[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

32270 NR Wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met het uitbreiden van de mogelijkheden om tot leraar te worden benoemd in het voortgezet onderwijs

Wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met het uitbreiden van de mogelijkheden om tot leraar te worden benoemd in het voortgezet onderwijs

Nader rapport

Nummer: 2009D66369, datum: 2009-12-22, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2009Z25255:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (šŸ”— origineel)


Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 22 september
2009, nr. 09.002603, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn
advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te
doen toekomen.

Dit advies, gedateerd 13 november 2009, nr. W05.09.0378/l, bied ik U
hierbij aan.

Hieronder gaat de regering in op de opmerkingen van de Raad van State
waarbij de indeling van het advies van de Raad wordt gevolgd.

1.

De Raad wijst erop dat er risicoā€™s kunnen ontstaan voor de kwaliteit
van het onderwijs als leraren worden benoemd die aan minder hoge eisen
hoeven te voldoen dan thans het geval is. De Raad merkt op dat een
uitzondering wordt gemaakt op de gebruikelijke bekwaamheidseisen met het
risico van een lager kwaliteitsniveau en dat onvoldoende duidelijk
blijkt hoe de kwaliteit wordt gewaarborgd van de nieuwe categorie
leraren - de wo-bachelors die een educatieve minor met goed resultaat
hebben gevolgd en als leraar in mavo en in de eerste drie leerjaren van
havo en vwo worden benoemd (hierna: de leraren algemeen voortgezet
onderwijs) - zodat die leraren op een niveau zullen opereren dat
gelijkwaardig is aan dat van de huidige tweedegraadsdocenten.

De regering merkt hierover ten eerste op dat de leraren algemeen
voortgezet onderwijs moeten voldoen aan alle bekwaamheidseisen die
gelden voor tweedegraadsdocenten, zoals opgenomen in het Besluit
bekwaamheidseisen onderwijspersoneel, zij het - aangezien de leraren
algemeen voortgezet onderwijs enkel bevoegd zullen zijn voor mavo en de
eerste drie leerjaren van havo en vwo ā€“ toegesneden op het geven van
juist dat onderwijs. Omdat leraren algemeen voortgezet onderwijs niet
bevoegd zullen zijn voor bijvoorbeeld het voorbereidend
beroepsonderwijs, hoeven zij niet de bekwaamheid te bezitten die is
toegesneden op het geven van dat onderwijs. Ter vergelijking: een
huidige tweedegraadsdocent moet de laatstgenoemde bekwaamheid wel
bezitten, maar die is dan ook bevoegd voor het voorbereidend
beroepsonderwijs. De memorie van toelichting is naar aanleiding van de
opmerking van de Raad op dit punt aangepast.

Ten tweede, merkt de regering op dat het niveau van de leraren algemeen
voortgezet onderwijs tevens wordt gegarandeerd door het feit dat zij,
net als de huidige tweedegraadsdocenten, hun bevoegdheid ontlenen aan
een getuigschrift op grond van de Wet op het hoger onderwijs en
wetenschappelijk onderzoek (WHW). De kwaliteitszorgbepalingen uit de WHW
zijn onverkort van toepassing en waarborgen het vereiste niveau. De
opleiding moet, op basis van artikel 7.6 van de WHW, zodanig zijn dat de
student in de gelegenheid is te voldoen aan de wettelijke
beroepsvereisten, in dit geval de bekwaamheidseisen. De Nederlands
Vlaamse accrediteringsorganisatie (NVAO) ziet daarop toe bij de
reguliere accreditatie. Bij de introductie van de educatieve minor in
2009 is afgesproken dat de universiteiten elk afzonderlijk de door hen
ontwikkelde educatieve minor voorleggen aan de NVAO voordat die minor
wordt aangeboden. Aan elk van de universiteiten is gemeld dat er
nadrukkelijk op wordt gerekend dat zij invoering van de minor met ten
minste een jaar uitstelt als de NVAO niet of nog niet positief heeft
kunnen adviseren.  

De leraren algemeen voortgezet onderwijs zullen derhalve kunnen opereren
op een niveau dat ten minste gelijkwaardig is aan het niveau van de
huidige tweedegraadsdocenten die onderwijs geven in mavo en de eerste
drie leerjaren van havo en vwo.

De Raad wijst in zijn advies voorts op de verhouding tussen de
educatieve minor en de bestaande tweedegraadsopleidingen en een
bestaande zogenoemde kopopleiding om de tweedegraadsbevoegdheid te
kunnen verwerven.

Wat betreft de verhouding tussen de educatieve minor en de bestaande
tweede graadsopleidingen merkt de regering op dat, zoals hierboven reeds
opgemerkt, aan dezelfde bekwaamheidseisen moet worden voldaan en dat
dezelfde kwaliteitszorgbepalingen van toepassing zijn. Ten aanzien van
de duur merkt de regering op dat de in het hbo verzorgde opleiding voor
leraren voortgezet onderwijs van de tweede graad 240 studiepunten omvat
(een studieduur van vier jaren) en kan worden gevolgd na een vijfjarige
vooropleiding (havo). Zo ontstaat een leerweg van negen jaren. De leraar
algemeen voortgezet onderwijs volgt na zes jaren VWO een wo bachelor van
180 studiepunten. Hij volgt dus ook een leerweg van negen jaren.

Wat betreft de verhouding tussen de educatieve minor en de zogenoemde
kopopleiding merkt de regering eveneens op dat, zoals hierboven reeds
opgemerkt, aan dezelfde bekwaamheidseisen moet worden voldaan en dat
dezelfde kwaliteitszorgbepalingen van toepassing zijn. De
ā€œkopopleidingā€ is een in het hoger beroepsonderwijs verzorgde
reguliere opleiding voor leraren voortgezet onderwijs van de tweede
graad. Personen die in hbo of wo een bacheloropleiding - die voorkomt op
een voor de ā€œkopopleidingā€ vastgestelde verwantschapslijst - met
goed gevolg hebben afgerond kunnen vervolgens (vandaar de term
ā€œkopopleidingā€) die lerarenopleiding in hun vak voltooien met 180
studiepunten vrijstelling.

De Raad wijst op het risico dat de educatieve minor de kopopleidingen
zal verdringen. De regering merkt op dat van verdringing geen sprake zal
zijn. In de praktijk volgen zeer weinig wo-bachelors deze kopopleiding.
Met de introductie van de educatieve minor wordt nu juist beoogd om
wo-studenten die tot heden niet kozen voor het leraarschap te stimuleren
daar wƩl voor te kiezen.  

Voorts wijst de Raad erop dat er een verhoogd afbreukrisico is voor
beginnende leraren, omdat deze in het algemeen al direct bij aanvang het
volledig aantal lesuren moeten geven. Zij hebben dan een stevige
pedagogisch-didactische basis nodig. De Raad vraagt zich af in hoeverre
dit risico nog groter wordt met het terugbrengen van de
opleidingsvereisten. 

De regering merkt op dat er, zoals hierboven reeds aangegeven, geen
sprake is van het terugbrengen van opleidingsvereisten. Bovendien is met
de VO-raad afgesproken dat een zorgvuldig inductietraject zal worden
gevolgd. Tevens is in de CAO voor het voortgezet onderwijs voorzien in
extra ruimte voor de beginnende leraar.  

2.

De Raad maakt in zijn advies opmerkingen over de doorstroming van de
leraar algemeen voortgezet onderwijs naar een wetenschappelijke
masteropleiding waaraan de bevoegdheid is verbonden om onderwijs te
verzorgen in de bovenbouw van het voortgezet onderwijs. De Raad merkt op
dat er blijkbaar van wordt uitgegaan dat nogal wat van deze leraren,
wanneer zij eenmaal les geven in de onderbouw, vanzelf uit interesse
daarvoor zullen doorstuderen. De Raad wijst erop dat dit veelal zal
betekenen dat die leraar dan moet doorstuderen naast zijn baan in het
voortgezet onderwijs dan wel die baan (tijdelijk) moet onderbreken. 

De regering merkt op dat in het algemeen nagenoeg alle wo-bachelors
doorstuderen voor een wo-mastergetuigschrift. Bovendien zullen de
VO-raad en universiteiten afspraken maken hoe zij de doorstroom zullen
stimuleren en ondersteunen. De school voor voortgezet onderwijs kan bij
de benoeming met de leraar algemeen voortgezet onderwijs afspraken maken
over het combineren van de baan in het onderwijs met de wo-master en
over (gedeeltelijke) dekking van daarmee gemoeide kosten. Daartoe kan de
school gebruik maken van het schoolbudget. Dat budget is sinds 2006 op
basis van het convenant professionalisering en begeleiding
onderwijspersoneel primair en voorgezet onderwijs verhoogd.

Volgens de toelichting op het wetsvoorstel kunnen de leraren algemeen
voortgezet onderwijs eventueel een beroep doen op de lerarenbeurs als
zij zich inschrijven voor een master wetenschappelijk onderwijs die
leidt tot bevoegdheid voor het voorbereidend hoger onderwijs. De Raad
wijst erop op dat deze mogelijkheid slechts geldt voor leraren die
daartoe voor 13 mei 2011 een subsidieaanvraag hebben ingediend en
beveelt aan te bezien of een nieuwe subsidieregeling wenselijk is. In
reactie hierop merkt de regering op dat een nieuwe subsidieregeling
wordt voorbereid. Naar aanleiding van de opmerking van de Raad is de
memorie van toelichting aangepast.  

De redactionele kanttekening van de Raad is niet overgenomen. Artikel
33, eerste lid, onderdeel b, onder 1Ā° en 2Ā°, is wel van toepassing ten
aanzien van de beperkte bevoegdheid om onderwijs te geven, zij het dat
van artikel 33, eerste lid, onderdeel b, onder 1Ā°, kan worden
afgeweken. De kanttekening van de Raad gaat hieraan voorbij.

Ik moge U, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en
Voedselkwaliteit, verzoeken het hierbij gevoegde voorstel van wet en de
gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der
Staten-Generaal te zenden.

De Staatssecretaris van Onderwijs, 

Cultuur en Wetenschap,

Marja van Bijsterveldt-Vliegenthart

 Kamerstukken II 2008/09, 27 923, nr. 75, p. 2. 

 Zie artikel 7.3 van genoemde CAO.

 PAGE    

	W1234.K-2	  PAGE  2 

	MINISTERIE VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Nr.	WJZ/176077 (3828)



	(Hoofd) Afdeling



DIRECTIE WETGEVING EN JURIDISCHE ZAKEN





Nader rapport inzake het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op
het voortgezet onderwijs en de Wet op het hoger onderwijs en
wetenschappelijk onderzoek in verband met het uitbreiden van de
mogelijkheden om tot leraar te worden benoemd in het voortgezet
onderwijs

Den Haag,  16 december 2009



AAN DE KONINGIN



OCW 10938