[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” zoekmachine] [wat is dit?]

32016, bijgewerkt t/m nr. 8 (nota van wijziging d.d. 15 december 2009)

Wijziging van de Wet op de architectentitel (beroepservaring, bij- en nascholingsregeling voor stedenbouwkundigen, tuin- en landschapsarchitecten en interieurarchitecten, wijzigingen in verband met de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen, alsmede enige andere wijzigingen)

Bijgewerkte tekst

Nummer: 2009D65114, datum: 2009-12-15, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document, link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2009Z14255:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (šŸ”— origineel)


Bijgewerkt t/m nr. 8 (nota van wijziging d.d. 15 december 2009)



32 016	Wijziging van de Wet op de architectentitel (beroepservaring,
bij- en nascholingsregeling voor stedenbouwkundigen, tuin- en
landschapsarchitecten en interieurarchitecten, wijzigingen in verband
met de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen, alsmede enige andere
wijzigingen)



	Nr. 2	VOORSTEL VAN WET



	Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

	Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

	Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om de Wet
op de architectentitel om te vormen tot een krachtiger
kwaliteitsinstrument door beroepservaring te eisen voor de inschrijving
in het architectenregister en de bij- en nascholing uit te breiden tot
stedenbouwkundigen, tuin- en landschapsarchitecten en
interieurarchitecten en voorts om het zelfstandig bestuursorgaan op
privaatrechtelijke grondslag, de Stichting bureau architectenregister,
in die wet te vervangen door een zelfstandig bestuursorgaan op
publiekrechtelijke grondslag, waarop de Kaderwet zelfstandige
bestuursorganen van toepassing is;

	Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg
der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij
goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

	De Wet op de architectentitel wordt als volgt gewijzigd:

A

	Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In de alfabetische rangschikking worden de volgende begrippen en de
daarbij behorende omschrijvingen ingevoegd:

	beroepsorganisatie: rechtspersoon die ten doel heeft of mede ten doel
heeft de behartiging van belangen van architecten, stedenbouwkundigen,
tuin- en landschapsarchitecten of interieurarchitecten;

	bureau: het bureau architectenregister als bedoeld in artikel 2a,
eerste lid;

	ongeorganiseerde: in het register ingeschreven persoon die geen lid is
van een beroepsorganisatie;

	register: architectenregister als bedoeld in artikel 2;.

	2. In de omschrijving van het begrip opleidingstitel wordt ā€œdieā€
vervangen door: dat of die.

B

	Artikel 2 komt te luiden:

Artikel 2

	Er is een architectenregister, waarin op verzoek wordt ingeschreven als
architect, als stedenbouwkundige, als tuin- en landschapsarchitect of
als interieurarchitect degene, die voldoet aan de bij of krachtens deze
wet gestelde eisen.

C

	Na het opschrift ā€œHOOFDSTUK III. HET BUREAU ARCHITECTENREGISTERā€
worden een opschrift en een artikel ingevoegd, luidende:

Ā§ 1. Het bureau

Artikel 2a

	1. Er is een bureau architectenregister. Het bureau bezit
rechtspersoonlijkheid en is gevestigd te Den Haag.

	2. De Kaderwet zelfstandige bestuursorganen is van toepassing op het
bureau.

D

	Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het eerste lid vervalt.

	2. Het tweede tot en met zesde lid worden vernummerd tot eerste tot en
met vijfde lid.

	3. In het eerste lid (nieuw) vervalt: en voorziet in de administratieve
bijstand, die bij de uitvoering van het bepaalde in hoofdstuk VI van het
bureau wordt gevraagd.

	4. In het vijfde lid (nieuw) wordt ā€œvierdeā€ vervangen door
ā€œderdeā€ en ā€œvijfdeā€ telkens door: vierde.

E

	De artikelen 4 tot en met 8 worden vervangen door een artikel en twee
paragrafen, luidende:

Artikel 4

	1. Het bureau betrekt de beroepsorganisaties en de ongeorganiseerden
bij de voorbereiding van de nadere eisen en regels, bedoeld in de
artikelen 12a, tweede lid, 12b, derde lid, en 12e, tweede lid.

	2. Het bureau betrekt voorts bij de voorbereiding van de regels,
bedoeld in de artikelen 12b, derde lid, en 12e, tweede lid, de
onderwijsinstellingen, bedoeld in de artikelen 9, eerste lid, onderdelen
a tot en met c, 10, eerste lid, onderdelen a tot en met c, 11, eerste
lid, onderdelen a tot en met c, en 12, eerste lid, onderdelen a tot en
met c.

	3. De regels die het bureau krachtens de artikelen 12b, derde lid, en
12e, tweede lid, vaststelt en de nadere eisen die het bureau krachtens
artikel 12a, tweede lid, vaststelt, behoeven de goedkeuring van Onze
Minister, en ingeval de regels of nadere eisen betrekking hebben op
tuin- en landschapsarchitecten, respectievelijk interieurarchitecten van
Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, respectievelijk
van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

	4. Indien het bureau toepassing geeft aan artikel 27a, derde lid,
betrekt het de beroepsorganisaties en de ongeorganiseerden bij de
voorbereiding van de in dat lid bedoelde beleidsregels. Het derde lid is
van overeenkomstige toepassing op zodanig vastgestelde beleidsregels.

Ā§ 2. Het bestuur

Artikel 5

	1. Het bestuur bestaat uit ten hoogste drie leden. Ingeval Onze
Minister het aantal bestuursleden op twee of drie stelt, benoemt hij
Ć©Ć©n lid tot voorzitter.

	2. Een lid van het bestuur wordt voor ten hoogste vier jaar benoemd en
kan na het verstrijken van de termijn waarvoor hij is benoemd
aansluitend daarop Ć©Ć©n keer voor dezelfde periode worden herbenoemd.

	3. Ingeval Onze Minister het aantal bestuursleden op twee of drie
stelt, stelt Onze Minister, behoudens spoedeisende gevallen, de
beroepsorganisaties in de gelegenheid voor Ć©Ć©n te vervullen plaats in
het bestuur een gezamenlijke voordracht te doen van ten minste drie
personen. Ingeval een bestuurslid voor herbenoeming in aanmerking komt,
kan in plaats van een voordracht van ten minste drie personen het
voorstel worden gedaan dat bestuurslid te herbenoemen.

Artikel 6

	Het bestuur stelt een bestuursreglement vast.

Ā§ 3. FinanciĆ«n

Artikel 7

	1. Het bureau draagt alle kosten die uit de uitvoering van de aan hem
bij deze wet opgedragen taken voortvloeien, behoudens het tweede en
derde lid.

	2. De taken, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdelen a en b, derde
en vierde lid, en de vaststelling van de nadere eisen, bedoeld in
artikel 12a, tweede lid, en van de regels, bedoeld in de artikelen 12b,
derde lid, 12e, tweede lid, en 27a, derde lid, worden bekostigd door
Onze Minister voor zover die taken, nadere eisen of regels betrekking
hebben op architecten en stedenbouwkundigen, door Onze Minister van
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit voor zover die taken, nadere eisen
of regels betrekking hebben op tuin- en landschapsarchitecten en door
Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor zover die taken,
nadere eisen of regels betrekking hebben op interieurarchitecten.

	3. Onze Minister bekostigt de taak, bedoeld in artikel 3, vijfde lid.

Artikel 8

	Het bureau stelt tarieven vast voor een vergoeding ter zake van:

	a. de behandeling van een verzoek om inschrijving in het register en de
inschrijving daarin;

	b. de behandeling van de aanvraag om erkenning van een opleidingstitel
of een getuigschrift als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel h
of j, 10, eerste lid, onderdeel d of f, 11, eerste lid, onderdeel d of
f, en 12, eerste lid, onderdeel d of f;

	c. de behandeling van een verzoek om afgifte van een certificaat als
bedoeld in artikel 12a, eerste lid;

	d. de jaarlijkse instandhouding van de inschrijving in het register;

	e. het verstrekken van afschriften, bedoeld in artikel 3, tweede lid,
onderdeel c, of de in dat onderdeel bedoelde verklaring;

	f. de toelating tot en het afleggen van het examen, bedoeld in artikel
12b;

	g. de behandeling van een verzoek om gehele of gedeeltelijke
vrijstelling van het doorlopen van de tweejarige beroepservaringperiode
krachtens artikel 12e, tweede lid.

F

	Het opschrift van hoofdstuk IV komt te luiden:

HOOFDSTUK IV. BEROEPSKWALIFICATIES

G

	Na het opschrift ā€œHOOFDSTUK IV. BEROEPSKWALIFICATIESā€ wordt een
opschrift ingevoegd, luidende:

Ā§ 1. Opleidingseisen

H

	Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid wordt de aanhef vervangen door:

	Onverminderd de overige eisen waaraan een persoon krachtens deze wet
moet voldoen om op verzoek als architect in het register te worden
ingeschreven, dient een persoon in het bezit te zijn van:.

	2. In het eerste lid worden de onderdelen a tot en met h vervangen door
drie onderdelen, luidende:

	a. het getuigschrift van een masteropleiding op het gebied van
architectuur aan een in de bijlage bij de Wet op het hoger onderwijs en
wetenschappelijk onderzoek genoemde universiteit;

	b. het getuigschrift van een masteropleiding op het gebied van
architectuur aan een in de bijlage bij de Wet op het hoger onderwijs en
wetenschappelijk onderzoek genoemde hogeschool;

	c. een getuigschrift van een door Onze Minister aangewezen opleiding op
het gebied van architectuur met een opleidingsniveau dat vergelijkbaar
is met een opleiding als bedoeld in onderdeel a of b;.

	3. In het eerste lid worden de onderdelen i tot en met o geletterd d
tot en met j.

	4. In het eerste lid, onderdelen d tot en met j (nieuw), vervalt: in
het bezit zijn van.

	5. In het eerste lid, onderdelen d en h (nieuw), vervalt: door het
bevoegd gezag in een andere betrokken staat afgegeven.

	6. In het eerste lid, onderdeel h (nieuw), wordt ā€œdat of dieā€
vervangen door ā€œdieā€ en wordt na ā€œerkendā€ ingevoegd: , mits hij
kan worden aangemerkt als migrerend beroepsbeoefenaar en om bijzondere
en uitzonderlijke redenen niet voldoet aan de minimumopleidingseisen van
artikel 46, eerste lid, van de richtlijn.

	7. In het eerste lid, onderdeel j (nieuw), wordt ā€œdiploma,
certificaat of andere titelā€ vervangen door ā€œgetuigschriftā€ en
ā€œdat of dieā€ door ā€œdatā€, en vervalt: , of, ingeval die opleiding
daaraan niet voldoet, dat of die door het bureau, na een daartoe
ingesteld onderzoek, met overeenkomstige toepassing van de artikelen 5
tot en met 13 van de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties is
erkend.

	8. Onder vernummering van het tweede lid tot derde lid wordt na het
eerste lid een lid ingevoegd, luidende:

	2. Een persoon kan krachtens artikel 28 of 29 als architect in het
register worden ingeschreven op grond van een ander getuigschrift dan
bedoeld in het eerste lid.

	9. In het derde lid (nieuw) wordt ā€œkan nadere regels gevenā€œ
vervangen door ā€œstelt nadere regelsā€ en ā€œonder a en cā€ door:
onderdeel a, b of c.

I

	Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid wordt de aanhef vervangen door:

	Onverminderd de overige eisen waaraan een persoon krachtens deze wet
moet voldoen om op verzoek als stedenbouwkundige te worden ingeschreven
in het register, dient een persoon in het bezit te zijn van:.

	2. In het eerste lid worden de onderdelen a tot en met f vervangen door
drie onderdelen, luidende:

	a. het getuigschrift van een masteropleiding op het gebied van
stedenbouw aan een in de bijlage bij de Wet op het hoger onderwijs en
wetenschappelijk onderzoek genoemde universiteit;

	b. het getuigschrift van een masteropleiding op het gebied van
stedenbouw aan een in de bijlage bij de Wet op het hoger onderwijs en
wetenschappelijk onderzoek genoemde hogeschool;

	c. een getuigschrift van een door Onze Minister aangewezen opleiding op
het gebied van stedenbouw met een opleidingsniveau dat vergelijkbaar is
met een opleiding als bedoeld in onderdeel a of b;.

	3. In het eerste lid worden de onderdelen g tot en met i geletterd d
tot en met f.

	4. In het eerste lid, onderdelen d tot en met f (nieuw), vervalt: in
het bezit zijn van.

	5. In het eerste lid, onderdeel d (nieuw), wordt ā€œdoor het bevoegd
gezag in een andere betrokken staat afgegeven diploma, certificaat of
andere titelā€ vervangen door ā€œopleidingstitelā€ en ā€œdat of dieā€
door ā€œdieā€, en wordt na ā€œerkendā€ ingevoegd: , mits hij kan
worden aangemerkt als migrerend beroepsbeoefenaar.

	6. In het eerste lid, onderdeel f (nieuw), wordt ā€œdiploma,
certificaat of andere titelā€ vervangen door ā€œgetuigschriftā€ en
ā€œdat of dieā€ door ā€œdatā€, en vervalt: met overeenkomstige
toepassing van de artikelen 5 tot en met 13 van de Algemene wet
erkenning EG-beroepskwalificaties.

	7. Onder vernummering van het tweede lid tot derde lid wordt na het
eerste lid een lid ingevoegd, luidende:

	2. Een persoon kan krachtens artikel 28 of 29 als stedenbouwkundige in
het register worden ingeschreven op grond van een ander getuigschrift
dan bedoeld in het eerste lid.

	8. In het derde lid (nieuw) wordt ā€œkan nadere regels gevenā€œ
vervangen door ā€œstelt nadere regelsā€ en ā€œonder a tot en met dā€
door: onderdeel a, b of c.

J

	Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid wordt de aanhef vervangen door:

	Onverminderd de overige eisen waaraan krachtens deze wet moet worden
voldaan om op verzoek als tuin- en landschapsarchitect te worden
ingeschreven in het register, dient een persoon in het bezit te zijn
van:.

	2. In het eerste lid worden de onderdelen a tot en met h vervangen door
drie onderdelen, luidende:

	a. het getuigschrift van een masteropleiding op het gebied van
landschapsarchitectuur aan een in de bijlage bij de Wet op het hoger
onderwijs en wetenschappelijk onderzoek genoemde universiteit;

	b. het getuigschrift van een masteropleiding op het gebied van
landschapsarchitectuur aan een in de bijlage bij de Wet op het hoger
onderwijs en wetenschappelijk onderzoek genoemde hogeschool;

	c. een getuigschrift van een door Onze Minister van Landbouw, Natuur en
Voedselkwaliteit aangewezen opleiding op het gebied van tuin- en
landschapsarchitectuur met een opleidingsniveau dat vergelijkbaar is met
een opleiding als bedoeld in onderdeel a of b;.

	3. In het eerste lid worden de onderdelen i tot en met k geletterd d
tot en met f.

	4. In het eerste lid, onderdelen d tot en met f (nieuw), vervalt: in
het bezit zijn van.

	5. In het eerste lid, onderdeel d (nieuw), wordt ā€œdoor het bevoegd
gezag in een andere betrokken staat afgegeven diploma, certificaat of
andere titelā€ vervangen door ā€œopleidingstitelā€ en ā€œdat of dieā€
door ā€œdieā€, en wordt na ā€œerkendā€ ingevoegd: , mits hij kan
worden aangemerkt als migrerend beroepsbeoefenaar.

	6. In het eerste lid, onderdeel f (nieuw), wordt ā€œdiploma,
certificaat of andere titelā€ vervangen door ā€œgetuigschriftā€ en
ā€œdat of dieā€ door ā€œdatā€, en vervalt: met overeenkomstige
toepassing van de artikelen 5 tot en met 13 van de Algemene wet
erkenning EG-beroepskwalificaties.

	7. Onder vernummering van het tweede lid tot derde lid wordt na het
eerste lid een lid ingevoegd, luidende:

	2. Een persoon kan krachtens artikel 28 of 29 als tuin- en
landschapsarchitect in het register worden ingeschreven op grond van een
ander getuigschrift dan bedoeld in het eerste lid.

	8. In het derde lid (nieuw) wordt ā€œkan nadere regels gevenā€
vervangen door ā€œstelt nadere regelsā€ en ā€œonder a en bā€ door:
onderdeel a, b of c.

K

	Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid wordt de aanhef vervangen door:

	Onverminderd de overige eisen waaraan krachtens deze wet moet worden
voldaan om op verzoek als interieurarchitect te worden ingeschreven in
het register, dient een persoon in het bezit te zijn van:.

	2. In het eerste lid worden de onderdelen a tot en met e vervangen door
drie onderdelen, luidende:

	a. het getuigschrift van een masteropleiding op het gebied van
interieurarchitectuur aan een in de bijlage bij de Wet op het hoger
onderwijs en wetenschappelijk onderzoek genoemde universiteit;

	b. het getuigschrift van een masteropleiding op het gebied van
interieurarchitectuur aan een in de bijlage bij de Wet op het hoger
onderwijs en wetenschappelijk onderzoek genoemde hogeschool;

	c. een getuigschrift van een door Onze Minister van Onderwijs, Cultuur
en Wetenschap aangewezen opleiding op het gebied van
interieurarchitectuur met een opleidingsniveau dat vergelijkbaar is met
een opleiding als bedoeld in onderdeel a of b;.

	3. In het eerste lid worden de onderdelen f tot en met h geletterd d
tot en met f.

	4. In het eerste lid, onderdelen d tot en met f (nieuw), vervalt: in
het bezit zijn van.

	5. In het eerste lid, onderdeel d (nieuw), wordt ā€œdoor het bevoegd
gezag in een andere betrokken staat afgegeven diploma, certificaat of
andere titelā€ vervangen door ā€œopleidingstitelā€ en ā€œdat of dieā€
door ā€œdieā€, en wordt na ā€œerkendā€ ingevoegd: , mits hij kan
worden aangemerkt als migrerend beroepsbeoefenaar.

	6. In het eerste lid, onderdeel f (nieuw), wordt ā€œdiploma,
certificaat of andere titelā€ vervangen door ā€œgetuigschriftā€ en
ā€œdat of dieā€ door ā€œdatā€, en vervalt: met overeenkomstige
toepassing van de artikelen 5 tot en met 13 van de Algemene wet
erkenning EG-beroepskwalificaties.

	7. Onder vernummering van het tweede lid tot derde lid wordt na het
eerste lid een lid ingevoegd, luidende:

	2. Een persoon kan krachtens artikel 28 of 29 als interieurarchitect in
het register worden ingeschreven op grond van een ander getuigschrift
dan bedoeld in het eerste lid.

	8. In het derde lid (nieuw) wordt ā€œkan nadere regels gevenā€
vervangen door ā€œstelt nadere regelsā€ en ā€œonder a tot en met cā€
door: onderdeel a, b of c.

L

	Na artikel 12 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

Ā§ 2. Overige kwalificaties

Artikel 12a

	1. Het bureau kan, gehoord een door hem ingestelde commissie van
deskundigen, een persoon, die werkzaam is op het gebied van
architectuur, stedenbouw, tuin- en landschapsarchitectuur of
interieurarchitectuur en die zich door de kwaliteit van zijn prestaties
op het betreffende gebied naar het oordeel van het bureau in het
bijzonder heeft onderscheiden, een certificaat verlenen op grond waarvan
hij zich kan doen inschrijven in het register.

	2. Het bureau stelt nadere eisen vast, waaraan een ingeschrevene moet
voldoen, die onder een andere titel in het register wenst te worden
ingeschreven. Het verzoek kan uitsluitend worden gedaan door een
persoon, die in het register is ingeschreven op grond van een
getuigschrift als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel a, b of c,
10, eerste lid, onderdeel a, b of c, 11, eerste lid, onderdeel a, b of
c, of 12, eerste lid, onderdeel a, b of c.

	3. De nadere eisen, bedoeld in het tweede lid, hebben in ieder geval
betrekking op het aantal jaren gedurende welke de verzoeker werkzaam is
op het vakgebied waarvoor hij zich in het register wenst in te
schrijven, op de kwaliteit en kwantiteit van de door hem geleverde
prestaties op het desbetreffende vakgebied en ingeval hij deel uitmaakt
van een multidisciplinair team op de meetbaarheid van de aan hem toe te
rekenen prestaties of inbreng.

	4. Het bureau hoort een door hem ingestelde commissie van deskundigen
alvorens te beslissen op een verzoek als bedoeld in het tweede lid.

Artikel 12b

	1. Ten minste eenmaal per jaar geeft het bureau de gelegenheid tot het
afleggen van een examen voor architecten, stedenbouwkundigen, tuin- en
landschapsarchitecten en interieurarchitecten. Het bureau stelt voor elk
van die disciplines een aparte examencommissie in.

	2. Tot het afleggen van het examen, bedoeld in het eerste lid, wordt na
betaling van het examengeld, toegelaten degene die ten genoegen van het
bureau aantoont gedurende ten minste zeven jaar werkzaam te zijn geweest
op het gebied waarop hij het examen wenst af te leggen.

	3. Het bureau stelt regels vast met betrekking tot het examen, bedoeld
in het eerste lid. Die regels hebben in ieder geval betrekking op:

	a. de eisen voor de toelating tot het afleggen van het examen;

	b. de omvang en de inrichting van het examen;

	c. de eisen voor het verkrijgen van vrijstelling van bepaalde
onderdelen van het examen;

	d. de commissie, belast met het afnemen van het examen en met het
vaststellen van de uitslag daarvan;

	e. de vergoeding van de leden van de examencommissie.

	4. Een persoon die met goed gevolg het examen, bedoeld in het eerste
lid, heeft afgelegd, kan op diens verzoek worden ingeschreven in het
register.

Artikel 12c

	1. Een persoon die in het bezit is van een opleidingstitel op het
gebied van architectuur als bedoeld in artikel 21 van de richtlijn, of
van een opleidingstitel als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel
d, 11, eerste lid, onderdeel d, of 12, eerste lid, onderdeel d, wordt in
het register ingeschreven indien hij in de staat, waar hij die
opleidingstitel heeft behaald, gerechtigd is beroepsmatig werkzaamheden
te verrichten op het gebied van architectuur, stedenbouw, tuin- en
landschapsarchitectuur of interieurarchitectuur of indien hij met goed
gevolg de tweejarige beroepservaringperiode, bedoeld in artikel 12e,
heeft afgesloten of een naar het oordeel van het bureau daarmee
vergelijkbare beroepservaring heeft opgedaan. 

	2. Een persoon die in het bezit is van een getuigschrift als bedoeld in
artikel 9, eerste lid, onderdeel j, 10, eerste lid, onderdeel f, 11,
eerste lid, onderdeel f, of 12, eerste lid, onderdeel f, wordt in het
register ingeschreven indien hij in het derde land, waar hij dat
getuigschrift heeft behaald, gerechtigd is beroepsmatig werkzaamheden te
verrichten op het gebied van architectuur, stedenbouw, tuin- en
landschapsarchitectuur of interieurarchitectuur of indien hij met goed
gevolg de tweejarige beroepservaringperiode, bedoeld in artikel 12e,
heeft afgesloten of een naar het oordeel van het bureau daarmee
vergelijkbare beroepservaring heeft opgedaan. 

M

	Na artikel 12c (nieuw) wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:

HOOFDSTUK IVA. BEROEPSERVARINGPERIODE

Artikel 12d

	1. Een persoon die in het bezit is van een getuigschrift van een
opleiding als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel a, b of c, 10,
eerste lid, onderdeel a, b of c, 11, eerste lid, onderdeel a, b of c, of
12, eerste lid, onderdeel a, b of c, waarvan de inrichting voldoet aan
de voorschriften, bedoeld in het derde lid van die artikelen, wordt op
verzoek in het register ingeschreven, indien hij met goed gevolg de
tweejarige beroepservaringperiode, bedoeld in artikel 12e, heeft
afgesloten of een naar het oordeel van het bureau daarmee vergelijkbare
beroepservaring heeft opgedaan.

	2. Het eerste lid is niet van toepassing op een persoon, die in het
jaar waarin de regels, bedoeld in artikel 12e, worden bekend gemaakt of
in de twee daaropvolgende jaren het getuigschrift, bedoeld in het eerste
lid, heeft behaald.

	3. Het bureau kan besluiten dat het getuigschrift van een opleiding als
bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel b, 10, eerste lid, onderdeel
b, 11, eerste lid, onderdeel b, of 12, eerste lid, onderdeel b, een
vrijstelling oplevert van de tweejarige beroepservaringperiode, bedoeld
in artikel 12e, indien:

	a. het praktijkgedeelte van die opleiding wat betreft inrichting en
inhoud vergelijkbaar is aan hetgeen daaromtrent krachtens artikel 12e,
tweede lid, is bepaald ten aanzien van de tweejarige
beroepservaringperiode;

	b. geborgd is dat de persoon die in het bezit is van het getuigschrift
het praktijkgedeelte van die opleiding overeenkomstig onderdeel a heeft
gevolgd, en

	c. geborgd is dat het bureau tijdig in kennis wordt gesteld van een
voornemen tot wijziging in het praktijkgedeelte.

Artikel 12e

	1. De tweejarige beroepservaringperiode is gericht op het zich in de
praktijk bekwamen in de uitoefening van het beroep waarvoor met goed
gevolg een opleiding is gevolgd als bedoeld in artikel 9, eerste lid,
onderdeel a, b of c, 10, eerste lid, onderdeel a, b of c, 11, eerste
lid, onderdeel a, b of c, of 12, eerste lid, onderdeel a, b of c, onder
begeleiding van een persoon die bij de aanvang van de begeleiding
blijkens de inschrijving in het register ten minste drie jaar
beroepsmatig werkzaam is in datzelfde beroep.

	2. Het bureau stelt regels vast met betrekking tot de tweejarige
beroepservaringperiode. Die regels hebben in ieder geval betrekking op:

	a. de inrichting van die periode;

	b. het niveau van kennis, inzicht en vaardigheden, waarover een persoon
als bedoeld in artikel 12d, eerste lid, in ieder geval dient te
beschikken na het doorlopen van die periode;

	c. de wijze waarop die periode wordt afgesloten;

	d. voorwaarden waaronder geheel of gedeeltelijk vrijstelling kan worden
verkregen van het gedurende twee jaar doorlopen van die periode;

	e. de begeleiding;

	f. een voorziening in geval van een conflict tussen de begeleider en de
persoon die hij begeleidt.

N

	Na artikel 12e (nieuw) wordt een opschrift van een hoofdstuk ingevoegd,
luidende:

HOOFDSTUK IVB. INSCHRIJVING EN DOORHALING IN HET REGISTER

O

	Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Onder vernummering van het tweede tot en met vijfde lid tot derde
tot en met zesde lid wordt het eerste lid vervangen door twee leden,
luidende:

	1. Een persoon die in het register wenst te worden ingeschreven, dient
daartoe een verzoek in bij het bureau. Een verzoek gaat vergezeld van de
stukken aan de hand waarvan het bureau de identiteit, de opleiding en de
beroepservaring van de verzoeker kan vaststellen.

	2. Het bureau kan een verzoek als bedoeld in het eerste lid of een
aanvraag als bedoeld in het derde lid niet in behandeling nemen indien
de krachtens artikel 8, aanhef en onderdeel a of b, vastgestelde
vergoeding niet is ontvangen.

	2. In het derde, vierde en vijfde lid (nieuw) wordt ā€œartikel 9,
eerste lid, onderdeel m, 10, eerste lid, onderdeel g, 11, eerste lid,
onderdeel i, of 12, eerste lid, onderdeel fā€ vervangen door: artikel
9, eerste lid, onderdeel h, 10, eerste lid, onderdeel d, 11, eerste lid,
onderdeel d, of 12, eerste lid, onderdeel d.

	3. In het derde en vierde lid (nieuw) wordt ā€œdiploma, certificaat of
andere titel als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel o, 10,
eerste lid, onderdeel i, 11, eerste lid, onderdeel k, of 12, eerste lid,
onderdeel hā€ vervangen door: getuigschrift als bedoeld in artikel 9,
eerste lid, onderdeel j, 10, eerste lid, onderdeel f, 11, eerste lid,
onderdeel f, of 12, eerste lid, onderdeel f.

	4. In het vierde lid (nieuw) wordt ā€œhet betreffende diploma of
certificaat, dan wel de betreffende titelā€ vervangen door: die
opleidingstitel of dat getuigschrift.

P

	In artikel 15 vervallen het eerste lid en de aanduiding ā€œ2.ā€ voor
het tweede lid.

Q

	In artikel 16, eerste lid, wordt ā€œeen bijdrage verschuldigd, indien
en voorzover ingevolge het bepaalde in artikel 7 hiervoor een bedrag is
vastgesteldā€ vervangen door: de krachtens artikel 8, aanhef en
onderdeel d, vastgestelde vergoeding verschuldigd.

R

	Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het tweede lid wordt ā€œaan het bepaalde in artikel 15, eerste
lidā€ vervangen door: aan artikel 4:7 van de Algemene wet
bestuursrecht.

	2. In het vierde lid wordt ā€œonder a-cā€ vervangen door: onderdelen a
tot en met c.

S

	Artikel 18 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid wordt ā€œop een der in artikel 17, eerste lid,
onder b en c, bedoelde grondenā€ vervangen door: op grond van artikel
17, eerste lid, onderdeel b of c,.

	2. In het tweede lid wordt ā€œgeacht niet te zijn ingediend zolang niet
opnieuw het inschrijfgeld is betaald, bedoeld in artikel 13, eerste
lidā€ vervangen door ā€œniet in behandeling genomen zolang niet de
krachtens artikel 8, aanhef en onderdeel a, vastgestelde vergoeding is
betaaldā€ en ā€œbijdragen, bedoeld in artikel 16, eerste lidā€ door:
vergoedingen als bedoeld in artikel 8, aanhef en onderdeel d.

T

	In artikel 21, derde lid, wordt ā€œaanwijzing,ā€ vervangen door
ā€œerkenningā€, ā€œonderdeel oā€ door ā€œonderdeel jā€, ā€œonderdeel
iā€ door ā€œonderdeel fā€, ā€œonderdeel kā€ door ā€œonderdeel fā€ en
ā€œonderdeel hā€ door: onderdeel f.

U

	Artikel 22, eerste lid, komt te luiden:

	1. Het bureau doet aan iedere verzoeker schriftelijk opgave of een
persoon in het register staat ingeschreven en onder welke titel.

V

	Artikel 23 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het tweede lid wordt ā€œrechtspersonen met volledige
rechtsbevoegdheid die ten doel hebben of mede ten doel hebben de
behartiging van belangen der ingeschrevenen in het registerā€ vervangen
door: beroepsorganisaties.

	2. Het vijfde lid komt te luiden:

	5. Het eerste tot en met vierde lid is niet van toepassing met
betrekking tot het voeren van een titel als bedoeld in het eerste lid,
of een afkorting van die titel, hetzij zonder nadere aanduiding, hetzij
in een woordsamenstelling waarin die titel of een afkorting daarvan
voorkomt, indien degene die gebruik maakt van die titel of afkorting
geen werkzaamheden verricht die overeenkomen met werkzaamheden die in
het economisch verkeer worden verricht door een architect,
stedenbouwkundige, tuin- en landschapsarchitect of interieurarchitect.

W

	Na artikel 23 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 23a

	1. Een bureau dat werkzaam is op het gebied van architectuur,
stedenbouw, tuin- en landschapsarchitectuur of interieurarchitectuur is
slechts gerechtigd in of bij zijn naam een titel als bedoeld in artikel
23, eerste lid, of een afkorting van die titel, hetzij zonder nadere
aanduiding, hetzij in een woordsamenstelling waarin die titel of een
afkorting daarvan voorkomt, te voeren, indien de bestuurder van dat
bureau of ten minste de helft van de bestuurders krachtens deze wet
gerechtigd is om de desbetreffende titel te voeren.

	2. Een bureau dat aan het eerste lid voldoet, is slechts gerechtigd in
of bij zijn naam een titel of afkorting als bedoeld in dat lid te
combineren met een naam van een natuurlijke persoon indien die persoon
krachtens deze wet gerechtigd is de desbetreffende titel te voeren.

	3. Tegen een bureau dat handelt in strijd met het eerste of tweede lid
kan overeenkomstig artikel 23, tweede of derde lid, een vordering worden
ingesteld als bedoeld in artikel 23, tweede lid. Op die vordering is
artikel 23, vierde lid, van toepassing.

X

	In artikel 24, eerste lid, wordt ā€œonderdeel i, j, k, l, m of nā€
vervangen door ā€œonderdeel d, e, f, g, h of iā€, ā€œonderdeel g of
hā€ door ā€œonderdeel d of eā€, ā€œonderdeel i of jā€ door
ā€œonderdeel d of eā€, en ā€œonderdeel f of gā€ door: onderdeel d of
e.

Y

	Hoofdstuk VI vervalt.

Z

	Hoofdstuk VII wordt vernummerd tot hoofdstuk VI, van welk hoofdstuk het
opschrift komt te luiden:

HOOFDSTUK VI. BIJ- EN NASCHOLING; INFORMATIEPLICHT

AA

	Artikel 27a wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid wordt ā€œarchitectā€ vervangen door: persoon.

	2. Het tweede lid komt te luiden:

	2. Een persoon die is ingeschreven in het register is niet gehouden tot
bij- en nascholing, indien hij:

	a. is ingeschreven als dienstverrichter, of

	b. op diens verzoek in het register wordt aangemerkt als niet
beroepsmatig actief.

	3. Het derde en vijfde lid vervallen.

	4. Het vierde lid wordt vernummerd tot derde lid.

	5. In het derde lid (nieuw) vervalt: ; de beleidsregels behoeven de
goedkeuring van Onze Minister.

BB

	Na artikel 27a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 27aa

	Degene die is ingeschreven in het register informeert de persoon die
hem een offerte vraagt over zijn deskundigheid en vakbekwaamheid, met
inbegrip van zijn bij- en nascholingsactiviteiten, de dekking van de
door hem te verrichten werkzaamheden door een
beroepsaansprakelijkheidsverzekering, diens rechten en plichten jegens
hem als opdrachtgever en de borging daarvan, alsmede over diens rechten
en plichten jegens een derde, ingeval die derde het werk heeft ontworpen
waarop de offerte betrekking heeft of werkzaamheden heeft gestaakt die
blijkens de offerte dienen te worden hervat.

CC

	Hoofdstuk VIIA wordt vernummerd tot hoofdstuk VII.

DD

	In artikel 27b, zesde lid, wordt ā€œhet inschrijfgeld heeft ontvangen,
indien krachtens artikel 7, eerste lid, voor die inschrijving of de
verlenging daarvan een bedrag is vastgesteldā€ vervangen door: de
krachtens artikel 8, aanhef en onderdeel a of d, vastgestelde vergoeding
heeft ontvangen.

EE

	Na hoofdstuk VII wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:

HOOFDSTUK VIIA. OVERGANGSBEPALINGEN

Artikel 28

	1. Onverminderd de doorhaling van een inschrijving in het register
krachtens artikel 17 blijft degene die in het register is ingeschreven
door de Stichting bureau architectenregister ingeschreven in het
register.

	2. Een persoon van wie de inschrijving in het register door de
Stichting bureau architectenregister is doorgehaald, kan het bureau
verzoeken de doorhaling ongedaan te maken. Op dat verzoek en de
behandeling daarvan zijn de artikelen 18 tot en met 21 van toepassing.

Artikel 29

	1. Een persoon kan op verzoek in het register worden ingeschreven als
architect,  stedenbouwkundige, tuin- en landschapsarchitect of
interieurarchitect op grond van een ander door hem in Nederland behaald
getuigschrift dan genoemd in artikel 9, eerste lid, onderdeel a, b of c,
10, eerste lid, onderdeel a, b of c, 11, eerste lid, onderdeel a, b of
c, 12, eerste lid, onderdeel a, b of c, indien:

	a. hij dat getuigschrift in zijn bezit had op het tijdstip van
inwerkingtreding van artikel I, onderdelen H, I, J en K, van de wet tot
wijziging van de Wet op de architectentitel (beroepservaring, bij- en
nascholingsregeling voor stedenbouwkundigen, tuin- en
landschapsarchitecten en interieurarchitecten, wijzigingen in verband
met de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen, alsmede enige andere
wijzigingen), en

	b. dat getuigschrift op de dag voorafgaand aan het tijdstip, bedoeld in
onderdeel a, recht gaf op inschrijving in het register.

	2. Artikel 13, eerste en tweede lid, is van toepassing op een verzoek
als bedoeld in het eerste lid.

	3. Onverminderd de overige eisen waaraan krachtens deze wet moet worden
voldaan om op verzoek als interieurarchitect te worden ingeschreven in
het register, kan een persoon op zijn verzoek in het register worden
ingeschreven op grond van een ander getuigschrift dan genoemd in artikel
12, eerste lid, onderdeel a, b of c, indien:

	a. hij daarvoor in Nederland een opleiding volgde op het tijdstip,
bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, en

	b. dat getuigschrift op de dag voorafgaand aan het tijdstip, bedoeld in
het eerste lid, onderdeel a, recht gaf op inschrijving in het register.

Artikel 30

	Een persoon die op het tijdstip, bedoeld in artikel 28, eerste lid, of
die daarna krachtens artikel 29, eerste lid, in het register is
ingeschreven als architect, stedenbouwkundige of tuin- en
landschapsarchitect kan een overeenkomstig verzoek doen als bedoeld in
artikel 12a, tweede lid, indien hij voldoet aan de krachtens dat lid
gestelde nadere eisen.

ARTIKEL II

	In de artikelen III tot en met VII wordt verstaan onder:

	bureau: bureau architectenregister als bedoeld in artikel 2a, eerste
lid, van de Wet op de architectentitel;

	Onze Minister: Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening
en Milieubeheer.

ARTIKEL III

	1. Met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I,
onderdelen A tot en met E, zijn de personeelsleden van de Stichting
bureau architectenregister van wie naam en functie zijn vermeld op een
door Onze Minister vastgestelde lijst, van rechtswege ontslagen en
aangesteld als personeelsleden in dienst van het bureau.

	2. Artikel 15 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen is niet van
toepassing op de personeelsleden, bedoeld in het eerste lid.

	3. De overgang van de personeelsleden, bedoeld in het eerste lid, vindt
plaats met een rechtspositie die als geheel ten minste gelijkwaardig is
aan die welke voor ieder van hen gold bij de Stichting bureau
architectenregister.

ARTIKEL IV

	Met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I,
onderdelen A tot en met E, gaan de vermogensbestanddelen van de
Stichting bureau architectenregister onder algemene titel over op het
bureau. De overgang van de vermogensbestanddelen wordt niet fiscaal
belast.

ARTIKEL V

	Archiefbescheiden van de Stichting bureau architectenregister
betreffende zaken die op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel
I, onderdelen A tot en met E, nog niet zijn afgedaan, worden
overgedragen aan het bureau, voor zover zij niet overeenkomstig de
Archiefwet 1995 zijn overgebracht naar een archiefbewaarplaats.

ARTIKEL VI

	1. In wettelijke procedures en rechtsgedingen waarbij de Stichting
bureau architectenregister is betrokken, treedt met ingang van het
tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdelen A tot en met E,
het bureau in de plaats van de Stichting bureau architectenregister.

	2. In zaken waarin voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel
I, onderdelen A tot en met E, op grond van artikel 12 van de Wet
Nationale ombudsman aan de Nationale ombudsman is verzocht een onderzoek
te doen of de Nationale ombudsman op grond van artikel 15 van die wet
een onderzoek heeft ingesteld naar een gedraging die kan worden
toegerekend aan de Stichting bureau architectenregister, treedt het
bureau op dat tijdstip in de plaats van de Stichting bureau
architectenregister.

ARTIKEL VII

	1. Indien op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel
K, geen opleiding kan worden gevolgd als bedoeld in artikel 12, eerste
lid, onderdeel a, b of c, van de Wet op de architectentitel kan een
persoon op verzoek in het register worden ingeschreven als
interieurarchitect indien hij na dat tijdstip is begonnen met een
opleiding voor een getuigschrift als bedoeld in artikel 29, derde lid,
onderdelen a en b, en dat tijdstip valt binnen een door Onze Minister en
Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap te bepalen periode.

	2. Artikel 12d, eerste en derde lid, van de Wet op de architectentitel
is van overeenkomstige toepassing op een persoon als bedoeld in het
eerste lid.

	3. Artikel 13, eerste en tweede lid, van de Wet op de architectentitel
is van toepassing op een verzoek als bedoeld in het eerste en tweede
lid.

ARTIKEL VIII

	De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk
besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen, de
onderdelen daarvan of de daarin opgenomen bepalingen verschillend kan
worden vastgesteld.

	Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en
dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

 PAGE    

 PAGE   1