Reactie op een burgerbrief over een drietal aspecten rond het faillissement van de DSB Bank N.V.
Brief regering
Nummer: 2010D02563, datum: 2010-01-18, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J.C. de Jager, staatssecretaris van Financiƫn (Ooit CDA kamerlid)
Onderdeel van zaak 2010Z00947:
- Indiener: J.C. de Jager, staatssecretaris van Financiƫn
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Financiƫn
- 2010-02-03 15:30: Procedurevergadering Financiƫn (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiƫn
- 2010-02-16 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2010-03-17 14:30: Aanvang middagvergadering: regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (š origineel)
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 18 januari 2010 In uw bovenvermelde brief verzoekt u mij om een reactie op de brief van de heer van Z. te H aan de Vaste Commissie voor FinanciĆ«n, waarin hij vragen over een drietal aspecten rond het faillissement van de DSB Bank N.V. stelt. In het kader van de afwikkeling van het faillissement van de DSB Bank N.V. kan de volgende situatie voorkomen. Een klant van de bank heeft bij die bank naast een eigenwoningschuld ook een spaarsaldo. De lening en het spaarsaldo worden door de curator gesaldeerd. Hierdoor is de eigenwoningschuld afgelost. Dit betekent dat over het afgeloste deel van de eigenwoningschuld geen aftrek van eigenwoningrente meer mogelijk is. Het maakt hierbij niet uit dat de klant niet het oogmerk had de lening af te lossen. Ik acht dit een ongewenst gevolg van het faillissement van de bank en heb daarom in het beleidsbesluit van 29 oktober 2009, nr. CPP2009/2148M, Staatscourant 16632 (hierna: het besluit), goedgekeurd dat bij een latere herfinanciering de lening toch tot maximaal het bedrag van de schuld ten tijde van de door de curator toegepaste saldering kan worden aangemerkt als een eigenwoningschuld. De goedkeuring geldt onder de voorwaarde van herfinanciering binnen twee jaar na de door de curator toegepaste saldering. De eerste twee vragen betreffen de goedkeuring in het besluit. In de eerste vraag wordt een situatie aan de orde gesteld waarin een rekeninghouder niet wenst te wachten tot de curator tot saldering overgaat, maar reeds voor die tijd tot verrekening overgaat op grond van artikel 53 van de Faillissementswet (hierna: Fw). Bij de goedkeuringsregeling in het besluit is uitgegaan van de situatie dat de curator overgaat tot verrekening. Aangenomen is dat dit de standaardsituatie zal zijn, aangezien de gemiddelde belastingplichtige niet op de hoogte is van de specifieke bepalingen uit de Fw. Indien zich evenwel in de praktijk situaties voordoen waarin verrekening op grond van artikel 53 Fw heeft plaatsgevonden na het faillissement doch voordat de curator tot verrekening is overgegaan, kan het bepaalde in het besluit op overeenkomstige wijze worden toegepast. Het besluit zal daartoe bij gelegenheid worden verduidelijkt. De tweede vraag gaat in op de voorwaarde van herfinanciering binnen twee jaar na de door de curator toegepaste saldering. Deze termijn is gesteld om nog voldoende verband tussen de (hernieuwde) financiering van de eigen woning en de lening aanwezig te kunnen achten. Immers naarmate er meer tijd verstrijkt tussen de aflossing door saldering en het herfinancieren, wordt het minder aannemelijk dat de lening dient ter financiering van de eigen woning. Deze tweejaarstermijn dient overigens te worden onderscheiden van de maximale termijn van 30 jaar waarbinnen eigenwoningrente aftrekbaar is. Bij de tweejaarstermijn gaat het immers niet om de vraag gedurende welke periode betaalde eigenwoningrente aftrekbaar is, maar om het causale verband tussen de nieuwe lening en de financiering van de eigen woning. Ik ben van mening dat ik met twee jaar een voldoende ruime termijn heb geboden om tot herfinanciering over te gaan. De brief geeft mij geen aanleiding deze termijn te verlengen. De derde vraag betreft de verplichting van De Nederlandsche Bank (hierna: DNB) om rekening te houden met de verrekeningsbevoegdheid van de depositohouder. In reactie daarop merk ik het volgende op. Vooropgesteld zij dat het Financieele Dagblad d.d. 11 december 2009 berichtte dat de banken in Nederland waarschijnlijk bereid zijn uit overwegingen van āfairnessā de desbetreffende depositohouders een vergoeding te betalen. Wanneer dit bericht juist is, betekent dit dat De Nederlandsche Bank (DNB) niet van de depositohouder verlangt dat deze een beroep doet op zijn verrekeningsbevoegdheid. DNB betaalt dan een hoger bedrag dan in het geval waarin geen rekening wordt gehouden met de verrekeningsbevoegdheid. Dit hogere bedrag zouden de banken nu bereid zijn voor hun rekening te nemen, ofschoon zij daartoe niet verplicht zijn. Los van de vraag hoe de curatoren, DNB en de banken in dit geval tot een oplossing zijn gekomen, geldt op grond van Nederlandse regelgeving het volgende. Op grond van artikel 26, derde lid, Besluit bijzondere prudentiĆ«le maatregelen, beleggerscompensatie en depositogarantie Wft dient DNB rekening te houden met de verrekeningsbevoegdheden van de depositohouder. Over de berichtgeving van DNB tot aan de mogelijke toezegging door de banken kan ik het volgende opmerken. Op de website van DNB is hieraan reeds in het begin expliciet aandacht geschonken. Naar aanleiding van veel gestelde vragen over dit onderwerp, heeft DNB nog een passage op haar website geplaatst. Ik beklemtoon dat door de verrekening de netto positie van de depositohouder niet verslechtert: zijn vordering op de bank (het deposito) gaat omlaag, al dan niet tot ā¬ 0, maar zijn hypotheekschuld gaat met hetzelfde bedrag omlaag. Wel is het zo dat de liquiditeitspositie van die rekeninghouders, in elk geval op korte termijn, erdoor geraakt wordt. Het stelsel van de wet is nu eenmaal zo dat er geen aanspraak op het depositogarantiestelsel is; er staat immers niets meer op de rekening. Dit neemt niet weg dat er diverse maatregelen zijn getroffen om de problemen waar deze mensen mee geconfronteerd zijn te redresseren. Allereerst is met enkele andere banken afgesproken dat DSB-klanten die geen andere bankrekening hadden bij hen terecht konden komen om via een versnelde procedure een nieuwe bankrekening te openen. Voorts bestaat er voor de schrijnende gevallen bijzondere bijstand. Mijn ambtgenoot van SZW heeft bekendgemaakt dat DSB-klanten in het uiterste geval noodhulp kunnen krijgen op basis van de Wet werk en bijstand. Dit is bedoeld voor mensen die in acute financiĆ«le problemen komen. Gemeenten beoordelen in individuele gevallen of er sprake is van een acute noodsituatie en in welk geval bijstandsverlening noodzakelijk is. Tot slot: de vragensteller wijst zelf ook al op de fiscale maatregelen die zijn genomen om de verlaging van de hypotheekrente-aftrek te redresseren. Ik ben van mening dat met deze maatregelen adequaat is gereageerd op de belangrijkste problemen waarop depositohouders stuiten. De staatssecretaris van FinanciĆ«n, J.C. de Jager Artikel 26 lid 3 Besluit bpmbd Wft: Bij het vaststellen van de waarde van een vastgestelde vordering houdt de Nederlandsche Bank rekening met mogelijke bevoegdheden om die vordering en andere vorderingen onderling op grond van de HYPERLINK "http://sduwebpro.rijksweb.nl/opmaat/show.do?type=wenr&key=361709&anchor =" wet of overeenkomst te verrekenen. Onderstaande alinea is gekopieerd van de website van DNB: HYPERLINK "http://www.dnb.nl/over-dnb/veelgestelde-vragen/vragen-over-banken/dnb14 8053.jsp" \t "_blank" Wordt mijn (hypotheek)schuld verrekend met mijn tegoed? Een minder bekend detail van het depositogarantiestelsel is, dat voordat de aanspraak op uitkering wordt vastgesteld, er verrekend wordt. Verrekening houdt in dat de schulden van een rekeninghouder aan de bank (zoals een hypotheek of een consumptief krediet) per datum van toepassing van de noodregeling of faillietverklaring worden verminderd met diens bij de bank uitstaande deposito's (o.a. spaargelden en rekening-couranttegoeden). Als er daarna een positief depositosaldo overblijft, kan de rekeninghouderĀ in aanmerking komen voor een uitkering volgensĀ het depositogarantiestelsel. In de uitvoering van het depositogarantiestelsel wordt ervan uitgegaan dat de rekeninghouder altijd gebruik maakt van zijn mogelijkheden tot verrekening, alsof er geen DGS was geweest.Ā Ik heb een spaarsaldo Ć©n een schuld. Wat dan? Spaarsaldoās en schulden worden in principe met elkaar verrekend. Twee voorbeelden van verrekening: saldo van 50.000 en schuld van 100.000. Dan is de netto schuld 50.000 saldo van 100.000 en schuld van 50.000. Dan is het netto batig saldo: 50.000 Degenen die na verrekening een netto batig saldo hebben, kunnen in aanmerking komen voor een vergoeding uit het garantiestelsel tot een maximum van 100.000 euro. Degenen die na verrekening een netto schuld hebben, komen in principe niet in aanmerking voor een vergoeding