32264 NR Wijziging van de Wet op de kansspelen in verband met de instelling van de kansspelautoriteit
Wijziging van de Wet op de kansspelen in verband met de instelling van de kansspelautoriteit
Nader rapport
Nummer: 2009D65094, datum: 2009-12-16, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: E.M.H. Hirsch Ballin, minister van Justitie ()
- Mede ondertekenaar: G. ter Horst, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Onderdeel van zaak 2009Z24743:
- Indiener: E.M.H. Hirsch Ballin, minister van Justitie
- Medeindiener: G. ter Horst, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Volgcommissie: vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Veiligheid en Justitie (2010-2017)
- 2009-12-17 14:15: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2010-01-12 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2010-01-20 14:30: Procedurevergadering commissie Justitie (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie (2008-2010)
- 2010-02-11 14:00: Wijziging van de Wet op de kansspelen in verband met de instelling van de kansspelautoriteit (32264) (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Justitie (2008-2010)
- 2010-03-02 15:30: Extra procedurevergadering commissie Justitie (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie (2008-2010)
- 2010-03-10 16:00: Procedurevergadering commissie Justitie (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie (2008-2010)
- 2010-05-19 14:30: Procedurevergadering commissie Justitie (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie (2008-2010)
- 2010-06-30 14:15: Aanvang middagvergadering: regeling van werkzaamheden. (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2011-09-07 10:15: Wijz. Wet op de kansspelen in verband met de instelling van de kansspelautoriteit (32264) (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2011-09-13 15:15: Stemmingen (Stemmingen), TK
- 2011-09-27 15:15: Stemmingen (Stemmingen), TK
Preview document (🔗 origineel)
Datum 30 november 2009 Onderwerp Nader rapport inzake het voorstel van wet tot wijziging van de wet op de Kansspelen in verband met de instelling van de kansspelautoriteit Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 13 juli 2009, nr. 09.001902, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 10 september 2009, nr. W03.09.0237/II, bied ik U hierbij aan. 1a. De Raad wijst erop dat de Minister van Justitie aan de Tweede Kamer heeft medegedeeld dat de kansspelautoriteit een taak zal krijgen bij het tegengaan van verslaving. Deze zal er, zoals uit het wetsvoorstel blijkt, uit bestaan dat aan vergunningen voor die kansspelen waaraan bijzondere (verslavings)risico’s zijn verbonden, zoals casinospelen en kansspelautomaten, voorschriften zullen worden verbonden die zien op (het voeren van een beleid ter) voorkoming van kansspelverslaving. Dit komt tot uitdrukking in het voorgestelde artikel 27i, tweede lid, onderdeel j en het voorgestelde artikel 30d, eerste lid. In de memorie van toelichting is nader uiteen gezet dat de uitvoeringstaak van de kansspelautoriteit onder meer omvat het verstrekken, wijzigen en intrekken van vergunningen voor diverse vormen van kansspelen, exploitatievergunningen en modeltoelatingen voor speelautomaten. Nu het stellen van voorschriften aan een vergunning die zien op (het voeren van een beleid ter) voorkoming van kansspelverslaving, onderdeel is van het verstrekken ervan, en de verantwoordelijkheid van de kansspelautoriteit op dit gebied hiertoe beperkt blijft, is er geen aanleiding dit in het bijzonder in de taakomschrijving van de kansspelautoriteit op te nemen. Dit temeer nu, zoals de Raad terecht opmerkt, de Minister van Justitie verantwoordelijk blijft voor het voeren van een evenwichtig, samenhangend en consistent kansspelbeleid. Gelet op het advies van de Raad is deze verantwoordelijkheid van de Minister van Justitie expliciet tot uitdrukking gebracht in een nieuw – algemeen – artikel 4a. Daarin wordt geregeld dat de houders van vergunningen op grond van de Wet op de kansspelen de maatregelen en voorzieningen treffen die nodig zijn om kansspelverslaving aan de door hen georganiseerde spelen zoveel mogelijk te voorkomen en op zorgvuldige en evenwichtige wijze vorm te geven aan wervings- en reclameactiviteiten. Voorts geeft dit artikel de mogelijkheid om bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels te stellen met betrekking tot deze onderwerpen. De verantwoordelijkheid van de Minister van Justitie blijkt verder onder meer uit de voorgestelde wijziging van artikel 30d, vierde lid. Daarin wordt bepaald dat bij algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld over – onder meer – aan de vergunning voor het gebruik van speelautomaten te verbinden voorschriften over het beleid ter voorkoming van kansspelverslaving. Nu deze taakverdeling hiermee voldoende duidelijk is, is het huidige artikel 35 van de Wok – mede om deze reden – overbodig geacht. 1b. Zoals uiteengezet in de memorie van toelichting, blijven de bestaande bevoegdheden van gemeenten tot uitvoering, toezicht en handhaving ongewijzigd. Daarnaast wordt in dit wetsvoorstel de bestuurlijke boete voor gemeenten geïntroduceerd. Het is daarom van belang om bij de omschrijving van de taak van (de raad van bestuur van de) de kansspelautoriteit, duidelijk te maken dat – vergelijkbare – taken niet steeds door de kansspelautoriteit worden uitgevoerd. Het gebruik van de woorden “tenzij bij of krachtens deze wet anders is bepaald” in artikel 33b geeft dit aan. In navolging van het advies van de Raad is in artikel 33b expliciet opgenomen dat de raad van bestuur, tenzij bij of krachtens de Wok anders is bepaald, tot taak heeft het verstrekken, wijzigen en intrekken van vergunningen voor diverse vormen van kansspelen, exploitatievergunningen en modeltoelatingen voor speelautomaten, het geven van voorlichting en informatie, het toezicht op de naleving van de toepasselijke wet- en regelgeving en de vergunningen, alsmede de handhaving daarvan. 2. Hoewel de Raad terecht opmerkt dat extern toezicht wordt bevorderd indien daarbij wordt aangesloten bij een intern stelsel van checks and balances, bestaat er, anders dan de Raad voorstelt, in de visie van het kabinet onvoldoende aanleiding om ten behoeve van de kansspelautoriteit tot de instelling van een Raad van toezicht over te gaan. Zoals in de – ook door de Raad aangehaalde – toezichtsvisie Minder last, meer effect (bijlage bij Kamerstukken II 2005/06, 27 831, nr. 15) wordt aangegeven, dient de overheid voor de vorm en omvang van toezicht voor elke situatie de juiste maatvoering te kiezen. Zoals nader gedefinieerd in deze toezichtsvisie, is een raad van toezicht een orgaan van een organisatie dat het bestuur van die organisatie controleert en kan een raad van toezicht bij zelfstandige organisaties met publieke taken een rol vervullen bij de interne governance. De Raad van bestuur bestaat, ingevolge het voorgestelde artikel 33c, uit ten hoogste drie leden. De ondersteuning van de kansspelautoriteit zal in totaal uit circa 30 – 35 fte. gaan bestaan. Gelet op deze beperkte omvang en het in verhouding overzichtelijke takenpakket van de kansspelautoriteit, moet worden aangenomen dat de Raad van bestuur de betrokken belangen naar behoren zal behartigen en dit op inzichtelijke wijze zal kunnen doen. Nu – zoals hiervoor onder 1a uiteen is gezet – de Minister van Justitie verantwoordelijk is en blijft voor het voeren van een evenwichtig, samenhangend en consistent kansspelbeleid en de kansspelautoriteit zich, zoals blijkt uit haar, hiervoor onder 1b omschreven, taken in het bijzonder zal gaan richten op de uitvoering, ligt belangenverstrengeling niet voor de hand. Verder intern toezicht is dan ook niet nodig om te waarborgen dat de externe en interne beleidsdoelstellingen worden verwerkelijkt en dat met de daarbij betrokken maatschappelijke belangen rekening zal worden gehouden. In de memorie van toelichting is de omvang en de inrichting van de kansspelautoriteit nader toegelicht. 3. Het advies van de Raad is gevolgd. In artikel 33e, is opgenomen dat de bestemmingsheffing wordt opgelegd ter bestrijding en ten hoogste ten bedrage van de geraamde kosten van de kansspelautoriteit in één kalenderjaar van de uitoefening van haar, hiervoor onder 1b omschreven, taken. In de memorie van toelichting is verduidelijkt dat de hoogte van de heffing niet gerelateerd hoeft te zijn aan de directe kosten die het overheidsorgaan ten aanzien van een specifieke kansspelaanbieder maakt. 4a. In het voorgestelde artikel 35 wordt een aantal voorschriften opgesomd voor overtreding waarvan een last onder bestuursdwang kan worden. In artikel 35a worden de voorschriften genoemd waarvoor een last onder dwangsom kan worden opgelegd bij overtreding ervan. Behalve de reeds in artikel 35 genoemde voorschriften, worden in dit artikel ook de voorschriften vastgesteld bij of krachtens de artikelen 14d, eerste lid; 20, eerste lid; 27e, eerste lid; 27j, eerste lid; 30t, tweede en vijfde lid en 30u, eerste lid genoemd. Het advies van de Raad om artikel 35a te laten vervallen, omdat in artikel 5:32 van de Awb reeds is geregeld dat een bestuursorgaan indien het bevoegd is een last onder bestuursdwang op te leggen, in plaats daarvan ook een last onder dwangsom kan opleggen, kan dus niet volledig worden gevolgd. Voor de (zeven) in artikel 35a genoemde voorschriften bestaat immers geen bevoegdheid om een last onder bestuursdwang op te leggen. Artikel 35a zal derhalve niet vervallen, doch hierin zullen uitsluitend nog de genoemde zeven voorschriften worden vermeld. In de memorie van toelichting is zekerheidshalve verduidelijkt dat op grond van artikel 5:32 van de Awb bij overtreding van de artikel 35 genoemde voorschriften óók een last onder dwangsom kan worden opgelegd. 4b. Zoals de Raad opmerkt, is bij de keuze tussen sanctiestelsels als uitgangspunt gehanteerd dat binnen een besloten context de bestuurlijke boete aangewezen is en binnen een open context het strafrecht. De besloten context is van toepassing op situaties waarin vergunninghouders voorschriften overtreden; hen wacht dan een bestuursrechtelijke sanctie. De open context is van toepassing op situaties waarin aanbieders zonder vergunning kansspelen aanbieden. Zij kunnen een strafrechtelijke sanctie verwachten. Terecht signaleert de Raad dat uit het voorstel, zoals voorgelegd aan de Raad, blijkt dat bij een klein aantal voorschriften zowel een bestuursrechtelijke als een strafrechtelijke sanctie kan worden opgelegd. Het betreft de artikelen 30m en 30t, eerste, tweede en vijfde lid over, respectievelijk, het vervaardigen en invoeren van speelautomaten die niet overeenstemmen met een door de Minister van Economische zaken toegelaten model, het verhandelen, exploiteren of aanwezig hebben van dergelijke speelautomaten, het op zodanige wijze aanbrengen van wijzigingen in of aan een speelautomaat dat deze niet meer voldoet aan het toegelaten model en het uitkeren van prijzen of premies op grond van het behaalde spelresultaat op een behendigheidsautomaat. Het onderscheid tussen open en besloten context biedt, zoals de Raad opmerkt bij de keuze tussen de beide sanctiestelsels in deze gevallen geen uitkomst nu het onderscheid tussen handelen in strijd met een vergunning of handelen zonder een vergunning niet kan worden gemaakt. Gelet op de aard van de door overtreding van deze voorschriften gemaakte inbreuken – goed vergelijkbaar met de situatie waarin op zichzelf vergunbare activiteiten zonder vergunning worden ondernomen – acht het kabinet de bedreiging van deze overtredingen door louter een strafrechtelijke sanctie passend. Nu hiermee voor alle voorschriften duidelijk is of deze met een bestuursrechtelijke of een strafrechtelijke sanctie worden bedreigd, wordt het niet nodig geacht om het hiervoor beschreven criterium op grond waarvan de keuze tussen de sanctiestelsels is gemaakt, neer te leggen in de wet. 5a. Het advies van de Raad is in die zin gevolgd, dat in het wetsvoorstel nu expliciet wordt bepaald dat van artikel 5:53 van de Awb wordt afgeweken. De memorie van toelichting is op dit punt aangevuld. 5b. Met de medewerkers van het secretariaat van het College van toezicht op de kansspelen zijn inmiddels gesprekken gevoerd over het desgewenst kunnen instromen bij de kansspelautoriteit. Het advies van de Raad is overgenomen. De memorie van toelichting is op dit punt aangevuld. Met de redactionele kanttekeningen van de Raad is rekening gehouden. Los van het advies van de Raad zijn ter gelegenheid van het nader rapport, redactionele verbeteringen in de toelichting en in het wetsvoorstel aangebracht. Ik moge U, mede namens mijn ambtgenoot van Binnenlandse Zaken, verzoeken het hierbij gevoegde voorstel van wet en de memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden. De Minister van Justitie, IF REF dvRubriceringMerkingRefBasis \* MERGEFORMAT = " " " " " REF dvRubriceringMerkingRefBasis \* MERGEFORMAT Test " Datum 30 november 2009 REF dvRubriceringMerkingRefBasis \* MERGEFORMAT Pagina PAGE \* MERGEFORMAT 4 van SECTIONPAGES \* MERGEFORMAT 4 Directoraat-Generaal Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken Directie Wetgeving sector Staats- en Bestuursrecht Schedeldoekshaven 100 2511 EX Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.justitie.nl Contactpersoon Mr. J.H. van der Winden wetgevingsjurist T 070 370 7244 F 070 370 7910 Ons kenmerk 5631716/09/06 IF SECTIONPAGES \* MERGEFORMAT 4 > 1"Pagina PAGE \* MERGEFORMAT 1 van SECTIONPAGES \* MERGEFORMAT 4 " " " Pagina 1 van 4 Aan de Koningin