voertuig. Dit
heeft een nadelige invloed op de prestaties van het voertuig. Inmiddels
heeft de Mercedes-Benz zoals Defensie die gebuikt het maximale gewicht
bereikt. 

De heer Van der Staaij: 

Kan de minister bij de Navo-bondgenoten aandringen op een grotere burden
sharing?

Het onderwerp burden sharing in de breedste zin van het woord is door de
ministers van Buitenlandse Zaken en van Defensie bij herhaling aan de
orde gesteld tijdens bijeenkomsten van Navo-ministers. Dit betreft het
ter beschikking stellen van troepen, het delen van operationele
risicoā€™s en het delen van kosten. De Kamer is hierover geĆÆnformeerd
met de geannoteerde agendaā€™s van Navo-bijeenkomsten en de verslagen
van die bijeenkomsten. 

Common funding is een onderdeel van burden sharing. Dat is een van de
onderwerpen waar de Senior Officials Group zich mee gaat bezighouden die
vorige maand in Bratislava door de Navo-ministers van Defensie is
ingesteld. 

Deze groep hoge ambtenaren uit de hoofdsteden is er gekomen mede dankzij
de brief van de minister van Defensie aan de Secretaris-Generaal van de
Navo van 8 juni jl. over de financiƫle problematiek van de Navo. De
groep rapporteert volgend jaar juni aan de Navo-raad. 

De heer Van der Staaij:

Kan de minister ingaan op de effecten die de bezuinigingen op de
mortieropsporingsradar en de Apache-zelfbescherming voor de praktijk
kunnen hebben?

Met de voorziene investeringen in de nieuwe mortieropsporingsradar is
een bedrag gemoeid tussen de ā‚¬ 50 tot 100 miljoen. Aanvankelijk was
deze bandbreedte ā‚¬ 100 tot 250 miljoen. Het projectbudget is verlaagd
en hierdoor is de verwerving van nieuwe sniper-detectoren en akoestische
sensoren niet meer mogelijk. Wel is het mogelijk de huidige
mortieropsporingsradar te vervangen en wordt de command and control
infrastructuur zodanig ingericht dat een koppeling met eventuele nieuwe
sensoren in de toekomst mogelijk is. Ook kan nog steeds worden voldaan
aan de eis van detectie van raketten, artillerie en mortieren in een
boog van 360 graden rondom de radar. Hierdoor wordt voldaan aan de
voornaamste eisen van de vervanging van de huidige
mortieropsporingsradar. 

Met de verlaging van het budget van het project ā€˜Apache
zelfbeschermingā€™ is een bedrag gemoeid van ā‚¬ 25 miljoen. Het
vernieuwde zelfbeschermingsysteem van de Apache biedt het toestel een
betere bescherming tegen vooral infrarood geleide wapens. EĆ©n van de
onderdelen (Directed InfraRed Counter Measures, DIRCM) van dit systeem
is nog niet beschikbaar voor Nederland waardoor de (voor)studiefase
(B/C-fase) van dit project vertraging heeft opgelopen. Hierover is de
Kamer op Prinsjesdag met het Materieelprojectenoverzicht geĆÆnformeerd.
Defensie onderzoekt momenteel de mogelijkheden voor de ontwikkeling van
een zelfbeschermingsysteem zonder deze DIRCM. 





Ministerie van Defensie



 PAGE    



Pagina    PAGE  \* MERGEFORMAT  11 /  SECTIONPAGES  \* MERGEFORMAT  11 



Aan	de Voorzitter van de Tweede Kamer

der Staten-Generaal

Plein 2





 

 

 

 

 

   

Ministerie van Defensie



Postbus 20701

2500 ES Den Haag

Telefoon (070) 318 81 88

Fax (070) 318 78 88





Pagina    PAGE  \* MERGEFORMAT  1 /  SECTIONPAGES  \* MERGEFORMAT  1