[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

30429 Wijziging van de Kernenergiewet in verband met vereenvoudiging van het bevoegd gezag, invoering van een verplichting tot financiële zekerheidstelling en enkele andere wijzigingen

Wijziging van de Kernenergiewet in verband met vereenvoudiging van het bevoegd gezag, invoering van een verplichting tot financiële zekerheidstelling en enkele andere wijzigingen

Eindtekst

Nummer: 2010D05407, datum: 2009-10-13, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2007Z01019:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE  

Generaal zendt bijgaand door

haar aangenomen wetsvoorstel

aan de Eerste Kamer.

De Voorzitter,

13 oktober 2009



Wijziging van de Kernenergiewet in verband met vereenvoudiging van het
bevoegd gezag, invoering van een verplichting tot financiële
zekerheidstelling en enkele andere wijzigingen



	GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET



	Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

	Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

	Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is
vergunninghouders van kerncentrales te verplichten financiële zekerheid
te stellen voor de kosten die zijn verbonden aan de
buitengebruikstelling en ontmanteling van een kerncentrale en dat het in
verband daarmee noodzakelijk is de Kernenergiewet te wijzigen;

dat het daarnaast wenselijk is het aantal bij het bevoegd gezag
betrokken ministers als bedoeld in de artikelen 15 en 29 van de
Kernenergiewet te beperken en enkele andere wijzigingen in die wet aan
te brengen;

	Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg
der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij
goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

	De Kernenergiewet wordt als volgt gewijzigd:

A

	In de artikelen 13, derde lid, en 26, eerste lid, onder a, en tweede
lid, wordt “Onze Minister van Economische Zaken” vervangen door:
Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en
Milieubeheer.

B

	Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In de aanhef wordt na “vergunning” ingevoegd: van Onze Minister
van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

	2. In onderdeel b vervalt de zinsnede “, te ontmantelen” en wordt
voor de puntkomma ingevoegd: of een inrichting, waarin kernenergie kon
worden vrijgemaakt, splijtstoffen konden worden vervaardigd, bewerkt of
verwerkt, dan wel splijtstoffen werden opgeslagen, te ontmantelen;.

C

	Artikel 15a komt te luiden:

Artikel 15a

	1. Met ingang van 31 december 2033 vervalt de op grond van artikel 15,
onder b, verleende vergunning voor het in werking houden van de in 1973
in werking gebrachte kernenergiecentrale Borssele, voorzover het betreft
het vrijmaken van kernenergie.

	2. Een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 15, onder b,
voor het vrijmaken van kernenergie in de in het eerste lid genoemde
inrichting na het in het eerste lid genoemde tijdstip wordt,
onverminderd het overigens bij of krachtens deze wet bepaalde, buiten
behandeling gelaten.

D

	In de artikelen 15aa, 15d, tweede lid, 18a, eerste en tweede lid, 19,
eerste, tweede, derde en vierde lid, 20, tweede lid, en 20a, eerste lid,
wordt “Het bevoegd gezag” onderscheidenlijk “het bevoegd gezag”
vervangen door: Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening
en Milieubeheer.

E

	In artikel 15b wordt na het eerste lid, onder vernummering van het
tweede en derde lid tot derde en vierde lid, een lid ingevoegd,
luidende:

	2. Onverminderd het eerste lid kan een vergunning voor het oprichten
van een inrichting als bedoeld in artikel 15, onder b, worden geweigerd,
indien de in de aanvraag beschreven techniek voor het vrijmaken van
kernenergie, het vervaardigen, bewerken of verwerken van splijtstoffen
dan wel het opslaan van splijtstoffen in de inrichting naar het oordeel
van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en
Milieubeheer bij het in werking brengen van de inrichting zal zijn
verouderd.

F (vervallen)

G

	Na artikel 15e wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 15f

	1. De houder van een vergunning als bedoeld in artikel 15, onder b,
voor het in werking brengen, in werking houden, buiten gebruik stellen
of ontmantelen van een inrichting waarin kernenergie kan,
onderscheidenlijk kon worden vrijgemaakt, stelt op een door Onze
Ministers van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en
van Financiën goedgekeurde wijze financiële zekerheid ter dekking van
de kosten die voortvloeien uit het buiten gebruik stellen en de
ontmanteling van de inrichting.

	2. De financiële zekerheid wordt in stand gehouden tot het tijdstip
waarop Onze genoemde Ministers schriftelijk hebben verklaard dat de
ontmanteling is voltooid.

	3. De financiële zekerheid wordt gesteld in een of meer van de
volgende vormen:

	a. een borgtocht of een bankgarantie;

	b. het deelnemen aan een daartoe ingesteld fonds dat naar het oordeel
van Onze genoemde Ministers voldoende waarborg biedt dat de in het
eerste lid bedoelde kosten zijn gedekt;

	c. het treffen van enige andere voorziening die naar het oordeel van
Onze genoemde Ministers voldoende waarborg biedt dat de in het eerste
lid bedoelde kosten zijn gedekt.

	4. De aanvraag om goedkeuring vermeldt het bedrag en de termijn
waarvoor en het tijdstip en de wijze waarop de zekerheid wordt gesteld.
Tevens bevat de aanvraag een onderbouwing van de omvang van de te
stellen financiële zekerheid. Indien de aanvraag betrekking heeft op
een wijziging van bij een eerdere aanvraag verstrekte gegevens, wordt de
aanvraag uiterlijk vier weken voor de wijziging ingediend.

	5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden
gesteld met betrekking tot de aanvraag om goedkeuring.

	6. Aan de goedkeuring kunnen voorschriften worden verbonden. Daartoe
kan in ieder geval behoren een voorschrift dat de houder van de
vergunning het bedrag van de gestelde zekerheid aanpast, indien dat naar
het oordeel van Onze genoemde Ministers nodig is met het oog op
wijziging van bij het voorschrift aangegeven omstandigheden.

	7. Onze genoemde Ministers beslissen binnen zes maanden na de ontvangst
van een aanvraag om goedkeuring op die aanvraag.

	8. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen andere
inrichtingen als bedoeld in artikel 15, onder b, worden aangewezen,
waarop het eerste tot en met zevende lid van overeenkomstige toepassing
zijn.

H

	Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het tweede lid, onder d, wordt “Onze Ministers van
Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, van Economische
Zaken en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, alsmede van Onze
Ministers wie het mede aangaat,” vervangen door: Onze Minister van
Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

	2. In het derde lid, onder a, 3°, wordt “Onze Ministers van
Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, van Economische
Zaken en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid” vervangen door: Onze
Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

I

	In artikel 19, vierde lid, wordt “artikel 15b, derde lid” vervangen
door: artikel 15b, vierde lid.

I1

	Aan artikel 20a wordt een lid toegevoegd, luidende:

	3. Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en
Milieubeheer kan een vergunning voor het ontmantelen van een inrichting
als bedoeld in artikel 15, onder b, tevens intrekken wanneer de
ontmanteling van die inrichting is voltooid.

J

	In artikel 21 wordt na het tweede lid, onder vernummering van het derde
tot en met vijfde lid tot vierde tot en met zesde lid, een lid
ingevoegd, luidende:

	3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden
gesteld met betrekking tot de buitengebruikstelling en ontmanteling van
bij of krachtens die maatregel aangewezen categorieën van inrichtingen
als bedoeld in artikel 15, onder b. Bij of krachtens de maatregel kan
worden bepaald dat daarbij gestelde regels slechts gelden in daarbij
aangegeven categorieën van gevallen.

K

	In artikel 22, vierde lid, wordt “door Ons, op voordracht van Onze
Ministers van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
van Economische Zaken en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,”
vervangen door: door Onze Ministers van Volkshuisvesting, Ruimtelijke
Ordening en Milieubeheer en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

L

	Artikel 26, eerste lid, onder d, komt te luiden:

	d. een maatregel als in artikel 16, 17 of 21 bedoeld: door Onze
Ministers van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
van Economische Zaken en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

M

	In artikel 29, eerste lid, wordt na “vergunning” ingevoegd: van
Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en
Milieubeheer.

N

	Artikel 29a, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

	1. In de aanhef wordt “met betrekking tot de totstandkoming”
vervangen door: op de voorbereiding.

	2. In onderdeel b vervalt “, met dien verstande dat de in dat lid,
onder a, 3(, bedoelde bevoegdheden worden uitgeoefend door Onze
Ministers van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Volksgezondheid, Welzijn en
Sport”.

	3. In onderdeel c wordt “Onze Ministers van Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport” vervangen
door: Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en
Milieubeheer.

O

	Artikel 30 vervalt.

P

	In de artikelen 32, vijfde lid, onder c, en 35 vervalt “het vervoer
van radioactieve stoffen of”.

Q

	In artikel 33, vierde lid, wordt “door Ons, op voordracht van Onze
Ministers van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Volksgezondheid, Welzijn en
Sport,” vervangen door: door Onze Ministers van Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid.

R

	Artikel 69 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Onder vernummering van het tweede tot en met vijfde lid tot derde
tot en met zesde lid wordt het eerste lid vervangen door twee leden,
luidende:

	1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt bepaald welke
taken worden verricht door een deskundige en worden regels gesteld met
betrekking tot de vaardigheden en bekwaamheden, waaraan deskundigen
moeten voldoen.

	2. Bij de maatregel kan worden bepaald dat daarbij aangewezen taken
slechts mogen worden verricht door een persoon die met het oog op de
uitvoering van die taken is ingeschreven in een door Onze Ministers van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid, van Volkshuisvesting, Ruimtelijke
Ordening en Milieubeheer en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aan te
wijzen register.

	2. In het derde lid wordt “als bedoeld in het eerste lid” vervangen
door: als bedoeld in het tweede lid.

	3. In het zesde lid, wordt in onderdeel b “kan worden geweigerd of
doorgehaald” vervangen door “kan worden geweigerd, doorgehaald of
geschorst” en wordt in onderdeel f “eerste lid” vervangen door
“tweede lid”.

S

	In artikel 69a, eerste lid, wordt “Onze Ministers van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid en van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en
Milieubeheer“ vervangen door “Onze Ministers van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid, van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en
Milieubeheer en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport” en wordt
“artikel 69, tweede lid” vervangen door “artikel 69, derde lid”.

T

	In artikel 69b, tweede lid, wordt “artikel 69, tweede lid”
vervangen door: artikel 69, derde lid.

U

	In artikel 69c, eerste lid, wordt “Onze Ministers van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid en van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en
Milieubeheer” vervangen door: “Onze Ministers van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid, van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en
Milieubeheer en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport”.

V

	Artikel 70 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het tweede lid wordt “Onze Minister, die de vergunning heeft
verleend,” vervangen door: Onze Minister van Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

	2. In het derde lid wordt “Onze Ministers die de vergunning hebben
verleend” vervangen door: Onze Minister van Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

V1

	Na artikel 70 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 70a

	Op een overeenkomst, gesloten door de eigenaar van een inrichting als
bedoeld in artikel 15, onder b, waarin kernenergie kan worden
vrijgemaakt, met de Staat der Nederlanden, die verband houdt met die
inrichting, is artikel 252 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek van
overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de in dat artikel
bedoelde rechtsgevolgen mede zullen gelden voor verplichtingen van
eerstgenoemde partij om ten aanzien van die inrichting iets te doen.

W

	Artikel 76 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid wordt de zinsnede “Het ontwerp van een algemene
maatregel van bestuur krachtens artikel 21, 29, 32, 34, 37 of 38a”
vervangen door: Het ontwerp van een algemene maatregel van bestuur
krachtens artikel 14, 15c, 15f, 16, 17, 17a, 18a, 21, 29, 32, 34, 37,
38a, 67, 68, 73 of 75.

	2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

	4. Hetgeen ingevolge deze wet bij algemene maatregel van bestuur kan
worden geregeld, kan in afwijking daarvan bij ministeriële regeling
worden geregeld, indien de regels uitsluitend strekken ter uitvoering
van een voor Nederland verbindend verdrag of een voor Nederland
verbindend besluit van een volkenrechtelijke organisatie, tenzij voor
een juiste uitvoering wijziging van een algemene maatregel van bestuur
of de wet noodzakelijk is. Op de vaststelling van een ministeriële
regeling zijn de artikelen 26 en 35 van overeenkomstige toepassing.

X (vervallen)

ARTIKEL II

	In artikel 1a, onder 1°, van de Wet op de economische delicten wordt
in de zinsnede met betrekking tot de Kernenergiewet na “artikel 15,”
ingevoegd: 15f, eerste en zesde lid,.

ARTIKEL IIA 

	Artikel 1a, onder 1°, van de Wet op de economische delicten is voor
wat betreft de zinsnede met betrekking tot artikel 15f, eerste en zesde
lid, van de Kernenergiewet niet van toepassing op de houder van een
vergunning als bedoeld in artikel 15, onder b, van de Kernenergiewet
voor het buiten gebruik stellen van een inrichting waarin kernenergie
kon worden vrijgemaakt, indien de inrichting op het tijdstip van
inwerkingtreding van deze wet reeds buiten gebruik is gesteld.

ARTIKEL III

	1. Deze wet, met uitzondering van de artikelen I, onder G, en II,
treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat
voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan
worden vastgesteld.

	2. De artikelen I, onder G, en II treden in werking met ingang van de
eerste dag van het vijfde kalenderkwartaal na de datum van uitgifte van
het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst.

	

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en
dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

De Minister van Economische Zaken,

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

De Minister van Economische Zaken,

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

 PAGE    

 PAGE   1