[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

31124 Aanpassing van bijzondere wetten aan de vierde tranche van de Algemene wet bestuursrecht (Aanpassingswet vierde tranche Awb)

Aanpassing van bijzondere wetten aan de vierde tranche van de Algemene wet bestuursrecht (Aanpassingswet vierde tranche Awb)

Eindtekst

Nummer: 2010D05819, datum: 2009-03-05, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2007Z01038:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE  

Generaal zendt bijgaand door

haar aangenomen wetsvoorstel

aan de Eerste Kamer.

De Voorzitter,

5 maart 2009



Aanpassing van bijzondere wetten aan de vierde tranche van de Algemene
wet bestuursrecht (Aanpassingswet vierde tranche Awb) PRIVATE  



	GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET



	Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

	Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

	Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het gewenst is de bijzondere
wetten aan te passen aan de vierde tranche van de Algemene wet
bestuursrecht;

	Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg
der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij
goedvinden en verstaan bij deze:

HOOFDSTUK 1. WIJZIGING VAN DE ALGEMENE WET BESTUURSRECHT

Artikel 1

	De bijlage bij de Algemene wet bestuursrecht wordt gewijzigd als volgt:

	1. Aan onderdeel B (Ministerie van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties) wordt toegevoegd:

	7. Besluit tijdelijk financieel toezicht BES.

	8. Besluit tijdelijk financieel toezicht Nederlandse Antillen, Curaçao
en Sint Maarten.

	2. In onderdeel B (Ministerie van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties) vervallen de subonderdelen 7 onderscheidenlijk 8 op
het tijdstip waarop het Besluit tijdelijk financieel toezicht BES
onderscheidenlijk het Besluit tijdelijk financieel toezicht Nederlandse
Antillen, Curaçao en Sint Maarten vervallen.

	3. Onderdeel C (Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening
en Milieubeheer) wordt gewijzigd als volgt:

	a. Subonderdeel 3 komt te luiden:

	3. De bepalingen, genoemd in artikel 20.2, eerste en tweede lid, van de
Wet milieubeheer.

	b. Het tweede subonderdeel 6 wordt vernummerd tot subonderdeel 7.

	4. In onderdeel E (Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit)
vervallen de subonderdelen 5 en 6.

Artikel 2

	Indien het bij koninklijke boodschap van 22 juli 2004 ingediende
voorstel van wet tot aanvulling van de Algemene wet bestuursrecht
(Vierde tranche Algemene wet bestuursrecht) tot wet is of wordt
verheven, wordt die wet als volgt gewijzigd:

 A

	In artikel I, onderdeel F, wordt aan artikel 5.0.1, derde lid, een
volzin toegevoegd, luidende:

	Artikel 51, tweede en derde lid, van het Wetboek van Strafrecht is van
overeenkomstige toepassing.

B

	Artikel I, onderdeel I, wordt als volgt gewijzigd:

	1 Artikel 5.4.1.5 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het eerste lid komt te luiden:

	1. Het bestuursorgaan legt geen bestuurlijke boete op indien tegen de
overtreder wegens dezelfde gedraging een strafvervolging is ingesteld en
het onderzoek ter terechtzitting is begonnen, dan wel een
strafbeschikking is uitgevaardigd.

	2. In het derde lid, onderdeel a, wordt “zowel van strafvervolging
als van toepassing van artikel 74 van het Wetboek van Strafrecht”
vervangen door: van strafvervolging.

	2 In artikel 5.4.1.6, tweede lid, wordt “twee” vervangen door:
drie.

	3 In artikel 5.4.1.8 vervalt de tweede volzin.

Ba

	In artikel I, onderdeel P, wordt “artikel 8:74, eerste lid”
vervangen door “artikel 8:74, eerste en tweede lid” en wordt vóór
“vervangen” ingevoegd: telkens.

C

	Artikel IV wordt als volgt gewijzigd:

	1. Voor de tekst wordt de aanduiding “1.” geplaatst.

	

	2. Toegevoegd wordt een tweede lid, luidende:

	2. Artikel 5.4.1.5, eerste lid, is van overeenkomstige toepassing
indien het recht tot strafvervolging is vervallen doordat is voldaan aan
de voorwaarden die krachtens een wettelijk voorschrift zijn gesteld ter
voorkoming van strafvervolging.

Artikel 3

Indien het bij geleidende brief van 14 december 2004 ingediende voorstel
van wet van de leden Wolfsen en Luchtenveld tot aanvulling van de
Algemene wet bestuursrecht met de mogelijkheid van een dwangsom bij niet
tijdig beslissen door een bestuursorgaan (Wet dwangsom bij niet tijdig
beslissen) (Kamerstukken I, 2005/06, 29 934, A) tot wet is of wordt
verheven en later in werking treedt dan deze wet, wordt bij
inwerkingtreding van die wet de Algemene wet bestuursrecht als volgt
gewijzigd:

a.	Het tweede lid, alsmede de aanduiding “1.” voor het eerste lid
van artikel 4:18 vervallen.

b.	In artikel 4:20 wordt “artikel 4:18, eerste lid,” vervangen door:
artikel 4:18.

HOOFDSTUK 2. MINISTERIE VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Artikel 1

	De Ambtenarenwet wordt als volgt gewijzigd:

A

	In het opschrift van titel II wordt na “Beslag,” ingevoegd:
terugvordering,.

B

	Na artikel 116 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 116a

	Door de Staat of de openbare lichamen onverschuldigd betaalde
bezoldiging kan worden teruggevorderd.

C

	Artikel 123 vervalt.

D

	Artikel 125, eerste lid, onder k, komt te luiden:

	k. disciplinaire straffen, met dien verstande dat een boete dan wel een
inhouding of korting op de bezoldiging per opgelegde disciplinaire straf
ten hoogste gelijk is aan het bedrag van het salaris van de ambtenaar
over anderhalve maand;.

Artikel 2

De Gemeentewet wordt als volgt gewijzigd:

A

	In artikel 125, eerste en vierde lid, wordt “toepassing van
bestuursdwang” telkens vervangen door: oplegging van een last onder
bestuursdwang.

B

	Artikel 125, tweede en derde lid, komen te luiden:

	2. De bevoegdheid tot oplegging van een last onder bestuursdwang wordt
uitgeoefend door het college, indien de last dient tot handhaving van
regels welke het gemeentebestuur uitvoert.

	3. De bevoegdheid tot oplegging van een last onder bestuursdwang wordt
uitgeoefend door de burgemeester, indien de last dient tot handhaving
van regels welke hij uitvoert.

C

	In artikel 135, eerste lid, wordt “bestuursdwang toepassen”
vervangen door: een last onder bestuursdwang opleggen.

D

	Artikel 154, vierde en vijfde lid, vervallen.

E

	Artikel 154b wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het vijfde en het achtste lid vervallen.

	2. Het zesde, het zevende en het negende lid worden vernummerd tot
vijfde, zesde en zevende lid.

3. 	In het vijfde lid (nieuw) wordt de zinsnede “de ondergeschikten,
bedoeld in het vijfde lid” vervangen door: de ondergeschikten, bedoeld
in artikel 154c, tweede lid.

F

	De artikelen 154c tot en met 154f komen te luiden:

Artikel 154c

	1. Zo mogelijk maakt het bestuursorgaan of de ondergeschikte, bedoeld
in het tweede lid, terstond na constatering van de overtreding daarvan
een rapport op en reikt een afschrift van dat rapport uit aan de
overtreder.

	2. Tot het opmaken van een rapport kan slechts worden gemachtigd een
ondergeschikte van het bestuursorgaan, die tevens buitengewoon
opsporingsambtenaar is. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur
kunnen nadere eisen gesteld worden aan de ondergeschikte.

	3. Onverminderd artikel 5.4.2.1, tweede lid, van de Algemene wet
bestuursrecht, vermeldt het rapport het bestuursorgaan dat de
bestuurlijke boete zal opleggen.

Artikel 154d

	Artikel 5.4.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van
toepassing op een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 154b, eerste
lid.

Artikel 154e

	De beschikking tot oplegging van de bestuurlijke boete wordt gezonden
naar het adres dat de overtreder heeft opgegeven. Indien de beschikking
onbestelbaar blijkt te zijn, wordt deze gezonden naar het in de
basisregistratie laatst vermelde adres, tenzij dit hetzelfde is als het
opgegeven adres. Indien de beschikking op het in de basisadministratie
persoonsgegevens vermelde adres onbestelbaar blijkt te zijn, wordt de
beschikking geacht aan de overtreder bekend te zijn.

Artikel 154f

	In afwijking van artikel 5.4.1.6, tweede lid, van de Algemene wet
bestuursrecht, vervalt de bevoegdheid tot het opleggen van een
bestuurlijke boete drie jaren nadat de overtreding heeft plaatsgevonden.

G

	De artikelen 154g tot en met 154j vervallen.

H

	In artikel 154k, eerste lid, wordt de zinsnede “een op grond van
artikel 154c opgelegde beschikking” vervangen door: een beschikking
tot oplegging van een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 154b,
eerste lid,.

I

	Aan het zesde lid van artikel 174a wordt een zin toegevoegd, luidende:
De burgemeester kan van de overtreder de ingevolge artikel 5:25 van de
Algemene wet bestuursrecht verschuldigde kosten invorderen bij
dwangbevel.

J

Artikel 249, tweede volzin, komt te luiden: Bij de invordering van
gemeentelijke belastingen die op andere wijze worden geheven, blijft
bovendien artikel 8, eerste lid, van die wet buiten toepassing.

Artikel 3

In artikel 9, vierde lid, van de Wet overige BZK-subsidies wordt “en
4:57 van de Algemene wet bestuursrecht” vervangen door: en 4:57,
vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 4

	De Provinciewet wordt als volgt gewijzigd:

A

	In artikel 122, eerste en vierde lid, wordt “toepassing van
bestuursdwang” telkens vervangen door: oplegging van een last onder
bestuursdwang.

B

	Artikel 122, tweede en derde lid, komen te luiden:

	2. De bevoegdheid tot oplegging van een last onder bestuursdwang wordt
uitgeoefend door gedeputeerde staten, indien de last dient tot
handhaving van regels welke het provinciebestuur uitvoert.

	3. De bevoegdheid tot oplegging van een last onder bestuursdwang wordt
uitgeoefend door de commissaris van de Koning, indien de last dient tot
handhaving van regels welke hij uitvoert.

C

	In artikel 132, eerste lid, wordt “bestuursdwang toepassen”
vervangen door: een last onder bestuursdwang opleggen.

D

	Artikel 232, tweede volzin, komt te luiden: Bij de invordering van
provinciale belastingen die op andere wijze worden geheven, blijft
bovendien artikel 8, eerste lid, van die wet buiten toepassing.

Artikel 4a

	Indien het bij koninklijke boodschap van 6 juni 2006 ingediende
voorstel van wet Wijziging van de Wet op de Raad van State in verband
met de herstructurering van de Raad van State (Kamerstukken II, 2005/06,
30 585, nrs. 1-2) tot wet wordt verheven en in werking treedt na het
tijdstip waarop deze wet in werking treedt, wordt de Wet op de Raad van
State als volgt gewijzigd:

A

	In artikel 40, derde en vijfde lid, wordt “de desbetreffende
rechtspersoon” telkens vervangen door: het bestuursorgaan.

B

	Artikel 41 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het derde lid, tweede volzin, en het vijfde lid, wordt “de
desbetreffende rechtspersoon” telkens vervangen door: het
bestuursorgaan.

	2. In het vierde lid, wordt “de door de voorzitter aangewezen
rechtspersoon” vervangen door: het door de voorzitter aangewezen
bestuursorgaan.

C

	In artikel 43, eerste en tweede lid, wordt “de door de Afdeling
aangewezen rechtspersoon” telkens vervangen door: het door de Afdeling
aangewezen bestuursorgaan.

Artikel 4b

	Indien het bij koninklijke boodschap van 6 juni 2006 ingediende
voorstel van wet Wijziging van de Wet op de Raad van State in verband
met de herstructurering van de Raad van State (Kamerstukken II, 2005/06,
30 585, nrs. 1-2) tot wet wordt verheven en in werking is getreden voor,
of in werking treedt gelijktijdig met het tijdstip waarop deze wet in
werking treedt, wordt de Wet op de Raad van State als volgt gewijzigd:

A

	In artikel 51, derde en vijfde lid, wordt “de desbetreffende
rechtspersoon” telkens vervangen door: het bestuursorgaan.

B

	Artikel 52 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het derde lid, tweede volzin, en het vijfde lid, wordt “de
desbetreffende rechtspersoon” telkens vervangen door: het
bestuursorgaan.

	2. In het vierde lid, wordt “de door de voorzitter aangewezen
rechtspersoon” vervangen door: het door de voorzitter aangewezen
bestuursorgaan.

C

	In artikel 54, eerste en tweede lid, wordt “de door de Afdeling
aangewezen rechtspersoon” telkens vervangen door: het door de Afdeling
aangewezen bestuursorgaan.

Artikel 5

In artikel 25c van de Wet rampen en zware ongevallen wordt “toepassing
van bestuursdwang” vervangen door: oplegging van een last onder
bestuursdwang.

HOOFDSTUK 3. MINISTERIE VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Artikel 1

	In artikel 5, derde lid, van de Kaderwet subsidies Ministerie van
Buitenlandse Zaken wordt “en 4:57 van de Algemene wet bestuursrecht”
vervangen door: en 4:57, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2

	De Sanctiewet 1977 wordt als volgt gewijzigd:

A

	Artikel 10c komt te luiden:

Artikel 10c

	Onze Minister van Financiën kan een last onder dwangsom opleggen ter
zake van overtreding van regels, gesteld krachtens artikel 10b.

B

	Artikel 10d komt te luiden:

Artikel 10d

	1. Onze Minister van Financiën kan een bestuurlijke boete opleggen ter
zake van overtreding van regels, gesteld krachtens artikel 10b.

	2. Ten aanzien van de ondernemingen en instellingen, bedoeld in artikel
10, tweede lid, onder a, b, d, f, g en h, is artikel 1:85 van de Wet op
het financieel toezicht van overeenkomstige toepassing.

	3. Ten aanzien van de instellingen, bedoeld in artikel 10, tweede lid,
onder c, zijn de artikelen 26 en 27 en de categorie-indeling in artikel
2 van de bijlage, bedoeld in artikel 22, van de Wet inzake de
geldtransactiekantoren van overeenkomstige toepassing.

	4. Ten aanzien van de instellingen, bedoeld in artikel 10, tweede lid,
onder e, zijn artikel 183 en 184 van de Pensioenwet en artikel 178 en
179 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, en de
categorie-indeling op grond van de algemene maatregel van bestuur,
bedoeld in artikel 179 van de Pensioenwet, en de algemene maatregel van
bestuur, bedoeld in artikel 174 van de Wet verplichte
beroepspensioenregeling van overeenkomstige toepassing.

C

	Artikel 10e wordt als volgt gewijzigd:

	

	1. In het eerste lid wordt “boete” telkens vervangen door:
bestuurlijke boete.

	

	2. Het tweede lid komt te luiden:

	2. Het bedrag van de bestuurlijke boete wordt bepaald door
vermenigvuldiging van het bedrag van € 5 445 met de factor die van
toepassing is op grond van de in artikel 10d, tweede, derde en vierde
lid, bedoelde categorie-indeling.

	3. Het derde lid vervalt.

HOOFDSTUK 4. MINISTERIE VAN DEFENSIE

Enig artikel

Artikel 52 van de Inkwartieringswet komt te luiden:

Artikel 52

	1. In afwijking van artikel 5.0.10, tweede lid, van de Algemene wet
bestuursrecht kan de burgemeester de kosten welke het gevolg zijn van
toepassing van bestuursdwang door een militaire autoriteit, op diens
schriftelijk verzoek bij dwangbevel invorderen.

	2. Bij toepassing van het eerste lid worden de ten laste van de
gemeente komende kosten van invordering door het Rijk aan de gemeente
vergoed.

HOOFDSTUK 5. MINISTERIE VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Artikel 1

	Het opschrift van paragraaf 2a van de Distributiewet komt te luiden:

§ 2a.Toezicht.

Artikel 2

	De Elektriciteitswet 1998 wordt als volgt gewijzigd:

A

	In artikel 13, achtste lid, wordt “toepassing van bestuursdwang”
vervangen door: oplegging van een last onder bestuursdwang.

B

	In artikel 22, derde lid, wordt “toepassing van bestuursdwang”
vervangen door: oplegging van een last onder bestuursdwang.

C

	Vervallen 

D

	Vervallen 

E

	Artikel 77g vervalt.

F

	Artikel 77h wordt als volgt gewijzigd:

	1. Onder vernummering van het vijfde lid tot het vierde lid, vervalt
het vierde lid.

	2. Na het vierde lid worden twee leden toegevoegd, luidende:

	5. Indien de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit vaststelt
dat een overtreding als bedoeld in het eerste lid is begaan, doet hij
daarvan een rapport opmaken.

	6. Afdeling 5.4.2 van de Algemene wet bestuursrecht is van
overeenkomstige toepassing.

G

	Artikel 77i, tweede lid, komt te luiden:

	2.  Indien op grond van artikel 5.0.1, derde lid, van de Algemene wet
bestuursrecht toepassing is gegeven aan artikel 51, tweede lid, onder
2°, van het Wetboek van Strafrecht, bedraagt voor de daar bedoelde
overtreder de bestuurlijke boete ten hoogste € 450 000.

H

	De artikelen 77j, 77k, 77l, 77m, 77n en 77p vervallen.

I

	In artikel 77o, eerste lid, wordt “Een beschikking als bedoeld in
artikel 77n” vervangen door: Een beschikking tot oplegging van een
last onder dwangsom of een bestuurlijke boete.

J

	Artikel 77q komt te luiden:

Artikel 77q

	Verzet schorst de tenuitvoerlegging van een dwangbevel dat strekt tot
invordering van de bestuurlijke boete.

K

	Artikel 85 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het derde lid komt te luiden:

	3. Onze Minister kan het verschuldigde bedrag invorderen bij
dwangbevel. Ten aanzien van de in het eerste lid bedoelde vergoedingen
is, voor zover al niet van toepassing, titel 4.4, met uitzondering van
de artikelen 4.4.1.1 en 4.4.1.11, van de Algemene wet bestuursrecht van
overeenkomstige toepassing.

	2. Het vierde lid vervalt.

L

	In artikel 95i wordt “toepassing van bestuursdwang” vervangen door:
oplegging van een last onder bestuursdwang.

Artikel 3

De Gaswet wordt als volgt gewijzigd:

A

	In de artikelen 5, achtste lid, 9, tweede lid, en 49 wordt
“toepassing van bestuursdwang” telkens vervangen door:  oplegging
van een last onder bestuursdwang.

Aa

	In artikel 18e, eerste lid, wordt “zoals opgenomen in de artikelen 59
tot en met 61 van de Mededingingswet” vervangen door: zoals opgenomen
in artikel 59 van de Mededingingswet.

B

	Artikel 57, derde lid, vervalt.

C

	Artikel 60a vervalt.

D

	Artikel 60ac wordt als volgt gewijzigd:

	1. Onder vernummering van het vijfde lid tot het vierde lid, vervalt
het vierde lid.

	2. Na het vierde lid worden twee leden toegevoegd, luidende:

	5. Indien de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit vaststelt
dat een overtreding als bedoeld in het eerste lid is begaan, doet hij
daarvan een rapport opmaken.

	6. Afdeling 5.4.2 van de Algemene wet bestuursrecht is van
overeenkomstige toepassing.

E

	Artikel 60ad, tweede lid, komt te luiden:

	2. Indien op grond van artikel 5.0.1, derde lid, van de Algemene wet
bestuursrecht toepassing is gegeven aan artikel 51, tweede lid, onder
2°, van het Wetboek van Strafrecht, bedraagt de bestuurlijke boete voor
de daar bedoelde overtreder ten hoogste € 450 000.

F

	De artikelen 60ae, 60af, 60ag, 60ah, 60ai en 60ak vervallen.

G

	In artikel 60aj, eerste lid, wordt “Een beschikking als bedoeld in
artikel 60ai” vervangen door: Een beschikking tot oplegging van een
last onder dwangsom of een bestuurlijke boete.

H

	Artikel 60al komt te luiden:

Artikel 60al

	Verzet schorst de tenuitvoerlegging van een dwangbevel dat strekt tot
invordering van de bestuurlijke boete.

I

	Artikel 64 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het derde lid komt te luiden:

	3. Onze Minister kan het verschuldigde bedrag invorderen bij
dwangbevel. Ten aanzien van de in het eerste lid bedoelde vergoedingen
is, voor zover al niet van toepassing, titel 4.4 met uitzondering van de
artikelen 4.4.1.1 en 4.4.1.11 van de Algemene wet bestuursrecht van
overeenkomstige toepassing.

	2. Het vierde lid vervalt.

J

	Artikel 65 vervalt.

Artikel 4

	In artikel 6a, vierde lid, van de Hamsterwet wordt “toepassing van
bestuursdwang” vervangen door: oplegging van een last onder
bestuursdwang.

Artikel 5

	In artikel 7, vierde lid, van de Kaderwet EZ-subsidies wordt “en 4:57
van de Algemene wet bestuursrecht” vervangen door: en 4:57, vierde
lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 6

De Mededingingswet wordt als volgt gewijzigd:

A

	Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

	1. De onderdelen j en l vervallen, onder verlettering van de onderdelen
k, m, n, o en p tot respectievelijk j, k, l, m en n.

	2. In onderdeel m (nieuw) wordt “onderdelen m en n” vervangen door:
onderdelen k en l.

Aa

	In artikel 49a, tweede en derde lid, wordt “boete” telkens
vervangen door: bestuurlijke boete.

Ab

	In artikel 54a wordt “in verband met de uitvoering van de artikelen
60, 61, 62, 78 en 79” vervangen door: in verband met het opleggen van
een bestuurlijke boete of een last onder dwangsom.

B

	Artikel 56 komt te luiden:

Artikel 56

	1. Ingeval van overtreding van artikel 6, eerste lid, of van artikel
24, eerste lid, kan de raad de overtreder:

	a. een bestuurlijke boete opleggen;

	b. een last onder dwangsom opleggen;

	c. een bindende aanwijzing tot naleving van deze wet opleggen.

	2. Ingeval van overtreding van een bindende aanwijzing als bedoeld in
het eerste lid, onder c, kan de raad de overtreder een bestuurlijke
boete of een last onder dwangsom opleggen.

C

	Artikel 57 wordt als volgt gewijzigd:

	

	1. Het eerste lid komt te luiden:

	1. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 450 000 of, indien
dat meer is, ten hoogste 10% van de omzet van de onderneming dan wel,
indien de overtreding door een ondernemersvereniging is begaan, van de
gezamenlijke omzet van de ondernemingen die van de vereniging deel
uitmaken, in het boekjaar voorafgaande aan de beschikking. Indien op
grond van artikel 5.0.1, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht
toepassing is gegeven aan artikel 51, tweede lid, onder 2°, van het
Wetboek van Strafrecht, bedraagt voor de daar bedoelde overtreder de
bestuurlijke boete ten hoogste € 450 000.

	2. Het tweede lid vervalt onder vernummering van het derde lid tot
tweede lid.

D

	Artikel 58 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het eerste lid komt te luiden:

	1. Aan een last onder dwangsom kunnen voorschriften worden verbonden
inzake het verstrekken van gegevens aan de raad.

	2. Het derde lid vervalt.

E

	De artikelen 59, 60 en 61 worden vervangen door:

Artikel 59

	1. Indien de raad na afloop van het onderzoek een redelijk vermoeden
heeft dat een overtreding als bedoeld in artikel 56 is begaan en dat
daarvoor een bestuurlijke boete of een last onder dwangsom dient te
worden opgelegd, doet hij een rapport als bedoeld in artikel 5.4.2.1,
eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht opmaken.

	2. Voor zover het rapport strekt ter voorbereiding van het opleggen van
een last onder dwangsom, is afdeling 5.4.2 van de Algemene wet
bestuursrecht van overeenkomstige toepassing.

	3. Van hetgeen mondeling naar voren is gebracht bij het geven van een
zienswijze ten aanzien van het rapport wordt een verslag gemaakt.

F

	In artikel 59a, eerste lid, wordt “boete” telkens vervangen door:
bestuurlijke boete.

G

	Artikel 62 komt te luiden:

Artikel 62

	In afwijking van artikel 5.4.2.4, eerste lid, van de Algemene wet
bestuursrecht, beslist de raad omtrent het opleggen van een bestuurlijke
boete of een last onder dwangsom binnen acht maanden na dagtekening van
het rapport.

H

	Artikel 63 komt te luiden: 

Artikel 63

	De werking van een beschikking als bedoeld in artikel 56 wordt, voor
zover daarbij een bestuurlijke boete wordt opgelegd, opgeschort totdat
de beroepstermijn is verstreken of, indien beroep is ingesteld, op het
beroep is beslist.

I

	Artikel 64 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het eerste en vijfde lid vervallen onder vernummering van het tweede
tot en met vierde lid tot eerste tot en met derde lid.

	2. In het eerste lid wordt “De in het eerste lid bedoelde
verjaringstermijn” vervangen door: De vervaltermijn, bedoeld in
artikel 5.4.1.6 van de Algemene wet bestuursrecht.

	3. In het tweede en derde lid wordt “verjaringstermijn” telkens
vervangen door: vervaltermijn.

	4. In het derde lid wordt “ingevolge het vijfde lid” vervangen
door: ingevolge artikel 5.4.1.6, derde lid, van de Algemene wet
bestuursrecht.

J

	In artikel 65, eerste lid, wordt “Een beschikking als bedoeld in
artikel 62, eerste lid,” vervangen door: Een beschikking waarbij een
bestuurlijke boete of een last onder dwangsom als bedoeld in artikel 56
wordt opgelegd.

K

	In artikel 66, tweede lid, wordt “belanghebbenden” vervangen door
“de overtreder” en wordt “hun zienswijze” vervangen door: zijn
zienswijze.

KA

	Het opschrift van paragraaf 5 van hoofdstuk 7 komt luiden:

§ 5. Invordering van de bestuurlijke boete

L

	Artikel 67 komt te luiden:

Artikel 67

	Een bestuurlijke boete wordt betaald binnen dertien weken nadat de
beschikking waarbij de bestuurlijke boete is opgelegd, bekend is
gemaakt.

M

	Artikel 68 komt te luiden:

Artikel 68

	Verzet schorst de tenuitvoerlegging van een dwangbevel dat strekt tot
invordering van de bestuurlijke boete.

N

	Artikel 68a wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste, tweede en vierde lid wordt “boete” telkens
vervangen door: bestuurlijke boete.

	2. In het eerste lid wordt “de in artikel 67, derde lid, bedoelde
termijn” vervangen door: de in artikel 4.4.4.1.1, eerste lid, van de
Algemene wet bestuursrecht bedoelde termijn.

O

	Artikel 69 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid wordt “boete” vervangen door: bestuurlijke
boete.

	

	2. Het tweede en vierde lid vervallen onder vernummering van het derde
tot tweede lid.

P

	In artikel 70 vervallen het tweede en derde lid, alsmede de aanduiding
“1.” voor het eerste lid.

Q

	Artikel 70a komt te luiden:

Artikel 70a

	De raad kan ingeval van overtreding van artikel 25b, eerste of tweede
lid, of van artikel 25e, eerste volzin, de overtreder:

	a. een bestuurlijke boete opleggen van ten hoogste € 450 000 of,
indien dat meer is, van ten hoogste 1% van de omzet van de onderneming
dan wel, indien de overtreding door een ondernemersvereniging is begaan,
van de gezamenlijke omzet van de ondernemingen die van de vereniging
deel uitmaken, in het boekjaar voorafgaande aan de beschikking;

	b. een last onder dwangsom opleggen.

R

	Artikel 70b wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het eerste lid komt te luiden:

	1. De raad kan degene, die een verzegeling als bedoeld in artikel 54,
eerste lid, verbreekt, opheft of beschadigt, of de door de verzegeling
bedoelde afsluiting op andere wijze verijdelt, een bestuurlijke boete
opleggen van ten hoogste € 450 000 of, indien dat meer is, van ten
hoogste 1 % van de omzet van de onderneming dan wel, indien de
overtreding door een ondernemersvereniging is begaan, van de
gezamenlijke omzet van de ondernemingen die van de vereniging deel
uitmaken, in het boekjaar voorafgaande aan de beschikking.

	2. Het tweede en vierde lid vervallen onder vernummering van het derde
tot tweede lid.

S

	Artikel 71 komt te luiden:

Artikel 71

	Indien op grond van artikel 40, tweede lid, of van artikel 46, tweede
lid, aan een ontheffing als in het desbetreffende artikel bedoeld
verbonden voorschriften niet worden nageleefd, kan de raad de overtreder
een bestuurlijke boete opleggen van ten hoogste € 450 000 of, indien
dat meer is, van ten hoogste 10% van de omzet van de onderneming dan
wel, indien de overtreding door een ondernemersvereniging is begaan, van
de gezamenlijke omzet van de ondernemingen die van de vereniging deel
uitmaken, in het boekjaar voorafgaande aan de beschikking.

T

	Artikel 72 komt te luiden:

Artikel 72

	De raad kan degene die, in strijd handelt met artikel 43, een
bestuurlijke boete opleggen van ten hoogste € 450 000 of, indien dat
meer is, van ten hoogste 1% van de omzet van de onderneming dan wel,
indien de overtreding door een ondernemersvereniging is begaan, van de
gezamenlijke omzet van de ondernemingen die van de vereniging deel
uitmaken, in het boekjaar voorafgaande aan de beschikking.

U

	Artikel 73 komt te luiden:

Artikel 73

	De raad kan degene die onjuiste of onvolledige gegevens verstrekt bij
een melding van een concentratie op grond van artikel 34 of bij een
aanvraag om een vergunning voor het tot stand brengen van een
concentratie als bedoeld in artikel 41, eerste lid, een bestuurlijke
boete opleggen van ten hoogste € 450 000 of, indien dat meer is, van
ten hoogste 1% van de omzet van de onderneming dan wel, indien de
overtreding door een ondernemersvereniging is begaan, van de
gezamenlijke omzet van de ondernemingen die van de vereniging deel
uitmaken, in het boekjaar voorafgaande aan de beschikking.

V

	Artikel 74 komt te luiden:

Artikel 74

	De raad kan ingeval van overtreding van:

	1Âș. artikel 34,

	2Âș. artikel 39, tweede lid, onder a of b,

	3Âș. artikel 40, derde lid, onder a of b,

	4Âș. artikel 41, eerste lid,

	5Âș. artikel 46, derde of vierde lid, de overtreder,

	a. een bestuurlijke boete opleggen van ten hoogste € 450 000 of,
indien dat meer is, van ten hoogste 10% van de omzet van de onderneming
dan wel, indien de overtreding door een ondernemersvereniging is begaan,
van de gezamenlijke omzet van de ondernemingen die van de vereniging
deel uitmaken, in het boekjaar voorafgaande aan de beschikking;

	b. een last onder dwangsom opleggen.

W

	Artikel 75 komt te luiden:

Artikel 75

	Indien op grond van artikel 37, vierde lid, opgelegde voorwaarden niet
worden nageleefd of op grond van artikel 41 aan een vergunning verbonden
voorschriften niet worden nageleefd, kan de raad de overtreder:

	a. een bestuurlijke boete opleggen van ten hoogste € 450 000 of,
indien dat meer is, van ten hoogste 10% van de omzet van de onderneming
dan wel, indien de overtreding door een ondernemersvereniging is begaan,
van de gezamenlijke omzet van de ondernemingen die van de vereniging
deel uitmaken, in het boekjaar voorafgaande aan de beschikking;

	b. een last onder dwangsom opleggen.

X

	Artikel 75a komt te luiden:

Artikel 75a

	Indien op grond van artikel 5.0.1, derde lid, van de Algemene wet
bestuursrecht bij overtredingen als bedoeld in de artikelen 69, 70a, 70b
en 71 tot en met 75 toepassing is gegeven aan artikel 51, tweede lid,
onder 2°, van het Wetboek van Strafrecht, bedraagt voor de daar
bedoelde overtreder de bestuurlijke boete ten hoogste € 450 000.

Y

	Artikel 76 komt te luiden:

Artikel 76

	Artikel 57, tweede lid, is van toepassing ten aanzien van het opleggen
van een bestuurlijke boete op grond van artikel 69, eerste lid, 70a,
70b, 71, 72, 73, 74, 75 of 75a.

Ya

	In artikel 76a wordt “de natuurlijke persoon of de rechtspersoon aan
wie de overtreding kan worden toegerekend” vervangen door: de
overtreder.

Z

	De artikelen 77, 78 en 79 worden vervangen door:

Artikel 77

	1. Indien een ambtenaar als bedoeld in artikel 52, eerste lid,
vaststelt dat een overtreding als bedoeld in artikel 69, eerste lid,
70a, eerste lid, 70b, eerste lid, 71, 72, 73, 74, eerste lid, 75, eerste
lid, of 76a, is begaan, maakt hij daarvan een rapport als bedoeld in
artikel 5.4.2.1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op.

	2. Voor zover het rapport strekt ter voorbereiding van het opleggen van
een last onder dwangsom, is afdeling 5.4.2 van de Algemene wet
bestuursrecht van overeenkomstige toepassing.

AA

	In artikel 77a, eerste lid, wordt “boete” telkens vervangen door:
bestuurlijke boete.

BB

	De artikelen 80 en 81 worden vervangen door: 

Artikel 80

	De artikelen 63, 67, 68 en 68a zijn van toepassing op de in dit
hoofdstuk bedoelde bestuurlijke boete.

CC

	Artikel 82 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het eerste, tweede en vijfde lid vervallen onder vernummering van
het derde en vierde lid tot eerste en tweede lid.

	2. In het eerste lid wordt “De verjaringstermijn” vervangen door:
De vervaltermijn, bedoeld in artikel 5.4.1.6 van de Algemene wet
bestuursrecht.

	3. In het tweede lid wordt “verjaringstermijn” vervangen door:
vervaltermijn.

DD

	Artikel 82a komt te luiden:

Artikel 82a

	De bevoegdheid tot het opleggen van een last onder dwangsom als bedoeld
in artikel 70a vervalt vijf jaren nadat de overtreding is begaan.

EE

	Artikel 83 wordt als volgt gewijzigd: 

	1. In het tweede lid wordt “de natuurlijke persoon of rechtspersoon,
aan wie de overtreding voorshands kan worden toegerekend” vervangen
door: de overtreder.

	2. Het derde lid komt te luiden:

	3. Afdeling 5.3.2 van de Algemene wet bestuursrecht is van
overeenkomstige toepassing op de voorlopige last onder dwangsom.

FF

	Artikel 84 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid wordt “de belanghebbenden” vervangen door: de
overtreder.

	2. In het tweede lid wordt “belanghebbenden” vervangen door: de
overtreder.

GG

	Artikel 85 komt te luiden:

Artikel 85

	De voorlopige last vervalt in ieder geval:

	a. indien niet binnen zes maanden nadat de beschikking is gegeven een
rapport als bedoeld in artikel 5.4.2.1 van de Algemene wet bestuursrecht
is opgemaakt, op het tijdstip waarop die zes maanden zijn verstreken;

	b. indien binnen de onder a bedoelde termijn het rapport is opgemaakt,
zodra een beschikking is gegeven waarbij een bestuurlijke boete of een
last onder dwangsom wordt opgelegd.

GGa

	In artikel 92, eerste lid, wordt “als bedoeld in artikel 62, eerste
lid,” vervangen door: omtrent het opleggen van een bestuurlijke boete
of een last onder dwangsom.

HH

	Artikel 93a wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het derde lid komt te luiden:

	3. Ten aanzien van de in het eerste lid bedoelde vergoedingen is, voor
zover al niet van toepassing, titel 4.4 met uitzondering van de
artikelen 4.4.1.1 en 4.4.1.11 van de Algemene wet bestuursrecht van
overeenkomstige toepassing.

	2. Het vierde lid komt te luiden:

	4. Het verschuldigde bedrag kan worden ingevorderd bij dwangbevel.
Artikel 68 is van overeenkomstige toepassing.

II

	Artikel 93b vervalt.

Artikel 7

Artikel 35 van de Metrologiewet wordt als volgt gewijzigd:

	

	1. In het eerste lid wordt “toepassing van bestuursdwang” vervangen
door: oplegging van een last onder bestuursdwang.

	2. Het tweede lid komt te luiden:

	2. De te betalen geldsom van een verbeurde dwangsom komt toe aan de
Staat.

Artikel 8

	De Mijnbouwwet wordt als volgt gewijzigd:

A

	In artikel 47, eerste lid, en artikel 48, eerste lid, wordt “ingeval
hij bestuursdwang toepast” telkens vervangen door: ingeval hij een
last onder bestuursdwang oplegt.

B

	Artikel 79 komt te luiden:

Artikel 79

	Onverminderd het bij of krachtens deze afdeling bepaalde geschieden de
heffing en invordering van de afdracht aan de provincie met
overeenkomstige toepassing van de artikelen 11, 12, 14, 17, eerste lid,
28, eerste, vijfde en zesde lid, en 29 van de Invorderingswet 1990 met
dien verstande dat gedeputeerde staten in de plaats treden van de
ontvanger.

C

	In artikel 80 wordt “artikel 30f, vijfde lid, van de Algemene wet
inzake rijksbelastingen” vervangen door: artikel 30f, zesde lid, van
de Algemene wet inzake rijksbelastingen.

D

	Artikel 100 komt te luiden:

Artikel 100

	Onverminderd het bij of krachtens deze afdeling bepaalde geschieden de
heffing en invordering van de afdracht aan de staat of een
vooruitbetaling op een afdracht met overeenkomstige toepassing van de
artikelen 11, 12, 14, 17, eerste lid, 25, eerste en tweede lid, 28,
eerste, tweede, vijfde en zesde lid, en 29 van de Invorderingswet 1990
met dien verstande dat Onze Minister in de plaats treedt van de
ontvanger.

E

	In artikel 101 wordt “artikel 30f, vijfde lid, van de Algemene wet
inzake rijksbelastingen” vervangen door: artikel 30f, zesde lid, van
de Algemene wet inzake rijksbelastingen.	

F

	In artikel 132 wordt “toepassing van bestuursdwang” vervangen door:
oplegging van een last onder bestuursdwang.

Artikel 9

	De Postwet wordt als volgt gewijzigd:

A

	In artikel 15a wordt “toepassing van bestuursdwang” telkens
vervangen door: oplegging van een last onder bestuursdwang.

B

	Artikel 15b wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid vervalt “bij beschikking” en wordt “een
miljoen gulden” vervangen door: € 450 000.

	2. In het tweede lid vervalt: bij beschikking.

	3. Het derde en vierde lid vervallen.

C

	De artikelen 15d, 15e, 15f, 15g, 15h, 15i, 15j, 15k, 15m en 15n
vervallen.

D

	In artikel 15l, eerste lid, wordt “Een beschikking als bedoeld in
artikel 15b” vervangen door: Een beschikking tot oplegging van een
bestuurlijke boete.

Artikel 10

	Artikel 11 van de Prijzennoodwet komt te luiden:

Artikel 11

	1. Hetgeen is verschuldigd ingevolge een krachtens artikel 9 opgelegde
heffing kan bij dwangbevel worden ingevorderd door Onze Minister.

	2. Verzet tegen de executie geschiedt door dagvaarding van de Staat
voor de rechtbank van het arrondissement binnen hetwelk zijn woonplaats
is gelegen.

Artikel 11

	De Telecommunicatiewet wordt als volgt gewijzigd:

A

	Het opschrift van paragraaf 15.2 komt te luiden:

§ 15.2 Bestuurlijke boete en last onder dwangsom.

B

	Artikel 15.2 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste en tweede lid wordt “tot toepassing van
bestuursdwang” vervangen door: tot oplegging van een last onder
bestuursdwang.

	2. Het derde lid komt te luiden:

	3. De raad van bestuur van de mededingingsautoriteit is bevoegd tot
oplegging van een last onder dwangsom ter zake van overtreding van
artikel 6a.20, derde lid. Artikel 58 van de Mededingingswet is van
overeenkomstige toepassing.

	3. In het vierde lid en vijfde lid wordt “is vereiste spoed als
bedoeld in artikel 5:24, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht
in elk geval aanwezig” vervangen door: is van een spoedeisend geval
als bedoeld in artikel 5:31, eerste lid, van de Algemene wet
bestuursrecht in elk geval sprake.

C

	Artikel 15.4 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het eerste lid komt te luiden:

	1. Onze Minister kan een bestuurlijke boete opleggen van ten hoogste
€ 450.000 ter zake van overtreding van de bij of krachtens de in
artikel 15.1, eerste lid, bedoelde regels, alsmede van artikel 5:20 van
de Algemene wet bestuursrecht.

	2. In het tweede en derde lid wordt “een boete” telkens vervangen
door “een bestuurlijke boete” en wordt “ingeval van” vervangen
door “ter zake van”.

	3. Het vierde lid komt te luiden:

	4. Het college kan een bestuurlijke boete opleggen van ten hoogste €
450.000 ter zake van overtreding van de bij of krachtens de in artikel
15.1, derde lid, bedoelde regels, niet zijnde regels bedoeld in het
tweede lid, alsmede van artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht.

	4. Het vijfde lid komt te luiden:

	5. Indien op grond van artikel 5.0.1, derde lid, van de Algemene wet
bestuursrecht toepassing is gegeven aan artikel 51, tweede lid, onder
2°, van het Wetboek van Strafrecht, bedraagt voor de daar bedoelde
overtreder de bestuurlijke boete, bedoeld in het tweede en derde lid,
ten hoogste € 450 000.

	5. Het zesde en zevende lid vervallen en het achtste lid wordt
vernummerd tot zesde lid.

D

	De artikelen 15.6, 15.8, 15.9, 15.10, 15.11, 15.13 en 15.16 vervallen.

E

	Artikel 15.12 komt te luiden:

Artikel 15.12

	De werking van een beschikking waarmee een bestuurlijke boete is
opgelegd, wordt opgeschort totdat de beroepstermijn is verstreken of,
indien beroep is ingesteld, op het beroep is beslist.

F

	Artikel 15.14 komt te luiden:

Artikel 15.14

	Verzet schorst de tenuitvoerlegging van een dwangbevel dat strekt tot
invordering van de bestuurlijke boete.

G

	Artikel 15.15 komt te luiden:

Artikel 15.15

	De te betalen geldsom van de opgelegde bestuurlijke boete, de verbeurde
dwangsommen en de wettelijke rente komen toe aan de Staat.

Artikel 12

	In de artikelen 10, eerste lid, 22, tweede lid, en 27, eerste lid, van
de Vorderingswet wordt “toepassing van bestuursdwang” telkens
vervangen door: oplegging van een last onder bestuursdwang.

Artikel 13

	In artikel 4 van de Wet aardgasprijzen wordt “toepassing van
bestuursdwang” vervangen door: oplegging van een last onder
bestuursdwang.

Artikel 14

	In artikel 8, eerste lid, van de Wet beschikbaarheid goederen wordt
“toepassing van bestuursdwang” vervangen door: oplegging van een
last onder bestuursdwang.

Artikel 15

	In artikel 7, derde lid, van de Wet goedkeuring en uitvoering
Markham-overeenkomst wordt “toepassing van bestuursdwang” vervangen
door: oplegging van een last onder bestuursdwang.

Artikel 16

	Artikel 10. 4 van de Wet handhaving consumentenbescherming wordt als
volgt gewijzigd:

	1. In onderdeel c wordt “de artikelen 5.4.2.1 tot en met 5.4.2.4 van
de Algemene wet bestuursrecht” vervangen door: de artikelen 5:48 tot
en met 5:51 van de Algemene wet bestuursrecht.

	2. In onderdeel e wordt “de artikelen 1:81 en 1: 87” vervangen
door: artikel 1:81.

Artikel 17

[Vervallen]

Artikel 18

	De Wet op het Centraal bureau voor de statistiek wordt als volgt
gewijzigd:

A

	Artikel 43 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het derde lid vervalt.

	2. Het vierde lid wordt vernummerd tot derde lid en in dat lid wordt
“boete” vervangen door: bestuurlijke boete.

B

	De artikelen 44, 45, 46, 47, 49, 50 en 52, derde lid, vervallen.

C

	In artikel 48 wordt “boete” vervangen door: bestuurlijke boete.

Artikel 19 

	De wet van 23 november 2006 tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998
en van de Gaswet in verband met nadere regels omtrent een onafhankelijk
netbeheer (Stb. 614) wordt gewijzigd als volgt:

A

	Artikel VIA, vijfde lid, tweede volzin, komt te luiden: De artikelen
77h, tweede tot en met zesde lid, en 77o van de Elektriciteitswet 1998
zijn van toepassing.

B

	Artikel VII, derde lid, tweede volzin, komt te luiden: De artikelen
77h, tweede tot en met zesde lid, en 77o van de Elektriciteitswet 1998
onderscheidenlijk de artikelen 60ac, tweede tot en met zesde lid, en
60aj van de Gaswet zijn van toepassing.

C

	Artikel IX, zesde lid, tweede volzin, komt te luiden: De artikelen
60ac, tweede tot en met zesde lid, en 60aj van de Gaswet zijn van
toepassing.

HOOFDSTUK 6. MINISTERIE VAN FINANCIËN

Artikel 1

	De Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen wordt als volgt
gewijzigd:

A

	Artikel 2, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

	1. Onderdeel c vervalt.

	2. De onderdelen d tot en met p worden verletterd tot onderdeel c tot
en met o.

B

	Artikel 12 komt te luiden:

Artikel 12

	Voor de toepassing van dit hoofdstuk blijven titel 4.2 en artikel
4.4.5.1 van de Algemene wet bestuursrecht buiten toepassing en zijn
artikel 3:40, titel 4.1 en de hoofdstukken 6 en 7 van die wet niet van
toepassing op de verrekeningsbeschikking, bedoeld in artikel 30.

C

	In artikel 25, eerste en tweede lid, vervalt “, bestemd voor girale
betaling”.

D

	Artikel 28 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het opschrift komt te luiden: Betalingstermijn bij terugvordering.

	2. In het eerste en tweede lid wordt “twee maanden” telkens
vervangen door: zes weken.

E

	Artikel 30 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid wordt “kan een door de belanghebbende
verschuldigd bedrag aan terugvordering verrekenen” vervangen door: is
bevoegd tot verrekening van een door de belanghebbende verschuldigd
bedrag aan terugvordering.

	2. In het tweede lid wordt “een door de belanghebbende verschuldigd
bedrag aan terugvordering te verrekenen” vervangen door: tot
verrekening van een door de belanghebbende verschuldigd bedrag aan
terugvordering.

F

	Artikel 31 komt te luiden:

Artikel 31

	Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met betrekking tot het
verlenen van uitstel van betaling.

G

	Artikel 32 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid, eerste volzin, wordt “tien dagen” vervangen
door “twee weken” en vervalt de zinsnede “, onder kennisgeving dat
hij anders door middelen bij de wet bepaald tot betaling zal worden
gedwongen”. Voorts vervalt in het eerste lid de tweede volzin.

	2. Het tweede lid komt te luiden:

	2. De invordering van het bedrag van de terugvordering kan geschieden
bij een door de Belastingdienst/Toeslagen uit te vaardigen dwangbevel.
In afwijking van artikel 4.4.4.2.6, eerste lid, van de Algemene wet
bestuursrecht kunnen bij het dwangbevel tevens de kosten van de
aanmaning, de kosten van het dwangbevel en de verschuldigde renten
worden ingevorderd.

	3. Het vierde lid komt te luiden:

	4. Artikel 14 van de Invorderingswet 1990 is van overeenkomstige
toepassing.

4.	Het zevende lid komt te luiden:

7. 	Artikel 27, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 is van
overeenkomstige toepassing.

H

	Artikel 33 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid wordt “kosten van dwanginvordering” vervangen
door “kosten van aanmaning en de kosten van invordering bij
dwangbevel” en wordt “opgelegde boete” vervangen door: opgelegde
bestuurlijke boete.

	2. In het tweede lid wordt “twee maanden” vervangen door “zes
weken” en wordt “artikelen 28, derde lid, 30, 31 en 32” vervangen
door: artikelen 28, vierde lid, 30, 31 en 32.

	3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

	3. Op de beschikking, bedoeld in het tweede lid, zijn de artikelen
4.4.2.1 tot en met 4.4.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht niet van
toepassing.

I

	Artikel 34 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het eerste lid vervalt.

	2. Het tweede tot en met vierde lid worden vernummerd tot eerste tot en
met derde lid.

	3. In het derde lid (nieuw) wordt “De toerekening van betaling
geschiedt” vervangen door: In afwijking van artikel 4.4.1.8, eerste
lid, van de Algemene wet bestuursrecht geschiedt de toerekening van de
betalingen.

J

	Artikel 40 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het opschrift wordt “Boete” vervangen door: Bestuurlijke
boete.

	2. Het derde lid komt te luiden:

	3. Bij het opleggen van een bestuurlijke boete is artikel 67g, tweede
lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen van overeenkomstige
toepassing.

	3. Onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot vijfde en zesde
lid wordt na het derde lid een lid ingevoegd, luidende:

	4. Bij het opleggen van de in het eerste lid bedoelde bestuurlijke
boete vindt artikel 5.4.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht geen
toepassing.

	4. Het vijfde lid (nieuw) komt te luiden:

	5. In afwijking in zoverre van artikel 5.4.1.6 van de Algemene wet
bestuursrecht vervalt de bevoegdheid tot het opleggen van een
bestuurlijke boete als bedoeld in het eerste lid, vijf jaren na de dag
waarop de in artikel 18, derde lid, gestelde termijn is verstreken en
een bestuurlijke boete als bedoeld in het tweede lid, vijf jaren na het
einde van het berekeningsjaar waarop de te hoog toegekende
tegemoetkoming betrekking heeft.

K

	Artikel 41 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het opschrift wordt “Boete” vervangen door: Bestuurlijke
boete.

	2. Het derde lid komt te luiden:

	3. Bij het opleggen van een bestuurlijke boete zijn de artikelen 67g,
tweede lid, en 67p van de Algemene wet inzake rijksbelastingen van
overeenkomstige toepassing.

	3. Onder vernummering van het vierde lid tot vijfde lid wordt na het
derde lid een lid ingevoegd, luidende:

	4. Bij het opleggen van de in het eerste lid bedoelde bestuurlijke
boete vindt artikel 5.4.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht geen
toepassing.

	4. Het vijfde lid (nieuw) komt te luiden:

	5. In afwijking in zoverre van artikel 5.4.1.6 van de Algemene wet
bestuursrecht vervalt de bevoegdheid tot het opleggen van een
bestuurlijke boete vijf jaren na de dag waarop de in artikel 38, derde
lid, gestelde termijn is verstreken.

L

	In artikel 42 wordt “boete” vervangen door: bestuurlijke boete

Artikel 2

	De Algemene wet inzake rijksbelastingen wordt als volgt gewijzigd:

aA

	In artikel 1, vierde lid, wordt “de afdelingen 5.2 en 10.2.1 van de
Algemene wet bestuursrecht” vervangen door: titel 5.2 en afdeling
10.2.1 van de Algemene wet bestuursrecht.

A

	Artikel 5, derde lid, vervalt.

B

	In de artikelen 27c, 29c, derde lid, 67a, eerste lid, 67b, eerste en
tweede lid, 67c, eerste lid, 67d, eerste lid, 67e, eerste en derde lid,
en 67f, eerste lid, wordt “een boete” telkens vervangen door: een
bestuurlijke boete. 

Ba

	In artikel 66 wordt “boete” vervangen door: bestuurlijke boete.

C

	Na artikel 67f wordt ingevoegd:

Artikel 67fa

	Bij toepassing van artikel 5.0.1, tweede lid, van de Algemene wet
bestuursrecht vervalt de voorwaarde van gelijktijdigheid, bedoeld in de
artikelen 67a, eerste lid, 67c, tweede lid, 67d, eerste lid, 67e, eerste
lid en 67f, derde lid, voor zover nodig.

D

	Hoofdstuk VIIIA wordt als volgt gewijzigd:

	Het opschrift van afdeling 1 komt te luiden: Afdeling 1 Overtredingen. 

In het opschrift van afdeling 2 wordt “Voorschriften” vervangen
door: Aanvullende voorschriften. 

E

	Artikel 67g wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid wordt “boete” vervangen door: bestuurlijke
boete.

	2. Het tweede lid komt te luiden:

	2. In afwijking van artikel 5.0.9 van de Algemene wet bestuursrecht
stelt de inspecteur de belastingplichtige of de inhoudingsplichtige,
uiterlijk bij de in het eerste lid bedoelde beschikking, in kennis van
de in dat artikel bedoelde gegevens.

	3. Het derde en vierde lid vervallen.

F

	In artikel 67h wordt “een boete” vervangen door: een bestuurlijke
boete.

G

	De artikelen 67i tot en met 67m en 67o vervallen.

H

	Na artikel 67p worden twee nieuwe artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 67pa

	1. Met betrekking tot het opleggen van een verzuimboete vindt artikel
5.4.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht geen toepassing.

	2. In afwijking in zoverre van artikel 5.4.1.6 van de Algemene wet
bestuursrecht vervalt de bevoegdheid om een in een belastingwet
geregelde verzuim- of vergrijpboete op te leggen niet na twee,
onderscheidenlijk vijf jaren nadat de overtreding heeft plaatsgevonden.

Artikel 67pb

	In afwijking van artikel 10:3, vierde lid, van de Algemene wet
bestuursrecht kan degene die de overtreding constateert ook worden
belast met het opleggen van een bestuurlijke boete.

I

	Artikel 69a vervalt.

Artikel 3

	De Invorderingswet 1990 wordt als volgt gewijzigd:

A

	In artikel 1, tweede lid, wordt “hoofdstuk 4, afdeling 5.2”
vervangen door: titels 4.1 tot en met 4.3, artikel 4.4.5.1, titel 5.2.

B

	Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het tweede lid vervalt.

	2. Het derde en vierde lid worden vernummerd tot tweede en derde lid.

C

	Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het eerste lid komt te luiden:

	1. In afwijking van artikel 4.4.1.8, eerste lid, van de Algemene wet
bestuursrecht geschiedt de toerekening van de betalingen
achtereenvolgens aan:

	a. de kosten;

	b. de betalingskorting;

	c. de rente;

	d. de belastingaanslag.

	2. Het derde lid vervalt.

D

	Artikel 7a, eerste lid, komt te luiden:

	1. Ingeval de belastingschuldige geen bankrekening heeft bestemd voor
betaling van rijksbelastingen dan wel andere belastingen of heffingen
voor zover de invordering daarvan is opgedragen aan de ontvanger betaalt
de ontvanger op een bankrekening die op naam staat van de
belastingschuldige.

E

	Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid wordt “twee maanden” vervangen door: zes
weken.

	2. Het vijfde lid, derde volzin, komt te luiden: Indien de toepassing
van de eerste volzin niet leidt tot meer dan Ă©Ă©n termijn, vindt het
eerste lid toepassing.

F

	In artikel 11 wordt “tien dagen” vervangen door “twee weken” en
vervalt de zinsnede “, onder kennisgeving dat hij anders door middelen
bij de wet bepaald tot betaling zal worden gedwongen”. Voorts vervalt
de tweede volzin.

G

	Artikel 12 komt te luiden:

Artikel 12

	1. De invordering van de belastingaanslag kan geschieden bij een door
de ontvanger uit te vaardigen dwangbevel.

	2. In afwijking van artikel 4.4.4.2.6, eerste lid, van de Algemene wet
bestuursrecht kunnen bij het dwangbevel tevens de kosten van de
aanmaning, de kosten van het dwangbevel en de rente worden ingevorderd.

H

	Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het eerste lid komt te luiden:

	1. In afwijking van artikel 4.4.4.2.10 van de Algemene wet
bestuursrecht geschiedt de betekening van het dwangbevel overeenkomstig
de regels van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering met betrekking
tot de betekening van exploten. Het dwangbevel vermeldt dat de
belastingschuldige tegen de tenuitvoerlegging van een dwangbevel in
verzet kan komen.

	2. In het derde lid wordt “De betekening van het dwangbevel met bevel
tot betaling kan ook geschieden” vervangen door: In afwijking van
artikel 4.4.4.2.10 kan de betekening van het dwangbevel met bevel tot
betaling ook geschieden.

I

	Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het eerste lid vervalt.

	2. Het tweede en derde lid worden vernummerd tot eerste en tweede lid.

	3. De eerste volzin van het eerste lid (nieuw) komt te luiden:

	1. In afwijking van artikel 4.4.4.2.3 van de Algemene wet bestuursrecht
geschiedt de tenuitvoerlegging van een dwangbevel, dat op de voet van
artikel 13, derde lid, is betekend, niet dan na betekening van een
hernieuwd bevel tot betaling.

	4. In het tweede lid (nieuw) wordt “Het tweede lid” vervangen door:
Het eerste lid.

J

	In artikel 15, eerste lid, onderdeel d, wordt “artikel 14, tweede
lid” vervangen door: artikel 14, eerste lid.

K

	Artikel 16 vervalt.

L

	Artikel 24 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het eerste lid vervalt.

	2. Het tweede tot en met negende lid worden vernummerd tot eerste tot
en met achtste lid.

	3. In de eerste volzin van het eerste lid (nieuw) wordt “ter zake van
de in het eerste lid bedoelde rijksbelastingen en andere belastingen en
heffingen” vervangen door: ter zake van rijksbelastingen en andere
belastingen en heffingen voor zover de invordering daarvan aan de
ontvanger is opgedragen.

	4. In het eerste lid (nieuw) wordt na de eerste volzin een volzin
ingevoegd: De artikelen 53 tot en met 55, 234, 235 en 307 van de
Faillissementswet zijn van overeenkomstige toepassing.

	5. In het eerste lid (nieuw) vervalt in de vierde volzin (nieuw) de
zinsnede “voor zoveel nodig in afwijking van hetgeen voortvloeit uit
het eerste lid”.

	6. In het eerste lid (nieuw) komt de zesde volzin (nieuw) te luiden: In
afwijking van artikel 4.4.1.9, derde lid, van de Algemene wet
bestuursrecht geldt als tijdstip van verrekening de dagtekening van het
aanslagbiljet waaruit van het te betalen bedrag blijkt.

	7. In het derde lid (nieuw) wordt in de derde volzin “het tweede en
derde lid” vervangen door: het eerste en tweede lid.

	8. In het vijfde lid (nieuw) wordt “het vijfde lid” vervangen door:
het vierde lid.

	9. In het zesde lid (nieuw) wordt “het vijfde lid” vervangen door:
het vierde lid.

	10. Na het achtste lid (nieuw) wordt een lid toegevoegd, luidende:

	9. In afwijking van artikel 4.4.1.9, vierde lid, van de Algemene wet
bestuursrecht is verrekening ook mogelijk van een voorlopige aanslag tot
een negatief bedrag als bedoeld in artikel 13, tweede lid, van de
Algemene wet inzake rijksbelastingen.

M

	Artikel 27 komt te luiden:

Artikel 27

1.	De ontvanger kan de verjaring van een rechtsvordering tot betaling
stuiten door een schriftelijke mededeling waarin hij zich ondubbelzinnig
zijn recht op betaling voorhoudt.

	2.	Indien een belastingschuldige is opgehouden te bestaan en voor zover
voor zijn belastingschuld een aansprakelijkstelling als bedoeld in
artikel 49, eerste lid, heeft plaatsgevonden, treedt de aansprakelijk
gestelde voor die belastingschuld in de plaats van de
belastingschuldige, voor zover het betreft de stuiting van de verjaring
of de verlenging van de verjaringstermijn van de rechtsvordering tot
betaling.

N

	Artikel 49 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid vervalt de tweede volzin.

	2. Het tweede tot en met zesde lid worden vernummerd tot derde tot en
met zevende lid.

	3. Na het eerste lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

	2. Op de in het eerste lid bedoelde beschikking is afdeling 4.4.2 van
de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.

O

	In artikel 52, eerste lid, wordt “twee maanden” vervangen door: zes
weken.

P

	In artikel 53, eerste lid, wordt “artikel 24, derde lid” vervangen
door: artikel 24, tweede lid.

Artikel 4

	In artikel 1 van de Kostenwet invordering rijksbelastingen wordt “Ter
zake van het verrichten van werkzaamheden voor de invordering van
bedragen door de zorg van een inzake rijksbelastingen bevoegde ontvanger
en door een belastingdeurwaarder op grond van de bepalingen van de
Invorderingswet 1990 of enige andere wettelijke bepaling worden”
vervangen door: In afwijking van de afdelingen 4.4.4 en 4.4.5 van de
Algemene wet bestuursrecht worden ter zake van het verrichten van
werkzaamheden voor de invordering van bedragen door de zorg van een
inzake rijksbelastingen bevoegde ontvanger en door een
belastingdeurwaarder op grond van de bepalingen van de Invorderingswet
1990 of enige andere wettelijke bepaling.

Artikel 5

	Artikel 13 van de Wet belasting zware motorrijtuigen wordt als volgt
gewijzigd:

	1. In het eerste lid wordt “boete” vervangen door: bestuurlijke
boete.

	2. In het derde lid wordt “vervalt de bevoegdheid” vervangen door:
vervalt, in afwijking van artikel 5.4.1.6, tweede lid, van de Algemene
wet bestuursrecht, de bevoegdheid.

Artikel 6

	De Wet financiële betrekkingen buitenland 1994 wordt als volgt
gewijzigd:

A

	Artikel 9a wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het tweede lid vervalt.

	2. Het derde lid wordt vernummerd tot tweede lid.

B

	Artikel 9b wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het tweede lid vervalt.

	2. Het derde lid wordt vernummerd tot tweede lid.

C

	Artikel 9c wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste en tweede lid wordt “boete” telkens vervangen
door: bestuurlijke boete.

	2. Het vierde lid vervalt.

D

	De artikelen 9d, 9e en 9f vervallen.

E

	De artikelen 9h, 9i en 9j vervallen.

Artikel 7

	De Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme wordt
als volgt gewijzigd:

A

	De artikelen 28a tot en met 28g vervallen.

B

	Indien het bij koninklijke boodschap van 10 oktober 2007 ingediende
voorstel van wet houdende samenvoeging van de Wet identificatie bij
dienstverlening en de Wet melding ongebruikelijke transacties (Wet ter
voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme) (Kamerstukken II
2007/08, 31 238, nr. 2) niet tot wet is of wordt verheven of, nadat het
tot wet is verheven, nog niet in werking is getreden, wordt de Wet
identificatie bij dienstverlening als volgt gewijzigd:

	1. In artikel 8b vervalt het tweede lid en wordt het derde lid
vernummerd tot tweede lid.

	2. De artikelen 8c, derde lid, 8d, derde lid, 8e, 8f, 8g, 8h, 8i, 8j en
8k vervallen.

Artikel 8

	In de artikelen 1.7, eerste lid, 3.83, zevende lid, onder 1°, 3.133,
vijfde lid, 3.135, eerste lid, onderdeel d, 3.136, tweede lid, 3.138,
vierde lid, en 7.2, achtste lid, onderdeel d, onder 1Âș, van de Wet
inkomstenbelasting 2001 wordt “artikel 25, vijfde lid” telkens
vervangen door: artikel 25, derde lid.

Artikel 9

	De Wet inzake de geldtransactiekantoren wordt als volgt gewijzigd:

A

	Het opschrift van Hoofdstuk 7 komt te luiden:

LAST ONDER DWANGSOM EN BESTUURLIJKE BOETE.

B

	De artikelen 20, tweede lid, 21, tweede lid, 22, vierde lid, 23, 24 en
25 vervallen, onder vernummering van het derde lid van de artikelen 20
en 21 tot tweede lid.

C

	Artikel 26, tweede lid, vervalt, alsmede de aanduiding “1” voor het
eerste lid.

D

	De artikelen 27, 28, 29 en 30 vervallen.

Artikel 10

	Indien het bij koninklijke boodschap van 10 oktober 2007 ingediende
voorstel van wet houdende samenvoeging van de Wet identificatie bij
dienstverlening en de Wet melding ongebruikelijke transacties (Wet ter
voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme) (Kamerstukken II
2007/08, 31 238, nr. 2) niet tot wet is of wordt verheven of, nadat het
tot wet is verheven, nog niet in werking is getreden, wordt de Wet
melding ongebruikelijke transacties als volgt gewijzigd:

	1. Artikel 17c vervalt het tweede lid en wordt het derde lid vernummerd
tot tweede lid.

	2. De artikelen 17d, derde lid, 17e, derde lid, 17f, 17g, 17h, 17i,
17j, 17k en 17l vervallen.

Artikel 11

	In de artikelen 13a, zesde lid, en 15a, elfde lid, van de Wet op de
belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 wordt “boete”
telkens vervangen door: bestuurlijke boete.

Artikel 12

	De Wet op de loonbelasting 1964 wordt als volgt gewijzigd:

A

	In artikel 19b, eerste lid, onderdeel b, wordt “artikel 25, vijfde
lid” vervangen door: artikel 25, derde lid.

B

	In de artikelen 28b, eerste, tweede, derde en vierde lid, en 28c,
eerste en tweede lid, wordt “boete” telkens vervangen door:
bestuurlijke boete.

Artikel 13

	Artikel 37d van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 komt te
luiden:

Artikel 37d

	1. Indien gebruik van de weg wordt gemaakt met een vrachtauto die deel
uitmaakt van een bedrijfsvoertuigenpark en die is verbonden met een
aanhangwagen die geen deel uitmaakt van dat bedrijfsvoertuigenpark, is
artikel 37c met betrekking tot die vrachtwagen niet van toepassing
gedurende het in artikel 37b, vierde lid, onderdeel a, bedoelde jaar.

	2. Het gebruik van de weg, bedoeld in het eerste lid, vormt een verzuim
ter zake waarvan de inspecteur aan de houder een bestuurlijke boete kan
opleggen van ten hoogste € 453. De bevoegdheid tot het opleggen van de
boete vervalt, in afwijking van artikel 5.4.1.6, tweede lid, van de
Algemene wet bestuursrecht, door het verloop van vijf jaren na afloop
van het in artikel 37b, vierde lid, onderdeel a, bedoelde jaar.

Artikel 14

	Artikel 40, eerste lid, van de Wet op de omzetbelasting 1968 wordt als
volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid wordt “boete” vervangen door: bestuurlijke
boete.

	2. In het tweede lid wordt “vervalt door” vervangen door: vervalt,
in afwijking van artikel 5.4.1.6, tweede lid, van de Algemene wet
bestuursrecht.

Artikel 15

	De Wet op het financieel toezicht wordt als volgt gewijzigd:

A

	Artikel 1:79 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het tweede lid vervalt.

	2. Het derde lid wordt vernummerd tot tweede lid.

B

	Artikel 1:80 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het tweede lid vervalt.

	2. Het derde lid wordt vernummerd tot tweede lid.

C

	Artikel 1:81 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid wordt “boete” vervangen door: bestuurlijke
boete.

	2. Het derde lid vervalt.

D

	De artikelen 1:82, 1:83 en 1:84 vervallen.

E

	Artikel 1:85 komt te luiden:

Artikel 1:85

	1. Indien tegen een besluit tot het opleggen van een bestuurlijke boete
bezwaar of beroep wordt aangetekend, schorst dit de verplichting tot
betaling van de boete totdat de beroepstermijn is verstreken of, indien
beroep is ingesteld, op het beroep is beslist.

	2. De schorsing van de verplichting tot betaling schorst niet de
berekening van de wettelijke rente.

F

	De artikelen 1:86, 1:87 en 1:88 vervallen.

Artikel 16

	De Wet toezicht accountantsorganisaties wordt als volgt gewijzigd:

A

	Artikel 53 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het tweede lid vervalt.

	2. Het derde lid wordt vernummerd tot tweede lid.

B

	Artikel 54 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het tweede lid vervalt.

	2. Het derde lid wordt vernummerd tot tweede lid

C

	Artikel 55 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid wordt “de boete” vervangen door: de
bestuurlijke boete.

	2. Het derde lid vervalt.

D

	De artikelen 56, 57, 58, 59, 60, 61 en 62 vervallen.

Artikel 17

	De Wet toezicht trustkantoren wordt als volgt gewijzigd:

A

	Het opschrift van Hoofdstuk 7 komt te luiden:

LAST ONDER DWANGSOM EN BESTUURLIJKE BOETE.

B

	Artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het tweede lid vervalt.

	2. Het derde lid wordt vernummerd tot tweede lid.

C

	Artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het tweede lid vervalt.

	2. Het derde lid wordt vernummerd tot tweede lid.

D

	Artikel 22 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste en tweede lid wordt “boete” telkens vervangen
door: bestuurlijke boete.

	2. Het vierde lid vervalt.

E

	De artikelen 23, 24 en 25 vervallen.

F

	Artikel 26, tweede lid, vervalt, alsmede de aanduiding “1” voor het
eerste lid.

G

	De artikelen 27, 28, 29 en 30 vervallen.

Artikel 18

Indien het bij koninklijke boodschap van 1 juni 2006 ingediende voorstel
van wet tot Algehele herziening van de douanewetgeving (Algemene
douanewet) (Kamerstukken II 2005/06, 30 580, nr. 2) tot wet is verheven
en in werking is getreden, wordt die wet als volgt gewijzigd:

A

	In artikel 1:6, tweede lid, wordt “afdeling 5.2” vervangen door:
titel 5.2.

B

	Artikel 1:31 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid wordt “het toepassen van bestuursdwang”
vervangen door: het opleggen van een last onder bestuursdwang.

	2. In het tweede lid wordt “toepassing van bestuursdwang” vervangen
door: oplegging van een last onder bestuursdwang.

C

	In paragraaf 7.3.1 wordt vóór artikel 7:5 een nieuw artikel
ingevoegd, luidende:

Artikel 7:4a

	1. Artikel 4.4.1.2 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van
toepassing.

	2. Artikel 4.4.1.4, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht is
niet van toepassing.

	3. Uitstel van betaling als bedoeld in de artikelen 224 tot en met 228
van het Communautair douanewetboek is geen uitstel van betaling als
bedoeld in artikel 4.4.1.10 van de Algemene wet bestuursrecht.

	4. Het uitstel van betaling, bedoeld in artikel 4.4.1.10 van de
Algemene wet bestuursrecht, is een “andere betalingsfaciliteit” als
bedoeld in artikel 229 van het Communautair douanewetboek.

	5. Artikel 4.4.1.12 van de Algemene wet bestuursrecht is slechts van
toepassing indien het uitstel van betaling betreft ingevolge artikel 229
van het Communautair douanewetboek.

	6. Afdeling 4.4.2 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van
toepassing.

D

	In de artikelen 9:1 tot en met 9:5 wordt “boete” telkens vervangen
door: bestuurlijke boete.

E

	Artikel 9:6 komt te luiden:

Artikel 9:6

	In afwijking van artikel 5.4.1.6, eerste en tweede lid, van de Algemene
wet bestuursrecht vervalt de bevoegdheid tot het opleggen van een
bestuurlijke boete als bedoeld in deze afdeling door verloop van drie
jaren na het tijdstip waarop het verzuim of vergrijp waarop de
bestuurlijke boete betrekking heeft, heeft plaatsgevonden.

F

	In het opschrift van afdeling 9.2 van Hoofdstuk 9 wordt
“VOORSCHRIFTEN” vervangen door: AANVULLENDE VOORSCHRIFTEN.

G

	De artikelen 9:7 en 9:9 tot en met 9:15 vervallen.

H

	In artikel 9:8 wordt “boete” telkens vervangen door: bestuurlijke
boete.

I

	In artikel 9:16 wordt “bij beschikking opgelegde boete” vervangen
door: opgelegde bestuurlijke boete.

J

	Artikel 10:12 vervalt

HOOFDSTUK 7. MINISTERIE VAN JUSTITIE

Artikel 0

	Indien hoofdstuk 3, artikel 3.5, onderdeel A, onder 2, van het bij
koninklijke boodschap van 11 december 2006 ingediende voorstel van wet
tot aanpassing van enige wetten in verband met de invoering van het
burgerservicenummer (Aanpassingswet burgerservicenummer) (30 907),
eerder in werking treedt of is getreden dan deze wet, wordt deze wet als
volgt gewijzigd:

	A. Hoofdstuk 6, artikel 1 (Algemene wet inkomensafhankelijke
regelingen), onderdeel A, onder 2, komt te luiden:

	2. De onderdelen d tot en met q worden verletterd tot onderdeel c tot
en met p.

	B. Hoofdstuk 9, artikel 6 (Wet kinderopvang), onderdeel B, komt te
luiden:

B

	In artikel 1a, derde lid, onderdeel a, wordt “onderdelen b, h en q”
vervangen door: onderdelen b, g en p.

Artikel 1

	In artikel 30, eerste lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet wordt
“Afdeling 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht” vervangen door:
Titel 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 1a

	In de artikelen 77, eerste lid, onder 2, en 94, eerste lid, van de
Onteigeningswet wordt “toepassing van bestuursdwang” telkens
vervangen door: oplegging van een last onder bestuursdwang.

Artikel 1b

[Vervallen]

Artikel 2

	In artikel 26, tweede lid, van de Wet aansprakelijkheid olietankschepen
wordt “toepassing van bestuursdwang” vervangen door: oplegging van
een last onder bestuursdwang.

Artikel 3

	Na artikel 2 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving
verkeersvoorschriften wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2a

	De titels 4.4, 5.1 en 5.4 van de Algemene wet bestuursrecht zijn niet
van toepassing op het opleggen en de inning van een administratieve
sanctie op grond van deze wet.

Artikel 4

	De Wet bescherming persoonsgegevens wordt als volgt gewijzigd:

A

	In de artikelen 61, vierde lid, en 65 wordt “toepassing van
bestuursdwang” telkens vervangen door: oplegging van een last onder
bestuursdwang.

B

	In artikel 64, derde lid, wordt “Afdeling 5.2 van de Algemene wet
bestuursrecht” vervangen door: Titel 5.2 van de Algemene wet
bestuursrecht.

C

	Artikel 66 komt te luiden:

Artikel 66

	Het College kan aan de verantwoordelijke een bestuurlijke boete
opleggen van ten hoogste EUR 4 500 ter zake van overtreding van het bij
of krachtens artikel 27, 28 of 79, eerste lid, bepaalde.

D

	De artikelen 67, 68, 69 en 70 vervallen.

E

	In artikel 71 wordt “De werking van een beschikking als bedoeld in
artikel 70” vervangen door: De werking van de beschikking tot
oplegging van de bestuurlijk boete.

F

	De artikelen 72, 73 en 75, vijfde lid, vervallen.

Artikel 5

	De Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie wordt als volgt
gewijzigd:

A

	In artikel 18, eerste lid, aanhef en onder a, vervalt “en een besluit
tot invordering bij dwangbevel”.

B

	In de bijlage wordt onderdeel “17. Artikel 73, eerste lid, van de
Meststoffenwet” vervangen door: 17. Artikel 51, eerste lid, van de
Meststoffenwet.

Artikel 5a

De Wet Justitie-subsidies wordt als volgt gewijzigd:

a.	Het opschrift “Afdeling 3. De regionale en lokale instellingen voor
slachtofferhulp” vervalt.

b.	De artikelen 16 tot en met 19 vervallen.

Artikel 6

	In de artikelen 96, eerste lid, en 110, eerste lid, van de Wet op het
notarisambt wordt “Afdeling 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht”
telkens vervangen door: Titel 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 7

	De Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus wordt
als volgt gewijzigd:

A 

Aan artikel 12, derde lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende:

Artikel 10.1.3.1, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht is van
overeenkomstige toepassing.

B

	Artikel 15 komt te luiden:

Artikel 15

	Onze Minister kan aan de houder van de vergunning een bestuurlijke
boete opleggen van ten hoogste EUR 11 250 ter zake van overtreding van
artikel 4, vijfde of zesde lid, 6, 7, eerste, tweede of vijfde lid, 8,
tweede lid, 9, 10, eerste, derde of vierde lid, 11, tweede lid, of 12,
eerste of tweede lid.

C

	In artikel 16 vervallen het derde en vierde lid.

D

	Artikel 17 komt te luiden:

Artikel 17

	De werking van de beschikking waarbij een bestuurlijke boete wordt
opgelegd, wordt opgeschort totdat de bezwaartermijn is verstreken of,
indien bezwaar is gemaakt, op het bezwaar is beslist.

Artikel 8

Aan artikel 38 van de Wet wapens en munitie wordt een lid toegevoegd,
luidende:

4. Artikel 10.1.3.1, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht is
van overeenkomstige toepassing.

Artikel 9

Indien het bij koninklijke boodschap van 6 juni 2007 ingediende voorstel
van wet tot aanpassing van de wetgeving aan en invoering van titel 7.13
(vennootschap) van het Burgerlijk Wetboek (Kamerstukken II, 2006/07, 31
065, nr. 1-2) tot wet is verheven en later in werking treedt dan
hoofdstuk 7 van deze wet, vervallen in hoofdstuk 8 van die wet de
artikelen 4, 5 en 8.

HOOFDSTUK 8. MINISTERIE VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Artikel 1

	In artikel 8 van de Bodemproductiewet 1939 wordt “toepassing van
bestuursdwang” vervangen door: oplegging van een last onder
bestuursdwang.

Artikel 2

	In artikel 17, derde lid, van de Diergeneesmiddelenwet wordt
“toepassing van bestuursdwang” vervangen door: oplegging van een
last onder bestuursdwang.

Artikel 3

	De Flora- en faunawet wordt als volgt gewijzigd:

A

	In artikel 112, eerste lid, wordt “toepassing van bestuursdwang”
vervangen door: oplegging van een last onder bestuursdwang.

B

	Artikel 113 komt te luiden:

Artikel 113

	Hetgeen krachtens het voorgaande artikel verschuldigd is, kan worden
ingevorderd bij dwangbevel.

Artikel 4

	De Gezondheids- en welzijnswet voor dieren wordt als volgt gewijzigd:

A

	In artikel 93a vervalt de eerste volzin van het zesde lid.

B

	In artikel 106 wordt “toepassing van bestuursdwang” vervangen door:
oplegging van een last onder bestuursdwang.

Artikel 5

	De Herinrichtingswet Oost-Groningen en de Gronings-Drentse
Veenkoloniën wordt als volgt gewijzigd:

A

	In artikel 23, tweede lid, wordt “toepassing van bestuursdwang”
vervangen door: oplegging van een last onder bestuursdwang.

B

	Artikel 135 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het eerste lid komt te luiden:

	1. Zodra en voor zover de lijst der geldelijke regelingen door de
rechtbank is gesloten, wordt de schuldplichtigheid, bedoeld in artikel
102, vastgesteld door een door Onze Minister aan te wijzen ambtenaar.

	2. Onder vernummering van het derde, vierde en vijfde lid tot tweede,
derde en vierde lid en van het zevende en achtste lid tot vijfde en
zesde lid vervallen het tweede en het zesde lid.

	3. Het tweede lid (nieuw) komt te luiden:

	2. Indien de schuldplichtige na de aanmaning in gebreke blijft, kan de
invordering van het verschuldigde bedrag geschieden bij een door de
ambtenaar uit te vaardigen dwangbevel.

	4. Het zesde lid (nieuw) komt te luiden:

	6. Met betrekking tot de kosten van aanmaning en verdere invordering
zijn de artikelen 6 en 7 van de Invorderingswet 1990 van overeenkomstige
toepassing.

Artikel 6

	In artikel 30 van de Kaderwet diervoeders wordt “toepassing van
bestuursdwang” vervangen door: oplegging van een last onder
bestuursdwang.

Artikel 7

	In artikel 6, vierde lid, van de Kaderwet LNV-subsidies wordt “en
artikel 4:57 van de Algemene wet bestuursrecht” vervangen door: en
artikel 4:57, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 8

	Artikel 49 van de Landbouwwet komt te luiden:

Artikel 49

	1. Hetgeen krachtens de artikelen 13 en 14 is verschuldigd, kan door de
Staat, onderscheidenlijk door de voorzitter van het betrokken
bedrijfslichaam of samenwerkingslichaam bij dwangbevel worden
ingevorderd.

	2. Verzet tegen de executie geschiedt door dagvaarding van de Staat,
onderscheidenlijk het betrokken productschap, bedrijfschap of
samenwerkingslichaam voor de rechtbank van het arrondissement, binnen
hetwelk zijn woonplaats is gelegen.

Artikel 9

	De Meststoffenwet wordt als volgt gewijzigd:

A

	In artikel 49 wordt “toepassing van bestuursdwang” vervangen door:
oplegging van een last onder bestuursdwang.

B

	De artikelen 50 vervalt.

C

	Artikel 51 komt te luiden:

Artikel 51

	Onze Minister kan een bestuurlijke boete opleggen ter zake van
overtreding van de artikelen 7, 9, tweede lid, 11, vijfde lid, 13, derde
lid, 14, eerste lid, 15, 34, 35, 36, 37, 38, derde lid, of 40.

D

	De artikelen 52 tot en met 54 vervallen.

E

	In artikel 55 vervallen het tweede en derde lid alsmede de aanduiding
“1.” voor het eerste lid.

F

	De artikelen 56, 59, 61 en 63 tot en met 68 vervallen.

G

	Artikel 69 (nieuw) komt te luiden:

Artikel 69

	Onze Minister kan de bestuurlijke boete verrekenen met te verstrekken
subsidies bij of krachtens de Kaderwet LNV-subsidies.

H

	De artikelen 70 tot en met 75 vervallen.

Artikel 10

	In artikel 57, eerste en tweede lid, van de Natuurbeschermingswet 1998
wordt “toepassing van bestuursdwang” telkens vervangen door:
oplegging van een last onder bestuursdwang.

Artikel 11

	De Noodwet voedselvoorziening wordt als volgt gewijzigd:

A

	In artikel 26, eerste lid, wordt “toepassing van bestuursdwang”
vervangen door: oplegging van een last onder bestuursdwang.

B

	Artikel 27 komt te luiden:

Artikel 27

	Hetgeen krachtens artikel 8 is verschuldigd, kan door Onze Minister,
onderscheidenlijk door de voorzitter van het betrokken bedrijfslichaam
bij dwangbevel worden ingevorderd.

Artikel 12

	In de artikelen 7 en 12, eerste lid, van de Plantenziektenwet wordt
“toepassing van bestuursdwang” telkens vervangen door: oplegging van
een last onder bestuursdwang.

Artikel 13

	In artikel 13, tweede lid, van de Reconstructiewet concentratiegebieden
wordt “toepassing van bestuursdwang” vervangen door: oplegging van
een last onder bestuursdwang.

Artikel 14

	In artikel 54b van de Visserijwet 1963 wordt “toepassing van
bestuursdwang” vervangen door: oplegging van een last onder
bestuursdwang.

Artikel 15

	Artikel 16 van de Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde 1990
wordt als volgt gewijzigd:

	

	1. Het vijfde lid komt te luiden:

	5. De geldboete komt toe aan de Staat. Degene aan wie een boete is
opgelegd, wordt door een door Onze Minister aan te wijzen ambtenaar bij
gedagtekende brief uitgenodigd de verschuldigde geldboete te betalen.

	2. Onder vernummering van het zevende, achtste en negende lid tot
zesde, zevende en achtste lid en van het elfde en twaalfde lid tot
negende en tiende lid vervallen het zesde en het tiende lid.

	3. Het zesde lid (nieuw) komt te luiden:

	6. Indien de schuldenaar in gebreke blijft, kan de invordering van de
verschuldigde geldboete geschieden bij een door de ambtenaar uit te
vaardigen dwangbevel.

	4. Het tiende lid (nieuw) komt te luiden:

	10. Met betrekking tot de kosten van aanmaning en verdere invordering
zijn de artikelen 6 en 7 van de Invorderingswet 1990 van overeenkomstige
toepassing.

Artikel 16

	De Zaaizaad- en plantgoedwet 2005 wordt als volgt gewijzigd:

A

	Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het vijfde lid komt te luiden:

	5. Bij gebreke van betaling binnen de door de Raad gestelde termijn kan
de Raad het verschuldigde bedrag invorderen bij dwangbevel. De artikelen
4.4.4.2.1 tot en met 4.4.4.2.11 van de Algemene wet bestuursrecht zijn
van overeenkomstige toepassing.

	2. Onder vernummering van het zevende lid tot zesde lid vervalt het
zesde lid.

B

	Artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het vijfde lid komt te luiden:

	5. Bij gebreke van betaling binnen de door de keuringsinstelling
gestelde termijn kan de keuringsinstelling het verschuldigde bedrag
invorderen bij dwangbevel. De artikelen 4.4.4.2.1 tot en met 4.4.4.2.11
van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing.

	2. Onder vernummering van het zevende lid tot zesde lid vervalt het
zesde lid.

C

	Artikel 47, derde lid komt te luiden:

	3. De keuringsinstelling kan van de overtreder bij dwangbevel de
ingevolge het tweede lid verschuldigde kosten invorderen. De artikelen
4.4.4.2.1 tot en met 4.4.4.2.11 van de Algemene wet bestuursrecht zijn
van overeenkomstige toepassing.

D

	In artikel 93 wordt “toepassing van bestuursdwang” vervangen door:
oplegging van een last onder bestuursdwang.

Artikel 16a Landbouwkwaliteitswet

	De Landbouwkwaliteitswet wordt als volgt gewijzigd:

A

	Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het vijfde lid wordt “worden nadere regels gesteld” vervangen
door: kunnen nadere regels worden gesteld.

	2. Het zesde lid komt te luiden:

	6. Bij gebreke van betaling binnen de door de controle-instelling of
door Onze Minister gestelde termijn kan de controle-instelling of Onze
Minister het verschuldigde bedrag invorderen bij dwangbevel. De
artikelen 4.4.4.2.1 tot en met 4.4.4.2.11 van de Algemene wet
bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing.

B

	In artikel 19 wordt “toepassing van bestuursdwang” vervangen door:
oplegging van een last onder bestuursdwang.

Artikel 17

	De Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden wordt als volgt gewijzigd:

A

	In de artikelen 86 en 87, vijfde lid, wordt “toepassing van
bestuursdwang” telkens vervangen door: oplegging van een last onder
bestuursdwang.

B

	Artikel 89 vervalt.

C

	Artikel 90 komt te luiden:

Artikel 90

	Onze Minister kan, mede namens Onze Minister van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid, Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en
Onze Minister van Verkeer en Waterstaat, een bestuurlijke boete opleggen
ter zake van een overtreding van artikel 18, 19, 20, 22, eerste, tweede
of vierde lid, 40, derde lid, 64, achtste lid, 67, tweede lid, 71,
eerste lid, 72, eerste, tweede of derde lid, 73, eerste lid, 74, tweede
lid, 75, 76, eerste lid, 77 tot en met 81, 115 of 118.

D

	De artikelen 91 tot en met 93 vervallen.

E

	In artikel 94 vervallen het tweede en derde lid alsmede de aanduiding
“1.” voor het eerste lid.

F

	De artikelen 95, 96 en 98 tot en met 107 vervallen.

G

	Artikel 108 komt te luiden:

Artikel 108

	Bij gebreke van volledige betaling binnen de in artikel 4.4.1.3 van de
Algemene wet bestuursrecht bedoelde termijn kan Onze Minister de
verschuldigde bestuurlijke boete invorderen bij dwangbevel.

H

	De artikelen 109 en 110 vervallen.

Artikel 18

	Indien het bij koninklijke boodschap van 14 mei 2007 ingediende
voorstel van wet tot wijziging van de Natuurbeschermingswet 1998 in
verband met de regulering van bestaand gebruik en enkele andere zaken
(Kamerstukken II 2006/07, 31 038, nr. 2) tot wet is verheven en in
werking is getreden, wordt in artikel 57, eerste en vierde lid, van de
Natuurbeschermingswet 1998 “toepassing van bestuursdwang” telkens
vervangen door: oplegging van een last onder bestuursdwang.

HOOFDSTUK 9. MINISTERIE VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Artikel 1

	In de artikelen 24, tweede lid, 34, eerste lid, en 39, eerste lid, van
de Archiefwet 1995 wordt “toepassing van bestuursdwang” telkens
vervangen door: oplegging van een last onder bestuursdwang.

Artikel 2

	Artikel 9a van de Les- en cursusgeldwet komt te luiden:

Artikel 9a. Invordering en dwangbevel

	De Informatie Beheer Groep vaardigt een dwangbevel uit aan de nalatige,
indien het bij of krachtens deze wet verschuldigde lesgeld geheel of
gedeeltelijk niet tijdig is voldaan.

Artikel 3

	De Mediawet wordt als volgt gewijzigd:

A

	In artikel 95 wordt “toepassing van bestuursdwang” vervangen door:
oplegging van een last onder bestuursdwang.

B

	In artikel 106 vervalt de aanduiding “1.” en vervalt het tweede
lid.

C

	In artikel 108e vervalt de aanduiding “1.” en vervalt het tweede
lid.

D

	In artikel 135, eerste lid, onderdelen a tot en met c, wordt “per
overtreding, bij overtreding van het bepaalde bij of krachtens”
telkens vervangen door: per gedraging die in strijd is met het bepaalde
bij of krachtens.

E

	Artikel 137 vervalt.

Artikel 4

	In de artikelen 30 en 31 van de Monumentenwet 1988 wordt “toepassing
van bestuursdwang” telkens vervangen door: oplegging van een last
onder bestuursdwang.

Artikel 5

	De Wet educatie en beroepsonderwijs wordt als volgt gewijzigd:

A

	Artikel 2.5.9 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het opschrift wordt “Correctie rijksbijdrage en verrekening
correcties” vervangen door: Correctie rijksbijdrage; verrekening
vorderingen.

	2. In het eerste lid wordt “De correctie wordt verrekend met de
rijksbijdrage voor het desbetreffende jaar of uitbetaald in dat jaar”
vervangen door: Onze Minister verrekent de correctie met de
rijksbijdrage voor het desbetreffende jaar of betaalt uit in dat jaar.

	3. In het tweede lid wordt “De correctie wordt verrekend met de
rijksbijdrage voor het eerstvolgende jaar of uitbetaald in dat jaar”
vervangen door: Onze Minister verrekent de correctie met de
rijksbijdrage voor het eerstvolgende jaar of betaalt uit in dat jaar.

	4. Na het tweede lid wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:

	3. Onverminderd het eerste en tweede lid is Onze Minister bevoegd tot
verrekening van vorderingen krachtens deze wet van of op het bevoegd
gezag van een instelling met vorderingen krachtens een andere wet.

B

	Artikel 11.4 wordt als volgt gewijzigd:

	

	1 In het opschrift wordt “Terugvordering rijksbijdrage educatie”
vervangen door: Terugvordering rijksbijdrage educatie; verrekening
vorderingen.

	2. Het tweede lid komt te luiden:

	2. Onze Minister is bevoegd tot verrekening van vorderingen krachtens
deze wet van of op een gemeente met vorderingen van of op Onze Minister
krachtens een andere wet.

Artikel 6

	De Wet kinderopvang wordt als volgt gewijzigd:

A

	In artikel 1, eerste lid, onderdeel n, wordt “onder i” vervangen
door: onderdeel h.

B

	In artikel 1a, derde lid, onderdeel a, wordt “onderdelen b en h”
vervangen door: onderdelen b en g.

C

	In artikel 66, eerste lid, wordt “het toepassen van bestuursdwang”
vervangen door: het opleggen van een last onder bestuursdwang.

D

	Artikel 72 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het tweede en vierde lid vervallen.

	2. Het derde lid wordt vernummerd tot tweede lid.

E

	De artikelen 73 tot en met 79 vervallen.

F

	Artikel 80 komt te luiden:

Artikel 80

	Indien het college van burgemeester en wethouders voornemens is een
bestuurlijke boete op te leggen, geeft hij de overtreder daarvan kennis
onder de vermelding van de gronden waarop het voornemen berust en
overlegging van het rapport.

G

	De artikelen 81 tot en met 84 vervallen.

H

	Artikel 86 komt te luiden:

Artikel 86

	Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan:

	a. aan de ouder die een verplichting gesteld in artikel 33 niet nakomt,
een bestuurlijke boete opleggen met overeenkomstige toepassing van de
artikelen 29a, en 29g van de Wet op de
arbeidsongeschiktheidsverzekering;

	b. aan de houder die een verplichting gesteld in artikel 33, vierde
lid, niet nakomt een bestuurlijke boete opleggen met overeenkomstige
toepassing van de artikelen 72, eerste lid, onder b, en 80.

Artikel 7

	De Wet op de expertisecentra wordt als volgt gewijzigd:

A

	Artikel 144 komt te luiden:

Artikel 144. Verlening en verrekening voorschotten op de bekostiging

	Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden
gegeven voor de verlening van voorschotten op de bekostiging en voor de
verrekening van de betaalde voorschotten met het bedrag van de
vastgestelde bekostiging of onderdelen daarvan.

B

	Na artikel 144 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 145. Verrekening van vorderingen

	Onze Minister is bevoegd tot verrekening van vorderingen krachtens deze
wet van of op het bevoegd gezag van een school met vorderingen van of op
Onze Minister krachtens een andere wet.

Artikel 8

	De Wet op de vaste boekenprijs wordt als volgt gewijzigd:

A

	Artikel 17 komt te luiden:

Artikel 17

	Bij overtreding van het bepaalde bij of krachtens de hoofdstukken 2 tot
en met 4 door een uitgever, importeur of verkoper kan het Commissariaat
aan de overtreder:

	a. een bestuurlijke boete opleggen, of

	b. een last onder dwangsom opleggen.

B

	Artikel 18 komt te luiden:

Artikel 18

	De in artikel 17, eerste lid, onder a, bedoelde bestuurlijke boete
bedraagt ten hoogste € 90 000.

C

	Artikel 19 wordt als volgt gewijzigd:

	

	1. In het eerste lid vervalt de eerste volzin en wordt “Aan een last
kunnen voorschriften worden verbonden” vervangen door: Aan een last
onder dwangsom, bedoeld in artikel 17, eerste lid, onder b, kunnen
voorschriften worden verbonden.

	

	2. Het derde en vierde lid vervallen.

D

	De artikelen 20 en 21 vervallen.

E

	Artikel 22 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid wordt “boete” vervangen door: bestuurlijke
boete.

	2. Het tweede, derde, vijfde en zesde lid vervallen.

	3. Het vierde lid wordt vernummerd tot het tweede lid.

F

	De artikelen 23 tot en met 26 vervallen.

G

	Na artikel 27 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 27a

	Op de bevoegdheid een last onder dwangsom op te leggen als bedoeld in
artikel 17, eerste lid, onder b, zijn de artikelen 5.4.1.6 en 5.4.2.1
tot en met 5.4.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige
toepassing.

Artikel 9

	Na artikel 2.9 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk
onderzoek wordt een nieuw artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 2.9a Verrekening van vorderingen

	Onze Minister is bevoegd tot verrekening van vorderingen krachtens deze
wet van of op het bevoegd gezag van een instelling met vorderingen van
of op Onze Minister krachtens een andere wet.

Artikel 10

	De Wet op het primair onderwijs wordt als volgt gewijzigd:

A

	Artikel 149 komt te luiden:

Artikel 149. Verlening en verrekening voorschotten op de bekostiging

	Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden
gegeven voor de verlening van voorschotten op de bekostiging en voor de
verrekening van de betaalde voorschotten met het bedrag van de
vastgestelde bekostiging of onderdelen daarvan.

B

	Na artikel 149 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 150. Verrekening van vorderingen

	Onze Minister is bevoegd tot verrekening van vorderingen krachtens deze
wet van of op het bevoegd gezag van een school met vorderingen van of op
Onze Minister krachtens een andere wet.

Artikel 11

	De Wet op het voortgezet onderwijs wordt als volgt gewijzigd:

A

	Artikel 96k wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het tweede lid vervalt.

	2. Het derde en vierde lid worden vernummerd tot het tweede en derde
lid.

B

	Artikel 96r komt te luiden:

Artikel 96r. Verlening en verrekening voorschotten op de bekostiging

	Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden
gegeven voor de verlening van voorschotten op de bekostiging en voor de
verrekening van de betaalde voorschotten met het bedrag van de
vastgestelde bekostiging of onderdelen daarvan.

C

	Na artikel 96r wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 96r1. Verrekening van vorderingen

Onze Minister is bevoegd tot verrekening van vorderingen krachtens deze
wet van of op het bevoegd gezag van een school met vorderingen van of op
Onze Minister krachtens een andere wet.

Artikel 12

	Artikel 7 van de Wet overige OCenW-subsidies vervalt.

Artikel 13

	De Wet studiefinanciering 2000 wordt als volgt gewijzigd:

aA

	Aan artikel 7.4 wordt een lid toegevoegd, luidende:

	7. Artikel 4.4.1.9, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht is
niet van toepassing op deze wet.

A

	In artikel 8.1, tweede lid, wordt “wordt het toegekende bedrag aan
studiefinanciering verlaagd met het niet uitbetaalde bedrag” vervangen
door: verrekent de IB-Groep het toegekende bedrag aan studiefinanciering
met het niet uitbetaalde bedrag.

B

	Artikel 8.3 komt te luiden:

Artikel 8.3. Invordering en dwangbevel

	De IB-Groep vaardigt een dwangbevel uit aan de nalatige, indien een bij
of krachtens deze wet verschuldigd bedrag geheel of gedeeltelijk niet
tijdig is voldaan.

C

	Na artikel 12.11 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 12.12. Afwijking in verband met de Vierde tranche Algemene wet
bestuursrecht

	In afwijking van artikel III van de Vierde tranche Algemene wet
bestuursrecht is de Algemene wet bestuursrecht zoals die geldt na
inwerkingtreding van de Vierde tranche Algemene wet bestuursrecht van
toepassing op alle betalingen op grond van de Wet studiefinanciering
2000.

Artikel 14

	De Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten wordt als volgt
gewijzigd:

A

	In artikel 2.26, tweede lid, wordt “Deze tegemoetkoming wordt
verrekend met die onderwijsbijdrage” vervangen door: De IB-Groep
verrekent deze tegemoetkoming met die onderwijsbijdrage.

Aa

	Aan artikel 7.3 wordt een lid toegevoegd, luidende:

	5. Artikel 4.4.1.9, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht is
niet van toepassing op deze wet.

B

	In artikel 8.1, tweede lid, wordt “wordt het toegekende bedrag aan
tegemoetkoming verlaagd met het niet uitbetaalde bedrag” vervangen
door: verrekent de IB-Groep het toegekende bedrag aan tegemoetkoming met
het niet uitbetaalde bedrag.

C

	Artikel 8.2 komt te luiden:

Artikel 8.2. Invordering en dwangbevel

	De IB-Groep vaardigt een dwangbevel uit aan de nalatige, indien een bij
of krachtens deze wet verschuldigd bedrag geheel of gedeeltelijk niet
tijdig is voldaan.

D

	Na artikel 12.11 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 12.12. Afwijking in verband met de Vierde tranche Algemene wet
bestuursrecht

	In afwijking van artikel III van de Vierde tranche Algemene wet
bestuursrecht is de Algemene wet bestuursrecht zoals die geldt na
inwerkingtreding van de Vierde tranche Algemene wet bestuursrecht van
toepassing op alle betalingen op grond van de Wet tegemoetkomingen
onderwijsbijdrage en schoolkosten.

HOOFDSTUK 10. MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Artikel 1

	De Algemene bijstandswet wordt als volgt gewijzigd:

A

	Artikel 14 komt te luiden:

Artikel 14

	1. Burgemeester en wethouders weigeren de bijstand tijdelijk geheel of
gedeeltelijk indien de belanghebbende blijk heeft gegeven van een
tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in
het bestaan, dan wel in de periode voorafgaand aan de bijstandsaanvraag
of nadien onvoldoende heeft meegewerkt aan het verkrijgen of behouden
van arbeid in dienstbetrekking, de verplichting, bedoeld in artikel 65,
eerste lid, of de artikelen 28, tweede lid, en 29, eerste lid, van de
Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, niet binnen de
door burgemeester en wethouders, onderscheidenlijk de Centrale
organisatie werk en inkomen daarvoor vastgestelde termijn is nagekomen,
dan wel een verplichting als bedoeld in artikel 8, zesde lid, onderdeel
b, artikel 65, tweede of derde lid, artikel 70, vierde lid, of een op
grond van hoofdstuk VIII aan de bijstand verbonden verplichting niet of
niet behoorlijk is nagekomen.

	2. Een maatregel als bedoeld in het eerste lid wordt afgestemd op de
ernst van de gedraging, de mate waarin de belanghebbende de gedraging
verweten kan worden en de omstandigheden waarin hij verkeert. Van het
opleggen van een maatregel wordt in elk geval afgezien, indien elke vorm
van verwijtbaarheid ontbreekt.

	3. Burgemeester en wethouders kunnen afzien van het opleggen van een
maatregel als bedoeld in het eerste lid en volstaan met het geven van
een schriftelijke waarschuwing ter zake van het niet tijdig nakomen van
de verplichting, bedoeld in artikel 65, eerste lid, of de artikelen 28,
tweede lid, en 29, eerste lid, van de Wet structuur
uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, indien het niet tijdig nakomen
van de verplichting niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te
hoog bedrag verlenen van bijstand, tenzij het niet tijdig nakomen van de
verplichting plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te rekenen
vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een zodanige
waarschuwing is gegeven.

	4. Burgemeester en wethouders kunnen afzien van het opleggen van een
maatregel als bedoeld in het eerste lid indien daarvoor dringende
redenen aanwezig zijn.

	5. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen met betrekking tot het
eerste en het tweede lid nadere regels worden gesteld.

B

	Artikel 14a komt te luiden:

Artikel 14a

	1. Burgemeester en wethouders leggen een bestuurlijke boete op van ten
hoogste € 2 269 ter zake van het niet of niet behoorlijk nakomen door
de belanghebbende van de verplichting, bedoeld in artikel 65, eerste
lid, of de artikelen 28, tweede lid, en 29, eerste lid, van de Wet
structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen door geen, onjuiste of
onvolledige mededelingen te doen.

	2. Burgemeester en wethouders kunnen afzien van het opleggen van een
bestuurlijke boete als bedoeld in het eerste lid en volstaan met het
geven van een schriftelijke waarschuwing ter zake van het niet of niet
behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 65, eerste
lid, of de artikelen 28, tweede lid, en 29, eerste lid, van de Wet
structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, indien dit niet heeft
geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van
bijstand, tenzij het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting
plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum
waarop eerder aan de belanghebbende een zodanige waarschuwing is
gegeven.

	3. Burgemeester en wethouders kunnen afzien van het opleggen van een
bestuurlijke boete indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.

	4. Degene aan wie een bestuurlijke boete is opgelegd is verplicht
desgevraagd aan burgemeester en wethouders de inlichtingen te
verstrekken die voor de tenuitvoerlegging van de bestuurlijke boete van
belang zijn.

	5. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over
de hoogte van de bestuurlijke boete.

C

	De artikelen 14b tot en met 14e vervallen.

D

	Artikel 14f komt te luiden:

Artikel 14f

	1. Burgemeester en wethouders verrekenen de bestuurlijke boete met
algemene bijstand of een uitkering op grond van de Wet
inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze
werknemers of, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk
arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen of de Wet inkomensvoorziening
kunstenaars, die de overtreder ontvangt.

	2. Indien degene aan wie een bestuurlijke boete is opgelegd inmiddels
bijstand of uitkering als bedoeld in het eerste lid ontvangt van een
andere gemeente dan de gemeente die de bestuurlijke boete heeft
opgelegd, betaalt die andere gemeente het bedrag van die bestuurlijke
boete, zonder dat daarvoor een machtiging nodig is van de
belanghebbende, op haar verzoek aan de gemeente die de bestuurlijke
boete heeft opgelegd.

	3. Indien degene aan wie een bestuurlijke boete is opgelegd een
uitkering ontvangt op grond van de Werkloosheidswet, de Ziektewet, de
Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, de Wet
arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, de Wet op de
arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Wet
arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen, de Toeslagenwet, de
Algemene Ouderdomswet, de Algemene nabestaandenwet of de Wet arbeid en
zorg, betaalt het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,
onderscheidenlijk de Sociale verzekeringsbank, het bedrag van de
bestuurlijke boete, zonder dat daarvoor een machtiging nodig is van de
belanghebbende, op haar verzoek aan de gemeente die de bestuurlijke
boete heeft opgelegd.

	4. De in artikel 479g van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
aan de raad voor de kinderbescherming toegekende bevoegdheid komt
gelijkelijk toe aan burgemeester en wethouders. Indien burgemeester en
wethouders gebruik maken van deze bevoegdheid, geschiedt de bekendmaking
van het dwangbevel, in afwijking van artikel 4.4.4.2.10, eerste lid, van
de Algemene wet bestuursrecht, door middel van toezending per post aan
degene aan wie de boete is opgelegd.

	5. Zolang de belanghebbende zijn verplichting, bedoeld in artikel 14a,
vierde lid, niet of niet behoorlijk nakomt:

	a. zijn burgemeester en wethouders, in afwijking van artikel 4.4.1.9,
derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, bevoegd tot verrekening
voor zover beslag op de vordering van de schuldeiser nietig zou zijn;

	b. geldt de beslagvrije voet, bedoeld in de artikelen 475c tot en met
475e van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, in afwijking van
artikel 4.4.4.2.3 van de Algemene wet bestuursrecht, niet bij
invordering van een bestuurlijke boete bij dwangbevel.

Da

	[Vervallen]

Db

	[Vervallen}

Dc

	[Vervallen}

E

	Artikel 142a vervalt.

Artikel 2

	De Algemene Kinderbijslagwet wordt als volgt gewijzigd:

A

	Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het achtste lid komt te luiden:

	8. Een herziening van de kinderbijslag op grond van dit artikel vindt
plaats zonder dat dit bij beschikking is vastgesteld.

	2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

	9. De Sociale verzekeringsbank betaalt de herziene kinderbijslag,
bedoeld in het achtste lid, bij de eerstvolgende betaling van de
kinderbijslag nadat de herziening, bedoeld in het tweede lid, heeft
plaatsgevonden.

B

	Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het eerste tot en met vierde lid komen te luiden:

	1. De Sociale verzekeringsbank weigert de kinderbijslag tijdelijk of
blijvend, geheel of gedeeltelijk indien de verzekerde of de persoon aan
wie op grond van artikel 21 kinderbijslag wordt betaald, een
verplichting op grond van artikel 16 opgelegd, of de verplichting,
bedoeld in artikel 55, tweede lid, van de Wet structuur
uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, niet of niet behoorlijk is
nagekomen, dan wel de verplichting, bedoeld in artikel 15 niet binnen de
door de Sociale verzekeringsbank daarvoor vastgestelde termijn is
nagekomen.

	2. Een maatregel als bedoeld in het eerste lid wordt afgestemd op de
ernst van de gedraging en de mate waarin de verzekerde dan wel de
persoon aan wie op grond van artikel 21 kinderbijslag wordt betaald, de
gedraging verweten kan worden. Van het opleggen van een maatregel wordt
in elk geval afgezien, indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.

	3. De Sociale verzekeringsbank kan afzien van het opleggen van een
maatregel als bedoeld in het eerste lid en volstaan met het geven van
een schriftelijke waarschuwing ter zake van het niet tijdig nakomen van
de verplichting, bedoeld in artikel 15, indien het niet tijdig nakomen
van de verplichting niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te
hoog bedrag verlenen van kinderbijslag, tenzij het niet tijdig nakomen
van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te
rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de verzekerde, of de persoon
aan wie op grond van artikel 21 kinderbijslag wordt betaald, een
zodanige waarschuwing is gegeven.

	4. De Sociale verzekeringsbank kan afzien van het opleggen van een
maatregel indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.

	2. In het vijfde lid wordt “boete” vervangen door: bestuurlijke
boete.

C

	Artikel 17a komt te luiden:

Artikel 17a

	1. De Sociale verzekeringsbank legt een bestuurlijke boete op van ten
hoogste € 2 269 ter zake van het niet of niet behoorlijk nakomen door
de verzekerde, of de persoon aan wie op grond van artikel 21
kinderbijslag wordt betaald, van de verplichting, bedoeld in artikel 15.

	2. De Sociale verzekeringsbank kan afzien van het opleggen van een
bestuurlijke boete als bedoeld in het eerste lid en volstaan met het
geven van een schriftelijke waarschuwing ter zake van het niet of niet
behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 15, indien
dit niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag
verlenen van kinderbijslag, tenzij het niet of niet behoorlijk nakomen
van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te
rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de verzekerde, of de persoon
aan wie op grond van artikel 21 kinderbijslag wordt betaald, een
zodanige waarschuwing is gegeven.

	3. De Sociale verzekeringsbank kan afzien van het opleggen van een
bestuurlijke boete indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.

	4. Degene aan wie een bestuurlijke boete is opgelegd is verplicht
desgevraagd aan de Sociale verzekeringsbank de inlichtingen te
verstrekken die voor de tenuitvoerlegging van de bestuurlijke boete van
belang zijn.

	5. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over
de hoogte van de bestuurlijke boete.

D

	Artikel 17b vervalt.

E

	Artikel 17c komt te luiden:

Artikel 17c

	Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld omtrent de
termijn waarvoor uitstel van betaling van de bestuurlijke boete kan
worden verleend alsmede omtrent de hoogte van het op grond van artikel
17g, eerste of tweede lid, te verrekenen bedrag en de termijn of
termijnen waarbinnen deze verrekening plaatsvindt.

F

	De artikelen 17d en 17e vervallen.

G

	In artikel 17f wordt “boete” vervangen door: bestuurlijke boete.

H

	Artikel 17g komt te luiden:

Artikel 17g

	1. De Sociale verzekeringsbank verrekent de bestuurlijke boete met
kinderbijslag op grond van deze wet, ouderdomspensioen op grond van de
Algemene Ouderdomswet of een uitkering op grond van de Algemene
nabestaandenwet, die degene aan wie een bestuurlijke boete is opgelegd,
dan wel degene met wie hij een huishouden vormt, ontvangt.

	2. Het college van burgemeester en wethouders van de betrokken
gemeente, onderscheidenlijk het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen, betaalt het bedrag van de bestuurlijke boete,
zonder dat daarvoor een machtiging nodig is, op haar verzoek aan de
Sociale verzekeringsbank indien degene aan wie een bestuurlijke boete is
opgelegd, dan wel degene met wie hij een huishouden vormt, een uitkering
ontvangt op grond van de Wet werk en bijstand, de Wet
inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze
werknemers, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk
arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, de Wet werk en inkomen
kunstenaars, de Werkloosheidswet, de Ziektewet, de Wet
arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, de Wet
arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, de Wet werk en
inkomen naar arbeidsvermogen, de Wet op de
arbeidsongeschiktheidsverzekering of de Wet arbeid en zorg of een
toeslag op grond van de Toeslagenwet.

	3. De in artikel 479g van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
aan de raad voor de kinderbescherming toegekende bevoegdheid komt
gelijkelijk toe aan de Sociale verzekeringsbank. Indien de Sociale
verzekeringsbank gebruik maakt van deze bevoegdheid, geschiedt de
bekendmaking van het dwangbevel, in afwijking van artikel 4.4.4.2.10,
eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, door middel van
toezending per post aan degene aan wie de boete is opgelegd.

	4. Zolang de verzekerde en degene met wie hij een huishouden vormt, dan
wel de persoon aan wie op grond van artikel 21 kinderbijslag wordt
betaald, zijn verplichting als bedoeld in artikel 17a, vierde lid, niet
of niet behoorlijk nakomt:

	a. is de Sociale verzekeringsbank, in afwijking van artikel 4.4.1.9,
derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, bevoegd tot verrekening
van de bestuurlijke boete voor zover beslag op de vordering van de
schuldeiser nietig zou zijn;

	b. geldt de beslagvrije voet, bedoeld in de artikelen 475c tot en met
475e van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, in afwijking van
artikel 4.4.4.2.3 van de Algemene wet bestuursrecht, niet bij de
invordering van een bestuurlijke boete bij dwangbevel.

I

	Aan artikel 18 wordt een lid toegevoegd, luidende:

	8. Indien de kinderbijslag in het buitenland wordt uitbetaald:

	a. worden de daaraan verbonden kosten van overmaking op de
kinderbijslag in mindering gebracht; en

	b. geschiedt de betaling in afwijking van artikel 4.4.1.5, derde lid,
van de Algemene wet bestuursrecht op het tijdstip waarop de rekening van
de daartoe door de schuldeiser aangewezen bank wordt gecrediteerd.

J

	Artikel 21a komt te luiden:

Artikel 21a

	Voor zover bij of krachtens deze wet niet anders is bepaald, wordt een
voorschot op de nog niet vastgestelde kinderbijslag beschouwd als
kinderbijslag op grond van deze wet.

K

	In artikel 24 vervalt, onder vernummering van het zesde en zevende lid
tot vijfde en zesde lid, het vijfde lid.

L

	Artikel 24a wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het eerste lid komt te luiden:

	1. De Sociale verzekeringsbank kan de onverschuldigd betaalde
kinderbijslag, bedoeld in artikel 24, eerste lid, invorderen bij
dwangbevel.

	2. In het tweede lid, onderdeel b, wordt “17g, tweede lid”
vervangen door: 17g, eerste lid.

M

	Artikel 24b komt te luiden:

Artikel 24b

	Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking
tot de wijze van tenuitvoerlegging van de beschikking waarbij is
vastgesteld dat onverschuldigd is betaald.

N

	In artikel 36 wordt “Overtreding van bepalingen van” vervangen
door: Een gedraging die in strijd is met.

O

	Artikel 39 vervalt.

Artikel 3

De Algemene nabestaandenwet wordt als volgt gewijzigd:

A

	Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het derde lid komt te luiden:

	3. Een herziening van een uitkering op grond van deze wet in verband
met een wijziging van het netto-minimumloon vindt plaats zonder dat dit
bij beschikking is vastgesteld.

	2. Er wordt een vierde lid toegevoegd, luidende:

	4. De Sociale verzekeringsbank betaalt de herziene uitkering, bedoeld
in het derde lid, bij de eerst volgende uitkeringsbetaling nadat de
herziening, bedoeld in het derde lid, heeft plaatsgevonden.

B

	Artikel 33 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het tweede lid komt te luiden:

	2. De vakantie-uitkering wordt betaald zonder dat dit bij beschikking
is vastgesteld.

	2. Het vijfde lid vervalt.

C

	Artikel 38 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het eerste tot en met vierde lid komen te luiden:

	1. De Sociale verzekeringsbank weigert de uitkering tijdelijk of
blijvend, geheel of gedeeltelijk indien de nabestaande, het ouderloos
kind, of zijn wettelijke vertegenwoordiger een verplichting op grond van
artikel 36, tweede lid, of 37 opgelegd, of de verplichtingen, bedoeld in
artikel 55, tweede lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk
en inkomen, niet of niet behoorlijk is nagekomen, dan wel de
verplichting, bedoeld in artikel 35, niet binnen de door de Sociale
verzekeringsbank daarvoor vastgestelde termijn is nagekomen.

	2. Een maatregel als bedoeld in het eerste lid wordt afgestemd op de
ernst van de gedraging en de mate waarin de nabestaande, het ouderloos
kind, of zijn wettelijke vertegenwoordiger de gedraging verweten kan
worden. Van het opleggen van een maatregel wordt in elk geval afgezien,
indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.

	3. De Sociale verzekeringsbank kan afzien van het opleggen van een
maatregel als bedoeld in het eerste lid en volstaan met het geven van
een schriftelijke waarschuwing ter zake van het niet tijdig nakomen van
de verplichting, bedoeld in artikel 35, indien het niet tijdig nakomen
van de verplichting niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te
hoog bedrag verlenen van uitkering, tenzij het niet tijdig nakomen van
de verplichting plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te rekenen
vanaf de datum waarop eerder aan de nabestaande, het ouderloos kind, of
zijn wettelijke vertegenwoordiger, een zodanige waarschuwing is gegeven.

	4. De Sociale verzekeringsbank kan afzien van het opleggen van een
maatregel indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.

	2. In het vijfde lid wordt “boete” vervangen door: bestuurlijke
boete.

D

	Artikel 39 komt te luiden:

Artikel 39

	1. De Sociale verzekeringsbank legt een bestuurlijke boete op van ten
hoogste

€ 2 269 ter zake van het niet of niet behoorlijk nakomen door de
nabestaande, het ouderloos kind, of zijn wettelijke vertegenwoordiger
van de verplichting, bedoeld in artikel 35.

	2. De Sociale verzekeringsbank kan afzien van het opleggen van een
bestuurlijke boete als bedoeld in het eerste lid en volstaan met het
geven van een schriftelijke waarschuwing ter zake van het niet of niet
behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 35, indien
dit niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag
verlenen van uitkering, tenzij het niet of niet behoorlijk nakomen van
de verplichting plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te rekenen
vanaf de datum waarop eerder aan de nabestaande, het ouderloos kind, of
zijn wettelijke vertegenwoordiger, een zodanige waarschuwing is gegeven.

	3. De Sociale verzekeringsbank kan afzien van het opleggen van een
bestuurlijke boete indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.

	4. Degene aan wie een bestuurlijke boete is opgelegd is verplicht
desgevraagd aan de Sociale verzekeringsbank de inlichtingen te
verstrekken die voor de tenuitvoerlegging van de bestuurlijke boete van
belang zijn.

	5. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over
de hoogte van de bestuurlijke boete.

E

	Artikel 40 vervalt.

F

	Artikel 41 komt te luiden:

Artikel 41

	Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld omtrent de
termijn waarvoor uitstel van betaling van de bestuurlijke boete kan
worden verleend alsmede omtrent de hoogte van het op grond van artikel
45, eerste of tweede lid, te verrekenen bedrag en de termijn of
termijnen waarbinnen deze verrekening plaatsvindt.

G

	De artikelen 42 en 43 vervallen.

H

	In artikel 44 wordt “boete” vervangen door: bestuurlijke boete.

I

	Artikel 45 komt te luiden:

Artikel 45

	1. De Sociale verzekeringsbank verrekent de bestuurlijke boete met een
uitkering op grond van deze wet, kinderbijslag op grond van de Algemene
Kinderbijslagwet of ouderdomspensioen op grond van de Algemene
Ouderdomswet, die degene aan wie een bestuurlijke boete is opgelegd,
ontvangt.

	2. Het college van burgemeester en wethouders van de betrokken
gemeente, onderscheidenlijk het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen, betaalt het bedrag van de bestuurlijke boete,
zonder dat daarvoor een machtiging nodig is, op haar verzoek aan de
Sociale verzekeringsbank indien degene aan wie een bestuurlijke boete is
opgelegd een uitkering ontvangt op grond van de Wet werk en bijstand, de
Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte
werkloze werknemers, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk
arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, de Wet werk en inkomen
kunstenaars, de Werkloosheidswet, de Ziektewet, de Wet
arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, de Wet
arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, de Wet werk en
inkomen naar arbeidsvermogen, de Wet op de
arbeidsongeschiktheidsverzekering of de Wet arbeid en zorg of een
toeslag op grond van de Toeslagenwet.

	3. De in artikel 479g van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
aan het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen toegekende
bevoegdheid komt gelijkelijk toe aan de Sociale verzekeringsbank. Indien
de Sociale verzekeringsbank gebruik maakt van deze bevoegdheid,
geschiedt de bekendmaking van het dwangbevel, in afwijking van artikel
4.4.4.2.10, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, door middel
van toezending per post aan degene aan wie de boete is opgelegd.

	4. Zolang de nabestaande, het ouderloos kind, of zijn wettelijke
vertegenwoordiger, zijn verplichting, bedoeld in artikel 39, vierde lid,
niet of niet behoorlijk nakomt:

	a. is de Sociale verzekeringsbank, in afwijking van artikel 4.4.1.9,
derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, bevoegd tot verrekening
voor zover beslag op de vordering van de schuldeiser nietig zou zijn;

	b. geldt de beslagvrije voet, bedoeld in de artikelen 475c tot en met
475e van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, in afwijking van
artikel 4.4.4.2.3 van de Algemene wet bestuursrecht, niet bij de
invordering van een bestuurlijke boete bij dwangbevel.

J

	Artikel 46, eerste lid, komt te luiden:

	1. De Sociale verzekeringsbank betaalt de uitkering waarop op grond van
deze wet recht bestaat.

K

	Artikel 47 komt te luiden:

Artikel 47

	Voor zover bij of krachtens deze wet niet anders is bepaald, wordt een
voorschot op de nog niet vastgestelde uitkering beschouwd als een
uitkering op grond van deze wet.

L

	Artikel 48 komt te luiden:

Artikel 48

	Indien de uitkering in het buitenland wordt uitbetaald:

	a. worden de daaraan verbonden kosten van overmaking op de uitkering in
mindering gebracht; en

	b. geschiedt de betaling in afwijking van artikel 4.4.1.5, derde lid,
van de Algemene wet bestuursrecht op het tijdstip waarop de rekening van
de daartoe door de schuldeiser aangewezen bank wordt gecrediteerd.

M

	In artikel 53 vervalt, onder vernummering van het zesde en zevende lid
tot vijfde en zesde lid, het vijfde lid.

N

	Artikel 54, eerste lid, komt te luiden:

	1. De Sociale verzekeringsbank kan de onverschuldigd betaalde
uitkering, bedoeld in artikel 53, eerste lid, invorderen bij dwangbevel.

O

	Artikel 55 komt te luiden:

Artikel 55

	Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking
tot de wijze van tenuitvoerlegging van de beschikking waarbij is
vastgesteld dat onverschuldigd is betaald.

P

	Artikel 57, vierde lid, komt te luiden:

	4. Een herziening van een uitkering op grond van het tweede lid als
gevolg van een wijziging van de verschuldigde bijdrage vindt plaats
zonder dat dit bij beschikking is vastgesteld.

Q

	In artikel 77 wordt “Overtreding van bepalingen van” vervangen
door: Een gedraging die in strijd is met.

R

	Artikel 79 vervalt.

Artikel 4

De Algemene Ouderdomswet wordt als volgt gewijzigd:

A

	Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het achtste lid komt te luiden:

	8. Een herziening van het bruto-ouderdomspensioen in verband met een
wijziging van het netto-minimumloon vindt plaats zonder dat dit bij
beschikking is vastgesteld.

	2. Er wordt een negende lid toegevoegd, luidende:

	9. De Sociale verzekeringsbank betaalt het herziene ouderdomspensioen,
bedoeld in het achtste lid, bij de eerstvolgende betaling van het
ouderdomspensioen nadat de herziening, bedoeld in het achtste lid, heeft
plaatsgevonden.

B

	Artikel 17b wordt als volgt gewijzigd:

	

	1. Het eerste tot en met vierde lid komen te luiden:

	1. De Sociale verzekeringsbank weigert het ouderdomspensioen geheel of
gedeeltelijk, tijdelijk of blijvend, indien de pensioengerechtigde, zijn
echtgenoot, of zijn wettelijke vertegenwoordiger een verplichting, hem
op grond van artikel 15, tweede lid, opgelegd, of de verplichtingen,
bedoeld in artikel 55, tweede lid, van de Wet structuur
uitvoeringsorganisatie werk en inkomen niet of niet behoorlijk is
nagekomen, dan wel de verplichting, bedoeld in artikel 49 niet binnen de
door de Sociale verzekeringsbank daarvoor vastgestelde termijn is
nagekomen.

	2. Een maatregel als bedoeld in het eerste lid wordt afgestemd op de
ernst van de gedraging en de mate waarin de belanghebbende de gedraging
verweten kan worden. Van het opleggen van een maatregel wordt in elk
geval afgezien, indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.

	3. De Sociale verzekeringsbank kan afzien van het opleggen van een
maatregel als bedoeld in het eerste lid en volstaan met het geven van
een schriftelijke waarschuwing ter zake het niet tijdig nakomen van de
verplichting, bedoeld in artikel 49, indien het niet tijdig nakomen van
de verplichting niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te
hoog bedrag verlenen van ouderdomspensioen, tenzij het niet tijdig
nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van twee jaar
te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een
zodanige waarschuwing is gegeven.

	4. De Sociale verzekeringsbank kan afzien van het opleggen van een
maatregel indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.

	2. In het vijfde lid wordt “boete” vervangen door: bestuurlijke
boete.

C

	Artikel 17c komt te luiden:

Artikel 17c

	1. De Sociale verzekeringsbank legt een bestuurlijke boete op van ten
hoogste

€ 2 269 ter zake van het niet of niet behoorlijk nakomen door de
pensioengerechtigde, zijn echtgenoot, of zijn wettelijke
vertegenwoordiger van de verplichting, bedoeld in artikel 49.

	2. De Sociale verzekeringsbank kan afzien van het opleggen van een
bestuurlijke boete als bedoeld in het eerste lid en volstaan met het
geven van een schriftelijke waarschuwing ter zake van het niet of niet
behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 49, indien
dit niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag
verlenen van ouderdomspensioen, tenzij het niet of niet behoorlijk
nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van twee jaar
te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de pensioengerechtigde, zijn
echtgenoot, of zijn wettelijke vertegenwoordiger, een zodanige
waarschuwing is gegeven.

	3. De Sociale verzekeringsbank kan afzien van het opleggen van een
bestuurlijke boete indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.

	4. Degene aan wie een bestuurlijke boete is opgelegd is verplicht
desgevraagd aan de Sociale verzekeringsbank de inlichtingen te
verstrekken die voor de tenuitvoerlegging van de bestuurlijke boete van
belang zijn.

	5. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over
de hoogte van de bestuurlijke boete.

D

	Artikel 17d vervalt.

E

	Artikel 17e komt te luiden:

Artikel 17e

	Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld omtrent de
termijn waarvoor uitstel van betaling van de bestuurlijke boete kan
worden verleend alsmede omtrent de hoogte van het op grond van artikel
17i, eerste of tweede lid, te verrekenen bedrag en de termijn of
termijnen waarbinnen deze verrekening plaatsvindt.

F

	De artikelen 17f en 17g vervallen.

G

	In artikel 17h wordt “boete” vervangen door: bestuurlijke boete.

H

	Artikel 17i komt te luiden:

Artikel 17i

	1. De Sociale verzekeringsbank verrekent de bestuurlijke boete met het
ouderdomspensioen dat degene aan wie een bestuurlijke boete is opgelegd
op grond van deze wet ontvangt.

	2. Het college van burgemeester en wethouders van de betrokken
gemeente, onderscheidenlijk het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen, betaalt het bedrag van de bestuurlijke boete,
zonder dat daarvoor een machtiging nodig is, op haar verzoek aan de
Sociale verzekeringsbank indien degene aan wie een bestuurlijke boete is
opgelegd een uitkering ontvangt op grond van de Wet werk en bijstand, de
Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte
werkloze werknemers, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk
arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, de Wet werk en inkomen
kunstenaars, de Werkloosheidswet, de Ziektewet, de Wet
arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, de Wet
arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, de Wet werk en
inkomen naar arbeidsvermogen, de Wet op de
arbeidsongeschiktheidsverzekering of de Wet arbeid en zorg of een
toeslag op grond van de Toeslagenwet.

	3. De in artikel 479g van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
aan de raad voor de kinderbescherming toegekende bevoegdheid komt
gelijkelijk toe aan de Sociale verzekeringsbank. Indien de Sociale
verzekeringsbank gebruik maakt van deze bevoegdheid, geschiedt de
bekendmaking van het dwangbevel, in afwijking van artikel 4.4.4.2.10,
eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, door middel van
toezending per post aan degene aan wie de boete is opgelegd.

	4. Zolang de belanghebbende zijn verplichting, bedoeld in artikel 17c,
vierde lid, niet of niet behoorlijk nakomt:

	a. is de Sociale verzekeringsbank, in afwijking van artikel 4.4.1.9,
derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, bevoegd tot verrekening
voor zover beslag op de vordering van de schuldeiser nietig zou zijn;

	b. geldt de beslagvrije voet, bedoeld in de artikelen 475c tot en met
475e van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, in afwijking van
artikel 4.4.4.2.3 van de Algemene wet bestuursrecht, niet bij de
invordering van een bestuurlijke boete bij dwangbevel.

I

	Artikel 19 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het eerste lid komt te luiden:

	1. De Sociale verzekeringsbank betaalt het ouderdomspensioen waarop op
grond van deze wet recht bestaat. De betaling geschiedt als regel
maandelijks.

	2. Het derde lid komt te luiden:

	3. Indien het ouderdomspensioen in het buitenland wordt uitbetaald:

	a. worden de daaraan verbonden kosten van overmaking op het
ouderdomspensioen in mindering gebracht; en

	b. geschiedt de betaling in afwijking van artikel 4.4.1.5, derde lid,
van de Algemene wet bestuursrecht op het tijdstip waarop de rekening van
de daartoe door de schuldeiser aangewezen bank wordt gecrediteerd.

J

	Artikel 20, vierde lid, komt te luiden:

	4. Een herziening van het ouderdomspensioen op grond van het eerste lid
als gevolg van een wijziging van de verschuldigde bijdrage vindt plaats
zonder dat dit bij beschikking wordt vastgesteld.

K

	Artikel 21 komt te luiden:

Artikel 21

	Voor zover bij of krachtens deze wet niet anders is bepaald, wordt een
voorschot op het nog niet vastgestelde ouderdomspensioen beschouwd als
ouderdomspensioen op grond van deze wet.

L

	In artikel 24 vervalt, onder vernummering van het zesde en zevende lid
tot vijfde en zesde lid, het vijfde lid.

M

	Artikel 24a, eerste lid, komt te luiden:

	1. De Sociale verzekeringsbank kan het onverschuldigd betaalde
ouderdomspensioen, bedoeld in artikel 24, eerste lid, invorderen bij
dwangbevel.

N

	Artikel 24b komt te luiden:

Artikel 24b

	Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking
tot de wijze van tenuitvoerlegging van de beschikking waarbij is
vastgesteld dat onverschuldigd is betaald.

O

	Aan artikel 31 wordt een lid toegevoegd, luidende:

	3. De vakantie-uitkering wordt betaald zonder dat dit bij beschikking
is vastgesteld.

P

	Artikel 33a vervalt.

Q

	Artikel 33b wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het derde lid komt te luiden:

	3. De toekenning van de tegemoetkoming, voor zover die niet samenhangt
met de toekenning van het ouderdomspensioen, vindt plaats zonder dat dit
bij beschikking is vastgesteld. Artikel 9, achtste lid, is van
overeenkomstige toepassing.

	2. Onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot vijfde en zesde
lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

	4. De betaling van de tegemoetkoming geschiedt maandelijks tezamen met
de betaling van het ouderdomspensioen.

R

	In artikel 65 wordt “Overtreding van bepalingen van” vervangen
door: Een gedraging die in strijd is met.

S

	Artikel 68 vervalt.

Artikel 5

	De Arbeidsomstandighedenwet wordt als volgt gewijzigd:

A

	Artikel 1, vierde lid, vervalt onder vernummering van het vijfde lid
tot vierde lid.

B

	Artikel 6, derde lid, komt te luiden:

	3. Het niet naleven van de eerste zin van het eerste lid is een
overtreding in de zin van artikel 2, derde lid, van de Wet op de
economische delicten. Voor zover het niet naleven van de bij of
krachtens het eerste lid gestelde regels is aangewezen als een strafbaar
feit, is dat feit eveneens een overtreding.

C

	Artikel 10, tweede lid, komt te luiden:

	2. Het niet naleven van het eerste lid is een overtreding in de zin van
artikel 2, derde lid, van de Wet op de economische delicten.

D

	Artikel 15a, onderdeel e, komt te luiden:

	e. een beschikking tot oplegging van een last onder bestuursdwang of
tot oplegging van een last onder dwangsom als bedoeld in artikel 28a;.

E

	Artikel 16, elfde lid, komt te luiden:

	11. Voor zover het niet naleven van de in het tiende lid bedoelde
voorschriften en verboden is aangewezen als een strafbaar feit, is dat
feit een overtreding in de zin van artikel 2, derde lid, van de Wet op
de economische delicten.

F

	In artikel 24, achtste lid, wordt “een beboetbaar feit” vervangen
door: een overtreding.

G

	Artikel 28, zevende lid, komt te luiden:

	7. Het opzettelijk niet naleven van het zesde lid is een misdrijf in de
zin van artikel 2, derde lid, van de Wet op de economische delicten.

H

	Artikel 28a komt te luiden:

Last onder bestuursdwang

Artikel 28a

	Een daartoe aangewezen toezichthouder is bevoegd tot oplegging van een
last onder bestuursdwang ter zake van de naleving van artikel 5:20 van
de Algemene wet bestuursrecht, voor zover het de verplichting betreft
tot het verlenen van medewerking aan de toezichthouder, de artikelen 24,
negende lid, en 28, eerste lid, en de daartoe bij algemene maatregel van
bestuur aangewezen bepalingen krachtens deze wet.

I

	Artikel 32, tweede lid, komt te luiden:

	2. Het niet naleven van het eerste lid is een misdrijf in de zin van
artikel 2, derde lid, van de Wet op de economische delicten.

J

	Artikel 33 komt te luiden:

Overtredingen

Artikel 33

	1. Als overtreding wordt aangemerkt het niet naleven van de artikelen
3, 4, eerste lid, 5, 8, 9, eerste en tweede lid, 11, 13, eerste tot en
met vierde lid, negende en tiende lid, 14, eerste, tweede en zevende
lid, 14a, tweede, derde en vierde lid, 15, eerste en derde lid, 18 en
19. Ter zake van de overtredingen, bedoeld in de vorige zin, kan een
bestuurlijke boete worden opgelegd van de eerste categorie.

	2. Als overtreding wordt tevens aangemerkt het niet naleven van artikel
16, tiende lid, voor zover het niet naleven van de in dat artikellid
bedoelde voorschriften en verboden bij of krachtens algemene maatregel
van bestuur is aangemerkt als overtreding. Ter zake van de
overtredingen, bedoeld in de vorige zin, wordt bij of krachtens algemene
maatregel van bestuur bepaald of een bestuurlijke boete kan worden
opgelegd van de eerste of tweede categorie.

	3. Een overtreding als bedoeld in het eerste of tweede lid wordt
aangemerkt als een strafbaar feit, indien tweemaal binnen een aan de dag
van het constateren van die overtreding voorafgaande periode van 48
maanden, met respectievelijke tussenliggende perioden van ten hoogste 24
maanden, voor een overtreding bestaande uit het niet naleven van
eenzelfde wettelijke bepaling een bestuurlijke boete is opgelegd die
onherroepelijk is geworden.

	4. Geen bestuurlijke boete kan worden opgelegd ter zake van bij of
krachtens deze wet strafbaar gestelde feiten.

	5. Het strafbaar feit, bedoeld in het derde lid, is een overtreding in
de zin van artikel 2, derde lid, van de Wet op de economische delicten.

K

	Artikel 33a vervalt.

L

	Artikel 34 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het opschrift komt te luiden:

Hoogte bestuurlijke boete en recidive.

	2. Het eerste lid komt te luiden:

	1. Een daartoe door Onze Minister aangewezen, onder hem ressorterende
ambtenaar legt de bestuurlijke boete op aan de overtreder op wie de
verplichtingen rusten die voortvloeien uit deze wet en de daarop
berustende bepalingen, voor zover het niet naleven daarvan is aangeduid
als overtreding.

	3. Het derde lid komt te luiden:

	3. De hoogte van de bestuurlijke boete die ten hoogste voor een
overtreding kan worden opgelegd is gelijk aan de geldsom van de
categorie die voor de overtreding is bepaald. Artikel 5.4.2.6 van de
Algemene wet bestuursrecht is van toepassing indien een artikel gesteld
bij of krachtens deze wet op grond waarvan een bestuurlijke boete kan
worden opgelegd, niet is nageleefd.

	4. In het vijfde lid wordt “boete” vervangen door “bestuurlijke
boete”.

	5. Het zesde lid komt te luiden:

	6. Onverminderd het vierde lid verhoogt de aangewezen ambtenaar,
bedoeld in het eerste lid, de op te leggen bestuurlijke boete met 50%,
indien op de dag van het constateren van de overtreding nog geen 24
maanden zijn verstreken nadat een eerdere overtreding bestaande uit het
niet naleven van eenzelfde wettelijke verplichting is geconstateerd en
de bestuurlijke boete wegens de eerdere overtreding onherroepelijk is
geworden.

M

	Artikel 35 vervalt.

N

	Artikel 36 komt te luiden:

Boeterapport

Artikel 36

	1. Onverminderd artikel 5.4.2.1, tweede lid, van de Algemene wet
bestuursrecht vermeldt het rapport naast de overtreder in ieder geval de
andere bij de overtreding betrokken persoon of personen.

	2. Het rapport wordt toegezonden aan de daartoe op grond van artikel
34, eerste lid, aangewezen ambtenaar.

	3. Een afschrift van het rapport wordt toegezonden of uitgereikt aan de
andere bij de overtreding betrokken persoon of personen, bedoeld in het
eerste lid.

O

	Artikel 37 komt te luiden:

Boetebeschikking

Artikel 37

	Een afschrift van de boetebeschikking wordt toegezonden of uitgereikt
aan de andere bij de overtreding betrokken persoon of personen, bedoeld
in artikel 36, eerste lid, en in voorkomend geval, desgevraagd aan zijn
of hun nabestaande of nabestaanden.

P

	Artikel 38 komt te luiden:

Inlichtingenplicht jegens de boeteoplegger

Artikel 38

	Degene aan wie een bestuurlijke boete is opgelegd is verplicht
desgevraagd aan de daartoe op grond van artikel 34, eerste lid,
aangewezen ambtenaar de inlichtingen te verstrekken die voor de
tenuitvoerlegging van de boete van belang zijn.

Q

	De artikelen 39 en 41 vervallen.

R

	In artikel 42 wordt “boete” vervangen door: bestuurlijke boete.

S

	Artikel 43 komt te luiden:

Terugbetaling

Artikel 43

	Indien een bestuurlijke boete ten onrechte is opgelegd, wordt deze
binnen zes weken nadat is vastgesteld dat de bestuurlijke boete ten
onrechte is opgelegd, aan de rechthebbende terugbetaald.

Artikel 6

	De Arbeidstijdenwet wordt als volgt gewijzigd:

A

	In artikel 1:7 vervallen het tweede lid alsmede de aanduiding “1”
voor het eerste lid.

B

	Artikel 8:2 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het tweede lid wordt “voor zover aangeduid als beboetbare of
strafbare feiten” vervangen door: voor zover aangeduid als
overtredingen in de zin van artikel 10:1 of overtredingen of misdrijven
in de zin van artikel 2, derde lid, van de Wet op de economische
delicten.

	2. In het vierde lid wordt “toepassing van bestuursdwang” vervangen
door: oplegging van een last onder bestuursdwang.

C

	Artikel 8:3, tweede lid, komt te luiden:

	2. Een gedraging in strijd met het eerste lid is een misdrijf in de zin
van artikel 2, derde lid, van de Wet op de economische delicten.

D

	Artikel 8:4 komt te luiden:

Artikel 8:4

	De toezichthouders zijn, behoudens tegenover hen aan wier gezag zij uit
hoofde van hun ambt zijn onderworpen, verplicht tot geheimhouding van de
namen van de personen door wie een klacht is ingediend of aangifte is
gedaan van een overtreding of misdrijf in de zin van artikel 2, derde
lid, van de Wet op de economische delicten voor zover betrekking hebbend
op deze wet en de daarop berustende bepalingen, behoudens wanneer deze
personen hen schriftelijk hebben verklaard tegen de mededeling van hun
namen geen bedenkingen te hebben.

E

	Het opschrift van paragraaf 10.1 komt te luiden:

§ 10.1 Overtredingen.

F

	Artikel 10:1 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het opschrift komt te luiden:

Aanwijzing overtredingen.

	2. In het artikel wordt “beboetbaar feit” telkens vervangen door
“overtreding” en wordt “beboetbare feiten” vervangen door:
overtredingen.

G

	Artikel 10:2 vervalt.

H

	Artikel 10:3 komt te luiden:

Boeterapport

Artikel 10:3

	1. Onverminderd artikel 5.4.2.1, tweede lid, van de Algemene wet
bestuursrecht vermeldt het rapport in ieder geval:

	a. de bij de overtreding betrokken persoon of personen;

	b. het officiële nummer waaronder het desbetreffende vervoermiddel is
geregistreerd, voor zover in verband met de overtreding van belang.

	2. Het rapport wordt toegezonden aan de op grond van artikel 10:5,
eerste of tweede lid, aangewezen ambtenaar.

I

	Artikel 10:4 vervalt.

J

	Artikel 10:5 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste en tweede lid wordt “beboetbaar feit” telkens
vervangen door “overtreding” en wordt “boete” telkens vervangen
door: bestuurlijke boete.

	2. Het derde lid komt te luiden:

	3. De ter zake van deze wet en de daarop berustende bepalingen gestelde
overtredingen gelden ten opzichte van elke persoon, met of ten aanzien
van wie de overtreding is begaan, en met betrekking tot elke dag in de
loop waarvan deze overtreding is begaan.

	3. In het vierde lid wordt “beboetbare feiten” vervangen door:
overtredingen.

K

	Artikel 10:6 komt te luiden:

Geen oplegging van de bestuurlijke boete

Artikel 10:6

	Geen bestuurlijke boete wordt opgelegd, indien een gedraging die in
strijd is met deze wet of de daarop berustende bepalingen, tevens een
strafbaar feit als bedoeld in artikel 11:3, eerste tot en met derde lid,
oplevert.

L

	Artikel 10:7 komt te luiden:

De hoogte van de bestuurlijke boete

Artikel 10:7

	1. De bestuurlijke boete die ten hoogste voor een overtreding kan
worden opgelegd, is, indien begaan door:

	a. een natuurlijke persoon, gelijk aan de geldsom van ten hoogste €
11 250,

	b. een rechtspersoon, gelijk aan de geldsom van ten hoogste € 45 000.

	2. Onverminderd het eerste lid verhoogt de op grond van artikel 10:5,
eerste of tweede lid, aangewezen ambtenaar de op te leggen bestuurlijke
boete met 50%, indien op de dag van het constateren van de overtreding
nog geen 24 maanden zijn verstreken nadat een eerdere overtreding
bestaande uit het niet naleven van eenzelfde wettelijke verplichting is
geconstateerd en de boete wegens de eerdere overtreding onherroepelijk
is geworden.

	3. Onze Minister stelt beleidsregels vast waarin de boetebedragen voor
de overtredingen worden vastgesteld. Voor overtredingen begaan door
personen, bedoeld in artikel 5:12, tweede lid, stellen Onze Minister van
Verkeer en Waterstaat en Onze Minister tezamen beleidsregels vast waarin
de boetebedragen voor die overtredingen worden vastgesteld. Artikel
5.4.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing indien een
artikel gesteld bij of krachtens de wet op grond waarvan een
bestuurlijke boete kan worden opgelegd, niet is nageleefd.

	4. In afwijking van artikel 8:69 van de Algemene wet bestuursrecht kan
de rechter in beroep of hoger beroep de hoogte van de boete ook ten
nadele van de belanghebbende wijzigen.

M

	De artikelen 10:8 en 10:9 vervallen.

N

	Het opschrift van paragraaf 10.4 komt te luiden:

§ 10.4 Inlichtingenplicht en terugbetaling.

O

	Artikel 10:10 komt te luiden:

Inlichtingenplicht jegens de boeteoplegger

Artikel 10:10

	De persoon aan wie een bestuurlijke boete is opgelegd, verstrekt
desgevraagd aan de daartoe op grond van artikel 10:5, eerste en tweede
lid, aangewezen ambtenaar de inlichtingen die redelijkerwijs voor de
tenuitvoerlegging van de bestuurlijke boete nodig zijn.

P

	De artikelen 10:11 en 10:12 vervallen.

Q

	Artikel 10:13 komt te luiden:

Terugbetaling

Artikel 10.13

	Indien een bestuurlijke boete ten onrechte is opgelegd, wordt deze
binnen zes weken nadat is vastgesteld dat de bestuurlijke boete ten
onrechte is vastgesteld, aan de rechthebbende terugbetaald.

R

	Artikel 10:15 komt te luiden:

Toepasselijkheid van de paragraaf

Artikel 10:15

	In afwijking van de paragrafen 10.2 tot en met 10.4, met uitzondering
van artikel 10:7 eerste en derde lid, kan deze paragraaf worden
toegepast indien de overtreding heeft plaatsgevonden met of door middel
van een voertuig waarvan aannemelijk is dat de houder van het kenteken
geen bekende woon- of verblijfplaats in Nederland heeft of dat de
bestuurder van een voertuig in Nederland geen bekende woon- of
verblijfplaats heeft.

S

	Artikel 10:16 komt te luiden:

Toepasselijkheid van de paragraaf

Artikel 10:16

	1. Een bestuurlijke boete wordt opgelegd door de toezichthouder,
bedoeld in artikel 8:1, eerste lid, en in artikel 8:1, tweede lid, ten
aanzien van de in artikel 5:12, tweede lid, onderdeel a, bedoelde
personen ten aanzien van arbeid door hen verricht in of op
motorrijtuigen.

	2. Onverminderd artikel 5.4.2.1, eerste lid, van de Algemene wet
bestuursrecht vermeldt de beschikking in ieder geval:

	a. het officiële nummer waaronder het desbetreffende voertuig is
geregistreerd;

	b. de houder van het kenteken.

T

	In de artikelen 10:17 en 10:18 wordt “boete” telkens vervangen
door: bestuurlijke boete.

U

	Artikel 11:3 wordt als volgt gewijzigd:

	

	1. In het derde lid wordt “beboetbaar feit” vervangen door
“overtreding” en wordt “beboetbare feiten” vervangen door:
overtredingen.

	2. Het vierde lid komt te luiden:

	4. Een strafbaar feit als bedoeld in dit artikel is een overtreding in
de zin van artikel 2, derde lid, van de Wet op de economische delicten.

Artikel 7

	In artikel 7, vierde lid, van de Kaderwet SZW-subsidies wordt “ en
4:57 van de Algemene wet bestuursrecht” vervangen door: en 4:57,
vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 8

	De Noodwet Arbeidsvoorziening wordt als volgt gewijzigd:

A

	Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid vervalt “en van de door Onze Minister gegeven
aanwijzingen”.

	2. In het tweede lid wordt “Bij regelen en aanwijzingen als bedoeld
in het eerste lid” vervangen door: Bij regelen als bedoeld in het
eerste lid en instructies als bedoeld in artikel 10.1.3.1, eerste lid,
van de Algemene wet bestuursrecht.

B

	In artikel 44 wordt “toepassing van bestuursdwang” vervangen door:
oplegging van een last onder bestuursdwang.

C

	In de artikelen 53 en 54 wordt “Overtreding van” vervangen door
“Een gedraging die in strijd is met” en wordt “overtreding van”
vervangen door: een gedraging die in strijd is met.

Artikel 9

De Pensioenwet wordt als volgt gewijzigd:

A

	Artikel 96 wordt als volgt gewijzigd:

	

	1. In het opschrift wordt “boetes” vervangen door: bestuurlijke
boeten.

	2. In onderdeel a wordt “boetes” vervangen door: bestuurlijke
boeten.

B

	In artikel 160, derde lid, wordt “boetes en verbeurde dwangsommen”
vervangen door: bestuurlijke boeten en verbeurde lasten onder dwangsom.

C

	In artikel 175 vervalt het tweede lid en wordt het derde lid vernummerd
tot tweede lid.

D

	In artikel 176 vervalt het tweede lid en wordt het derde lid vernummerd
tot tweede lid.

	

E

	De artikelen 177 en 178 vervallen.

F

	Artikel 179 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid wordt “met dien verstande dat de boete”
vervangen door: met dien verstande dat de bestuurlijke boete.

	2. Het derde lid vervalt.

G

	De artikelen 180 tot en met 183 vervallen.

H

	Artikel 184 komt te luiden:

Artikel 184. Schorsende werking bij bestuurlijke boete

	1. Indien tegen een besluit tot het opleggen van een bestuurlijke boete
bezwaar of beroep wordt aangetekend, schorst dit de verplichting tot
betaling van de bestuurlijke boete totdat de beroepstermijn is
verstreken of, indien beroep is ingesteld, op het beroep is beslist.

	2.	De schorsing van een verplichting tot betaling schorst niet de
berekening van de wettelijke rente.

I

	De artikelen 185 tot en met 187 vervallen.

Artikel 10

	De Toeslagenwet wordt als volgt gewijzigd:

A

	Artikel 11, derde tot en met zesde lid, komen te luiden:

	3. De toeslag op een loondervingsuitkering wordt betaald zonder dat dit
bij beschikking is vastgesteld indien de loondervingsuitkering waarop de
toeslag wordt of werd betaald ook op die wijze wordt betaald en indien
redelijkerwijs mag worden aangenomen dat aan een beschikking geen
behoefte bestaat.

	4. Een toeslag als bedoeld in het derde lid wordt beëindigd zonder dat
dit bij beschikking is vastgesteld, indien redelijkerwijs mag worden
aangenomen dat aan een beschikking geen behoefte bestaat. Indien de
belanghebbende binnen een redelijke termijn om een beschikking verzoekt,
wordt deze zo spoedig mogelijk alsnog verstrekt.

	5. Een herziening van de toeslag als gevolg van een wijziging van het
minimumloon of als gevolg van een indexering van het dagloon of de
grondslag waarnaar de loondervingsuitkering is berekend vindt plaats
zonder dat dit bij beschikking is vastgesteld.

	6. De vakantie-uitkering wordt betaald zonder dat dit bij beschikking
is vastgesteld.

B

	Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het eerste lid komt te luiden:

	1. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen weigert de toeslag
tijdelijk of blijvend, geheel of gedeeltelijk ter zake van het niet of
niet behoorlijk nakomen door degene die aanspraak maakt op een toeslag,
zijn echtgenoot, of zijn wettelijke vertegenwoordiger van een
verplichting als bedoeld in artikel 13 of artikel 55, tweede lid, van de
Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, dan wel ter zake
van het niet binnen de door het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen, onderscheidenlijk de Centrale organisatie werk
en inkomen daarvoor vastgestelde termijn nakomen door genoemde personen
van een verplichting als bedoeld in artikel 12, of in de artikelen 28,
tweede lid, en 29, eerste lid, van de Wet structuur
uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.

	2. Het derde tot en met vijfde lid komen te luiden:

	3. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan afzien van het
opleggen van een maatregel als bedoeld in het eerste lid en volstaan met
het geven van een schriftelijke waarschuwing ter zake van het niet of
niet tijdig nakomen van een verplichting als bedoeld in artikel 12, of
de artikelen 28, tweede lid, en 29, eerste lid, van de Wet structuur
uitvoeringsorganisatie werk en inkomen indien dit niet heeft geleid tot
het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van toeslag, tenzij
het niet tijdig nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een
periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan degene
die aanspraak maakt op toeslag, zijn echtgenoot of zijn wettelijk
vertegenwoordiger een zodanige waarschuwing is gegeven.

	4. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan afzien van het
opleggen van een maatregel indien daarvoor dringende redenen aanwezig
zijn.

	5. Het opleggen van een maatregel blijft achterwege indien voor
dezelfde gedraging een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 14a
wordt opgelegd.

C

	Artikel 14a komt te luiden:

Artikel 14a

	1. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen legt een
bestuurlijke boete op van ten hoogste € 2 269 ter zake van het niet of
niet behoorlijk nakomen door degene die aanspraak maakt op een toeslag,
zijn echtgenoot, of zijn wettelijke vertegenwoordiger van een
verplichting als bedoeld in artikel 12 of in artikel 28, tweede lid, of
29, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en
inkomen.

	2. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan afzien van het
opleggen van een bestuurlijke boete als bedoeld in het eerste lid en
volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing ter zake van
het niet of niet behoorlijk nakomen van een verplichting als bedoeld in
artikel 12 of in artikel 28, tweede lid, of artikel 29, eerste lid, van
de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen indien dit niet
heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van
toeslag, tenzij het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting
plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum
waarop eerder aan degene die aanspraak maakt op toeslag, zijn
echtgenoot, of zijn wettelijk vertegenwoordiger, een zodanige
waarschuwing is gegeven.

	3. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan afzien van het
opleggen van een bestuurlijke boete indien daarvoor dringende redenen
aanwezig zijn.

	4. Degene aan wie een bestuurlijke boete is opgelegd is verplicht
desgevraagd aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen de
inlichtingen te verstrekken die voor de tenuitvoerlegging van de boete
van belang zijn.

	5. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over
de hoogte van de bestuurlijke boete.

D

	Artikel 14b vervalt.

E

	Artikel 14c komt te luiden:

Artikel 14c

	Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking
tot de wijze van tenuitvoerlegging van de beschikking waarbij de
bestuurlijke boete is opgelegd.

F

	De artikelen 14d en 14e vervallen.

G

	In artikel 14f wordt “boete” vervangen door: bestuurlijke boete.

H

	Artikel 14g komt te luiden:

Artikel 14g

	1. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen verrekent de
bestuurlijke boete met een toeslag op grond van deze wet, een uitkering
op grond van de Werkloosheidswet, de Ziektewet, de Wet werk en inkomen
naar arbeidsvermogen, de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de
Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, de Wet
arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, de Wet
arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen of de Wet arbeid en zorg,
die degene aan wie de bestuurlijke boete is opgelegd ontvangt.

	2. De Sociale verzekeringsbank onderscheidenlijk de gemeente betaalt
het bedrag van de bestuurlijke boete, zonder dat daarvoor een machtiging
nodig is, op zijn verzoek aan het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen indien degene aan wie een bestuurlijke boete is
opgelegd een uitkering ontvangt op grond van de Algemene Ouderdomswet,
de Algemene nabestaandenwet, de Wet werk en bijstand, de Wet
inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze
werknemers, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk
arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen of de Wet werk en inkomen
kunstenaars.

	3. De in artikel 479g van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
aan de raad voor de kinderbescherming toegekende bevoegdheid komt
gelijkelijk toe aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
Indien het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen gebruik maakt
van deze bevoegdheid, geschiedt de bekendmaking van het dwangbevel, in
afwijking van artikel 4.4.4.2.10, eerste lid, van de Algemene wet
bestuursrecht, door middel van toezending per post aan degene aan wie de
boete is opgelegd.

	4. Zolang degene die aanspraak maakt op een toeslag, zijn echtgenoot,
of zijn wettelijke vertegenwoordiger zijn verplichting, bedoeld in
artikel 14a, vierde lid, niet of niet behoorlijk nakomt:

	a. is het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in afwijking van
artikel 4.4.1.9, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht bevoegd
tot verrekening van de bestuurlijke boete voor zover beslag op de
vordering van de schuldeiser nietig zou zijn;

	b. geldt de beslagvrije voet, bedoeld in de artikelen 475c tot en met
475e van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, in afwijking van
artikel 4.4.4.2.3 van de Algemene wet bestuursrecht, niet bij de
invordering van een bestuurlijke boete bij dwangbevel.

I

	Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het eerste lid komt te luiden:

	1. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen betaalt de toeslag
waarop op grond van deze wet recht bestaat.

	2. Onder vernummering van het vijfde lid tot zesde lid wordt een lid
ingevoegd, luidende:

	5. Onverminderd het eerste tot en met vierde lid vindt betaling plaats:

	a. binnen zes weken na indiening van de aanvraag indien artikel 11,
derde lid, van toepassing is;

	b. bij de eerstvolgende betaling van de toeslag nadat wijziging van het
minimumloon heeft plaatsgevonden of tegelijk met de eerstvolgende
gewijzigde loondervingsuitkering indien artikel 11, vijfde lid, van
toepassing is;

	c. tegelijk met de betaling van de vakantie-uitkering op de
loondervingsuitkering indien artikel 11, zesde lid, van toepassing is.

J

	Artikel 17 komt te luiden:

Artikel 17

	Voor zover bij of krachtens deze wet niet anders is bepaald, wordt een
voorschot op een nog niet vastgestelde toeslag beschouwd als een toeslag
op grond van deze wet.

K

	In artikel 20 vervalt, onder vernummering van het zesde en zevende lid
tot vijfde en zesde lid, het vijfde lid.

L

	Artikel 20a, eerste lid, komt te luiden:

	1. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan de
onverschuldigd betaalde toeslag, bedoeld in artikel 20, eerste lid,
invorderen bij dwangbevel.

M

	Artikel 20b, tweede lid, komt te luiden:

	2. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met
betrekking tot de wijze van tenuitvoerlegging van de beschikking waarbij
is vastgesteld dat onverschuldigd is betaald.

N

	In artikel 26 wordt “boeten” vervangen door: bestuurlijke boeten.

O

	In artikel 40 wordt “Overtreding van bepalingen van” vervangen
door: Een gedraging die in strijd is met.

P

	Artikel 43a vervalt.

Artikel 11

	De Werkloosheidswet wordt als volgt gewijzigd:

A

	Artikel 22 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het derde lid komt te luiden:

	3. Een uitkering als bedoeld in artikel 18 en een uitkering die verband
houdt met een verleende ontheffing op grond van artikel 8, derde lid,
van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945 worden betaald
zonder dat dit bij beschikking is vastgesteld, indien redelijkerwijs mag
worden aangenomen dat aan een beschikking geen behoefte bestaat.

	2. Het vierde lid komt te luiden:

	4. Een uitkering als bedoeld in het derde lid wordt beëindigd zonder
dat dit bij beschikking is vastgesteld, indien redelijkerwijs mag worden
aangenomen dat aan een beschikking geen behoefte bestaat. Indien de
belanghebbende binnen een redelijke termijn om een beschikking verzoekt,
dan wordt deze zo spoedig mogelijk alsnog verstrekt.

	3. Onder vernummering van het vijfde en zesde lid tot zesde en zevende
lid wordt een nieuw vijfde lid ingevoegd, luidende:

	5. Het UWV betaalt de uitkering, bedoeld in het derde lid, binnen zes
weken na indiening van de aanvraag.

B

	Artikel 27 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het eerste tot en met vierde lid komen te luiden:

	1. Het UWV weigert de uitkering blijvend geheel ter zake van het niet
nakomen door de werknemer van een verplichting als bedoeld in artikel
24, eerste lid, onderdeel a, of onderdeel b, onder 3o, tenzij het niet
nakomen van de verplichting de werknemer niet in overwegende mate kan
worden verweten. In dat geval weigert het UWV de uitkering gedeeltelijk
door het uitkeringspercentage te verlagen naar 35 over de volledige duur
van de uitkering, maar ten hoogste over een periode van 26 weken.

	2. Het UWV weigert de uitkering blijvend over het aantal uren waarover
het recht op uitkering zou zijn geëindigd of niet zou zijn ontstaan
indien de werknemer de betreffende arbeid zou hebben aanvaard of
verkregen ter zake van het niet nakomen door de werknemer van een
verplichting als bedoeld in artikel 24, eerste lid, onderdeel b, onder
2o.

	3. Het UWV weigert de uitkering tijdelijk of blijvend, geheel of
gedeeltelijk ter zake van het niet of niet behoorlijk nakomen door de
werknemer van een verplichting als bedoeld in de artikelen 24, eerste
lid, onderdeel b, onder 1o of 4o, of vijfde lid, of 26, artikel 55,
tweede lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen
of artikel 28, tweede lid, van de Wet werk en inkomen naar
arbeidsvermogen, dan wel ter zake van het niet binnen de door het UWV,
onderscheidenlijk de CWI daarvoor vastgestelde termijn nakomen door de
werknemer van een verplichting als bedoeld in artikel 25 of de artikelen
28, tweede lid, en 29, eerste lid, van de Wet structuur
uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.

	4. Het UWV weigert de uitkering tijdelijk of blijvend, geheel of
gedeeltelijk indien de verzekerde, bedoeld in de Ziektewet, die
gedurende de eerste dertien weken van zijn ongeschiktheid tot het
verrichten van zijn arbeid wegens ziekte een uitkering ontvangt op grond
van deze wet een verplichting voortvloeiend uit artikel 45, eerste lid,
van de Ziektewet niet is nagekomen.

	2. Het zevende tot en met negende lid komen te luiden:

	7. Het UWV kan afzien van het opleggen van een maatregel als bedoeld in
het derde of vierde lid en volstaan met het geven van een schriftelijke
waarschuwing ter zake van het niet tijdig nakomen van een verplichting
als bedoeld in artikel 25, of de artikelen 28, tweede lid, en 29, eerste
lid van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, indien
het niet tijdig nakomen van de verplichting, niet heeft geleid tot het
ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van uitkering, of ter
zake van het zich niet houden aan een voorschrift als bedoeld in artikel
26, eerste lid, onderdelen a, b of d, tenzij het niet tijdig nakomen van
de verplichting, of het zich niet houden aan de voorschriften,
plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum
waarop eerder aan de werknemer een zodanige waarschuwing is gegeven.

	8. Het UWV kan afzien van het opleggen van een maatregel indien
daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.

	9. Het opleggen van een maatregel blijft achterwege indien voor
dezelfde gedraging een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 27a
wordt opgelegd.

C

	Artikel 27a komt te luiden:

Artikel 27a

	1. Het UWV legt een bestuurlijke boete op van ten hoogste € 2 269 ter
zake van het niet of niet behoorlijk nakomen door de werknemer van een
verplichting als bedoeld in artikel 25 van deze wet of artikel 28,
tweede lid, of artikel 29, eerste lid, van de Wet structuur
uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.

	2. Het UWV kan afzien van het opleggen van een bestuurlijke boete als
bedoeld in het eerste lid en volstaan met het geven van een
schriftelijke waarschuwing ter zake van het niet of niet behoorlijk
nakomen door de werknemer van een verplichting als bedoeld in artikel 25
van deze wet of artikel 28, tweede lid, of artikel 29, eerste lid, van
de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen indien dit niet
heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van
uitkering, tenzij het niet of niet behoorlijk nakomen van de
verplichting plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te rekenen
vanaf de datum waarop eerder aan de werknemer een zodanige waarschuwing
is gegeven.

	3. Het UWV kan afzien van het opleggen van een bestuurlijke boete
indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.

	4. Degene aan wie een bestuurlijke boete is opgelegd is verplicht
desgevraagd aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen de
inlichtingen te verstrekken die voor de tenuitvoerlegging van de boete
van belang zijn.

	5. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over
de hoogte van de bestuurlijke boete.

D

	Artikel 27b vervalt.

E

	Artikel 27c komt te luiden:

Artikel 27c

	Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking
tot de wijze van tenuitvoerlegging van de beschikking waarbij de
bestuurlijke boete is opgelegd.

F

	De artikelen 27d en 27e vervallen.

G

	In artikel 27f wordt “boete” vervangen door: bestuurlijke boete.

H

	Artikel 27g komt te luiden:

Artikel 27g

	1. Het UWV verrekent de bestuurlijke boete met een uitkering op grond
van deze wet, de Ziektewet, de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen,
de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Wet
arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, de Wet
arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, de Wet
arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen, de Wet arbeid en zorg of
een toeslag op grond van de Toeslagenwet, die de overtreder ontvangt.

	2. De Sociale verzekeringsbank onderscheidenlijk de gemeente betaalt
het bedrag van de bestuurlijke boete, zonder dat daarvoor een machtiging
nodig is, op zijn verzoek aan het UWV indien de overtreder een uitkering
ontvangt op grond van de Algemene Ouderdomswet, de Algemene nabestaanden
wet, de Wet werk en bijstand, de Wet inkomensvoorziening oudere en
gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, de Wet
inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen
zelfstandigen of de Wet werk en inkomen kunstenaars.

	3. De in artikel 479g van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
aan de raad voor de kinderbescherming toegekende bevoegdheid komt
gelijkelijk toe aan het UWV. Indien het UWV gebruik maakt van deze
bevoegdheid, geschiedt de bekendmaking van het dwangbevel, in afwijking
van artikel 4.4.4.2.10, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht,
door middel van toezending per post aan degene aan wie de boete is
opgelegd.

	4. Zolang de overtreder zijn verplichting, bedoeld in artikel 27a,
vierde lid, niet of niet behoorlijk nakomt:

	a. is het UWV in afwijking van artikel 4.4.1.9, derde lid, van de
Algemene wet bestuursrecht bevoegd tot verrekening van de bestuurlijke
boete voor zover beslag op de vordering van de schuldeiser nietig zou
zijn;

	b. geldt de beslagvrije voet, bedoeld in de artikelen 475c tot en met
475e van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, in afwijking van
artikel 4.4.4.2.3 van de Algemene wet bestuursrecht, niet bij de
invordering van een bestuurlijke boete bij dwangbevel.

I

	In artikel 27h wordt “boete” vervangen door: bestuurlijke boete.

J

	Artikel 30, eerste lid, komt te luiden:

	1. Het UWV betaalt de uitkering waarop op grond van deze wet recht
bestaat.

K

	Artikel 31 komt te luiden:

Artikel 31

	1. Het UWV betaalt geen voorschot op de uitkering over tijdvakken
waarin het loon niet wordt doorbetaald in verband met een geschil tussen
de werknemer en zijn werkgever over het bestaan van ziekte van de
werknemer.

	2. Voor zover bij of krachtens deze wet niet anders is bepaald, wordt
een voorschot op de uitkering beschouwd als een uitkering op grond van
deze wet.

L

	Artikel 33, vijfde lid, komt te luiden:

	5. De vakantiebijslag wordt betaald zonder dat dit bij beschikking is
vastgesteld.

M

	In artikel 36 vervalt, onder vernummering van het zesde en zevende lid
tot vijfde en zesde lid, het vijfde lid.

N

	Artikel 36a, eerste lid, komt te luiden:

	1. Het UWV kan de onverschuldigd betaalde uitkering, bedoeld in artikel
36, eerste lid, invorderen bij dwangbevel.

O

	Artikel 36b komt te luiden:

Artikel 36b

	Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking
tot de wijze van tenuitvoerlegging van de beschikking waarbij is
vastgesteld dat onverschuldigd is betaald.

P

	Artikel 39, vierde lid, komt te luiden:

	4. Een herziening van de uitkering op grond van het eerste lid als
gevolg van een wijziging van de verschuldigde bijdrage vindt plaats
zonder dat dit bij beschikking is vastgesteld.

Q

	Artikel 46 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het derde lid komt te luiden:

	3. Een herziening van de uitkering als gevolg van een herziening van
het dagloon vindt plaats zonder dat dit bij beschikking is vastgesteld.

	2. Er wordt een vierde lid toegevoegd, luidende:

	4. Het UWV betaalt de herziene uitkering, bedoeld in het derde lid, bij
de eerstvolgende uitkeringsbetaling nadat de herziening, bedoeld in het
eerste lid, heeft plaatsgevonden.

R

	Artikel 79 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Onder vernummering van het tiende lid tot zevende lid vervallen het
zesde tot en met negende lid.

	2. Er wordt een lid ingevoegd, luidende:

	6. Het UWV kan de in het eerste lid bedoelde bedragen invorderen bij
dwangbevel.

S

	In artikel 116, eerste lid, wordt “en 79, tiende lid” vervangen
door: en 79, zevende lid.

T

	In artikel 127a, tweede lid, wordt “op grond van artikel 31”
vervangen door: op grond van artikel 31 of 4.4.1.11, eerste lid, van de
Algemene wet bestuursrecht.

U

	In artikel 130o wordt “52a tot en met 52i, 72, 72a, 76, 76a, 77a, 79
en 130” vervangen door: 52a tot en met 52i, 72, 72a, 76, 76a, 77a, 79,
eerste lid, en 130.

V

	In artikel 130q wordt “De artikelen 19, 20, 27, 43 en 79” vervangen
door: De artikelen 19, 20, 27, 43 en 79, tweede lid,.

W

	In artikel 132 wordt “Overtreding van bepalingen van” vervangen
door: Een gedraging die in strijd is met.

X

	Artikel 135a vervalt.

Artikel 11a

	De Wet arbeid en zorg wordt als volgt gewijzigd:

A

	Artikel 3:14, eerste lid, komt te luiden:

	1. De betaling geschiedt als regel in tijdvakken van een maand.

B

	Artikel 3:16, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

	1. Onderdeel K vervalt.

	2. In onderdeel O wordt “boeten” vervangen door: bestuurlijke
boeten.

C

	Artikel 3:25, eerste lid, komt te luiden:

	1.De betaling geschiedt als regel in tijdvakken van een maand.

D

	Artikel 3:27, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

	1. Onderdeel J vervalt.

	2. In onderdeel M wordt “boeten” vervangen door: bestuurlijke
boeten.

Artikel 12

	De Wet arbeid vreemdelingen wordt als volgt gewijzigd:

A

	In artikel 1 vervallen het tweede lid alsmede de aanduiding “1.”
voor het eerste lid.

B

	In artikel 17 wordt “beboetbaar feit” vervangen door: overtreding.

C

	In artikel 17a wordt “het beboetbare feit” vervangen door: de
overtreding.

D

	In artikel 18, eerste en tweede lid, wordt “beboetbaar feit”
vervangen door: overtreding.

E

	Artikel 18 a vervalt.

F

	Artikel 18b komt te luiden:

Artikel 18b

	1. Onverminderd artikel 5.4.2.1, tweede lid, van de Algemene wet
bestuursrecht vermeldt het rapport in ieder geval:

	a. de bij de overtreding betrokken persoon of personen;

	b. het officiële nummer waaronder het betreffende vervoermiddel is
geregistreerd, voor zover in verband met de overtreding van belang.

	2. Het rapport wordt toegezonden aan de op grond van artikel 19a,
eerste lid, aangewezen ambtenaar.

G

	Artikel 19 vervalt.

H

	Artikel 19a wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het eerste lid komt te luiden:

	1. Een daartoe door Onze Minister aangewezen, onder hem ressorterende
ambtenaar legt namens hem de bestuurlijke boete op aan degene op wie de
verplichtingen rusten welke voortvloeien uit deze wet, voor zover het
niet naleven daarvan is aangeduid als een overtreding.

		2. In het tweede lid wordt “beboetbare feiten” vervangen door
“overtredingen” en wordt “beboetbaar feit” vervangen door:
overtreding.

I

	Artikel 19b komt te luiden:

Artikel 19b

	Geen bestuurlijke boete wordt opgelegd, indien een gedraging die in
strijd is met het bepaalde bij of krachtens deze wet, tevens een
strafbaar feit als bedoeld in artikel 19c oplevert.

J

	Artikel 19c komt te luiden:

Artikel 19c

	Een overtreding wordt aangemerkt als een strafbaar feit, indien
tweemaal binnen een aan de dag van het constateren van die overtreding
voorafgaande periode van 48 maanden, met respectievelijke tussenliggende
perioden van ten hoogste 24 maanden, voor een overtreding bestaande uit
het niet naleven van eenzelfde wettelijke verplichting een bestuurlijke
boete is opgelegd die onherroepelijk is geworden.

K

	Artikel 19d wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid, aanhef, en vierde lid wordt “boete” telkens
vervangen door: bestuurlijke boete.

	2. In het eerste lid, aanhef, wordt “beboetbaar feit” vervangen
door: overtreding.

	3. Het tweede lid komt te luiden:

	2. Onverminderd het eerste lid verhoogt de aangewezen ambtenaar,
bedoeld in het eerste lid, de op te leggen bestuurlijke boete met 50%,
indien op de dag van het constateren van de overtreding nog geen 24
maanden zijn verstreken nadat een eerdere overtreding bestaande uit het
niet naleven van eenzelfde wettelijke verplichting is geconstateerd en
de bestuurlijke boete wegens de eerdere overtreding onherroepelijk is
geworden.

	4. In het derde lid wordt “de beboetbare feiten” vervangen door: de
overtredingen.

	5. Aan het derde lid wordt een zin toegevoegd, luidende: Artikel
5.4.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing indien een
artikel gesteld bij of krachtens deze wet op grond waarvan een
bestuurlijke boete kan worden opgelegd, niet is nageleefd.

L

	Artikel 19e vervalt.

M

	Artikel 19f komt te luiden:

Artikel 19f

	Indien een bestuurlijke boete ten onrechte is opgelegd, wordt deze
binnen zes weken nadat is vastgesteld dat de bestuurlijke boete ten
onrechte is opgelegd, aan de rechthebbende terugbetaald.

N

	De artikelen 19g tot en met 19j vervallen.

Artikel 13

De Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten wordt als
volgt gewijzigd:

A

	Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het derde lid komt te luiden:

	3. Een herziening van de uitkering als gevolg van een herziening van de
grondslag van het minimumloon vindt plaats zonder dat dit bij
beschikking is vastgesteld.

	2. Er wordt een vierde lid toegevoegd:

	4. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen betaalt de herziene
uitkering, bedoeld in het derde lid, bij de eerstvolgende
uitkeringsbetaling nadat de grondslag van het minimumloon is herzien.

B

	Artikel 9a wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het vierde lid komt te luiden:

	4. De tegemoetkoming wordt betaald zonder dat dit bij beschikking is
vastgesteld.

	2. Er wordt een vijfde lid toegevoegd:

	5. De betaling van de tegemoetkoming vindt plaats binnen een maand
nadat het recht op de tegemoetkoming is vastgesteld en geschiedt
vervolgens in dezelfde termijnen als die waarin de betaling van de
arbeidsongeschiktheidsuitkering plaatsvindt.

C

	Artikel 22, vierde lid, komt luiden:

	4. De vakantie-uitkering wordt betaald zonder dat dit bij beschikking
is vastgesteld.

D

	Het opschrift van Hoofdstuk 2, afdeling 2, paragraaf 3, komt te luiden:

MAATREGELEN EN BESTUURLIJKE BOETEN.

E

	Artikel 39, tweede tot en met vierde lid, komen te luiden:

	2. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan afzien van het
opleggen van een maatregel als bedoeld in het eerste lid en volstaan met
het geven van een schriftelijke waarschuwing ter zake van het niet
tijdig nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 62, indien het
niet tijdig nakomen van de verplichting niet heeft geleid tot het ten
onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van uitkering, of ter zake
van het zich niet houden aan het voorschrift, bedoeld in artikel 28,
vierde lid, tenzij het niet tijdig nakomen van de verplichting of het
zich niet houden aan het voorschrift plaatsvindt binnen een periode van
twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de
jonggehandicapte een zodanige waarschuwing is gegeven.

	3. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan afzien van het
opleggen van een maatregel indien daarvoor dringende redenen aanwezig
zijn.

	4. Het opleggen van een maatregel blijft achterwege indien voor
dezelfde gedraging een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 40
wordt opgelegd.

F

	Artikel 40 komt te luiden:

Artikel 40. Bestuurlijke boete bij niet-nakoming
inlichtingenverplichting

	1. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen legt een
bestuurlijke boete op van ten hoogste € 2 269 ter zake van het niet of
niet behoorlijk nakomen door de jonggehandicapte of zijn wettelijke
vertegenwoordiger of de werkgever van de verplichting, bedoeld in
artikel 62.

	2. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan afzien van het
opleggen van een bestuurlijke boete als bedoeld in het eerste lid en
volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing ter zake van
het niet of niet behoorlijk nakomen door de jonggehandicapte of zijn
wettelijk vertegenwoordiger van de verplichting, bedoeld in artikel 62,
indien dit niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog
bedrag verlenen van uitkering, tenzij het niet of niet behoorlijk
nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van twee jaar
te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de jonggehandicapte of zijn
wettelijke vertegenwoordiger een zodanige waarschuwing is gegeven.

	3. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan afzien van het
opleggen van een bestuurlijke boete indien daarvoor dringende redenen
aanwezig zijn.

	4. De persoon aan wie een bestuurlijke boete is opgelegd is verplicht
desgevraagd aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen de
inlichtingen te verstrekken die voor de tenuitvoerlegging van de boete
van belang zijn.

	5. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over
de hoogte van de bestuurlijke boete.

G

	Artikel 41 vervalt.

H

	Artikel 42 komt te luiden:

Artikel 42. Nadere regels tenuitvoerlegging bestuurlijke boete

	Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking
tot de wijze van tenuitvoerlegging van de beschikking waarbij de
bestuurlijke boete is opgelegd.

I

	De artikelen 43 en 44 vervallen.

J

	In artikel 45 wordt “boete” vervangen door: bestuurlijke boete.

K

	Artikel 46 komt te luiden:

Artikel 46. Invordering bestuurlijke boete

	1. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen verrekent de
bestuurlijke boete met een uitkering op grond van deze wet, de
Werkloosheidswet, de Ziektewet, de Wet werk en inkomen naar
arbeidsvermogen, de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Wet
arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, de Wet
arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen, de Wet arbeid en zorg of
een toeslag op grond van de Toeslagenwet, die de persoon aan wie een
bestuurlijke boete is opgelegd ontvangt.

	2. De Sociale verzekeringsbank onderscheidenlijk de gemeente betaalt
het bedrag van de bestuurlijke boete, zonder dat daarvoor een machtiging
nodig is, op zijn verzoek aan het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen indien de persoon aan wie een bestuurlijke boete
is opgelegd een uitkering ontvangt op grond van de Algemene
Ouderdomswet, de Algemene nabestaanden wet, de Wet werk en bijstand, de
Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte
werkloze werknemers, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk
arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen of de Wet werk en inkomen
kunstenaars.

	3. De in artikel 479g van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
aan de raad voor de kinderbescherming toegekende bevoegdheid komt
gelijkelijk toe aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
Indien het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen gebruik maakt
van deze bevoegdheid, geschiedt de bekendmaking van het dwangbevel, in
afwijking van artikel 4.4.4.2.10, eerste lid, van de Algemene wet
bestuursrecht, door middel van toezending per post aan de persoon aan
wie de boete is opgelegd.

	4. Zolang de jonggehandicapte of zijn wettelijke vertegenwoordiger zijn
verplichting, bedoeld in artikel 40, vierde lid, niet of niet behoorlijk
nakomt:

	a. is het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in afwijking van
artikel 4.4.1.9, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht bevoegd
tot verrekening van de bestuurlijke boete voor zover beslag op de
vordering van de schuldeiser nietig zou zijn;

	b. geldt de beslagvrije voet, bedoeld in de artikelen 475c tot en met
475e van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, in afwijking van
artikel 4.4.4.2.3 van de Algemene wet bestuursrecht, niet bij de
invordering van een bestuurlijke boete bij dwangbevel.

L

	In artikel 46a wordt “boete” vervangen door: bestuurlijke boete.

M

	Artikel 47 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Onder vernummering van het derde tot en met zevende lid tot tweede
tot en met zesde lid vervalt het tweede lid.

	2. In het tweede lid (nieuw) wordt “Onverminderd het tweede lid,
schort het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen” vervangen
door: Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen schort.

	3. Het derde lid (nieuw) komt te luiden:

	3. Indien de arbeidsongeschiktheidsuitkering in het buitenland wordt
uitbetaald:

	a. worden de daaraan verbonden kosten van overmaking op de uitkering in
mindering gebracht; en

	b. geschiedt de betaling in afwijking van artikel 4.4.1.5, derde lid,
van de Algemene wet bestuursrecht op het tijdstip waarop de rekening van
de daartoe door de schuldeiser aangewezen bank wordt gecrediteerd.

	4. In het zesde lid (nieuw) wordt “of schorsing als bedoeld in het
zesde lid” vervangen door: of schorsing als bedoeld in het vijfde lid.

N

	Artikel 49, vierde lid, komt te luiden:

	4. Een herziening van de betaling van de uitkering op grond van het
eerste lid als gevolg van een wijziging van de verschuldigde bijdrage
vindt plaats zonder dat dit bij beschikking is vastgesteld.

O

	In artikel 55 vervalt, onder vernummering van het zesde en zevende lid
tot vijfde en zesde lid, het vijfde lid.

P

	Artikel 56 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het opschrift komt te luiden:

Invordering bij dwangbevel.

	2. Het eerste lid komt te luiden:

	1. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan de
onverschuldigd betaalde uitkering, bedoeld in artikel 36, eerste lid,
invorderen bij dwangbevel.

Q

	Artikel 57 komt te luiden:

Artikel 57. Nadere regels tenuitvoerlegging onverschuldigde betaling

	Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking
tot de wijze van tenuitvoerlegging van de beschikking waarbij is
vastgesteld dat onverschuldigd is betaald.

R

	In artikel 64 wordt “de boeten, bedoeld in artikel 40” vervangen
door: de bestuurlijke boeten, bedoeld in artikel 40.

S

	Artikel 68 vervalt.

T

	In artikel 73 wordt “Overtreding van bepalingen van” vervangen
door: Een gedraging die in strijd is met.

U

	Artikel 74 vervalt.

Artikel 14

	De Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen wordt als volgt
gewijzigd:

A

	Artikel 8, tiende tot en met twintigste lid, komen te luiden:

	10. Een herziening van de uitkering als gevolg van een herziening van
de grondslag van het minimumloon vindt plaats zonder dat dit bij
beschikking is vastgesteld.

	11. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen betaalt de
herziene uitkering, bedoeld in het tiende lid, bij de eerstvolgende
uitkeringsbetaling nadat de grondslag van het minimumloon is herzien.

	12. Indien de verzekerde die recht heeft op een
arbeidsongeschiktheidsuitkering met ingang van dezelfde dag recht heeft
op toekenning van een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de
Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering wordt het bedrag van de
overeenkomstig het tweede tot en met zesde lid vastgestelde grondslag,
doch ten hoogste het door Onze Minister in overeenstemming met Onze
Minister van Financiën bij ministeriële regeling aan te wijzen bedrag,
verminderd met een bedrag dat gelijk is aan het dagloon dat aan de
arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet op de
arbeidsongeschiktheidsverzekering ten grondslag ligt.

	13. Indien de verzekerde die recht heeft op
arbeidsongeschiktheidsuitkering bij het intreden van de
arbeidsongeschiktheid tevens verzekerde was op grond van artikel 3, 4 of
5 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, wordt het bedrag
van de overeenkomstig het tweede tot en met zesde lid vastgestelde
grondslag, doch ten hoogste het door Onze Minister in overeenstemming
met Onze Minister van Financiën bij ministeriële regeling aan te
wijzen bedrag, verminderd met een bedrag dat gelijk is aan het loon dat
hij als werknemer genoot, voor zover dat loon als dagloon aan de
toekenning van een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet
op de arbeidsongeschiktheidsverzekering ten grondslag ligt of zou liggen
als hij bij het intreden van de arbeidsongeschiktheid tevens
arbeidsongeschikt is in de zin van die wet dan wel arbeidsongeschikt zou
zijn geworden in de zin van die wet. De eerste zin blijft buiten
toepassing als artikel 59, eerste of tweede lid, van toepassing is.

	14. Indien de verzekerde die recht heeft op
arbeidsongeschiktheidsuitkering op de dag van het intreden van de
arbeidsongeschiktheid recht had op een arbeidsongeschiktheidsuitkering
op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, ziekengeld
op grond van de Ziektewet, uitkering op grond van hoofdstuk 3, afdeling
2, paragraaf 1, van de Wet arbeid en zorg of een uitkering op grond van
de Werkloosheidswet, wordt het bedrag van de overeenkomstig het tweede
tot en met zesde lid vastgestelde grondslag, doch ten hoogste het door
Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Financiën bij
ministeriële regeling aan te wijzen bedrag, verminderd met het bedrag
van genoemde uitkering op grond van de Wet op de
arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Ziektewet, de Wet arbeid en zorg
of de Werkloosheidswet waarop hij recht heeft op de dag voorafgaande aan
het intreden van de arbeidsongeschiktheid. De eerste zin blijft buiten
toepassing als artikel 59, eerste of tweede lid, van toepassing is.

	15. Indien het in het twaalfde lid bedoelde dagloon, het in het
dertiende lid bedoelde loon of het in het veertiende lid bedoelde bedrag
van de uitkering op grond van de Wet op de
arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Ziektewet, de Wet arbeid en zorg
of de Werkloosheidswet, alsmede het in die leden genoemde bedrag van de
overeenkomstig het tweede tot en met zesde lid vastgestelde grondslag
lager is dan het minimumloon, bedoeld in het achtste lid, bedraagt de
grondslag voor de arbeidsongeschiktheidsuitkering het minimumloon,
verminderd met dat dagloon, loon of bedrag, tenzij de grondslag,
berekend op grond van het tweede tot en met zesde lid tot een lager
bedrag leidt, in welk geval laatstgenoemd bedrag als grondslag geldt.

	16. De toepassing van het twaalfde, dertiende en veertiende lid geldt
onverminderd het zevende lid.

	17. Voor de toepassing van het twaalfde tot en met het veertiende lid
wordt onder loon, arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet op
de arbeidsongeschiktheidsverzekering, ziekengeld op grond van de
Ziektewet, uitkering op grond van hoofdstuk 3, afdeling 2, paragraaf 1,
van de Wet arbeid en zorg of uitkering op grond van de Werkloosheidswet
tevens verstaan de vakantie-uitkering waarop uit hoofde van dat loon of
die uitkering recht bestaat, voor zover die vakantie-uitkering over
dezelfde periode is berekend. Voor de toepassing van het vijftiende lid
wordt onder loon, arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet op
de arbeidsongeschiktheidsverzekering, ziekengeld op grond van de
Ziektewet, uitkering op grond van hoofdstuk 3, afdeling 2, paragraaf 1,
van de Wet arbeid en zorg of uitkering op grond van de Werkloosheidswet
niet verstaan de vakantie-uitkering waarop uit hoofde van dat loon of
die uitkering recht bestaat en wordt onder dagloon verstaan het dagloon
maal 100/108.

	18. Het twaalfde tot en met vijftiende lid is niet van toepassing op de
persoon die een uitkering ontvangt op grond van de vrijwillige
verzekering, bedoeld in hoofdstuk VI van de Wet op de
arbeidsongeschiktheidsverzekering, hoofdstuk IV van de Ziektewet of
hoofdstuk III van de Werkloosheidswet. Het veertiende en vijftiende lid
is evenmin van toepassing op de persoon die op grond van artikel 3:6,
tweede lid, van de Wet arbeid en zorg een uitkering ontvangt.

	19. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere en zo
nodig afwijkende regels worden gesteld met betrekking tot de winst, de
inkomsten en de periode waarover de winst en de inkomsten worden
berekend, bedoeld in het tweede tot en met het zesde lid.

	20. Voor de toepassing van het twaalfde tot en met het vijftiende lid
en het zeventiende lid wordt met een uitkering op grond van de
Werkloosheidswet gelijkgesteld een uitkering ter zake van ontslag of
werkloosheid, onder welke benaming dan ook, met uitzondering van een
uitkering in verband met functioneel leeftijdsontslag of vrijwillig
vervroegd uittreden, uit hoofde van een arbeidsverhouding als bedoeld in
artikel 1, onderdeel l, van de Wet overheidspersoneel onder de
werknemersverzekeringen. Dit lid vervalt op het tijdstip van aanvang van
fase 3 van de Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen,
bedoeld in artikel 54 van die wet.

B

	Artikel 26, vierde lid, komt te luiden:

	4. De vakantie-uitkering wordt betaald zonder dat dit bij beschikking
is vastgesteld.

C

	Het opschrift van Hoofdstuk 3, afdeling 2, paragraaf 3, komt te luiden:

MAATREGELEN EN BESTUURLIJKE BOETEN.

D

	Artikel 47, tweede tot en met vierde lid, komen te luiden:

	2. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan afzien van het
opleggen van een maatregel als bedoeld in het eerste lid en volstaan met
het geven van een schriftelijke waarschuwing ter zake van het niet
tijdig nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 70, indien het
niet tijdig nakomen van de verplichting niet heeft geleid tot het ten
onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van uitkering, of ter zake
van het zich niet houden aan het voorschrift, bedoeld in artikel 35,
vierde lid, tenzij het niet tijdig nakomen van de verplichting of het
zich niet houden aan het voorschrift plaatsvindt binnen een periode van
twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de werknemer een
zodanige waarschuwing is gegeven.

	3. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan afzien van het
opleggen van een maatregel indien daarvoor dringende redenen aanwezig
zijn.

	4. Het opleggen van een maatregel blijft achterwege indien voor
dezelfde gedraging een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 48
wordt opgelegd.

E

	Artikel 48 komt te luiden:

Artikel 48. Bestuurlijke boete bij niet-nakoming
inlichtingenverplichting

	1. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen legt een
bestuurlijke boete op van ten hoogste € 2 269 ter zake van het niet of
niet behoorlijk nakomen door de verzekerde of zijn wettelijke
vertegenwoordiger van de verplichting, bedoeld in artikel 70.

	2. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan afzien van het
opleggen van een bestuurlijke boete als bedoeld in het eerste lid en
volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing ter zake van
het niet of niet behoorlijk nakomen door de verzekerde of zijn wettelijk
vertegenwoordiger van de verplichting, bedoeld in artikel 70, indien dit
niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag
verlenen van uitkering, tenzij het niet of niet behoorlijk nakomen van
de verplichting plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te rekenen
vanaf de datum waarop eerder aan de werknemer een zodanige waarschuwing
is gegeven.

	3. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan afzien van het
opleggen van een bestuurlijke boete indien daarvoor dringende redenen
aanwezig zijn.

	4. De persoon aan wie een bestuurlijke boete is opgelegd is verplicht
desgevraagd aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen de
inlichtingen te verstrekken die voor de tenuitvoerlegging van de boete
van belang zijn.

	5. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over
de hoogte van de bestuurlijke boete.

F

	Artikel 49 vervalt.

G

	Artikel 50 komt te luiden:

Artikel 50. Nadere regels tenuitvoerlegging bestuurlijke boete

	Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking
tot de wijze van tenuitvoerlegging van de beschikking waarbij de
bestuurlijke boete is opgelegd.

H

	De artikelen 51 en 52 vervallen.

I

	In artikel 53 wordt “boete” vervangen door: bestuurlijke boete.

J

	Artikel 54 komt te luiden:

Artikel 54. Invordering bestuurlijke boete

	1. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen verrekent de
bestuurlijke boete met een uitkering op grond van deze wet, de
Werkloosheidswet, de Ziektewet, de Wet werk en inkomen naar
arbeidsvermogen, de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Wet
arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, de Wet
arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen, de Wet arbeid en zorg of
een toeslag op grond van de Toeslagenwet, die de persoon aan wie een
bestuurlijke boete is opgelegd ontvangt.

	2. De Sociale verzekeringsbank onderscheidenlijk de gemeente betaalt
het bedrag van de bestuurlijke boete, zonder dat daarvoor een machtiging
nodig is, op zijn verzoek aan het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen indien de persoon aan wie een bestuurlijke boete
is opgelegd een uitkering ontvangt op grond van de Algemene
Ouderdomswet, de Algemene nabestaanden wet, de Wet werk en bijstand, de
Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte
werkloze werknemers, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk
arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen of de Wet werk en inkomen
kunstenaars.

	3. De in artikel 479g van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
aan de raad voor de kinderbescherming toegekende bevoegdheid komt
gelijkelijk toe aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
Indien het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen gebruik maakt
van deze bevoegdheid, geschiedt de bekendmaking van het dwangbevel, in
afwijking van artikel 4.4.4.2.10, eerste lid, van de Algemene wet
bestuursrecht, door middel van toezending per post aan de persoon aan
wie de boete is opgelegd.

	4. Zolang de verzekerde of zijn wettelijke vertegenwoordiger zijn
verplichting, bedoeld in artikel 48, vierde lid, niet of niet behoorlijk
nakomt:

	a. is het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in afwijking van
artikel 4.4.1.9, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht bevoegd
tot verrekening van de bestuurlijke boete voor zover beslag op de
vordering van de schuldeiser nietig zou zijn;

	b. geldt de beslagvrije voet, bedoeld in de artikelen 475c tot en met
475e van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, in afwijking van
artikel 4.4.4.2.3 van de Algemene wet bestuursrecht, niet bij de
invordering van een bestuurlijke boete bij dwangbevel.

K

	In artikel 54a wordt “boete” vervangen door: bestuurlijke boete.

L

	Artikel 55 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Onder vernummering van het derde tot en met zesde lid tot tweede tot
en met vijfde lid, vervalt het tweede lid.

	2. Het derde lid (nieuw) komt te luiden:

	3. Indien de arbeidsongeschiktheidsuitkering in het buitenland wordt
uitbetaald:

	a. worden de daaraan verbonden kosten van overmaking op de uitkering in
mindering gebracht; en

	b. geschiedt de betaling in afwijking van artikel 4.4.1.5, derde lid,
van de Algemene wet bestuursrecht op het tijdstip waarop de rekening van
de daartoe door de schuldeiser aangewezen bank wordt gecrediteerd.

M

	Artikel 57, vierde lid, komt te luiden:

	4. Een herziening van de uitkering op grond van het eerste lid als
gevolg van een wijziging van de verschuldigde bijdrage vindt plaats
zonder dat dit bij beschikking is vastgesteld.

N

	Onder vernummering van het zesde en zevende lid tot vijfde en zesde
lid, vervalt in artikel 63 het vijfde lid.

O

	Artikel 64 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het opschrift komt te luiden:

Invordering bij dwangbevel.

	2. Het eerste lid komt te luiden:

	1. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan de
onverschuldigd betaalde uitkering, bedoeld in artikel 63, eerste lid,
invorderen bij dwangbevel.

P

	Artikel 65 komt te luiden:

Artikel 65. Nadere regels tenuitvoerlegging onverschuldigde betaling

	Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking
tot de wijze van tenuitvoerlegging van de beschikking waarbij is
vastgesteld dat onverschuldigd is betaald.

Q

	Artikel 94 vervalt.

R

	In artikel 99 wordt “Overtreding van bepalingen van” vervangen
door: Een gedraging die in strijd is met.

S

	Artikel 100 vervalt.

Artikel 15

	De Wet financiering sociale verzekeringen wordt als volgt gewijzigd:

A

	In artikel 40, achtste lid, onderdeel b, wordt “boete” vervangen
door: bestuurlijke boete.

B

	In de artikelen 83, eerste lid, onderdeel d, en 85, eerste lid,
onderdeel b, wordt “boeten” telkens vervangen door: bestuurlijke
boeten.

Artikel 16

De Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte
werkloze werknemers wordt als volgt gewijzigd:

A

	Artikel 20 komt te luiden:

Artikel 20

	1. Het college weigert de uitkering blijvend naar de mate waarin de
belanghebbende uit of in verband met arbeid inkomen als bedoeld in of op
grond van artikel 8 zou hebben kunnen verwerven, indien:

	a. aan de beëindiging van zijn dienstbetrekking een dringende reden
ten grondslag ligt in de zin van artikel 678 van Boek 7 van het
Burgerlijk Wetboek en de belanghebbende ter zake een verwijt kan worden
gemaakt;

	b. de dienstbetrekking is beëindigd door of op verzoek van de
belanghebbende zonder dat aan de voortzetting ervan zodanige bezwaren
waren verbonden, dat deze voortzetting redelijkerwijs niet van hem zou
kunnen worden gevergd. In afwijking van de eerste zin weigert het
college de uitkering over een periode van 26 weken gedeeltelijk door het
bedrag van de uitkering te verlagen met 50% van het inkomen, bedoeld in
de eerste zin, indien het eindigen van de dienstbetrekking
belanghebbende niet in overwegende mate kan worden verweten.

	2. Het college weigert de uitkering blijvend naar de mate waarin de
belanghebbende met het verrichten van deze arbeid inkomen zou hebben
kunnen verwerven als bedoeld bij of krachtens artikel 8 indien de
belanghebbende nalaat algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden of
door eigen toedoen geen algemeen geaccepteerde arbeid verkrijgt.

	3. Het college weigert de uitkering tijdelijk of blijvend, geheel of
gedeeltelijk ter zake van het niet of niet behoorlijk nakomen door de
belanghebbende die voor de zelfstandige voorziening in het bestaan is
aangewezen op arbeid in dienstbetrekking van een verplichting als
bedoeld in artikel 13, tweede lid, of een op grond van hoofdstuk III aan
de uitkering verbonden verplichting, anders dan de verplichting, bedoeld
in artikel 37, eerste lid, onderdeel c, van de Wet structuur
uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, dan wel ter zake van het niet
binnen de door het college, onderscheidenlijk de Centrale organisatie
werk en inkomen daarvoor vastgestelde termijn nakomen van de
verplichting, bedoeld in artikel 13, eerste lid, of de artikelen 28,
tweede lid, en 29, eerste lid, van de Wet structuur
uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.

	4. Een maatregel als bedoeld in het derde lid wordt afgestemd op de
ernst van de gedraging, de mate waarin de belanghebbende de gedraging
verweten kan worden en de omstandigheden waarin hij verkeert. Van het
opleggen van een maatregel wordt in elk geval afgezien, indien elke vorm
van verwijtbaarheid ontbreekt.

	5. Het niet voeren van verweer door de belanghebbende tegen of het
instemmen van de belanghebbende met een beëindiging van de
dienstbetrekking door of op verzoek van de werkgever leidt niet tot het
opleggen van een maatregel op grond van het eerste lid.

	6. Het college kan afzien van het opleggen van een maatregel als
bedoeld in het derde lid en volstaan met het geven van een schriftelijke
waarschuwing ter zake van het niet tijdig nakomen van de verplichting,
bedoeld in artikel 13, eerste lid, of de artikelen 28, tweede lid, en
29, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en
inkomen, indien het niet tijdig nakomen van de verplichting, niet heeft
geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van
uitkering, tenzij het niet tijdig nakomen van de verplichting
plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum
waarop eerder aan de belanghebbende een zodanige waarschuwing is
gegeven.

	7. Burgemeester en wethouders kunnen afzien van het opleggen van een
maatregel indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.

	8. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen met betrekking tot het
derde en het vierde lid nadere regels worden gesteld.

B

	Het opschrift van paragraaf 3a van Hoofdstuk II komt te luiden:

§ 3a. Bestuurlijke boeten.

C

	Artikel 20a komt te luiden:

Artikel 20a

	1. Het college legt een bestuurlijke boete op van ten hoogste € 2 269
ter zake van het niet of niet behoorlijk nakomen door de belanghebbende
van de verplichting, bedoeld in artikel 13, eerste lid, of de artikelen
28, tweede lid, en 29, eerste lid, van de Wet structuur
uitvoeringsorganisatie werk en inkomen door geen, onjuiste of
onvolledige mededelingen te doen.

	2. Het college kan afzien van het opleggen van een bestuurlijke boete
als bedoeld in het eerste lid en volstaan met het geven van een
schriftelijke waarschuwing ter zake van het niet of niet behoorlijk
nakomen door de belanghebbende van de verplichting, bedoeld in artikel
13, eerste lid, of de artikelen 28, tweede lid, en 29, eerste lid, van
de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen indien dit niet
heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van
uitkering, tenzij het niet of niet behoorlijk nakomen van de
verplichting plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te rekenen
vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een zodanige
waarschuwing is gegeven.

	3. Het college kan afzien van het opleggen van een bestuurlijke boete
indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.

	4. Degene aan wie een bestuurlijke boete is opgelegd is verplicht
desgevraagd aan het college de inlichtingen te verstrekken die voor de
tenuitvoerlegging van de bestuurlijke boete van belang zijn.

	5. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over
de hoogte van de bestuurlijke boete.

D

	De artikelen 20b tot en met 20e vervallen.

E

	Artikel 20f komt te luiden:

Artikel 20f

	1. Het college verrekent de bestuurlijke boete met een uitkering op
grond van deze wet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk
arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen of de Wet werk en inkomen
kunstenaars of algemene bijstand op grond van de Wet werk en bijstand
die de overtreder ontvangt.

	2. Indien degene aan wie een bestuurlijke boete is opgelegd inmiddels
bijstand of uitkering als bedoeld in het eerste lid ontvangt van een
andere gemeente dan de gemeente waarvan het college de bestuurlijke
boete heeft opgelegd, betaalt die andere gemeente het bedrag van die
bestuurlijke boete, zonder dat daarvoor machtiging nodig is van de
belanghebbende, op verzoek van het college aan de gemeente die de
bestuurlijke boete heeft opgelegd.

	3. Indien degene aan wie een bestuurlijke boete is opgelegd een
uitkering ontvangt op grond van de Werkloosheidswet, de Ziektewet, de
Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, de Wet
arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, de Wet werk en
inkomen naar arbeidsvermogen, de Wet op de
arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Wet
arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen, de Wet arbeid en zorg, de
Toeslagenwet, de Algemene Ouderdomswet of de Algemene nabestaandenwet,
betaalt het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,
onderscheidenlijk de Sociale verzekeringsbank het bedrag van die
bestuurlijke boete, zonder dat daarvoor een machtiging nodig is van de
belanghebbende, op verzoek van het college aan de gemeente die de
bestuurlijke boete heeft opgelegd.

	4. De in artikel 479g van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
aan de raad voor de kinderbescherming toegekende bevoegdheid komt
gelijkelijk toe aan het college. Indien het college gebruik maakt van
deze bevoegdheid, geschiedt de bekendmaking van het dwangbevel, in
afwijking van artikel 4.4.4.2.10, eerste lid, van de Algemene wet
bestuursrecht, door middel van toezending per post aan degene aan wie de
boete is opgelegd.

	5. Zolang de belanghebbende zijn verplichting, bedoeld in artikel 20a,
vierde lid, niet of niet behoorlijk nakomt:

	a. is het college, in afwijking van artikel 4.4.1.9, derde lid, van de
Algemene wet bestuursrecht, bevoegd tot verrekening voor zover beslag op
de vordering van de schuldeiser nietig zou zijn;

	b. geldt de beslagvrije voet, bedoeld in de artikelen 475c tot en met
475e van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, in afwijking van
artikel 4.4.4.2.3 van de Algemene wet bestuursrecht, niet bij
invordering van een bestuurlijke boete bij dwangbevel.

F

	Artikel 25, tweede lid, komt te luiden:

	2. Het college is bevoegd tot verrekening van de in de voorafgaande
drie maanden ontvangen middelen met de uitkering.

G

	Artikel 27 komt te luiden:

Artikel 27

	De persoon van wie wordt teruggevorderd is verplicht desgevraagd aan
het college de inlichtingen te verstrekken die voor terugvordering op
grond van deze paragraaf van belang zijn.

H

	Artikel 28, eerste lid, komt te luiden:

	1. Het college kan de onverschuldigd betaalde uitkering, bedoeld in
artikel 25, eerste lid, invorderen bij dwangbevel.

I

	In artikel 60a wordt “boete” vervangen door: bestuurlijke boete.

Artikel 17

	De Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte
gewezen zelfstandigen wordt als volgt gewijzigd:

A

	Artikel 20 komt te luiden:

Artikel 20

	1. Het college weigert de uitkering tijdelijk of blijvend, geheel of
gedeeltelijk ter zake van het niet of niet behoorlijk nakomen door de
belanghebbende van een verplichting als bedoeld in artikel 13, tweede
lid, of een op grond van hoofdstuk III aan de uitkering verbonden
verplichting, anders dan de verplichting, bedoeld in artikel 37, eerste
lid, onderdeel c, dan wel ter zake van het niet binnen de door het
college, onderscheidenlijk de Centrale organisatie werk en inkomen,
daarvoor vastgestelde termijn nakomen van de verplichting, bedoeld in
artikel 13, eerste lid, of de artikelen 28, tweede lid, en 29, eerste
lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, dan
wel indien de belanghebbende zich in de periode voorafgaand aan de
aanvraag om een uitkering of nadien onvoldoende heeft ingezet voor de
voorziening in het bestaan.

	2. Het college weigert de uitkering blijvend naar de mate waarin de
belanghebbende die arbeid in dienstbetrekking heeft aanvaard uit of in
verband met deze arbeid inkomen als bedoeld in of op grond van artikel 8
zou hebben kunnen verwerven indien:

	a. aan de beëindiging van zijn dienstbetrekking een dringende reden
ten grondslag ligt in de zin van artikel 678 van Boek 7 van het
Burgerlijk Wetboek en de belanghebbende ter zake een verwijt kan worden
gemaakt, of

	b. de dienstbetrekking is beëindigd door of op verzoek van de
belanghebbende zonder dat aan de voortzetting ervan zodanige bezwaren
waren verbonden, dat deze voortzetting redelijkerwijs niet van hem zou
kunnen worden gevergd. In afwijking van de eerste zin, weigert het
college de uitkering over een periode van 26 weken gedeeltelijk door het
bedrag van de uitkering te verlagen met 50% van het inkomen, bedoeld in
de eerste zin, indien het eindigen van de dienstbetrekking
belanghebbende niet in overwegende mate kan worden verweten.

	3. Het college weigert de uitkering blijvend naar de mate waarin de
belanghebbende met het verrichten van deze arbeid inkomen zou hebben
kunnen verwerven als bedoeld bij of krachtens artikel 8 indien de
belanghebbende nalaat algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden of
door eigen toedoen geen algemeen geaccepteerde arbeid verkrijgt.

	4. Een maatregel als bedoeld in het eerste lid wordt afgestemd op de
ernst van de gedraging, de mate waarin de belanghebbende de gedraging
verweten kan worden en de omstandigheden waarin hij verkeert. Van het
opleggen van een maatregel wordt in elk geval afgezien, indien elke vorm
van verwijtbaarheid ontbreekt.

	5. Het niet voeren van verweer door de belanghebbende tegen of het
instemmen van de belanghebbende met een beëindiging van de
dienstbetrekking door of op het verzoek van de werkgever leidt niet tot
het opleggen van een maatregel op grond van het tweede lid.

	6. Het college kan afzien van het opleggen van een maatregel als
bedoeld in het derde lid en volstaan met het geven van een schriftelijke
waarschuwing ter zake van het niet tijdig nakomen van de verplichting,
bedoeld in artikel 13, eerste lid, of de artikelen 28, tweede lid, en
29, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en
inkomen, indien het niet tijdig nakomen van de verplichting, niet heeft
geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van
uitkering, tenzij het niet tijdig nakomen van de verplichting
plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum
waarop eerder aan de belanghebbende een zodanige waarschuwing is
gegeven.

	7. Het college kan afzien van het opleggen van een maatregel indien
daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.

	8. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen met betrekking tot het
eerste en het vierde lid nadere regels worden gesteld.

B

Het opschrift van paragraaf 3a van Hoofdstuk II komt te luiden:

§ 3a. Bestuurlijke boeten.

C

	Artikel 20a komt te luiden:

Artikel 20a

	1. Het college legt een bestuurlijke boete op van ten hoogste € 2 269
ter zake van het niet of niet behoorlijk nakomen door de belanghebbende
van de verplichting, bedoeld in artikel 13, eerste lid, of de artikelen
28, tweede lid, en 29, eerste lid, van de Wet structuur
uitvoeringsorganisatie werk en inkomen door geen, onjuiste of
onvolledige mededelingen te doen.

	2. Het college kan afzien van het opleggen van een bestuurlijke boete
als bedoeld in het eerste lid en volstaan met het geven van een
schriftelijke waarschuwing ter zake van het niet of niet behoorlijk
nakomen door de belanghebbende van de verplichting, bedoeld in artikel
13, eerste lid, of de artikelen 28, tweede lid, en 29, eerste lid, van
de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen indien dit niet
heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van
uitkering, tenzij het niet of niet behoorlijk nakomen van de
verplichting plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te rekenen
vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een zodanige
waarschuwing is gegeven.

	3. Het college kan afzien van het opleggen van een bestuurlijke boete
indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.

	4. Degene aan wie een bestuurlijke boete is opgelegd is verplicht
desgevraagd aan het college de inlichtingen te verstrekken die voor de
tenuitvoerlegging van de bestuurlijke boete van belang zijn.

	5. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over
de hoogte van de bestuurlijke boete.

D

	De artikelen 20b tot en met 20e vervallen.

E

	Artikel 20f komt te luiden:

Artikel 20f

	1.Het college verrekent verrekenen de bestuurlijke boete met een
uitkering op grond van deze wet, de Wet inkomensvoorziening oudere en
gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers of de Wet werk en
inkomen kunstenaars of algemene bijstand op grond van de Wet werk en
bijstand die de overtreder ontvangt.

	2. Indien degene aan wie een bestuurlijke boete is opgelegd inmiddels
bijstand of uitkering als bedoeld in het eerste lid ontvangt van een
andere gemeente dan de gemeente waarvan het college de bestuurlijke
boete heeft opgelegd, betaalt die andere gemeente het bedrag van die
bestuurlijke boete, zonder dat daarvoor machtiging nodig is van de
belanghebbende, op verzoek van het college van de gemeente die de
bestuurlijke boete heeft opgelegd.

	3. Indien degene aan wie een bestuurlijke boete is opgelegd een
uitkering ontvangt op grond van de Werkloosheidswet, de Ziektewet, de
Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, de Wet
arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, de Wet werk en
inkomen naar arbeidsvermogen, de Wet op de
arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Wet
arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen, de Wet arbeid en zorg, de
Toeslagenwet, de Algemene Ouderdomswet of de Algemene nabestaandenwet,
betaalt het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,
onderscheidenlijk de Sociale verzekeringsbank het bedrag van die
bestuurlijke boete, zonder dat daarvoor een machtiging nodig is van de
belanghebbende, op verzoek van het college aan de gemeente die de
bestuurlijke boete heeft opgelegd.

	4. De in artikel 479g van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
aan de raad voor de kinderbescherming toegekende bevoegdheid komt
gelijkelijk toe aan het college. Indien het college gebruik maakt van
deze bevoegdheid, geschiedt de bekendmaking van het dwangbevel, in
afwijking van artikel 4.4.4.2.10, eerste lid, van de Algemene wet
bestuursrecht, door middel van toezending per post aan degene aan wie de
boete is opgelegd.

	5. Zolang de belanghebbende zijn verplichting, bedoeld in artikel 20a,
vierde lid, niet of niet behoorlijk nakomt:

	a. is het college, in afwijking van artikel 4.4.1.9, derde lid, van de
Algemene wet bestuursrecht, bevoegd tot verrekening voor zover beslag op
de vordering van de schuldeiser nietig zou zijn;

	b. geldt de beslagvrije voet, bedoeld in de artikelen 475c tot en met
475e van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, in afwijking van
artikel 4.4.4.2.3 van de Algemene wet bestuursrecht, niet bij
invordering van een bestuurlijke boete bij dwangbevel.

F

	Artikel 25, tweede lid, komt te luiden:

	2. Het college is bevoegd tot verrekening van de in de voorafgaande
drie maanden ontvangen middelen met de uitkering.

G

	Artikel 27 komt te luiden:

Artikel 27

	De persoon van wie wordt teruggevorderd is verplicht desgevraagd aan
het college de inlichtingen te verstrekken die voor terugvordering op
grond van deze paragraaf van belang zijn.

H

	Artikel 28, eerste lid, komt te luiden:

	1. Het college kan de onverschuldigd betaalde uitkering, bedoeld in
artikel 25, eerste lid, invorderen bij dwangbevel.

I

	In artikel 60a wordt “boete” vervangen door: bestuurlijke boete.

Artikel 18

	De Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag wordt als volgt gewijzigd:

A

	Artikel 1, eerste lid, onderdelen c en d, vervallen onder vervanging
van de puntkomma aan het slot van onderdeel b door een punt.

B

	De artikelen 18b en 18c komen te luiden:

Artikel 18b

	Als overtreding wordt aangemerkt het door een werkgever niet of
onvoldoende nakomen van de op hem op grond van artikel 7 rustende
verplichting aangaande het voldoen van hetgeen in hoofdstuk II is
aangeduid als minimumloon alsmede het door de werkgever niet of
onvoldoende nakomen van de op hem op grond van artikel 15 rustende
verplichting.

Artikel 18c

	1. Een daartoe door Onze Minister aangewezen, onder hem ressorterende
ambtenaar legt namens hem de bestuurlijke boete op aan degene op wie de
verplichtingen rusten welke voortvloeien uit deze wet, voor zover het
niet naleven daarvan is aangeduid als een overtreding.

	2. De ter zake van de bij of krachtens deze wet gestelde overtredingen
gelden ten opzichte van elke persoon met of ten aanzien van wie de
overtreding is begaan.

	3. Een beschikking op grond van deze wet van de ambtenaar, bedoeld in
het eerste lid, wordt genomen namens Onze Minister.

C

	Artikel 18d vervalt.

D

	De artikelen 18e tot en met 18h komen te luiden:

Artikel 18e

	1. Onverminderd artikel 5.4.2.1, tweede lid, van de Algemene wet
bestuursrecht vermeldt het rapport in ieder geval:

	a. de bij de overtreding betrokken persoon of personen;

	b. het officiële nummer waaronder het betreffende vervoermiddel is
geregistreerd, voor zover in verband met de overtreding van belang.

	2. Het rapport wordt toegezonden aan de op grond van artikel 18c,
eerste lid, aangewezen ambtenaar.

Artikel 18f

	1. De bestuurlijke boete bedraagt per overtreding ten hoogste €
6.700, behoudens het tweede lid.

	2. Onverminderd het eerste lid verhoogt de aangewezen ambtenaar,
bedoeld in artikel 18c, eerste lid, de op te leggen bestuurlijke boete
met 50%, indien op de dag van het constateren van de overtreding nog
geen 24 maanden zijn verstreken nadat een eerdere overtreding bestaande
uit het niet naleven van eenzelfde wettelijke verplichting is
geconstateerd en de bestuurlijke boete wegens de eerdere overtreding
onherroepelijk is geworden.

	3. Onze Minister stelt beleidsregels vast waarin onder meer de
boetebedragen voor iedere overtreding worden vastgesteld. Artikel
5.4.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing indien een
artikel gesteld bij of krachtens deze wet op grond waarvan een
bestuurlijke boete kan worden opgelegd, niet is nageleefd.

	4. In afwijking van artikel 8:69 van de Algemene wet bestuursrecht kan
de rechter in beroep of hoger beroep de hoogte van de bestuurlijke boete
ook ten nadele van de belanghebbende wijzigen.

Artikel 18g

	Degene aan wie een bestuurlijke boete is opgelegd, verstrekt
desgevraagd aan de daartoe op grond van artikel 18c, eerste lid,
aangewezen ambtenaar de inlichtingen die redelijkerwijs voor de
tenuitvoerlegging van de bestuurlijke boete nodig zijn.

Artikel 18h

	Indien een bestuurlijke boete ten onrechte is opgelegd, wordt deze
binnen zes weken nadat is vastgesteld dat de bestuurlijke boete ten
onrechte is opgelegd, aan de rechthebbende terugbetaald.

E

	De artikelen 18i tot en met 18m vervallen.

F

	In artikel 18n vervalt, onder vernummering van het derde en vierde lid
tot tweede en derde lid, het tweede lid.

G

	In artikel 18p wordt “boete” vervangen door: bestuurlijke boete.

Artikel 19

	De Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering wordt als volgt
gewijzigd:

A

	Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het derde lid komt te luiden:

	3. Een herziening van de uitkering als gevolg van een herziening van
het dagloon vindt plaats zonder dat dit bij beschikking is vastgesteld.

	2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

	4. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen betaalt de herziene
uitkering, bedoeld in het derde lid, bij de eerstvolgende
uitkeringsbetaling nadat de herziening, bedoeld in het eerste lid, heeft
plaatsgevonden.

B

	Artikel 25, eerste lid, komt te luiden:

	1. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen weigert de
uitkering tijdelijk of blijvend, geheel of gedeeltelijk indien een
persoon als bedoeld in artikel 23, eerste lid, na tijdig opgeroepen te
zijn, niet verscheen of weigerde:

	a. vragen te beantwoorden die zijn gesteld door het
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen of de door hem daartoe
aangewezen deskundige;

	b. zich te laten onderzoeken door de door het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen daartoe aangewezen deskundige; of

	c. te voldoen aan het voorschrift, gegeven door het
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen of de daartoe aangewezen
deskundige, om zich ter observatie te doen opnemen of te verblijven in
een aangewezen inrichting.

C

	Artikel 29, tweede tot en met vierde lid, komen te luiden:

	2. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan afzien van het
opleggen van een maatregel als bedoeld in artikel 28 en volstaan met het
geven van een schriftelijke waarschuwing ter zake van het niet tijdig
nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 80, indien het niet
tijdig nakomen van de verplichting niet heeft geleid tot het ten
onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van uitkering, of ter zake
van het zich niet houden aan de voorschriften, bedoeld in artikel 34,
derde lid, of in artikel 34a, eerste lid, tenzij het niet tijdig nakomen
van de verplichting of het zich niet houden aan de voorschriften
plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum
waarop eerder aan de belanghebbende een zodanige waarschuwing is
gegeven.

	3. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan afzien van het
opleggen van een maatregel indien daarvoor dringende redenen aanwezig
zijn.

	4. Het opleggen van een maatregel blijft achterwege indien voor
dezelfde gedraging een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 29a
wordt opgelegd.

D

	Artikel 29a komt te luiden:

Artikel 29a

	1. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen legt een
bestuurlijke boete op van ten hoogste € 2 269 ter zake van het niet of
niet behoorlijk nakomen door de belanghebbende of zijn wettelijke
vertegenwoordiger van de verplichting, bedoeld in artikel 80.

	2. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan afzien van het
opleggen van een bestuurlijke boete als bedoeld in het eerste lid en
volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing ter zake van
het niet of niet behoorlijk nakomen door de belanghebbende of zijn
wettelijke vertegenwoordiger van de verplichting, bedoeld in artikel 80,
indien dit niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog
bedrag verlenen van uitkering, tenzij het niet of niet behoorlijk
nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van twee jaar
te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende of zijn
wettelijke vertegenwoordiger een zodanige waarschuwing is gegeven.

	3. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan afzien van het
opleggen van een bestuurlijke boete indien daarvoor dringende redenen
aanwezig zijn.

	4. Degene aan wie een bestuurlijke boete is opgelegd is verplicht
desgevraagd aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen de
inlichtingen te verstrekken die voor de tenuitvoerlegging van de boete
van belang zijn.

	5. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over
de hoogte van de bestuurlijke boete.

E

	Artikel 29b vervalt.

F

	Artikel 29c komt te luiden:

Artikel 29c

	Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking
tot de wijze van tenuitvoerlegging van de beschikking waarbij de
bestuurlijke boete is opgelegd.

G

	De artikelen 29d en 29e vervallen.

H

	In artikel 29f wordt “boete” vervangen door: bestuurlijke boete.

I

	Artikel 29g komt te luiden:

Artikel 29g

	1. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen verrekent de
bestuurlijke boete met een uitkering op grond van deze wet, de
Werkloosheidswet, de Ziektewet, de Wet werk en inkomen naar
arbeidsvermogen, de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen,
de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, de Wet
arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen, de Wet arbeid en zorg of
een toeslag op grond van de Toeslagenwet, die de degene aan wie een
bestuurlijke boete is opgelegd ontvangt.

	2. De Sociale verzekeringsbank onderscheidenlijk de gemeente betaalt
het bedrag van de bestuurlijke boete, zonder dat daarvoor een machtiging
nodig is, op zijn verzoek aan het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen indien degene aan wie een bestuurlijke boete is
opgelegd een uitkering ontvangt op grond van de Algemene Ouderdomswet,
de Algemene nabestaanden wet, de Wet werk en bijstand, de Wet
inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze
werknemers, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk
arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen of de Wet werk en inkomen
kunstenaars.

	3. De in artikel 479g van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
aan de raad voor de kinderbescherming toegekende bevoegdheid komt
gelijkelijk toe aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
Indien het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen gebruik maakt
van deze bevoegdheid, geschiedt de bekendmaking van het dwangbevel, in
afwijking van artikel 4.4.4.2.10, eerste lid, van de Algemene wet
bestuursrecht, door middel van toezending per post aan degene aan wie de
boete is opgelegd.

	4. Zolang de belanghebbende of zijn wettelijke vertegenwoordiger zijn
verplichting, bedoeld in artikel 29a, vierde lid, niet of niet
behoorlijk nakomt:

	a. is het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in afwijking van
artikel 4.4.1.9, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht bevoegd
tot verrekening van de bestuurlijke boete voor zover beslag op de
vordering van de schuldeiser nietig zou zijn;

	b. geldt de beslagvrije voet, bedoeld in de artikelen 475c tot en met
475e van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, in afwijking van
artikel 4.4.4.2.3 van de Algemene wet bestuursrecht, niet bij de
invordering van een bestuurlijke boete bij dwangbevel.

J

	In artikel 29h wordt “boete” vervangen door: bestuurlijke boete.

K

	Artikel 50 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Onder vernummering van het derde tot en met tiende lid tot tweede
tot en met negende lid vervalt het tweede lid.

	2. In het tweede lid (nieuw) wordt “Onverminderd het tweede lid,
schort het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen” vervangen
door: Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen schort.

	3. Het derde (nieuw) lid komt te luiden:

	3. Indien de arbeidsongeschiktheidsuitkering in het buitenland wordt
uitbetaald:

	a. worden de daaraan verbonden kosten van overmaking op de uitkering in
mindering gebracht; en

	b. geschiedt de betaling in afwijking van artikel 4.4.1.5, derde lid,
van de Algemene wet bestuursrecht op het tijdstip waarop de rekening van
de daartoe door de schuldeiser aangewezen bank wordt gecrediteerd.

	4. In het negende lid (nieuw) wordt “in het negende lid” vervangen
door: in het achtste lid.

L

	Artikel 54, vierde lid, komt te luiden:

	4. Een herziening van de uitkering op grond van het eerste lid als
gevolg van een wijziging van de verschuldigde bijdrage vindt plaats
zonder dat dit bij beschikking is vastgesteld.

M

	In artikel 57 vervalt, onder vernummering van het zesde en zevende lid
tot vijfde en zesde lid, het vijfde lid.

N

	Artikel 57a, eerste lid, komt te luiden:

	1. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan de
onverschuldigd betaalde uitkering, bedoeld in artikel 57, eerste lid,
invorderen bij dwangbevel.

O

	Artikel 57b komt te luiden:

Artikel 57b

	Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking
tot de wijze van tenuitvoerlegging van de beschikking waarbij is
vastgesteld dat onverschuldigd is betaald.

P

	Artikel 59b, vijfde lid, komt te luiden:

	5. De vakantie-uitkering wordt betaald zonder dat dit bij beschikking
is vastgesteld.

Q

	In artikel 96 wordt “Overtreding van bepalingen van” vervangen
door: Een gedraging die in strijd is met.

R

	Artikel 97 vervalt.

Artikel 20

	De Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen wordt als volgt
gewijzigd:

A

	Artikel 83c komt te luiden:

Artikel 83c

	1. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan een
bestuurlijke boete van ten hoogste €1500 opleggen aan de persoon,
bedoeld in artikel 54, eerste lid, onderdelen b en c, die op grond van
artikel 54, eerste lid, gehouden is tot het verstrekken van gegevens en
inlichtingen aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen of de
Centrale organisatie werk en inkomen, indien hij deze niet dan wel niet
binnen de op grond van artikel 54, vierde lid, gestelde termijn
verstrekt.

	2. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan een
bestuurlijke boete van ten hoogste €5000 opleggen aan de persoon,
bedoeld in het eerste lid, indien het aan opzet of grove schuld van hem
is te wijten dat geen, dan wel onjuiste of onvolledige inlichtingen zijn
verstrekt.

B

	De artikelen 83d tot en met 83h vervallen.

C

	Artikel 84, eerste lid, komt te luiden:

	1. Overtreding van de artikelen 28, tweede lid, en 29, eerste lid, 54,
eerste, vierde en vijfde lid, en 55, tweede en derde lid, van deze wet,
27a, vierde lid, en 36, vijfde lid, van de Werkloosheidswet, 33, vijfde
lid, en 45a, vierde lid, van de Ziektewet, 77, vijfde lid, en 91, vierde
lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, 29a, vierde lid,
en 57, vijfde lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering,
48, vierde lid, en 63, vijfde lid, van de Wet
arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, 40, vierde lid, en 55,
vijfde lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening
jonggehandicapten, 14a, vierde lid, en 20, vijfde lid, van de
Toeslagenwet, 17c, vierde lid, en 24, vijfde lid, van de Algemene
Ouderdomswet, 17a, vierde lid, en 24, vijfde lid, van de Algemene
Kinderbijslagwet, 39, vierde lid, en 53, vijfde lid, van de Algemene
nabestaandenwet wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand
of geldboete van de tweede categorie.

Artikel 21

De Wet verplichte beroepspensioenregeling wordt als volgt gewijzigd:

A

	Artikel 104 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het opschrift wordt “boetes” vervangen door: bestuurlijke
boeten.

	2. In onderdeel a wordt “boetes” vervangen door: bestuurlijke
boeten.

B

	In artikel 155, derde lid, wordt “boetes en verbeurde dwangsommen”
vervangen door: bestuurlijke boeten en verbeurde lasten onder dwangsom.

C

	In artikel 170 vervalt het tweede lid en wordt het derde lid vernummerd
tot tweede lid.

D

	In artikel 171 vervalt het tweede lid en wordt het derde lid vernummerd
tot tweede lid.

E

	De artikelen 172 en 173 vervallen.

F

	Artikel 174 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid wordt “met dien verstande dat de boete”
vervangen door: met dien verstande dat de bestuurlijke boete.

	2. Het derde lid vervalt.

G

	De artikelen 175 tot en met 178 vervallen.

H

	Artikel 179 komt te luiden:

Artikel 179. Schorsende werking bij bestuurlijke boete

	1. Indien tegen een besluit tot het opleggen van een bestuurlijke boete
bezwaar of beroep wordt aangetekend, schorst dit de verplichting tot
betaling van de bestuurlijke boete totdat de beroepstermijn is
verstreken of, indien beroep is ingesteld, op het beroep is beslist.

	2. De schorsing van de verplichting tot betaling schorst niet de
berekening van de wettelijke rente.

I

	De artikelen 180 tot en met 182 vervallen.

Artikel 22

	De Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 wordt
als volgt gewijzigd:

A

	Artikel 18 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het tweede en het vierde lid vervallen.

	2. Het derde lid wordt vernummerd tot tweede lid.

B

	Artikel 19 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Onder vernummering van het derde en vierde lid tot tweede en derde
lid, vervalt het tweede lid.

	2. Het derde lid (nieuw) komt te luiden:

	3. Artikel 184 van de Pensioenwet is van overeenkomstige toepassing.

C

	Artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid wordt “Het bedrag van de boete” vervangen
door: Het bedrag van de bestuurlijke boete.

	2. Het vierde lid vervalt.

Artikel 23

	De Wet werk en bijstand wordt als volgt gewijzigd:

A

	Artikel 18, tweede lid, komt te luiden:

	2. Het college verlaagt de bijstand overeenkomstig de verordening,
bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel b, ter zake van het niet of
onvoldoende nakomen door de belanghebbende van de verplichtingen
voortvloeiende uit deze wet dan wel de artikelen 28, tweede lid, of 29,
eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen,
waaronder begrepen het zich jegens het college zeer ernstig misdragen,
dan wel indien de belanghebbende naar het oordeel van het college
tekortschietend besef van verantwoordelijkheid betoont voor de
voorziening in het bestaan. Van een verlaging wordt afgezien, indien
elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.

Aa

	Aan artikel 48 wordt een lid toegevoegd, luidende:

	4. Indien de persoon aan wie bijstand in de vorm van een geldlening
wordt verleend algemene bijstand of een uitkering op grond van de Wet
inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze
werknemers, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk
arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, het Besluit bijstandverlening
zelfstandigen 2004 of de Wet werk en inkomen kunstenaars ontvangt, is
het college bevoegd tot verrekening van die geldlening met die algemene
bijstand of uitkering.

B

	Artikel 58, derde en vierde lid, komen te luiden:

	3. Het college is bevoegd tot verrekening van in de voorafgaande drie
maanden ontvangen middelen met de algemene bijstand.

	4. Bij gebreke van tijdige betaling kan de vordering worden verhoogd
met de op de terugvordering betrekking hebbende kosten. Loonbelasting en
de premies volksverzekeringen waarvoor de gemeente die de bijstand
verstrekt krachtens de Wet op de loonbelasting 1964 inhoudingsplichtige
is, alsmede de vergoeding, bedoeld in artikel 46 van de
Zorgverzekeringswet, kunnen worden teruggevorderd, voor zover deze
belasting, premies en vergoeding niet verrekend kunnen worden met de
door het college af te dragen loonbelasting, premies volksverzekeringen
en vergoeding.

C

	Artikel 60 komt te luiden:

Artikel 60. Besluit tot terugvordering

	1. De persoon van wie kosten van bijstand worden teruggevorderd is
verplicht desgevraagd aan het college de inlichtingen te verstrekken die
voor terugvordering op grond van deze paragraaf van belang zijn.

	2. Het college kan de kosten van de bijstand, bedoeld in de artikelen
58 en 59 invorderen bij dwangbevel.

	3. Indien de persoon van wie kosten van bijstand als bedoeld in de
artikelen 58 en 59 worden teruggevorderd algemene bijstand of een
uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk
arbeidsongeschikte werkloze werknemers, de Wet inkomensvoorziening
oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, het
Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 of de Wet werk en inkomen
kunstenaars ontvangt, is het college bevoegd tot verrekening van die
kosten met die algemene bijstand of uitkering.

	4. De in artikel 479g van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
aan de raad voor de kinderbescherming toegekende bevoegdheid komt
gelijkelijk toe aan het college. Indien het college gebruik maakt van
deze bevoegdheid, geschiedt de bekendmaking van het dwangbevel, in
afwijking van artikel 4.4.4.2.10, eerste lid, van de Algemene wet
bestuursrecht, door middel van toezending per post aan degene van wie
kosten van bijstand worden teruggevorderd.

	5. Zolang de belanghebbende zijn verplichting, bedoeld in het eerste
lid, niet of niet behoorlijk nakomt:

	a. is het college, in afwijking van artikel 4.4.1.9, derde lid, van de
Algemene wet bestuursrecht, bevoegd tot verrekening voor zover beslag op
de vordering van de schuldeiser nietig zou zijn;

	b. geldt de beslagvrije voet, bedoeld in de artikelen 475c tot en met
475e van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, in afwijking van
artikel 4.4.4.2.3 van de Algemene wet bestuursrecht, niet bij
invordering van kosten van bijstand bij dwangbevel.

	6. Terugvordering van kosten van bijstand als bedoeld in de artikelen
58 en 59 is bevoorrecht en volgt onmiddellijk na de vorderingen in
artikel 288 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek omschreven.

Artikel 24

De Wet werk en inkomen kunstenaars wordt als volgt gewijzigd:

A

	Artikel 14 komt te luiden:

Artikel 14. Voorschot

	1. Het door het college verleende voorschot heeft de vorm van een
renteloze geldlening.

	2. Indien een uitkering wordt verleend over een periode waarover met
toepassing van het eerste lid een of meer voorschotten is verleend, kan
deze uitkering zonder machtiging van de kunstenaar worden verrekend met
het voorschot of de voorschotten.

B

	Artikel 29, derde lid, komt te luiden:

	3. Bij gebreke van tijdige betaling kan de vordering worden verhoogd
met de op de terugvordering betrekking hebbende kosten.

C

	Artikel 34 komt te luiden:

Artikel 34. Besluit tot terugvordering

	1. De kunstenaar van wie kosten van uitkering worden teruggevorderd is
verplicht desgevraagd aan het college de inlichtingen te verstrekken die
voor terugvordering op grond van dit hoofdstuk van belang zijn.

	2. Het college kan de kosten van de uitkering, bedoeld in dit hoofdstuk
invorderen bij dwangbevel.

	3. De in artikel 479g van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
aan de raad voor de kinderbescherming toegekende bevoegdheid komt
gelijkelijk toe aan het college. Indien het college gebruik maakt van
deze bevoegdheid, geschiedt de bekendmaking van het dwangbevel, in
afwijking van artikel 4.4.4.2.10, eerste lid, van de Algemene wet
bestuursrecht, door middel van toezending per post aan degene van wie
kosten van uitkering worden teruggevorderd.

	4. Zolang de kunstenaar zijn verplichting, bedoeld in het eerste lid,
niet of niet behoorlijk nakomt:

	a. is het college, in afwijking van artikel 4.4.1.9, derde lid, van de
Algemene wet bestuursrecht, bevoegd tot verrekening voor zover beslag op
de vordering van de schuldeiser nietig zou zijn;

	b. geldt de beslagvrije voet, bedoeld in de artikelen 475c tot en met
475e van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, in afwijking van
artikel 4.4.4.2.3 van de Algemene wet bestuursrecht, niet bij
invordering van kosten van uitkering bij dwangbevel.

	5. Terugvordering van kosten van uitkering als bedoeld in dit hoofdstuk
is bevoorrecht en volgt onmiddellijk na de vorderingen in artikel 288
van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek omschreven.

Artikel 25

	De Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen wordt als volgt gewijzigd:

A

	Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het derde lid komt te luiden:

	3. Een herziening van de uitkering als gevolg van een herziening van
het dagloon vindt plaats zonder dat dit bij beschikking is vastgesteld.

	2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

	4. Het UWV betaalt de herziene uitkering, bedoeld in het derde lid, bij
de eerstvolgende uitkeringsbetaling nadat de herziening, bedoeld in het
eerste lid, heeft plaatsgevonden.

B

	Artikel 67 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Onder vernummering van het derde tot en met zevende lid tot tweede
tot en met zesde lid vervalt het tweede lid.

	2. In het tweede lid (nieuw) wordt “Onverminderd het tweede lid,
schort het UWV de betaling van de uitkering op” vervangen door: Het
UWV schort de betaling van de uitkering op.

	3. Het derde lid (nieuw) komt te luiden:

	3. Indien de uitkering, bedoeld in het eerste lid, in het buitenland
wordt uitbetaald:

	a. worden de daaraan verbonden kosten van overmaking op de uitkering in
mindering gebracht; en

	b. geschiedt de betaling in afwijking van artikel 4.4.1.5, derde lid,
van de Algemene wet bestuursrecht op het tijdstip waarop de rekening van
de daartoe door de schuldeiser aangewezen bank wordt gecrediteerd.

C

	Artikel 68, derde lid, komt te luiden:

	3. De vakantiebijslag wordt betaald zonder dat dit bij beschikking is
vastgesteld.

D

	Artikel 71, vierde lid, komt te luiden:

	4. Een herziening van de uitkering op grond van het eerste lid als
gevolg van een wijziging van de verschuldigde bijdrage vindt plaats
zonder dat dit bij beschikking is vastgesteld.

E

	Artikel 77 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid vervalt de tweede zin.

	2. Onder vernummering van het zesde en zevende lid tot vijfde en zesde
lid, vervalt het vijfde lid.

F

	Artikel 78 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het opschrift komt te luiden:

Invordering bij dwangbevel.

	2. Het eerste lid komt te luiden:

	1. Het UWV kan de onverschuldigd betaalde uitkering, bedoeld in artikel
77, eerste lid, invorderen bij dwangbevel.

G

	Artikel 79 komt te luiden:

Artikel 79. Nadere regels tenuitvoerlegging onverschuldigde betaling

	Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking
tot de wijze van tenuitvoerlegging van de beschikking waarbij is
vastgesteld dat onverschuldigd is betaald.

H

	Artikel 88, vierde en vijfde lid, komen te luiden:

	4. Het UWV kan afzien van het opleggen van een maatregel als bedoeld in
het eerste lid en volstaan met het geven van een schriftelijke
waarschuwing ter zake van het niet tijdig nakomen van de verplichting,
bedoeld in artikel 27, eerste lid, indien het niet tijdig nakomen van de
verplichting niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog
bedrag verlenen van uitkering, of ter zake van het zich niet houden aan
de voorschriften, bedoeld in artikel 64, derde lid, of in artikel 65,
tenzij het niet tijdig nakomen van de verplichting of het zich niet
houden aan de voorschriften plaatsvindt binnen een periode van twee jaar
te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een
zodanige waarschuwing is gegeven.

	5. Het UWV kan afzien van het opleggen van een maatregel indien
daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.

I

	In artikel 89, vierde lid, wordt “artikel 67, derde lid, onderdeel
c” vervangen door: artikel 67, tweede lid, onderdeel c.

J

	In artikel 90, tweede lid, wordt “boete” vervangen door:
bestuurlijke boete.

K

	Artikel 91 komt te luiden:

Artikel 91. Bestuurlijke boete bij niet-nakoming
inlichtingenverplichting.

	1. Het UWV legt een bestuurlijke boete op van ten hoogste € 2 269 ter
zake van het niet of niet behoorlijk nakomen door de verzekerde of zijn
wettelijke vertegenwoordiger of de werkgever of de persoon, bedoeld in
artikel 27, achtste lid, van de verplichting, bedoeld in artikel 27,
eerste of achtste lid.

	2. Het UWV kan afzien van het opleggen van een bestuurlijke boete als
bedoeld in het eerste lid en volstaan met het geven van een
schriftelijke waarschuwing ter zake van het niet of niet behoorlijk
nakomen door de verzekerde of zijn wettelijk vertegenwoordiger van de
verplichting, bedoeld in artikel 27, eerste lid, indien dit niet heeft
geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van
uitkering, tenzij het niet of niet behoorlijk nakomen van de
verplichting plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te rekenen
vanaf de datum waarop eerder aan de werknemer een zodanige waarschuwing
is gegeven.

	3. Het UWV kan afzien van het opleggen van een bestuurlijke boete
indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.

	4. De persoon aan wie een bestuurlijke boete is opgelegd is verplicht
desgevraagd aan het UWV de inlichtingen te verstrekken die voor de
tenuitvoerlegging van de boete van belang zijn.

	5. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over
de hoogte van de bestuurlijke boete.

L

	Artikel 92 vervalt.

M

	Artikel 93 komt te luiden:

Artikel 93. Nadere regels tenuitvoerlegging bestuurlijke boete

	Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking
tot de wijze van tenuitvoerlegging van de beschikking waarbij de
bestuurlijke boete is opgelegd.

N

	De artikelen 94 en 95 vervallen.

O

	Artikel 96 komt te luiden:

Artikel 96. Invordering bestuurlijke boete

	1. Het UWV verrekent de bestuurlijke boete met een uitkering op grond
van deze wet, de Werkloosheidswet, de Ziektewet, de Wet
arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, de Wet
arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, de Wet
arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen, de Wet arbeid en zorg of
een toeslag op grond van de Toeslagenwet, die de persoon aan wie een
bestuurlijke boete is opgelegd ontvangt.

	2. De Sociale verzekeringsbank onderscheidenlijk de gemeente betaalt
het bedrag van de bestuurlijke boete, zonder dat daarvoor een machtiging
nodig is, op zijn verzoek aan het UWV indien de persoon aan wie een
bestuurlijke boete is opgelegd een uitkering ontvangt op grond van de
Algemene Ouderdomswet, de Algemene nabestaanden wet, de Wet werk en
bijstand, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk
arbeidsongeschikte werkloze werknemers, de Wet inkomensvoorziening
oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen of de
Wet werk en inkomen kunstenaars.

	3. De in artikel 479g van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
aan de raad voor de kinderbescherming toegekende bevoegdheid komt
gelijkelijk toe aan het UWV. Indien het UWV gebruik maakt van deze
bevoegdheid, geschiedt de bekendmaking van het dwangbevel, in afwijking
van artikel 4.4.4.2.10, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht,
door middel van toezending per post aan de persoon aan wie de boete is
opgelegd.

	4. Zolang de verzekerde of zijn wettelijke vertegenwoordiger zijn
verplichting, bedoeld in artikel 91, vierde lid, niet of niet behoorlijk
nakomt:

	a. is het UWV in afwijking van artikel 4.4.1.9, derde lid, van de
Algemene wet bestuursrecht bevoegd tot verrekening van de bestuurlijke
boete voor zover beslag op de vordering van de schuldeiser nietig zou
zijn;

	b. geldt de beslagvrije voet, bedoeld in de artikelen 475c tot en met
475e van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, in afwijking van
artikel 4.4.4.2.3 van de Algemene wet bestuursrecht, niet bij de
invordering van een bestuurlijke boete bij dwangbevel.

P

	In artikel 97 wordt “boete” vervangen door: bestuurlijke boete.

Q

	In artikel 118 wordt “boete” vervangen door: bestuurlijke boete.

R

	Artikel 135 vervalt.

Artikel 26

	De Ziektewet wordt als volgt gewijzigd:

A

	Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het derde lid komt te luiden:

	3. Een herziening van de uitkering als gevolg van een herziening van
het dagloon vindt plaats zonder dat dit bij beschikking is vastgesteld.

	2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

	4. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen betaalt de herziene
uitkering, bedoeld in het derde lid, bij de eerstvolgende
uitkeringsbetaling nadat de herziening, bedoeld in het eerste lid, heeft
plaatsgevonden.

B

	Artikel 30a, tweede lid, komt te luiden:

	2. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan geheel of
gedeeltelijk van herziening of intrekking afzien indien daarvoor
dringende redenen zijn.

C

	In artikel 33 vervalt, onder vernummering van het zesde en zevende lid
tot vijfde en zesde lid, het vijfde lid.

D

	Artikel 33a, eerste lid, komt te luiden:

	1. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan de
onverschuldigd betaalde uitkering, bedoeld in artikel 33, eerste lid,
invorderen bij dwangbevel.

E

	Artikel 33b komt te luiden:

Artikel 33b

	Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking
tot de wijze van tenuitvoerlegging van de beschikking waarbij is
vastgesteld dat onverschuldigd is betaald.

F

	Artikel 38, derde lid, komt te luiden:

	4. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen legt een
bestuurlijke boete op van ten hoogste € 454 indien de werkgever de
verplichting, bedoeld in de eerste zin van het tweede lid, niet of niet
behoorlijk is nagekomen. De artikelen 45a, derde, vierde en zesde lid,
45c, en 45g, vierde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.

G

	Artikel 38a, zevende lid, komt te luiden:

	7. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen legt een
bestuurlijke boete op van ten hoogste € 454 indien de werkgever de
verplichting, bedoeld in het vijfde of zesde lid, niet of niet
behoorlijk is nagekomen. De artikelen 45a, derde, vierde en zesde lid,
45c en 45g, vierde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.

H

	Artikel 39a wordt als volgt gewijzigd:

	1. Onder vernummering van het zevende lid tot vierde lid vervallen het
derde tot en met zesde lid.

	2. Er wordt een nieuw lid ingevoegd, luidende:

	3. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan de in het
eerste lid bedoelde bedragen invorderen bij dwangbevel.

I

	Artikel 40, vierde lid, komt te luiden:

	4. Een herziening van de betaling op grond van het eerste lid als
gevolg van een wijziging van de verschuldigde bijdrage vindt plaats
zonder dat dit bij beschikking is vastgesteld.

J

	Artikel 45, derde tot en met vijfde lid, komen te luiden:

	3. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan afzien van het
opleggen van een maatregel als bedoeld in het eerste lid en volstaan met
het geven van een schriftelijke waarschuwing ter zake van het niet
tijdig nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 31, eerste lid,
38, tweede lid, derde zin, of 49, indien het niet tijdig nakomen van de
verplichting niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog
bedrag verlenen van uitkering, tenzij het niet tijdig nakomen van de
verplichting plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te rekenen
vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een zodanige
waarschuwing is gegeven.

	4. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan afzien van het
opleggen van een maatregel indien daarvoor dringende redenen aanwezig
zijn.

	5. Het opleggen van een maatregel blijft achterwege, indien voor
dezelfde gedraging:

	a. een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 45a wordt opgelegd;

	b. een maatregel op grond van artikel 27, vierde lid, van de
Werkloosheidswet wordt opgelegd, of

	c. een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 27a van de
Werkloosheidswet wordt opgelegd.

K

	Artikel 45a komt te luiden:

Artikel 45a

	1. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen legt een
bestuurlijke boete op van ten hoogste € 2 269 ter zake van het niet of
niet behoorlijk nakomen door de verzekerde van de verplichting, bedoeld
in artikel 31, eerste lid, of 49.

	2. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan afzien van het
opleggen van een bestuurlijke boete als bedoeld in het eerste lid en
volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing ter zake van
het niet of niet behoorlijk nakomen door de verzekerde van de
verplichting, bedoeld in artikel 31, eerste lid, of 49, indien dit niet
heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van
uitkering, tenzij het niet of niet behoorlijk nakomen van de
verplichting plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te rekenen
vanaf de datum waarop eerder aan de werknemer een zodanige waarschuwing
is gegeven.

	3. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan afzien van het
opleggen van een bestuurlijke boete indien daarvoor dringende redenen
aanwezig zijn.

	4. Degene aan wie een bestuurlijke boete is opgelegd is verplicht
desgevraagd aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen de
inlichtingen te verstrekken die voor de tenuitvoerlegging van de boete
van belang zijn.

	5. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over
de hoogte van de bestuurlijke boete.

	6. Het opleggen van een bestuurlijke boete blijft achterwege indien
voor dezelfde gedraging een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel
27a van de Werkloosheidswet wordt opgelegd.

L

	Artikel 45b vervalt.

M

	Artikel 45c komt te luiden:

Artikel 45c

	Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking
tot de wijze van tenuitvoerlegging van de beschikking waarbij de
bestuurlijke boete is opgelegd.

N

	De artikelen 45d en 45e vervallen.

O

	In artikel 45f wordt “boete” vervangen door: bestuurlijke boete.

P

	Artikel 45g komt te luiden:

Artikel 45g

	1. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen verrekent de
bestuurlijke boete met een uitkering op grond van deze wet, de
Werkloosheidswet, de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, de Wet op
de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Wet
arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, de Wet
arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, de Wet
arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen, de Wet arbeid en zorg of
een toeslag op grond van de Toeslagenwet, die degene aan wie een
bestuurlijke boete is opgelegd ontvangt.

	2. De Sociale verzekeringsbank onderscheidenlijk de gemeente betaalt
het bedrag van de bestuurlijke boete, zonder dat daarvoor een machtiging
nodig is, op zijn verzoek aan het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen indien degene aan wie een bestuurlijke boete is
opgelegd een uitkering ontvangt op grond van de Algemene Ouderdomswet,
de Algemene nabestaandenwet, de Wet werk en bijstand, de Wet
inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze
werknemers, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk
arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen of de Wet werk en inkomen
kunstenaars.

	3. De in artikel 479g van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
aan de raad voor de kinderbescherming toegekende bevoegdheid komt
gelijkelijk toe aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
Indien het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen gebruik maakt
van deze bevoegdheid, geschiedt de bekendmaking van het dwangbevel, in
afwijking van artikel 4.4.4.2.10, eerste lid, van de Algemene wet
bestuursrecht, door middel van toezending per post aan de persoon aan
wie de boete is opgelegd.

	4. Zolang de verzekerde zijn verplichting, bedoeld in artikel 45a,
vierde lid, niet of niet behoorlijk nakomt:

	a. is het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in afwijking van
artikel 4.4.1.9, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht bevoegd
tot verrekening van de bestuurlijke boete voor zover beslag op de
vordering van de schuldeiser nietig zou zijn;

	b. geldt de beslagvrije voet, bedoeld in de artikelen 475c tot en met
475e van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, in afwijking van
artikel 4.4.4.2.3 van de Algemene wet bestuursrecht, niet bij de
invordering van een bestuurlijke boete bij dwangbevel.

Q

	In artikel 45h wordt “boete” vervangen door: bestuurlijke boete.

R

	Artikel 47 vervalt.

S

	Artikel 47a wordt als volgt gewijzigd:

	1. Onder vernummering van het tweede tot en met vijfde lid tot eerste
tot en met vierde lid vervalt het eerste lid.

	2. Het nieuwe eerste lid komt te luiden:

	1. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen betaalt geen
voorschot indien onzekerheid bestaat over het recht op loon als bedoeld
in artikel 629 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek of het recht op
bezoldiging op grond van artikel 76a, eerste lid.

T

	Artikel 52c komt te luiden:

Artikel 52c

	1. Het ziekengeld wordt betaald zonder dat dit bij beschikking is
vastgesteld, indien redelijkerwijs mag worden aangenomen dat aan een
beschikking geen behoefte bestaat.

	2. Het ziekengeld wordt beëindigd zonder dat dit bij beschikking is
vastgesteld indien sprake is van een spontane werkhervatting. Indien de
belanghebbende binnen een redelijke termijn om een beschikking verzoekt,
dan wordt deze zo spoedig mogelijk alsnog verstrekt.

	3. Een herziening van het ziekengeld als gevolg van een aanpassing van
het dagloon aan het loonpeil in het beroep van de werknemer vindt plaats
zonder dat dit bij beschikking is vastgesteld.

	4. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen betaalt het
ziekengeld, bedoeld in het eerste lid, binnen zes weken na indiening van
de aanvraag.

	5. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen betaalt de herziene
uitkering, bedoeld in het derde lid, bij de eerstvolgende
ziekengeldbetaling nadat de aanpassing van het dagloon, bedoeld in dat
lid, heeft plaatsgevonden.

U

	Artikel 63c komt te luiden:

Artikel 63c

	Indien de werkgever zich met betrekking tot de begeleiding van zijn
zieke werknemers niet meer laat bijstaan door een arbodienst meldt hij
dat zo spoedig mogelijk. Het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen legt een bestuurlijke boete op van ten hoogste
€ 454 indien de werkgever deze verplichting niet is nagekomen. De
artikelen 45a, derde, vierde en zesde lid, 45c, en 45g, vierde lid, zijn
van overeenkomstige toepassing.

V

	Artikel 81 vervalt.

Artikel 27

Indien het bij koninklijke boodschap van 13 december 2006 ingediende
voorstel van wet houdende regels tot bevordering van de activering van
personen die aanspraak maken op een uitkering op grond van de Ziektewet
(Kamerstukken II 2005/06, 30 909, nr. 2) tot wet is verheven en in
werking is getreden, komt artikel 38a, zevende lid, van de Ziektewet te
luiden:

	7. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen legt een
bestuurlijke boete op van ten hoogste € 454 indien de werkgever de
verplichting, bedoeld in het vijfde of zesde lid, niet of niet
behoorlijk is nagekomen. De artikelen 45a, derde, vierde en zesde lid,
en 45g, vierde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 28

	Indien het bij koninklijke boodschap van 11 november 2008 ingediende
voorstel van wet tot wijziging van de Werkloosheidswet in verband met
het vergroten van kansen op werk voor langdurig werklozen (Kamerstukken
31 767) tot wet is of wordt verheven, en artikel I, onderdeel C, van die
wet eerder in werking is getreden of treedt dan artikel 11, onderdeel B,
van hoofdstuk 10 van deze wet, komt het in artikel 11, onderdeel B, van
hoofdstuk 10 van deze wet voorgestelde tweede lid van artikel 27 te
luiden:

	2. Het UWV weigert ter zake van het niet nakomen door de werknemer van
een verplichting als bedoeld in artikel 24, eerste lid, onderdeel b,
onder 2°, de uitkering blijvend over het aantal uren waarover het recht
op uitkering zou zijn geëindigd of niet zou zijn ontstaan:

	a. indien de werknemer de betreffende arbeid zou hebben aanvaard of
verkregen; of

	b. indien, in plaats van artikel 35aa, eerste lid, onderdeel b, artikel
20, eerste lid, onderdeel b, van toepassing zou zijn geweest en de
werknemer de betreffende arbeid zou hebben aanvaard of verkregen.

Artikel 29

Indien het bij koninklijke boodschap van 24 juni 2008 ingediende
voorstel van wet houdende wijziging van de Wet structuur
uitvoeringsorganisatie werk en inkomen en enkele andere wetten in
verband met de evaluatie van deze wet, de Kaderwet zelfstandige
bestuursorganen en deregulering (Kamerstukken II, 2007/08, 31 514, nr.
2) nadat het tot wet is verheven en in werking is getreden voor het
tijdstip waarop het onderhavige voorstel van wet in werking treedt,
wordt hoofdstuk 10 als volgt gewijzigd: 

A

In artikel 1 (Algemene bijstandswet), onderdeel B, vervalt in artikel
14a, tweede lid, “of de artikelen 28, tweede lid, en 29, eerste lid,
van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen”.

B

In artikel 10 (Toeslagenwet), onderdeel C, vervalt in artikel 14a,
tweede lid, “of in artikel 28, tweede lid, of artikel 29, eerste lid,
van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen”.

C

In artikel 11 (Werkloosheidswet), onderdeel C, vervalt in artikel 27a,
tweede lid, “of in artikel 28, tweede lid, of artikel 29, eerste lid,
van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen”.

D

In artikel 16 (Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk
arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen), onderdeel C, vervalt in
artikel 20a, tweede lid, “of de artikelen 28, tweede lid, en 29,
eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en
inkomen”.

HOOFDSTUK 11. MINISTERIE VAN VERKEER EN WATERSTAAT

Artikel 1

	In artikel 9, vijfde lid, van de Binnenschepenwet wordt “Afdeling 5.3
van de Algemene wet bestuursrecht” vervangen door: Afdeling 5.3.1 van
de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2

	De Havenbeveiligingswet wordt als volgt gewijzigd:

A

	Het opschrift van paragraaf 6 komt te luiden:

§ 6. Toezicht op de naleving en last onder bestuursdwang

B

	In het eerste en tweede lid van artikel 18 wordt  “toepassing van
bestuursdwang”  telkens vervangen door: oplegging van een last onder
bestuursdwang.

Artikel 3

	In artikel 7, vierde lid, van de Havennoodwet wordt “toepassing van
bestuursdwang” vervangen door: oplegging van een last onder
bestuursdwang.

Artikel 4

	In artikel 5, vierde lid, van de Kaderwet subsidies Verkeer en
Waterstaat wordt “en 4:57 van de Algemene wet bestuursrecht”
vervangen door: en 4:57, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 5

	De Loodsenwet wordt als volgt gewijzigd:

A

	Artikel 28 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het tweede lid komt te luiden:

	2. Indien een geldboete is opgelegd, komt de te betalen geldsom toe aan
de Staat. Betaling van de geldsom geschiedt aan Onze Minister. De
geldsom moet binnen zes weken na de datum waarop de uitspraak van het
tuchtcollege onherroepelijk is geworden worden betaald. Voor de
toepassing van titel 4.4 van de Algemene wet bestuursrecht wordt de
uitspraak van het tuchtcollege aangemerkt als beschikking als bedoeld in
artikel 4.4.1.2 van die wet. In de uitspraak van het tuchtcollege kunnen
twee of meer termijnen worden vastgesteld waarin de geldsom moet worden
voldaan.

	2. Onder vernummering van het vierde lid tot derde lid, het vijfde lid
tot vierde lid, het zesde lid tot vijfde lid, het achtste lid tot zesde
lid en het negende lid tot zevende lid vervallen het derde en het
zevende lid.

	3. Het derde lid (nieuw) komt te luiden:

	3. Onze Minister is bevoegd tot uitvaardiging van een dwangbevel tot
invordering van de verschuldigde geldsom.

	4. Het zevende lid (nieuw) komt te luiden:

	7. Met betrekking tot de kosten van aanmaning en verdere invordering
zijn de artikelen 6 en 7 van de Invorderingswet 1990 van overeenkomstige
toepassing.

Aa

	Artikel 45f, derde lid, komt te luiden:

	3. Bij de toepassing van de bevoegdheden, bedoeld in het eerste lid,
zijn de artikelen 56, 57, tweede lid, 58 tot en met 63, 65 tot en met 68
van de Mededingingswet van overeenkomstige toepassing.

Ab

	Artikel 45h, derde lid komt te luiden;

	3. Bij de toepassing van de bevoegdheden, bedoeld in het eerste lid,
zijn de artikelen 57, tweede lid, 77, 80 en 82 van de Mededingingswet
van overeenkomstige toepassing.

B

	In artikel 46, eerste en tweede lid, wordt “toepassing van
bestuursdwang” vervangen door: oplegging van een last onder
bestuursdwang.

Artikel 6

De Luchtvaartwet wordt als volgt gewijzigd:

A

	In artikel 37u, eerste lid, wordt “Onze Minister van Justitie kan
bestuursdwang toepassen” vervangen door: Onze Minister van Justitie is
bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang.

B

	In artikel 72 wordt “toepassing van bestuursdwang” vervangen door:
oplegging van een last onder bestuursdwang.

C

	Artikel 73c, tweede lid, komt te luiden:

	2. De artikelen 5:31d, 5:32, tweede lid, en 5:32a tot en met 5:39 van
de Algemene wet bestuursrecht zijn van toepassing.

Artikel 7

	De Scheepvaartverkeerswet wordt als volgt gewijzigd:

A

	Aan artikel 15d, derde lid, wordt aan het slot de volgende zin
toegevoegd: Onze Minister, onderscheidenlijk het bij ministeriële
regeling aangewezen bestuursorgaan of de bij ministeriële regeling
aangewezen ambtenaar is bevoegd tot het uitvaardigen van een dwangbevel
tot invordering van de verschuldigde geldsom.

B

	In artikel 24 wordt “toepassing van bestuursdwang” vervangen door:
oplegging van een last onder bestuursdwang.

C

	In artikel 25 wordt “heeft het bevoegd gezag de bevoegdheid
bestuursdwang toe te passen” vervangen door: is het bevoegd gezag
bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang.

D

	In artikel 37a, tweede lid, wordt “toepassing van bestuursdwang”
vervangen door: oplegging van een last onder bestuursdwang.

Artikel 8

	De Spoorwegwet wordt als volgt gewijzigd:

A

	Artikel 63, tweede lid, laatste volzin, komt te luiden: De artikelen
54a, 62 en 65 van de Mededingingswet zijn van overeenkomstige
toepassing.

Aa

	Artikel 71, vijfde lid, laatste volzin, komt te luiden:

	De artikelen 54a en 65 van de Mededingingswet zijn van overeenkomstige
toepassing.

B

	Artikel 75, laatste volzin, komt te luiden: De artikelen 69, tweede
lid, 70, 75a, 77, 80 en 82 van de Mededingingswet zijn van
overeenkomstige toepassing.

C

	Artikel 76 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid wordt “toepassing van bestuursdwang” vervangen
door: oplegging van een last onder bestuursdwang.

	2. In het tweede lid wordt “de natuurlijke persoon of rechtspersoon
aan wie de overtreding kan worden toegerekend” vervangen door: de
overtreder.

	3. Het derde lid, laatste volzin, komt te luiden: Op het tweede lid
zijn de artikelen 54a, 57, 58, 59a, 62 en 64 tot en met 68 van de
Mededingingswet van overeenkomstige toepassing.

D

	De artikelen 78, 79, 80, vijfde en zesde lid, en 81 tot en met 85
vervallen.

Artikel 9

	De Spoorwegwet 1875 wordt als volgt gewijzigd:

A

	In artikel 14 wordt “bestuursdwang toe te passen” vervangen door:
tot oplegging van een last onder bestuursdwang.

B

	In de artikelen 15, 21 en 41 wordt “toepassing van bestuursdwang”
telkens vervangen door: oplegging van een last onder bestuursdwang.

Artikel 10

	De Waterschapswet wordt als volgt gewijzigd:

A

	Het opschrift van paragraaf 4 van Titel III komt te luiden:

§ 4. Last onder bestuursdwang

B

	In artikel 61, eerste tot en met vierde lid, wordt “toepassing van
bestuursdwang” telkens vervangen door: oplegging van een last onder
bestuursdwang.

C

	Artikel 68 komt te luiden:

Artikel 68

	In geschillen als bedoeld in artikel 438 van het Wetboek van
Burgerlijke Rechtsvordering over het dwangbevel bezitten leggers, waarin
onderhoudsplichtigen zijn aangewezen, behoudens tegenbewijs, kracht van
bewijs.

D

	Artikel 70 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid wordt “toepassing van bestuursdwang” vervangen
door: oplegging van een last onder bestuursdwang.

	2. In het derde lid wordt “Artikel 5:26 van de Algemene wet
bestuursrecht” vervangen door: De artikelen 4.4.4.2.3, 4.4.4.2.5 tot
en met 4.4.4.2.11 en 5.0.10 van de Algemene wet bestuursrecht.

E

	Artikel 138, eerste lid, tweede volzin, komt te luiden: Bij de
invordering van waterschapsbelastingen die niet bij wege van aanslag of
bij wege van voldoening op aangifte worden geheven, blijft bovendien
artikel 8, eerste lid, van die wet, buiten toepassing.

Artikel 11

De Waterstaatswet 1900 wordt als volgt gewijzigd:

A

	In de artikelen 12a, achtste lid, en 42 wordt “toepassing van
bestuursdwang” telkens vervangen door: oplegging van een last onder
bestuursdwang.

B

	In artikel 42b wordt “aan gedeputeerde staten opdragen bestuursdwang
toe te passen, dan wel zelf tot toepassing van bestuursdwang overgaan”
vervangen door: aan gedeputeerde staten opdragen een last onder
bestuursdwang op te leggen, dan wel zelf tot oplegging van een last
onder bestuursdwang overgaan.

C

	In artikel 66, eerste lid, wordt “toepassing van bestuursdwang”
vervangen door: oplegging van een last onder bestuursdwang.

Artikel 12

De Wegenverkeerswet 1994 wordt als volgt gewijzigd:

A

	In artikel 130, vierde lid, wordt “de artikelen 5:25, eerste lid,
5:26, 5:29, tweede en derde lid, 5:30, eerste, tweede en vierde lid, van
de Algemene wet bestuursrecht” vervangen door: de artikelen 4.4.4.2.3,
4.4.4.2.5 tot en met 4.4.4.2.11, 5.0.10, 5:25, eerste en zesde lid,
5:29, tweede en derde lid, 5:30, eerste, tweede, vierde en vijfde lid,
van de Algemene wet bestuursrecht.

B

	In artikel 164, zevende lid, wordt “de artikelen 5:25, eerste lid,
5:26, 5:29, tweede en derde lid, 5:30, eerste, tweede en vierde lid, van
de Algemene wet bestuursrecht” vervangen door: de artikelen 4.4.4.2.3,
4.4.4.2.5 tot en met 4.4.4.2.11, 5.0.10, 5:25, eerste en zesde lid,
5:29, tweede en derde lid, 5:30, eerste, tweede, vierde en vijfde lid,
van de Algemene wet bestuursrecht.

C

	Het opschrift van hoofdstuk 10 komt te luiden:

HOOFDSTUK X. LAST ONDER BESTUURSDWANG

D

	In artikel 169, eerste en tweede lid, wordt “toepassing van
bestuursdwang” telkens vervangen door: oplegging van een last onder
bestuursdwang.

E

	Artikel 170 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid wordt “toepassing van bestuursdwang” vervangen
door: oplegging van een last onder bestuursdwang.

	2. Het tweede lid komt te luiden:

	2. De artikelen 5:24, 5:25, tweede tot en met vierde lid, 5:29, vijfde
lid, 5:30, derde lid, en 5:31 van de Algemene wet bestuursrecht zijn
niet van toepassing. Bij de toepassing van artikel 5:25 van de Algemene
wet bestuursrecht treedt de rechthebbende die het voertuig afhaalt, in
de plaats van de overtreder. Voor de toepassing van artikel 5:30 van de
Algemene wet bestuursrecht wordt de omstandigheid dat een voertuig niet
is afgehaald, gelijkgesteld met de omstandigheid dat het voertuig niet
kan worden teruggegeven.

	3. In het zesde lid wordt “Artikel 5:26 van de Algemene wet
bestuursrecht is” vervangen door: De artikelen 4.4.4.2.3, 4.4.4.2.5
tot en met 4.4.4.2.11, en 5.0.10 van de Algemene wet bestuursrecht zijn.

F

	In artikel 171, eerste en tweede lid, wordt “toepassing van
bestuursdwang” telkens vervangen door: oplegging van een last onder
bestuursdwang.

G

	Artikel 172 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste, tweede, derde en vijfde lid wordt “toepassing van
bestuursdwang” telkens vervangen door: oplegging van een last onder
bestuursdwang.

	2. In het vierde lid wordt “Artikel 5:26 van de Algemene wet
bestuursrecht is” vervangen door: De artikelen 4.4.4.2.3, 4.4.4.2.5
tot en met 4.4.4.2.11 en 5.0.10 van de Algemene wet bestuursrecht zijn.

H

	In artikel 173, eerste lid, onderdeel c, en tweede lid, onderdelen b en
c, wordt “toepassing van bestuursdwang” telkens vervangen door:
oplegging van een last onder bestuursdwang.

I

	In artikel 174, derde lid, wordt “de artikelen 5:25, eerste lid,
5:26, 5:29, tweede en derde lid, 5:30, eerste, tweede en vierde lid, van
de Algemene wet bestuursrecht” vervangen door: de artikelen 4.4.4.2.3,
4.4.4.2.5 tot en met 4.4.4.2.11, 5.0.10, 5:25, eerste en zesde lid,
5:29, tweede en derde lid, en 5:30, eerste, tweede, vierde en vijfde
lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 13

	In artikel 7 van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken wordt
“toepassing van bestuursdwang” vervangen door: oplegging van een
last onder bestuursdwang.

Artikel 14

	In artikel 7, vijfde lid, van de Wet buitenlandse schepen wordt
“Afdeling 5.3 van de Algemene wet bestuursrecht” vervangen door:
Afdeling 5.3.1 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 15

	De Wet capaciteitsbeheersing binnenvaartvloot wordt als volgt
gewijzigd:

A

	Artikel 8 komt te luiden:

Artikel 8

	Een speciale bijdrage als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de
Raadsverordening wordt voldaan op het moment, bedoeld in artikel 4,
derde lid, van de Raadsverordening, zonder dat dit bij beschikking is
vastgesteld. Onze Minister is bevoegd tot uitvaardiging van een
dwangbevel tot betaling van de speciale bijdrage.

B

	In artikel 9 wordt “toepassing van bestuursdwang” vervangen door:
oplegging van een last onder bestuursdwang.

Artikel 16 (vervallen)

Artikel 17

	In artikel 7a van de Wet havenstaatcontrole wordt “Afdeling 5.3 van
de Algemene wet bestuursrecht” vervangen door: Afdeling 5.3.1 van de
Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 18

	In artikel 30 van de Wet kabelbaaninstallaties wordt “toepassing van
bestuursdwang” vervangen door: oplegging van een last onder
bestuursdwang.

Artikel 19

	In de artikelen 16, vierde lid, en 17, derde lid, van de Wet laden en
lossen zeeschepen wordt “Afdeling 5.3 van de Algemene wet
bestuursrecht” telkens vervangen door: Afdeling 5.3.1 van de Algemene
wet bestuursrecht.

Artikel 20

De Wet luchtvaart wordt als volgt gewijzigd:

A

	In artikel 11.2, vierde lid, wordt “Afdeling 5.2 van de Algemene wet
bestuursrecht” vervangen door: Titel 5.2 van de Algemene wet
bestuursrecht.

B

	Artikel 11.3, vierde lid, komt te luiden:

	4. De kosten verbonden aan de uitvoering van het tweede lid kunnen door
Onze Minister van Verkeer en Waterstaat worden ingevorderd bij
dwangbevel.

C

	In artikel 11.15 wordt “toepassing van bestuursdwang” vervangen
door: oplegging van een last onder bestuursdwang.

D

	Artikel 11.16 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het tweede en derde lid wordt “boete” telkens vervangen door:
bestuurlijke boete.

	2. Het vierde tot en met zesde lid vervallen.

E

	De artikelen 11.17 tot en met 11.19 vervallen.

F

	Artikel 11.20 komt te luiden:

Artikel 11.20

	Bij niet tijdige betaling van de bestuurlijke boete kan Onze Minister
van Verkeer en Waterstaat een dwangbevel uitvaardigen.

G

	In artikel 11.21 wordt “toepassing van bestuursdwang” vervangen
door: oplegging van een last onder bestuursdwang.

H

	Artikel 11.22, tweede lid, komt te luiden:

	2. De artikelen 11.16, tweede en derde lid, en 11.20 zijn van
overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat voor de toepassing
van artikel 11.20 Onze Minister van Defensie de plaats inneemt van Onze
Minister van Verkeer en Waterstaat.

I

	Artikel 11.23, tweede lid, komt te luiden:

	2. De artikelen 11.16, tweede en derde lid, en 11.20 zijn van
overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat voor de toepassing
van artikel 11.20 gedeputeerde staten de plaats innemen van Onze
Minister van Verkeer en Waterstaat.

Artikel 20a

	Indien het bij koninklijke boodschap van .. ingediende voorstel van wet
houdende wijziging Wet luchtvaart ter implementatie van Verordening (EG)
nr. 1794/2006 tot vaststelling van een gemeenschappelijk
heffingenstelsel voor luchtvaartnavigatiediensten (PbEU L 341)
(Kamerstukken II, 2008/09, 
, nrs. 1-2) tot wet is verheven en in
werking is getreden op het tijdstip waarop deze wet in werking treedt of
indien dat voorstel tot wet wordt verheven en in werking treedt na het
tijdstip waarop deze wet in werking treedt, wordt de Wet luchtvaart als
volgt gewijzigd:

A

	Artikel 5.20 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het zesde lid wordt na “bedoeld in het vierde en vijfde
lid”ingevoegd:, en de termijnen binnen welke betaling van de
vergoedingen plaats moet vinden.

 	2. Onder vernummering van het tiende lid tot elfde lid wordt een lid
ingevoegd, luidende: 

	10. De in het eerste lid, onderdeel b, bedoelde vergoeding moet worden
betaald zonder dat dit bij beschikking is vastgesteld.

B

	Artikel 5.21 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het tweede lid wordt na “de bekendmaking van deze vergoeding”
ingevoegd:, en de termijn binnen welke betaling van deze vergoeding
plaats moet vinden.

	2. Onder vernummering van het derde lid tot vierde lid wordt een lid
ingevoegd, luidende: 

	3. De in het tweede lid bedoelde vergoeding moet worden betaald zonder
dat dit bij beschikking is vastgesteld.

C

	In artikel 11.16a, eerste lid, wordt de zinsnede “De verlener van
navigatiediensten kan de verdere verlening van
luchtvaartnavigatiediensten opschorten” vervangen door: Onverminderd
titel 4.4 van de Algemene wet bestuursrecht kan de verlener van
luchtvaartnavigatiediensten de verdere verlening van
luchtvaartnavigatiediensten opschorten.

Artikel 21

	In artikel 58 van de Wet op de waterhuishouding wordt “toepassing van
bestuursdwang” vervangen door: oplegging van een last onder
bestuursdwang.

Artikel 22

	De Wet personenvervoer 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

	In artikel 93 wordt “toepassing van bestuursdwang” vervangen door:
oplegging van een last onder bestuursdwang.

B

	Artikel 94 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het tweede lid vervalt de eerste volzin.

	2. Het vierde lid vervalt.

Artikel 23

	In artikel 9, vijfde lid, van de Wet van 9 juli 1900, houdende nadere
regeling van de dienst en het gebruik van spoorwegen, waarop uitsluitend
met beperkte snelheid wordt vervoerd (Stb. 118) wordt “toepassing van
bestuursdwang” vervangen door: oplegging van een last onder
bestuursdwang.

Artikel 24

	In artikel 10 van de Wet van 15 december 1917, houdende voorschriften
omtrent aanleg en instandhouding van spoorwegen, waarop uitsluitend met
beperkte snelheid wordt vervoerd, op wegen niet onder beheer van het
Rijk (Stb. 703) wordt “toepassing van bestuursdwang” vervangen door:
oplegging van een last onder bestuursdwang.

Artikel 25

	In artikel 5, vierde en vijfde lid, van de Wet van 1 november 1924,
houdende wettelijke maatregelen tegen aantasting van metalen voorwerpen
in den bodem door zwerfstroomen, afkomstig van spoorstaven van
electrische spoor- en tramwegen (Stb. 498) wordt “toepassing van
bestuursdwang” telkens vervangen door: oplegging van een last onder
bestuursdwang.

Artikel 26

	In artikel 62 van de Wet vervoer binnenvaart wordt “toepassing van
bestuursdwang” vervangen door: oplegging van een last onder
bestuursdwang.

Artikel 27

	In artikel 46 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen wordt
“toepassing van bestuursdwang” vervangen door: oplegging van een
last onder bestuursdwang.

Artikel 28

	In artikel 21a van de Wet voorkoming verontreiniging door schepen wordt
“Afdeling 5.3 van de Algemene wet bestuursrecht” vervangen door:
Afdeling 5.3.1 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 29

	Artikel 55p, derde lid, van de Zeevaartbemanningswet komt te luiden:

	3. Bij het opleggen van een geldboete bepaalt het tuchtcollege de
termijn of de termijnen, waarbinnen de geldboete moet worden voldaan. De
te betalen geldsommen komen toe aan de Staat. Betaling van de geldsom
geschiedt aan Onze Minister. Voor de toepassing van titel 4.4 van de
Algemene wet bestuursrecht wordt de uitspraak van het tuchtcollege
aangemerkt als een beschikking als bedoeld in artikel 4.4.1.2 van die
wet.

HOOFDSTUK 12. MINISTERIE VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Artikel 1

	In artikel 57b, eerste lid, van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten
wordt “afdeling 5.2” vervangen door: titel 5.2.

Artikel 2

De Drank- en Horecawet wordt als volgt gewijzigd:

A

	Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

	1. De twee laatste onderdelen vervallen.

	2. De puntkomma aan het slot van het laatste onderdeel (nieuw) wordt
vervangen door een punt.

B

	Artikel 44a wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het eerste lid komt te luiden:

	1. Onze Minister kan een bestuurlijke boete opleggen ter zake van
overtreding van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 2, 3, 9,
tweede lid, 12 tot en met 20, vierde lid, 20, zesde lid, 22, 24, 25 of
29, tweede lid.

	2. In het tweede lid wordt “boete” vervangen door: bestuurlijke
boete.

	3. In het derde lid wordt “boete” telkens vervangen door:
bestuurlijke boete.

	4. Het vierde en vijfde lid vervallen.

	5. Het zesde lid wordt vernummerd tot vierde lid.

	6. Het vierde lid (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:

	a. in de aanhef wordt “boete” telkens vervangen door: bestuurlijke
boete;

	b. de dubbele punt aan het slot van de aanhef, onderdeel a. alsmede de
aanduiding “b.” vervallen.

	7. Het zevende lid vervalt.

C

	In artikel 44b, eerste lid, wordt “boete” vervangen door:
bestuurlijke boete.

D

	De artikelen 44c tot en met 44i vervallen.

Artikel 2a

In artikel 13, derde lid, van de Wet gebruik burgerservicenummer in de
zorg wordt de zinsnede “de artikelen 77, 79, 80, 81, 83, eerste en
vierde lid, 88, 89, 90 tot en met 103, 104, tweede lid, 105 en 106 van
de Wet marktordening gezondheidszorg” vervangen door: de artikelen 77,
79, 80, 81, 83, eerste lid, 88, 89, 104, tweede lid, 105 en 106 van de
Wet marktordening gezondheidszorg.

Artikel 3

De Geneesmiddelenwet wordt als volgt gewijzigd:

A

	Artikel 101, eerste lid, komt te luiden:

	1. Onze Minister kan een bestuurlijke boete opleggen van ten hoogste
€ 450 000 ter zake van overtreding van het bepaalde bij of krachtens
artikel 18, 26, 27, 28, 29, 30, 31, 32, 33, 34, 35, 36, 37, 38, 39, 40,
48, 49, 50, 61, 62, 64, 65, 66, 69, 70, 71, 72, 73, 74, 75, 77, 80, 84,
85, 86, 87, 88, 89, 91, 92, 93, 94, 95, 96 of 120.

B

	De artikelen 102 tot en met 112 vervallen.

C

	Artikel 113 komt te luiden:

Artikel 113

	De artikelen 5.0.11, 5.4.1.6, 5.4.1.7, tweede lid, 5.4.2.1 tot en met
5.4.2.5 en 10:3, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht zijn van
overeenkomstige toepassing op de uitoefening van de bevoegdheden,
bedoeld in artikel 115.

D

	In artikel 114 wordt “toepassing van bestuursdwang” vervangen door:
oplegging van een last onder bestuursdwang.

Artikel 4

	Artikel 38, tweede volzin, van de Gezondheidswet vervalt.

Artikel 5 (vervallen)

Artikel 6

	In artikel 6, vierde lid, van de Kaderwet VWS-subsidies wordt “4:57
van de Algemene wet bestuursrecht” vervangen door: 4:57, vierde lid,
van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 7

	Indien deze wet eerder in werking treedt dan het bij koninklijke
boodschap van 27 juli 2007 ingediende voorstel van wet houdende
Uitbreiding van de bestuurlijke handhavingsinstrumenten in de wetgeving
op het gebied van de volksgezondheid (Wet uitbreiding bestuurlijke
handhaving volksgezondheidswetgeving) (Kamerstukken II 2006/07, 31 122,
nrs. 1-2) wordt in artikel 14 van de Kwaliteitswet zorginstellingen
“toepassing van bestuursdwang” vervangen door: oplegging van een
last onder bestuursdwang.

Artikel 8

	De Noodwet Geneeskundigen wordt als volgt gewijzigd:

A

	In artikel 6 wordt “aanwijzingen” vervangen door: instructies.

B

	In artikel 32, tweede lid, wordt “toepassing van bestuursdwang”
vervangen door: oplegging van een last onder bestuursdwang.

Artikel 9

	In artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet wordt “toepassing van
bestuursdwang” vervangen door: oplegging van een last onder
bestuursdwang.

Artikel 10

	De Tabakswet wordt als volgt gewijzigd:

A

	Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

	1. De onderdelen d en e vervallen.

	2. De onderdelen f tot en met m worden verletterd tot d tot en met k.

B

	Artikel 11b wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het eerste lid komt te luiden:

	1. Onze Minister kan een bestuurlijke boete opleggen ter zake van
overtreding van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 2, 3, 3a, 3b,
3c, 3e, 4, 5, 5a, 7, 8, 9, 10, 11, 11a of 18.

	2. In het tweede lid wordt “boete” vervangen door: bestuurlijke
boete.

	3. Het derde, vierde en vijfde lid vervallen.

	

	4. Het zesde lid wordt vernummerd tot derde lid.

	5. In het derde lid (nieuw) wordt “boete” telkens vervangen door:
bestuurlijke boete.

	6. Het zevende lid vervalt.

C

	In artikel 11c, eerste lid, wordt “boete” vervangen door:
bestuurlijke boete.

D

	De artikelen 11d tot en met 11j vervallen.

E

	De bijlage wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het woord “boete” wordt telkens vervangen door: bestuurlijke
boete.

	2. De zinsnede “een maximumboete van” wordt telkens vervangen door:
een bestuurlijke boete van ten hoogste.

Artikel 11

	De Warenwet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1.	De onderdelen g en h vervallen.

2.	Onderdeel i wordt geletterd g.

Aa

In artikel 21c wordt “,32a, 32e, 32f, 32g of 32j” vervangen door: of
32a.

B

	In artikel 21, derde lid, en artikel 32 wordt “toepassing van
bestuursdwang” telkens vervangen door: oplegging van een last onder
bestuursdwang.

Bb

	

In artikel 25a vervalt “,32f”.

C

	Artikel 32a wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het eerste lid komt te luiden:

	1. Onze Minister kan een bestuurlijke boete opleggen ter zake van
overtreding van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 1a, 4 tot en
met 7, 8 tot en met 11, 13 tot en met 20, 21b, 22, 24, 26, 27, eerste
lid, laatste volzin, en derde lid, 31, 32, 32c of 32k.

	2. In het tweede lid wordt “boete” vervangen door: bestuurlijke
boete.

	3. Het derde, vierde en vijfde lid vervallen.

	4. Het zesde lid wordt vernummerd tot derde lid.

	5. In het derde lid (nieuw) wordt “boete” telkens vervangen door:
bestuurlijke boete.

	6. Het zevende lid vervalt.

D

	In artikel 32b, eerste lid, wordt “boete” vervangen door:
bestuurlijke boete.

E

	De artikelen 32d tot en met 32j vervallen.

F

	Artikel 32n wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid wordt “in artikel 32a, eerste lid, bedoelde
natuurlijke persoon of rechtspersoon” vervangen door: overtreder.

	2. In het tweede lid vervalt de tweede volzin.

Artikel 12

	Indien het bij koninklijke boodschap van 18 oktober 2004 ingediende
voorstel van wet houdende regels inzake de organisatie van de
ambulancezorg (Wet ambulancezorg) (Kamerstukken II, 2004/05, 29 835,
nrs. 1-2) in werking treedt of is getreden op het tijdstip waarop deze
wet in werking treedt, wordt in artikel 15 van die wet “toepassing van
bestuursdwang” vervangen door: oplegging van een last onder
bestuursdwang.

Artikel 13

	De Wet buitengewoon pensioen 1940-1945 wordt als volgt gewijzigd:

A

	Artikel 24, achtste lid, eerste volzin, vervalt.

B

	Artikel 32 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het tweede lid komt te luiden:

	2. De eerste termijn wordt zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen
dertien weken na de toekenning, vastgesteld en betaald.

	2. Het derde lid vervalt.

	3. Het vierde tot en met zesde lid worden vernummerd tot derde tot en
met vijfde lid.

	4. In het derde lid (nieuw) wordt “De periode van dertien weken,
bedoeld in het tweede en derde lid” vervangen door: De periode van
dertien weken, bedoeld in het tweede lid.

Artikel 14

	De Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet wordt als volgt gewijzigd:

A

	Artikel 28 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het tweede lid vervalt.

	2. Het derde tot en met zesde lid worden vernummerd tot tweede tot en
met vijfde lid.

	3. Het vijfde lid (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:

	a. de woorden “derde lid” worden telkens vervangen door: tweede
lid;

	b. de woorden “vierde lid” worden telkens vervangen door: derde
lid.

Aa

In artikel 28a, eerste lid, wordt “artikel 28, derde lid,” vervangen
door: artikel 28, tweede lid,.

B

	Artikel 37 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het tweede lid komt te luiden:

	2. De eerste termijn wordt zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen
dertien weken na de toekenning, vastgesteld en betaald.

	2. Het derde lid vervalt.

	3. Het vierde tot en met zesde lid worden vernummerd tot derde tot en
met vijfde lid.

	

	4. In het derde lid (nieuw) wordt “De periode van dertien weken,
bedoeld in het tweede en derde lid” vervangen door: De periode van
dertien weken, bedoeld in het tweede lid.

C

In artikel 49a wordt “artikel 28, derde lid,” vervangen door:
artikel 28, tweede lid.

Artikel 15

	De Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers wordt als
volgt gewijzigd:

A

	Artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het vierde lid vervalt.

	2. Het vijfde lid wordt vernummerd tot vierde lid.

B

	Artikel 29 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het tweede lid komt te luiden:

	2. De eerste termijn wordt zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen
dertien weken na de toekenning, vastgesteld en betaald.

	3. Het derde lid vervalt.

	3. Het vierde en vijfde lid worden vernummerd tot derde en vierde lid.

	4. In het derde lid (nieuw) wordt “De periode van dertien weken,
bedoeld in het tweede en derde lid” vervangen door: De periode van
dertien weken, bedoeld in het tweede lid.

Artikel 16

	De Wet geneesmiddelenprijzen wordt als volgt gewijzigd:

A

	Artikel 11 komt te luiden:

Artikel 11

	Onze Minister kan een bestuurlijke boete opleggen van ten hoogste €
45 000 ter zake van overtreding van artikel 4 of 5.

B

	De artikelen 12 tot en met 15 vervallen.

Artikel 17

	Indien deze wet eerder in werking treedt dan het bij koninklijke
boodschap van 27 juli 2007 ingediende voorstel van wet houdende
Uitbreiding van de bestuurlijke handhavingsinstrumenten in de wetgeving
op het gebied van de volksgezondheid (Wet uitbreiding bestuurlijke
handhaving volksgezondheidswetgeving) (Kamerstukken II 2006/07, 31 122,
nrs. 1-2) wordt in artikel 3b van de Wet klachtrecht cliënten
zorgsector “toepassing van bestuursdwang” vervangen door: oplegging
van een last onder bestuursdwang.

Artikel 18

	De Wet marktordening gezondheidszorg wordt als volgt gewijzigd:

A

	Artikel 80, eerste lid, onder a, komt te luiden:

	a. een last onder bestuursdwang op te leggen, of.

B

	Artikel 81, eerste lid, onder a, komt te luiden:

	a. een last onder bestuursdwang op te leggen, of.

C

	In artikel 82 wordt “het toepassen van bestuursdwang” vervangen
door: het opleggen van een last onder bestuursdwang.

D

	Artikel 83, vierde lid, de aanduiding “1.” voor artikel 84, eerste
lid, en artikel 84, tweede lid, vervallen.

E

	Artikel 85 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het eerste lid komt te luiden:

	1. De zorgautoriteit kan een bestuurlijke boete opleggen ter zake van
overtreding van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 23, 34 tot en
met 45, 48, eerste lid, 49, 61, 62 of 68.

	2. In het tweede lid wordt “boete” vervangen door: bestuurlijke
boete.

F

	Artikel 86 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het eerste en tweede lid komen te luiden:

	1. De zorgautoriteit kan aan een zorgverzekeraar een bestuurlijke boete
opleggen ter zake van overtreding van het bepaalde bij of krachtens de
artikelen 3, 25, derde lid, 28, of 29, eerste en tweede lid, van de
Zorgverzekeringswet.

	2. De zorgautoriteit kan aan een verzekeraar of rechtspersoon een
bestuurlijke boete opleggen ter zake van overtreding van de
voorschriften, gesteld bij de artikelen 25, eerste en tweede lid, of 30
van de Zorgverzekeringswet.

	2. In het derde lid wordt “boete” vervangen door: bestuurlijke
boete.

G

	In artikel 87, tweede lid, wordt “boete” vervangen door:
bestuurlijke boete.

H

	Artikel 88 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het eerste lid komt te luiden:

	1. De zorgautoriteit kan aan een zorgverzekeraar een bestuurlijke boete
opleggen ter zake van overtreding van de voorschriften gesteld bij of
krachtens de artikelen 4, tweede tot en met vijfde lid, 5, derde lid, 9,
35, tweede lid, 37, 38, eerste en vierde lid, 64, tweede lid, 68, tweede
lid, 86, 90, 92, 114 of 118a, derde lid, van de Zorgverzekeringswet.

	2. In het tweede lid wordt “boete” vervangen door: bestuurlijke
boete.

I

	In artikel 89, tweede lid, wordt “boete” vervangen door:
bestuurlijke boete.

J

	Het opschrift van afdeling 6.4.1 vervalt en afdeling 6.4.2 vervalt.

Artikel 19

	Indien het bij koninklijke boodschap van 27 juli 2007 ingediende
voorstel van wet houdende Uitbreiding van de bestuurlijke
handhavingsinstrumenten in de wetgeving op het gebied van de
volksgezondheid (Wet uitbreiding bestuurlijke handhaving
volksgezondheidswetgeving) (Kamerstukken II 2006/07, 31 122, nrs. 1-2)
in werking treedt of is getreden op het tijdstip waarop deze wet in
werking treedt, wordt in artikel 100a, eerste lid, van de Wet op de
beroepen in de individuele gezondheidszorg “toepassing van
bestuursdwang” vervangen door: oplegging van een last onder
bestuursdwang.

Artikel 20

	In artikel 24 van de Wet op de dierproeven wordt “toepassing van
bestuursdwang” vervangen door: oplegging van een last onder
bestuursdwang.

Artikel 21

	De Wet op de jeugdzorg wordt als volgt gewijzigd:

A

	In artikel 16, zevende lid, wordt “toepassing van bestuursdwang”
vervangen door: oplegging van een last onder bestuursdwang.

B

	In artikel 47, vierde lid, wordt “aanwijzingen” telkens vervangen
door: instructies.

C

	In de artikelen 75 en 76, eerste lid, wordt “bijdrage” telkens
vervangen door: eigen bijdrage.

Artikel 22

	In artikel 37 van de Wet toelating zorginstellingen wordt “toepassing
van bestuursdwang” telkens vervangen door: oplegging van een last
onder bestuursdwang.

Artikel 23

	Artikel 44a van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945
wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het eerste lid komt te luiden:

	1. De uitkeringen, toeslagen, vergoedingen of tegemoetkomingen worden
zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen dertien weken na de
toekenning, vastgesteld en betaald.

	2. Het tweede lid vervalt.

	3. Het derde lid wordt vernummerd tot tweede lid.

	4. In het tweede lid (nieuw) wordt “De periode van dertien weken,
bedoeld in het tweede en derde lid” vervangen door: De periode van
dertien weken, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 24

	Artikel 33 van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945
wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het eerste lid komt te luiden:

	1. De uitkering, vergoeding of tegemoetkoming wordt zo spoedig
mogelijk, doch uiterlijk binnen dertien weken na de toekenning,
vastgesteld en betaald.

	2. Het tweede lid vervalt.

	3. Het derde lid wordt vernummerd tot tweede lid.

	4. In het tweede lid (nieuw) wordt “De periode van dertien weken,
bedoeld in het tweede en derde lid” vervangen door: De periode van
dertien weken, bedoeld in het eerste lid.

	5. Het vierde lid vervalt.

Artikel 25

	In artikel VII, achtste lid, van de Wet van 20 december 2007, houdende
wijziging van de Wet op de jeugdzorg met betrekking tot jeugdzorg waarop
aanspraak bestaat ingevolge de wet in gesloten setting (gesloten
jeugdzorg) wordt “aanwijzingen” vervangen door: instructies.

Artikel 26

	De Zorgverzekeringswet wordt als volgt gewijzigd:

A

	1. Indien deze wet eerder in werking treedt dan het bij koninklijke
boodschap van 11 oktober 2008 ingediende voorstel van wet houdende
Wijziging van de Zorgverzekeringswet, de Wet op de zorgtoeslag en enige
andere wetten, houdende maatregelen om ook wanbetalers voor hun
zorgverzekering te laten betalen (structurele maatregelen wanbetalers
zorgverzekering) (Kamerstukken II 2008/09, 31 736, nrs. 1-2) wordt in
artikel 39, tweede lid, onderdelen f en h, van de Zorgverzekeringswet
“boeten” telkens vervangen door: bestuurlijke boeten.

	2. Indien het bij koninklijke boodschap van 11 oktober 2008 ingediende
voorstel van wet houdende Wijziging van de Zorgverzekeringswet, de Wet
op de zorgtoeslag en enige andere wetten, houdende maatregelen om ook
wanbetalers voor hun zorgverzekering te laten betalen (structurele
maatregelen wanbetalers zorgverzekering) (Kamerstukken II 2008/09, 31
736, nrs. 1-2) in werking treedt of is getreden op het tijdstip waarop
deze wet in werking treedt, wordt in artikel 39, tweede lid, onderdelen
f en i, van de Zorgverzekeringswet “boeten” telkens vervangen door:
bestuurlijke boeten.

B

	In artikel 69, derde lid, wordt “boete” vervangen door:
bestuurlijke boete.

C

	In artikel 93, eerste lid, wordt “afdeling 5.2” vervangen door:
titel 5.2.

D

	Artikel 96 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het eerste lid komt te luiden:

	1. Het College zorgverzekeringen legt de verzekerde een bestuurlijke
boete op indien:

	a. de zorgverzekering niet binnen vier maanden na het ontstaan van de
verzekeringsplicht is ingegaan of

	b. een verzekeringsplichtige niet met ingang van de dag volgende op de
dag waarop een zorgverzekering is geëindigd op grond van een andere
zorgverzekering verzekerd is.

	2. In het tweede en derde lid wordt “boete” telkens vervangen door:
bestuurlijke boete.

	3. In het zesde wordt “boeten” vervangen door: bestuurlijke boeten.

	4. Het zevende lid komt te luiden:

	7. De te betalen geldsom van de opgelegde bestuurlijke boeten komt
onder aftrek van de vergoeding, bedoeld in het vijfde lid, toe aan het
Zorgverzekeringsfonds.

E

	De artikelen 101 tot en met 113 vervallen.

F

	In artikel 117, derde lid,  wordt “ de boete” vervangen door: de
bestuurlijke boete.

HOOFDSTUK 13. MINISTERIE VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN
MILIEUBEHEER

Artikel 1

	De Kadasterwet wordt als volgt gewijzigd:

A

	In artikel 7, derde lid, tweede volzin, en vierde lid, aanhef, wordt
“richtlijnen en aanwijzingen” telkens vervangen door: richtlijnen en
instructies.

B

	In artikel 108, derde lid, wordt ‘de wijze waarop het kadastraal
recht wordt voldaan of verrekend’ vervangen door: de wijze waarop het
kadastraal recht wordt verrekend met de door de betrokkene betaalde of
nog te betalen andere vergoedingen.

Artikel 2

	De Kernenergiewet wordt als volgt gewijzigd:

A

	In de artikelen 22, derde lid, en 33, derde lid, wordt “bestuursdwang
toe te passen” vervangen door: een last onder bestuursdwang op te
leggen.

B

	In artikel 66 wordt “toepassing van bestuursdwang” vervangen door:
oplegging van een last onder bestuursdwang.

Artikel 3

	In artikel 12, tweede lid, van de Reconstructiewet Midden-Delfland
wordt “toepassing van bestuursdwang” vervangen door: oplegging van
een last onder bestuursdwang.

Artikel 4

	In artikel 63 van de Waterleidingwet wordt “toepassing van
bestuursdwang” vervangen door: oplegging van een last onder
bestuursdwang.

Artikel 5

	In artikel 27 van de Wet bescherming Antarctica wordt “toepassing van
bestuursdwang” vervangen door: oplegging van een last onder
bestuursdwang.

Artikel 6

	De Wet bevordering eigenwoningbezit wordt als volgt gewijzigd:

A

	In artikel 44, eerste lid, derde volzin, vervalt de zinsnede: , zo
nodig in de vorm van een voorschot,.

B

	Artikel 50, derde lid, komt te luiden:

	3. Als het eerste lid toepassing vindt, is Onze Minister bevoegd tot
terugvordering van de ten onrechte of teveel uitbetaalde
eigenwoningbijdrage van de eigenaar-bewoner, of tot verrekening van die
eigenwoningbijdrage met aanspraken op eigenwoningbijdragen van de
eigenaar-bewoner.

C

	Artikel 51 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het tweede en zesde lid vervallen, onder vernummering van het derde
tot en met vijfde lid tot tweede tot en met vierde lid en van het
zevende en achtste lid tot vijfde en zesde lid.

	2. Het tweede lid (nieuw) komt te luiden:

	2. Als de eigenaar-bewoner in gebreke blijft, kan de invordering van
het verschuldigde bedrag, vermeerderd met de kosten van invordering,
geschieden bij dwangbevel.

	3. Het derde lid (nieuw) komt te luiden:

	3. De betekening en tenuitvoerlegging van het dwangbevel geschieden
door de ontvanger van de belastingen, bedoeld in artikel 2, eerste lid,
onderdeel i, van de Invorderingswet 1990, en door de
belastingdeurwaarder, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel j, van
die wet, met toepassing van de artikelen 13 en 14 van die wet.

	4. Het zesde lid (nieuw) komt te luiden:

	6. Met betrekking tot de kosten van aanmaning en verdere invordering
zijn de artikelen 6 en 7 van de Invorderingswet 1990 van overeenkomstige
toepassing.

Artikel 7

	De Wet bodembescherming wordt als volgt gewijzigd:

A

	De vijfde volzin van artikel 16, tweede lid, komt te luiden: Bij de
maatregel kan worden bepaald dat het bevoegde bestuursorgaan het te
verhalen bedrag kan invorderen bij dwangbevel.

B

	Aan artikel 39f, tweede lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende: Bij
de maatregel kan worden bepaald dat gedeputeerde staten het bij het niet
nakomen van de verplichtingen waarvoor financiële zekerheid is gesteld
te verhalen bedrag kunnen invorderen bij dwangbevel.

C

	Artikel 76hh wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het tweede en derde lid vervallen, onder vernummering van het vierde
lid tot tweede lid.

	2. In het tweede lid (nieuw) wordt “in afwijking van het eerste en
tweede lid” vervangen door: in afwijking van het eerste lid.

Artikel 8

	In de artikelen 8, eerste lid, en 31 van de Wet explosieven voor civiel
gebruik wordt “toepassing van bestuursdwang” telkens vervangen door:
oplegging van een last onder bestuursdwang.

Artikel 9

	In artikel 22 van de Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en
zwemgelegenheden wordt “De burgemeester past bestuursdwang toe”
vervangen door: De burgemeester is bevoegd tot oplegging van een last
onder bestuursdwang.

Artikel 10

	De Wet inburgering wordt als volgt gewijzigd:

A

	Artikel 29 komt te luiden:

Artikel 29

	Het college legt een bestuurlijke boete op aan de krachtens artikel 25,
eerste of tweede lid, opgeroepen persoon ter zake van overtreding van
artikel 25, vierde lid.

B

	Artikel 30 komt te luiden:

Artikel 30

	Het college legt een bestuurlijke boete op aan de inburgeringsplichtige
ten aanzien van wie een beschikking als bedoeld in artikel 22, eerste
lid, is gegeven, ter zake van overtreding van artikel 23, eerste lid,
dan wel van de krachtens artikel 23, derde lid, gestelde regels.

C

	Artikel 36 komt te luiden:

Artikel 36

	Artikel 5.4.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing
indien artikel 30, 31, eerste lid, of 33 is overtreden.

D

	De artikelen 38 tot en met 43, 45 en 46 vervallen.

Artikel 11

	

	De Wet milieubeheer wordt als volgt gewijzigd:

A

	Artikel 8.15, vierde lid, tweede volzin, komt te luiden: Het bevoegd
gezag kan het te verhalen bedrag invorderen bij dwangbevel.

B

	In artikel 15.13, vierde lid, wordt “De artikelen 4:49, derde lid, en
4:57 van de Algemene wet bestuursrecht” vervangen door: De artikelen
4:49, derde lid, en 4:57, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

C

	Artikel 15.46, vierde lid, komt te luiden:

	4. Gedeputeerde staten kunnen het ingevolge het derde lid te verhalen
bedrag invorderen bij dwangbevel.

D

	In artikel 17.12, vijfde lid, wordt na “hun zienswijze” ingevoegd:
“naar voren te brengen” en wordt “het te nemen besluit”
vervangen door: het ontwerp van het te nemen besluit.

E

	Artikel 17.16, tweede lid, derde volzin, komt te luiden: Het bevoegd
gezag kan de kosten invorderen bij dwangbevel.

F

	In artikel 17.17 wordt ‘verjaart door verloop van een periode van
vijf jaar' vervangen door: vervalt vijf jaren.

G

	Artikel 18.1 vervalt.

H

	Artikel 18.2, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

	1. In de aanhef wordt “toepassing van bestuursdwang” vervangen
door: oplegging van een last onder bestuursdwang.

	2. In onderdeel b wordt “last” vervangen door: last onder dwangsom.

I

	In de artikelen 18.3e, vijfde lid, onder b, 18.6, 18.7, 18.8, 18.10,
18.14, 18.14a, tweede lid, onder b, 18.15 en 18.16, tweede lid, wordt
“toepassing van bestuursdwang” telkens vervangen door: oplegging van
een last onder bestuursdwang.

J

	Artikel 18.6a wordt als volgt gewijzigd:

	1. De aanduiding “1.” voor het eerste lid vervalt.

	2. Het tweede lid vervalt.

K

	Artikel 18.8a wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid wordt “toepassing van bestuursdwang” vervangen
door: oplegging van een last onder bestuursdwang.

	2. Het vierde lid komt te luiden:

	4. Artikel 5.0.10, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht is van
overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat voor het
bestuursorgaan dat de sanctie heeft opgelegd, wordt gelezen: het
bestuursorgaan dat geen gevolg heeft gegeven aan de vordering.

L

	Artikel 18.9 vervalt.

M

	De tweede volzin van artikel 18.16a, tweede lid, komt te luiden:
Artikel 5.4.1.2 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van
toepassing.

N

	De artikelen 18.16b en 18.16c vervallen.

O

	Artikel 18.16d komt te luiden:

Artikel 18.16d

	Indien de gedraging tevens een strafbaar feit is en de ernst van de
overtreding of de omstandigheden waaronder zij is begaan daartoe
aanleiding geven, legt het bestuur van de emissieautoriteit haar aan het
openbaar ministerie voor.

P

	Artikel 18.16e wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het tweede lid vervalt, onder vernummering van het derde tot en met
zesde lid tot tweede tot en met vijfde lid.

	2. De tweede volzin van het tweede lid (nieuw) komt te luiden:

Artikel 5.4.1.7, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht is niet
van toepassing.

	3. In het derde lid (nieuw) wordt “In afwijking van het derde lid”
vervangen door: In afwijking van het tweede lid.

Q

	Artikel 18.16f vervalt.

R

	Artikel 18.16g komt te luiden:

Artikel 18.16g

	1. Artikel 5.4.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing
bij overtreding van het bepaalde bij of krachtens de in artikel 18.16a,
eerste en tweede lid, eerste volzin, genoemde artikelen.

	2. In geval van overtreding van het bepaalde bij artikel 16.37, eerste
lid, vermeldt het rapport, bedoeld in artikel 5.4.2.1, eerste lid, van
de Algemene wet bestuursrecht, naast de in het tweede lid van dat
artikel bedoelde gegevens, tevens het voornemen de naam van de
overtreder op te nemen in het overzicht, bedoeld in artikel 18.16p,
eerste lid.

	3. Indien de gedraging aan het openbaar ministerie wordt voorgelegd op
grond van artikel 18.16d, wordt een afschrift van het rapport aan het
openbaar ministerie toegezonden.

S

	Artikel 18.16h vervalt.

T

	Artikel 18.16i komt te luiden:

Artikel 18.16i

	In geval van overtreding van het bepaalde bij artikel 16.37, eerste
lid, hebben de artikelen 5.4.2.2, 5.4.2.3, 5.4.2.4 en 5.4.2.6, derde
lid, van de Algemene wet bestuursrecht mede betrekking op het opnemen
van de naam van de overtreder in het overzicht, bedoeld in artikel
18.16p, eerste lid.

U

	Artikel 18.16j vervalt.

V

	Artikel 18.16k komt te luiden:

Artikel 18.16k

	In geval van overtreding van het bepaalde bij artikel 16.37, eerste
lid, vermeldt de beschikking tot oplegging van de bestuurlijke boete
tevens dat de naam van de overtreder wordt opgenomen in het overzicht,
bedoeld in artikel 18.16p, eerste lid.

W

	Artikel 18.16l komt te luiden:

Artikel 18.16l

	In afwijking van artikel 5.4.1.6, eerste lid, van de Algemene wet
bestuursrecht vervalt de bevoegdheid tot het opleggen van een
bestuurlijke boete op grond van artikel 18.16a, eerste en tweede lid,
tien jaren nadat de overtreding heeft plaatsgevonden.

X

	Artikel 18.16m vervalt.

Y

	Artikel 18.16n vervalt.

Z

	Artikel 18.16o vervalt.

AA

	Artikel 18.16q wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid wordt “boete” vervangen door: bestuurlijke
boete.

	2. Het tweede lid vervalt, onder vernummering van het derde lid tot
tweede lid.

BB

	Artikel 20.2, tweede lid, komt te luiden:

	2. Geen beroep kan worden ingesteld tegen een beschikking:

	a. houdende een aanwijzing als bedoeld in artikel 5.23,

	b. houdende een aanwijzing als bedoeld in artikel 8.27,

	c. houdende een aanwijzing als bedoeld in artikel 8.31a,

	d. houdende een verzoek als bedoeld in artikel 8.39,

	e. houdende een certificaat of een accreditatie als bedoeld in artikel
11.2, derde lid, onderdeel b of c,

	f. houdende een verzoek als bedoeld in artikel 17.5, eerste lid,

	g. houdende een aanwijzing als bedoeld in artikel 18.3d, eerste lid, of
18.3f, eerste lid,

	h. houdende een aanwijzing van Onze Minister met toepassing van artikel
18.3f, zevende lid, aan burgemeester en wethouders of aan het dagelijks
bestuur van een waterschap ter zake van de uitvoering door deze
bestuursorganen van het bepaalde krachtens artikel 18.3,

	i. houdende een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel
18.3e, eerste lid, laatste volzin, of

	j. houdende een vordering als bedoeld in artikel 18.8a, eerste lid.

Artikel 12

	Artikel 16, tweede lid, van de Wet op de architectentitel komt te
luiden:

	2. In geval de bijdrage door middel van girale betaling is voldaan,
zendt het bureau na ontvangst van de bijdrage een bewijs van betaling
aan degene die heeft betaald.

Artikel 13

	De Wet op de huurtoeslag wordt als volgt gewijzigd:

A

	Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In onderdeel e wordt “onderdeel i” vervangen door: onderdeel h.

	

	2. In onderdeel f wordt “onderdeel f” vervangen door: onderdeel e.

B

	Artikel 39, derde lid, komt te luiden:

	3. Bij algemene maatregel van bestuur:

	a. kunnen nadere regels worden gesteld over de berekening en de
invordering van de verschuldigde financiële bijdrage, en

	b. kan worden bepaald dat Onze Minister die bijdrage kan invorderen bij
dwangbevel.

Artikel 14

	Artikel 7.8 van de Wet ruimtelijke ordening wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid wordt “toepassing van bestuursdwang” vervangen
door: oplegging van een last onder bestuursdwang.

	2. Het derde lid komt te luiden:

	3. Artikel 5.0.10, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht is van
overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat voor het
bestuursorgaan dat de sanctie heeft opgelegd, wordt gelezen:
burgemeester en wethouders.

Artikel 15

	De Wet stedelijke vernieuwing wordt als volgt gewijzigd:

A

	Artikel 7, zesde lid, vervalt.

B

	Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het derde, vierde en vijfde lid vervallen.

	2. Het zesde lid wordt vernummerd tot derde lid.

C

	Artikel 14, tweede lid, vervalt, onder vernummering van het derde lid
tot tweede lid.

Artikel 16

	De Woningwet wordt als volgt gewijzigd:

A

	In de artikelen 12c, onder c, 15, eerste en tweede lid, 43, eerste lid,
onderdeel a, 100b, eerste lid, 100d, 100e en 120b wordt “toepassing
van bestuursdwang” telkens vervangen door: oplegging van een last
onder bestuursdwang.

B

	Artikel 97, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

	1. In de tweede volzin wordt “5:24, vierde lid” vervangen door:
5:24, eerste en tweede lid.

	2. Er wordt een volzin toegevoegd, luidende: Burgemeester en wethouders
kunnen van de overtreder de ingevolge artikel 5:25 van de Algemene wet
bestuursrecht verschuldigde kosten invorderen bij dwangbevel.

C

	Artikel 100b, derde lid, komt te luiden:

	3. Artikel 5.0.10, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht is van
overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat voor het
bestuursorgaan dat de sanctie heeft opgelegd, wordt gelezen:
burgemeester en wethouders.

D

	Artikel 105 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het tweede lid vervalt, onder vernummering van het derde lid tot
tweede lid.

	2. Het tweede lid (nieuw) komt te luiden:

	2. De verbeurde dwangsom komt toe aan het Centraal Fonds voor de
Volkshuisvesting.

HOOFDSTUK 14. SLOTBEPALINGEN

Artikel 1

	1. Indien ingevolge enig wettelijk voorschrift:

	a. over het ontwerp van een regeling of het voornemen tot het treffen
van een regeling advies moet worden gevraagd of extern overleg moet
worden gevoerd,

	b. van het ontwerp van een regeling kennis moet worden gegeven,

	c. een regeling niet eerder in werking kan treden dan nadat sedert haar
vaststelling of bekendmaking een bepaalde termijn is verstreken,

	d. een regeling bij de wet moet worden goedgekeurd,

	e. door of namens een van de Kamers van de Staten-Generaal of een
aantal leden daarvan kan worden verlangd dat het onderwerp of de
inwerkingtreding van de regeling bij de wet wordt geregeld, of

	f. de voordracht voor een algemene maatregel van bestuur moet worden
gedaan door een andere minister dan Onze Minister van Justitie,

geldt dat voorschrift niet ten aanzien van het Aanpassingsbesluit vierde
tranche Awb.

	2. Het eerste lid, onderdeel a, is niet van toepassing op het horen van
de Raad van State.

Artikel 2

	Voor de plaatsing in het Staatsblad brengt Onze Minister van Justitie
de in deze wet voorkomende aanhalingen van artikelen van de titels 4.4,
5.1 en 5.4 en afdeling 10.1.3 van de Algemene wet bestuursrecht in
overeenstemming met de op grond van artikel V van de Vierde tranche
Algemene wet bestuursrecht vastgestelde nummering.

Artikel 3

	De artikelen in deze wet treden in werking op een bij koninklijk
besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen en
onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel 4

	Deze wet wordt aangehaald als: Aanpassingswet vierde tranche Awb.

	Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en
dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Justitie,

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

 PAGE    

 PAGE   165