[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

30696 Wijziging van de Wet op de lijkbezorging

Wijziging van de Wet op de lijkbezorging

Eindtekst

Nummer: 2010D05444, datum: 2008-09-30, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2007Z01025:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE  

Generaal zendt bijgaand door

haar aangenomen wetsvoorstel

aan de Eerste Kamer.

De Voorzitter,

30 september 2008



Wijziging van de Wet op de lijkbezorging



	GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET



	Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

	Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

	Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het gewenst is de Wet op de
lijkbezorging te wijzigen, onder meer naar aanleiding van een evaluatie
van de wet en van de wens te komen tot het terugdringen van de
administratieve lasten, alsmede om bij onverklaard overlijden van
minderjarigen nader onderzoek naar de doodsoorzaak mogelijk te maken;

	Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg
der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij
goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

	De Wet op de lijkbezorging wordt als volgt gewijzigd:

A

	1. In artikel 1, in het opschrift van paragraaf 2 van hoofdstuk II, in
de artikelen 11, 12, 13, tweede lid, 14, tweede lid, 16, 17, eerste lid,
en 29, derde lid, in het opschrift van hoofdstuk IV, in de artikelen 49,
58, eerste lid, 76, derde lid, en 80 onder 2°, wordt “verbranding”
telkens vervangen door: crematie.

	2. In de artikelen 12a, tweede lid, 18, tweede lid, 29, derde lid, 31,
derde lid, en in artikel 76, derde lid, wordt “verbrand” telkens
vervangen door: gecremeerd.

	3. In artikel 50 lid, eerste lid, wordt “verbrande” vervangen door:
gecremeerde.

	4. In artikel 80, onder 3°, wordt “verbranden” vervangen door:
cremeren

B

	Artikel 2 komt te luiden:

Artikel 2

	1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

	a. lijk: het lichaam van een overledene of doodgeborene;

	b. doodgeborene: de na een zwangerschapsduur van ten minste 24 weken
levenloos ter wereld gekomen menselijke vrucht.

	2. Deze wet is niet van toepassing op een menselijke vrucht die na een
zwangerschapsduur van minder dan 24 weken

	a. levenloos ter wereld is gekomen dan wel

	b. binnen 24 uur na de geboorte is overleden.

Ba

 	In artikel 3 wordt na “geschiedt” ingevoegd: , zo spoedig mogelijk
na het overlijden,. 

Bb

	Artikel 5 komt te luiden:

Artikel 5

	Uitsluitend artsen die als forensisch arts zijn ingeschreven in een
daartoe gehouden register, worden benoemd als gemeentelijke
lijkschouwer.

C

	In artikel 7, tweede lid, wordt “artikel 293, tweede” vervangen
door: artikel 293, tweede lid.

D

	Artikel 8 komt te luiden:

Artikel 8

	1. Op de kist of op een ander omhulsel van het lijk wordt een
registratienummer aangebracht, dat correspondeert met het nummer,
vermeld op een bijgevoegd document dat tevens de namen, de data van
geboorte en overlijden van de overledene dan wel de geslachtsnaam van de
doodgeborene bevat, nadat is vastgesteld dat het document betrekking
heeft op het lijk.

	2. Tot begraving of crematie wordt niet overgegaan dan nadat de houder
van de begraafplaats of van het crematorium de overeenkomst heeft
vastgesteld tussen het op de kist of het omhulsel vermelde
registratienummer en het nummer, vermeld op het document, bedoeld in het
eerste lid.

	3. Indien er reden is om aan te nemen dat de gegevens op het document
dan wel op de kist of het omhulsel niet juist zijn, vindt zo mogelijk de
identificatie van het lijk plaats door twee personen die de overledene
bij leven hebben gekend, in tegenwoordigheid van de houder van de
begraafplaats of het crematorium.

E

	Na artikel 10 wordt een artikel ingevoegd, luidende

Artikel 10a

	1. Indien de schouwing, bedoeld in artikel 7, eerste lid, een
minderjarige betreft en is verricht door de behandelende arts, geeft
deze een verklaring van overlijden slechts af na overleg met de
gemeentelijke lijkschouwer.

	2. De gemeentelijke lijkschouwer kan, na de minderjarige te hebben
geschouwd, in afwijking van artikel 10, eerste lid, zorg dragen voor een
nader onderzoek naar de doodsoorzaak. Een nader onderzoek vindt niet
plaats, indien de lijkschouwer vermoedt dat het overlijden het gevolg is
van een strafbaar feit.

	3. De behandelende arts en andere betrokken hulpverleners verstrekken
de gemeentelijke lijkschouwer die het nader onderzoek leidt, op diens
verzoek terstond de informatie dan wel inzage in of afschrift van
bescheiden over de overleden minderjarige, die hij noodzakelijk acht in
het kader van het nader onderzoek. De lijkschouwer gebruikt de
informatie uitsluitend met het doel de doodsoorzaak vast te stellen.

	4. Na het onderzoek geeft de lijkschouwer een verklaring van overlijden
af dan wel brengt hij door invulling van een formulier onverwijld
verslag uit aan de officier van justitie en waarschuwt hij onverwijld de
ambtenaar van de burgerlijke stand.

F

	1. In de artikelen 11 en 87, tweede lid, wordt “Onze Minister van
Binnenlandse Zaken” vervangen door: Onze Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties.

	2. In de artikelen 12a, derde lid, en 71, eerste lid, wordt “Onze
Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur” vervangen door: Onze
Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Fa

	Na artikel 11 wordt een artikel 11a ingevoegd, luidende:

Artikel 11a

	Onverminderd artikel 2, tweede lid, kan een menselijke vrucht als
bedoeld in dat artikel worden begraven of gecremeerd mits een verklaring
van de behandelende arts wordt overgelegd, waaruit blijkt dat het een
menselijke vrucht als bedoeld in dat artikel betreft.

Fb

	In artikel 16 wordt “vijfde dag na die van het overlijden”
vervangen door:  zesde werkdag na het overlijden

G

 	Aan artikel 21 worden vier leden toegevoegd, luidende:

 	3. Indien de identiteit van het lijk niet kan worden vastgesteld,
draagt de burgemeester er, uitsluitend ten behoeve van de identificatie
en opsporing van vermiste personen, zorg voor dat door of onder
verantwoordelijkheid van een arts daarvan lichaamsmateriaal wordt
afgenomen.

	4. Zo nodig kan tevens door of onder verantwoordelijkheid van een arts
onderzoek in het lichaam worden verricht of een gebitsstatus worden
opgemaakt of kunnen door een daartoe bevoegde ambtenaar van politie
afdrukken van lichaamsdelen worden afgenomen.

	5. Het derde en vierde lid zijn niet van toepassing indien het de
burgemeester bekend is dat daarin genoemde handelingen reeds in opdracht
van de officier van justitie hebben plaatsgevonden.

 	6. Een lijk als bedoeld in het derde lid wordt begraven.

H

	Artikel 23 wordt als volgt gewijzigd:

	a. Voor de tekst wordt de aanduiding “1.” geplaatst.

	b. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

	2. Begraving geschiedt in een algemeen graf, waarbij de houder van de
begraafplaats bepaalt wie daarin wordt begraven, dan wel in een
particulier graf, zijnde een graf waarop een uitsluitend recht is
gevestigd, waarbij de rechthebbende bepaalt wie daarin wordt begraven.

Ha

	Na artikel 27 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 27a 

	Ten minste zes maanden en ten hoogste twaalf maanden voor het
verstrijken van de termijn van uitgifte van een algemeen graf doet de
houder van de begraafplaats daarvan schriftelijk mededeling aan de
belanghebbende bij dat graf wiens adres hem bekend is.

I

	Artikel 28 wordt als volgt gewijzigd:

	a. In het eerste lid, tweede volzin, wordt “tenminste twintig
jaren” vervangen door: ten minste tien jaar.

	b. In het eerste lid komt de derde volzin te luiden: Het voor bepaalde
tijd verleende recht wordt op verzoek, mits gedaan binnen twee jaar voor
het verstrijken van de termijn, telkens verlengd, met dien verstande dat
de houder van de begraafplaats kan bepalen dat een periode van
verlenging niet korter is dan vijf jaar en niet langer is dan twintig
jaar.

	c. In het tweede lid vervallen de woorden: of redelijkerwijs bekend kan
zijn.

	d. Het derde, vierde, vijfde, zesde en zevende lid komen te luiden:

	3. Indien niet binnen drie maanden na verzending van de mededeling,
bedoeld in het tweede lid, om verlenging van het recht is verzocht,
maakt de houder van de begraafplaats de mededeling bekend bij het graf
en bij de ingang van de begraafplaats, tot het einde van de periode
waarvoor het recht was gevestigd.

	4. In geval van kennelijke verwaarlozing van het onderhoud van een
particulier graf, kan de houder van de begraafplaats, voor zover de
plicht tot onderhoud niet bij hem ligt, deze verwaarlozing vastleggen in
een schriftelijke verklaring, die hij toezendt aan de rechthebbende, die
binnen Ă©Ă©n jaar na ontvangst in het onderhoud voorziet.

	5. Indien de ontvangst van de verklaring, bedoeld in het vierde lid,
niet bevestigd wordt, maakt de houder van de begraafplaats de verklaring
bekend bij het graf en bij de ingang van de begraafplaats, gedurende een
periode van vijf jaar dan wel totdat in die periode in het onderhoud is
voorzien.

	6. Indien toepassing is gegeven aan het vierde of vijfde lid en niet
alsnog in het onderhoud van het graf is voorzien, vervalt het recht op
het graf op het moment dat de periode van Ă©Ă©n dan wel vijf jaar,
bedoeld in het vierde respectievelijk vijfde lid, is verstreken.

	7. Indien het recht op het graf nog geen twintig jaar is gevestigd op
het moment dat de periode, bedoeld in het vijfde lid is verstreken,
blijft de bekendmaking in stand totdat de periode van twintig jaar is
verstreken dan wel totdat in die periode in het onderhoud is voorzien.
Indien niet voordien in het onderhoud van het graf is voorzien, vervalt
het recht op het graf zodra de termijn van twintig jaar is verstreken.

J

	Artikel 29 wordt als volgt gewijzigd:

	a. De tekst van het eerste lid komt te luiden: 

	1.Een lijk wordt slechts opgegraven met vergunning van de burgemeester
van de gemeente waarin het is begraven, en, indien het een particulier
graf betreft, met toestemming van de rechthebbende op het graf.

	b. In het derde lid vervalt: met schriftelijk verlof van de officier
van justitie van de plaats van opgraving.

	c. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

	4. Crematie binnen een jaar na de begraving vindt slechts plaats met
schriftelijk verlof van de officier van justitie van de plaats van
opgraving.

K

	Artikel 31 wordt als volgt gewijzigd:

	a. Het tweede lid komt te luiden:

	2. Het ruimen geschiedt niet dan op last van de houder van de
begraafplaats en na verloop van tien jaar nadat in het graf laatstelijk
een lijk is geplaatst, en, indien het een particulier graf betreft, met
toestemming van de rechthebbende op het graf. 

	b. In het vierde lid komt de eerste volzin te luiden: Gedeputeerde
staten kunnen besluiten de in het tweede lid genoemde termijn te
verlengen.

	c. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

	5. Ten minste twee maanden voordat een graf van een onbekende wordt
geruimd, geeft de houder de burgemeester daarvan kennis. De burgemeester
is bevoegd, uitsluitend ten behoeve van de identificatie van de
onbekende en opsporing van vermiste personen, van de overblijfselen van
de onbekende door of onder verantwoordelijkheid van een arts
lichaamsmateriaal af te doen nemen of een gebitsstatus te doen opmaken.
Indien de burgemeester van die bevoegdheid gebruik maakt, wordt de
ruiming opgeschort, ten minste tot het moment dat de uitslag van de
poging tot identificatie bekend is, waarna een nabestaande in de
lijkbezorging voorziet dan wel de ruiming kan worden voltooid.

Ka

	Artikel 32 komt te luiden:

Artikel 32

	Wij kunnen omtrent de wijze van begraven, de inrichting van het graf, 
het ruimen van de graven, het verwijderen van grafmonumenten en de
teraardebestelling van de overblijfselen der lijken bij algemene
maatregel van bestuur regelen stellen.

Kb

	Na artikel 32 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 32a

	Gedurende de periode dat een graf niet geruimd mag worden, is artikel
20, eerste lid, aanhef en onder e en f, van Boek 5 van het Burgerlijk
Wetboek niet van toepassing op hetgeen op dat graf is geplaatst.  

L

	Artikel 34 vervalt.

M

	In artikel 40 vervalt het derde lid, onder vernummering van het vierde
lid tot derde lid.

Ma

	In artikel 45, tweede lid, wordt de zinsnede “een graf waarop een
uitsluitend recht berust en” vervangen door: een particulier graf.

N

	Artikel 46 wordt als volgt gewijzigd:

	a. In het derde lid wordt de zinsnede “voor zover het een graf
betreft waarop een uitsluitend recht berust” vervangen door “indien
het een particulier graf betreft” en vervalt: , de daartoe door Onze
Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
aangewezen ambtenaar gehoord,.

	b. In het vierde lid wordt de zinsnede “Een graf waarop een
uitsluitend recht berust” vervangen door: Een particulier graf.

Na

 	Artikel 47 komt te luiden:

Artikel 47

 	Een begraafplaats houdt op dit te zijn, indien de grond die bestemming
heeft verloren en zich daarin geen graf bevindt.

O

	Artikel 58, tweede lid, komt te luiden:

	2. De as wordt geborgen in Ă©Ă©n of meer asbussen. Een asbus wordt
gesloten en op de bus worden de naam en de voorletters van de
overledene, alsmede een registratienummer, vermeld.

P

	In artikel 59, tweede lid, onder c, wordt de zinsnede “een
nabestaande die de zorg voor de asbus op zich neemt” vervangen door:
de nabestaande door of namens wie de opdracht tot de crematie is
gegeven.

Pa

	In artikel 62, derde lid, wordt de zinsnede “een graf waarop een
uitsluitend recht berust” vervangen door: een particulier graf.

Q

	In artikel 63, eerste lid, wordt de zinsnede “een nabestaande die de
zorg voor de asbus op zich neemt” vervangen door: de nabestaande door
of namens wie de opdracht tot bijzetting is gegeven.

R

	Artikel 66, eerste lid, komt te luiden:

	1. Het ruimen van een asbus geschiedt door of in opdracht van de houder
van de plaats van bijzetting en vindt binnen tien jaar nadat de as in de
bus is geborgen niet plaats dan met toestemming van de rechthebbende op
de ruimte waar de asbus is bijgezet. 

S

	Artikel 66b wordt als volgt gewijzigd:

	a. Voor het eerste lid vervalt de aanduiding “1.”.

	b. Het tweede lid vervalt.

T

	In artikel 68, eerste lid, vervalt de derde volzin en komen de eerste
en tweede volzin te luiden: Ontleding geschiedt slechts met schriftelijk
verlof van de burgemeester. Het verlof wordt binnen drie dagen kosteloos
afgegeven en vermeldt de plaats van ontleding.

U

	 Aan artikel 71 worden drie leden toegevoegd, luidende:

	4. In afwijking van het eerste lid kan een lijk worden onderworpen aan
een conserverende bewerking die ten hoogste tien dagen effect heeft.

	5. Een bewerking als bedoeld in het vierde lid vindt eerst plaats nadat
is vastgesteld dat verwijdering van een of meer organen als bedoeld in
de Wet op de orgaandonatie niet zal plaatsvinden.

	6. Bij ministeriële regeling kunnen eisen worden gesteld aan de
opleiding en de vakbekwaamheid van degenen die de bewerking, bedoeld in
het vierde lid, uitvoeren alsmede aan de wijze van bewerking.

Ua

	In artikel 73 wordt “de betrokken hoofdinspecteur van de
volksgezondheid” vervangen door: de betrokken hoofdinspecteur van het
Staatstoezicht op de volksgezondheid.

V

	Na artikel 73 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 74

	1. Indien een gemeentelijke lijkschouwer in het kader van het nader
onderzoek, bedoeld in artikel 10a, tweede lid, sectie noodzakelijk acht,
kan hij bij gebreke van toestemming van een ouder van de minderjarige de
rechtbank verzoeken vervangende toestemming te verlenen.

	2. Bevoegd is de rechtbank van de plaats waar het ziekenhuis of andere
instelling waarin het nader onderzoek plaatsvindt, is gelegen.

	3. De rechtbank verleent de toestemming, tenzij het belang om de
doodsoorzaak van minderjarigen vast te stellen niet opweegt tegen de
gevolgen die inwilliging van het verzoek voor de ouder zou hebben.

W

	In artikel 75 wordt “de artikelen 72 en 73” vervangen door: de
artikelen 72, 73 en 74.

X

	In artikel 76, tweede lid, wordt ”conservering als bedoeld in artikel
71, eerste lid” vervangen door: conservering als bedoeld in artikel
71, eerste en vierde lid.

Y

	In artikel 81, onder 1°, wordt “7, eerste en tweede lid,, 8, tweede
lid, 10” vervangen door: 7, eerste en tweede lid, 8, eerste en tweede
lid, 10, 12a, eerste lid.

Z

	Na artikel 84 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 84a

	Indien ten aanzien van een graf waarop voor 1 januari 2009 een
uitsluitend recht is gevestigd, voor 1 januari 2024 een verklaring van
verwaarlozing als bedoeld in artikel 28, vierde lid, is opgesteld,
vervalt het recht, in afwijking van artikel 28, zesde lid,

	a. met ingang van 1 januari 2029, mits op dat tijdstip dertig jaar is
verstreken sinds de laatste begraving in dat graf dan wel

	b. op een later gelegen tijdstip waarop dertig jaar is verstreken sinds
de laatste begraving in dat graf.

AA

	De tekst van artikel 89 komt te luiden:

	De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de termijnen,
gesteld in de artikelen 20 en 68, eerste lid.

ARTIKEL II

 	

	Een gemeentelijke lijkschouwer die niet is ingeschreven in een register
als bedoeld in artikel 5 van de Wet op de lijkbezorging, kan tot drie
jaar na de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel Bb, als zodanig
benoemd blijven.   

ARTIKEL III

	Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan
verschillend kan worden vastgesteld.

	Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en
dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

De Minister van Justitie,

De Minister van Volksgezondheid,

 PAGE    

 PAGE   10