Verzoek inzake een brief van mw. v.d. H. aan de Israëlische ambassadeur Kney-Tal
Brief regering
Nummer: 2010D02196, datum: 2010-01-15, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: M.J.M. Verhagen, minister van Buitenlandse Zaken (Ooit CDA kamerlid)
Onderdeel van zaak 2010Z00793:
- Indiener: M.J.M. Verhagen, minister van Buitenlandse Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Buitenlandse Zaken
- 2010-01-28 13:00: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Buitenlandse Zaken
- 2010-02-16 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2010-03-30 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 15 januari 2010 Graag bied ik u hierbij de reactie aan op het verzoek van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken van 28 december 2009 met kenmerk 2009Z23849/2009D66276 inzake een brief van mw. v.d. H. aan de Israëlische ambassadeur Kney-Tal. U vraagt mij om een reactie op de brief van mevrouw v.d. H., d.d. 30 november 2009, die is gericht aan de heer Kney-Tal, ambassadeur van Israël in Nederland, en die uw Commissie in kopie is toegegaan. De brief betreft de zaak van de Palestijnse studente B.A., waarover ik eerder in een Algemeen Overleg met de Vaste Kamercommissie op 12 november 2009 heb laten weten dat ik het zeer betreur dat mevrouw A. haar studie niet heeft kunnen afmaken op de Westoever. Nederland draagt deze positie uit in contacten met Israël. Nederland volgt de kwestie van mevrouw A. niet alleen bilateraal maar ook via het voorzitterschap van de Europese Unie. Inmiddels is bekend dat het Israëlische Hooggerechtshof op 9 december de terugkeer van de studente naar Bethlehem om haar studie af te ronden heeft afgewezen. Ik kan echter niet treden in de rechtsgang van de staat Israël. Nu de hoogste rechterlijke instantie in Israël zich over de zaak gebogen heeft, kan ik daar voor wat betreft dit specifieke geval slechts kennis van nemen. Ik zal evenwel mijn afkeuring van dergelijke verplaatsingen van de Westbank naar Gaza blijven uitdragen, bilateraal en in EU-verband, en ik zal de kwestie ook van mijn kant onder de aandacht van de Israëlische ambassadeur brengen. Inmiddels is gebleken dat de gang van zaken voor mevrouw A. geen negatieve gevolgen heeft gehad voor de afronding van haar studie, met name vanwege pragmatisch en flexibel optreden van de Universiteit van Bethlehem. Van de universiteit is begrepen dat mevrouw A. in januari van dit jaar in Gaza haar bul uitgereikt zal krijgen, na succesvolle afronding van haar examens. De minister van Buitenlandse Zaken, M.J.M. Verhagen