[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

31227 Wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren en enige andere wetten in verband met de flexibilisering en verduidelijking alsmede enkele aanvullingen van de regeling van de rechtspositie van rechterlijke ambtenaren en rechterlijke ambtenaren in opleiding

Wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren en enige andere wetten in verband met de flexibilisering en verduidelijking alsmede enkele aanvullingen van de regeling van de rechtspositie van rechterlijke ambtenaren en rechterlijke ambtenaren in opleiding

Eindtekst

Nummer: 2010D05822, datum: 2008-11-20, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2007Z01039:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE  

Generaal zendt bijgaand door

haar aangenomen wetsvoorstel

aan de Eerste Kamer.

De Voorzitter,

20 november 2008



Wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren en enige
andere wetten in verband met de flexibilisering en verduidelijking
alsmede enkele aanvullingen van de regeling van de rechtspositie van
rechterlijke ambtenaren en rechterlijke ambtenaren in opleiding



	GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET



	Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

	Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

	Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om in
verband met flexibilisering, verduidelijking en enkele aanvullingen van
de rechtspositieregeling van rechterlijke ambtenaren en rechterlijke
ambtenaren in opleiding de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren en
enige andere wetten te wijzigen;

	Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg
der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij
goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

	De Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren wordt gewijzigd als volgt:

A

	Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt:

	a. In het eerste lid komt onderdeel b te luiden:

	b. rechterlijke ambtenaren: de rechterlijke ambtenaren, bedoeld in
artikel 1, onderdeel b, van de Wet op de rechterlijke organisatie;

	b. In het eerste lid worden de onderdelen c tot en met e geletterd f
tot en met h.

	c. In het eerste lid worden na onderdeel b drie onderdelen ingevoegd,
luidende:

	c. salaris: het bedrag waarop de rechterlijk ambtenaar of rechterlijk
ambtenaar in opleiding in verband met het vervullen van een ambt, met
inachtneming van het bij of krachtens de artikelen 7, 9, eerste en derde
lid, en 13 tot en met 16 van deze wet bepaalde, aanspraak heeft;

	d. bezoldiging: het salaris van de rechterlijk ambtenaar of rechterlijk
ambtenaar in opleiding, vermeerderd met een periodieke
schadeloosstelling of geldelijke tegemoetkoming als bedoeld in artikel
46 van deze wet, en met de toelagen, die in de op deze wet berustende
regelgeving zijn aangewezen als tot de bezoldiging behorende toelagen,
waarop hij aanspraak heeft;

	e. ambt: de door de rechterlijk ambtenaar of rechterlijk ambtenaar in
opleiding te vervullen functie, met inbegrip van de daarbij behorende
rang;

	d. In het eerste lid komt onderdeel g (nieuw) te luiden:

	g. burgerlijke rijksambtenaren: degenen die door het Rijk zijn
aangesteld om in burgerlijke openbare dienst werkzaam te zijn;

	e. In het tweede lid, onderdeel c, wordt “en de substituut-griffiers
van, alsmede” vervangen door: en substituut-griffier van, en.

	f. In het tweede lid, onderdeel d, wordt “, de plaatsvervangende en
de waarnemende” vervangen door: en de plaatsvervangende.

	g. In het tweede lid, onderdeel i, wordt “de parketten” vervangen
door: de in de onderdelen e tot en met h bedoelde parketten en de
rechterlijke ambtenaren die werkzaam zijn bij het parket-generaal.

B

	Hoofdstuk 1A vervalt.

C

	Hoofdstuk 2 komt te luiden:

HOOFDSTUK 2. BENOEMING, PLAATSING EN BEËDIGING

Artikel 2

	1. De benoeming in de functie van president van, vice-president van,
raadsheer in of raadsheer in buitengewone dienst bij de Hoge Raad,
coördinerend vice-president van, vice-president van, raadsheer in of
raadsheer-plaatsvervanger in een gerechtshof, coördinerend
vice-president van, vice-president van, rechter in of
rechter-plaatsvervanger in een rechtbank, of procureur-generaal,
plaatsvervangend procureur-generaal, advocaat-generaal of
advocaat-generaal in buitengewone dienst bij de Hoge Raad, geschiedt bij
koninklijk besluit op voordracht van Onze Minister voor het leven.

	2. De benoeming in de functie van procureur-generaal, deel uitmakend
van het College van procureurs-generaal, advocaat-generaal bij een
ressortsparket of het parket-generaal, dan wel officier van justitie
geschiedt bij koninklijk besluit op voordracht van Onze Minister.

	3. De benoeming in de functie van plaatsvervangend advocaat-generaal
bij een ressortsparket of het parket-generaal, plaatsvervangend officier
van justitie, officier enkelvoudige zittingen dan wel plaatsvervangend
officier enkelvoudige zittingen geschiedt bij besluit van Onze Minister.

	4. In afwijking van het derde lid kan het College van
procureurs-generaal een advocaat-generaal bij een ressortsparket of het
parket-generaal onderscheidenlijk een officier van justitie bij een
arrondissementsparket, het landelijk parket, het functioneel parket of
het parket-generaal benoemen tot plaatsvervangend officier van justitie
bij een arrondissementsparket, het landelijk parket, het functioneel
parket of het parket-generaal onderscheidenlijk plaatsvervangend
advocaat-generaal bij een ressortsparket of het parket-generaal.

	5. De benoeming in de functie van gerechtsauditeur geschiedt bij
besluit van Onze Minister, indien het een benoeming in tijdelijke dienst
betreft, onderscheidenlijk bij koninklijk besluit op voordracht van Onze
Minister, indien het een benoeming in vaste dienst betreft. Onze
Minister benoemt niet onderscheidenlijk doet geen voordracht voor
benoeming dan op voorstel van de betrokken functionele autoriteit.

	6. De benoeming in de functie van griffier dan wel substituut-griffier
van de Hoge Raad geschiedt bij koninklijk besluit op voordracht van Onze
Minister.

	7. De benoeming in de functie van rechterlijk ambtenaar in opleiding
geschiedt bij besluit van Onze Minister.

Artikel 3

	1. Een advocaat-generaal bij een ressortsparket of het parket-generaal
wordt benoemd in de rang van hoofdadvocaat-generaal, plaatsvervangend
hoofdadvocaat-generaal of advocaat-generaal.

	2. Een officier van justitie bij een arrondissementsparket of het
parket-generaal wordt benoemd in de rang van hoofdofficier, fungerend
hoofdofficier, plaatsvervangend hoofdofficier, officier eerste klasse,
officier of substituut-officier.

	3. Een officier van justitie bij het landelijk parket of het
functioneel parket wordt benoemd in de rang van hoofdofficier,
plaatsvervangend hoofdofficier, officier eerste klasse, officier of
substituut-officier.

	4. Een gerechtsauditeur wordt benoemd in de rang van
senior-gerechtsauditeur of gerechtsauditeur.

	5. De eerste of opvolgende benoeming in een rang, bedoeld in het eerste
tot en met derde lid, geschiedt telkens bij koninklijk besluit op
voordracht van Onze Minister. De eerste of opvolgende benoeming in een
rang, bedoeld in het vierde lid, geschiedt overeenkomstig artikel 2,
vijfde lid.

Artikel 4

	Tot rechterlijk ambtenaar kan alleen een Nederlander worden benoemd.

Artikel 5

	1. Tot rechterlijk ambtenaar of rechterlijk ambtenaar in opleiding kan
worden benoemd degene:

	a. aan wie op grond van het met goed gevolg afleggen van een afsluitend
examen van een opleiding in het wetenschappelijk onderwijs op het gebied
van het recht door een universiteit dan wel de Open Universiteit als
bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek,
de graad Bachelor op het gebied van het recht en tevens de graad van
Master op het gebied van het recht is verleend;

	b. die op grond van het met goed gevolg afleggen van het afsluitend
examen van een opleiding op het gebied van het recht aan een
universiteit dan wel de Open Universiteit als bedoeld in de Wet op het
hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, het recht om de titel
meester te voeren heeft verkregen.

	2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen graden, verleend door een
universiteit, de Open Universiteit of een hogeschool als bedoeld in de
Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, of daaraan
gelijkwaardige getuigschriften worden aangewezen die voor de
toepasselijkheid van het eerste lid, onderdeel a, gelijk worden gesteld
aan de in dat lid bedoelde graad Bachelor op het gebied van het recht.

	3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen voorts nadere regels
worden gesteld met betrekking tot de beroepsvereisten voor de
rechterlijke ambtenaren, bedoeld in artikel 1, onderdeel b, onder 1°
tot en met 7° en 9°, van de Wet op de rechterlijke organisatie, en de
rechterlijke ambtenaren in opleiding.

	4. Aan de bij of krachtens het eerste tot en met derde lid gestelde
beroepsvereisten wordt tevens voldaan indien de betrokkene beschikt over
een ten aanzien van het door hem uit te oefenen beroep verleende
erkenning van beroepskwalificaties als bedoeld in artikel 5 van de
Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties. 

Artikel 5a

	1. De benoeming in de functie van president van, vice-president van of
raadsheer in de Hoge Raad onderscheidenlijk procureur-generaal,
plaatsvervangend procureur-generaal of advocaat-generaal bij de Hoge
Raad kan op verzoek van de betrokkene, nadat hij de leeftijd van
eenenzestig jaren heeft bereikt, worden gewijzigd in een benoeming in de
functie van raadsheer in buitengewone dienst onderscheidenlijk
advocaat-generaal in buitengewone dienst bij de Hoge Raad.

	2. Een wijziging van de benoeming als bedoeld in het eerste lid wordt
voor de vaststelling van aanspraken en verplichtingen ten aanzien van
pensioenen en uitkeringen wegens vrijwillig vervroegd uittreden
gelijkgesteld met ontslag. Artikel 46n is niet van toepassing op de
raadsheren in buitengewone dienst bij en advocaten-generaal in
buitengewone dienst bij de Hoge Raad.

Artikel 5b

	1. In geval van benoeming van een rechterlijk ambtenaar in een bij een
gerechtshof of rechtbank te vervullen ambt als bedoeld in de artikelen
2, eerste en vijfde lid, en 3, vierde lid, wordt bij besluit van de Raad
voor de rechtspraak, overeenkomstig de aanbeveling van het betrokken
gerechtsbestuur, vastgesteld bij welk gerechtshof of welke rechtbank dat
ambt door hem wordt vervuld.

	2. In geval van benoeming van een rechterlijk ambtenaar in een bij een
tot het openbaar ministerie behorend parket te vervullen ambt als
bedoeld in de artikelen 2, tweede en derde lid, en 3, eerste tot en met
derde lid, wordt bij besluit van Onze Minister vastgesteld bij welk
parket dat ambt door hem wordt vervuld.

	3. Het tweede lid is niet van toepassing in geval van een benoeming in
het ambt van procureur-generaal.

	4. Wijziging op verzoek van de betrokken rechterlijk ambtenaar van de
vaststelling van het gerechtshof of de rechtbank onderscheidenlijk het
parket waarbij een ambt als bedoeld in het eerste onderscheidenlijk
tweede lid wordt vervuld, geschiedt eveneens bij besluit van de Raad
voor de rechtspraak onderscheidenlijk Onze Minister.

Artikel 5c

	1. Wanneer bij een gerechtshof of een rechtbank een plaats van
coördinerend vice-president, vice-president, raadsheer,
raadsheer-plaatsvervanger, rechter of rechter-plaatsvervanger openvalt,
maakt het bestuur van dat gerechtshof of die rechtbank een lijst van
aanbeveling van zo mogelijk drie kandidaten op.

	2. De gerechtsvergadering kan het bestuur adviseren inzake de lijst van
aanbeveling, bedoeld in het eerste lid, voor zover het de kandidaten
betreft die nog niet als rechterlijk ambtenaar met rechtspraak belast
bij dat gerecht werkzaam zijn.

	3. Het bestuur van het gerechtshof of de rechtbank zendt de lijst van
aanbeveling, bedoeld in het eerste lid, eventueel vergezeld van een
advies als bedoeld in het tweede lid, aan de Raad voor de rechtspraak.

	4. Indien de lijst van aanbeveling alleen kandidaten bevat die het
desbetreffende ambt al bij een ander gerecht vervullen, neemt de Raad
voor de rechtspraak een besluit als bedoeld in artikel 5b, vierde lid.
Indien de lijst van aanbeveling ook kandidaten bevat die het
desbetreffende ambt nog niet vervullen, zendt de Raad voor de
rechtspraak de lijst, onder medezending van een advies hierover, door
aan Onze Minister.

	5. Na ontvangst van de lijst van aanbeveling en het advies van de Raad
voor de rechtspraak, bedoeld in het vierde lid, tweede volzin, beslist
Onze Minister of hij ten aanzien van een kandidaat voor de vacature een
voordracht voor benoeming als bedoeld in artikel 2, eerste lid, doet of
de Raad voor de rechtspraak verzoekt een besluit als bedoeld in artikel
5b, vierde lid, te nemen.

	6. Wanneer bij de Hoge Raad een plaats van raadsheer openvalt, geeft de
Hoge Raad daarvan kennis aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, onder
meezending van een door de Hoge Raad, na overleg met de
procureur-generaal bij de Hoge Raad, opgemaakte lijst van aanbeveling
van zes kandidaten, ten behoeve van de door de Tweede Kamer der
Staten-Generaal op te maken voordracht van drie personen.

Artikel 5d

	1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels
gesteld met betrekking tot de benoeming in vaste of tijdelijke dienst in
een functie als bedoeld in artikel 2, tweede tot en met zesde lid.

	2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels
gesteld met betrekking tot de benoeming in een functie als bedoeld in
artikel 2, zevende lid, waaronder in elk geval regels betreffende de
benoeming in tijdelijke of vaste dienst, en worden regels gesteld met
betrekking tot de aanwijzing van het gerecht of het parket waarbij een
functie als bedoeld in artikel 2, zevende lid, wordt vervuld.

Artikel 5e

	Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden
gesteld met betrekking tot:

	a. het vaststellen van de geschiktheid om in een ambt te worden
benoemd;

	b. de procedure voor benoeming in een ambt bij het parket bij de Hoge
Raad, een ambt bij een tot het openbaar ministerie behorend parket, het
ambt van senior-gerechtsauditeur of gerechtsauditeur of de functie van
griffier of substituut-griffier van de Hoge Raad;

	c. de procedure voor vaststelling van het gerecht of parket waarbij een
ambt wordt vervuld in geval van benoeming in een ambt als bedoeld in
artikel 5b, tweede lid, of in het ambt van senior-gerechtsauditeur of
gerechtsauditeur bij een gerechtshof of rechtbank; en

	d. de in een benoemingsbesluit of een besluit tot vaststelling van het
gerecht of parket waarbij een ambt wordt vervuld, te vermelden gegevens.

Artikel 5f

	1. Een rechterlijk ambtenaar of rechterlijk ambtenaar in opleiding
vervult het ambt waarin hij wordt benoemd op basis van een aanstelling
voor een gemiddeld aantal uren per week.

	2. In afwijking van het eerste lid worden raadsheren in buitengewone
dienst, raadsheren-plaatsvervangers, rechters-plaatsvervangers,
advocaten-generaal in buitengewone dienst, plaatsvervangende
advocaten-generaal, plaatsvervangende officieren van justitie en
plaatsvervangende officieren enkelvoudige zittingen niet aangesteld,
maar kunnen zij voor het verrichten van werkzaamheden door de
functionele autoriteit worden opgeroepen.

	3. Met uitzondering van raadsheren in buitengewone dienst van en
advocaten-generaal in buitengewone dienst bij de Hoge Raad kunnen de in
het tweede lid bedoelde rechterlijke ambtenaren hun ambt ook vervullen
op basis van een aanwijzing voor een gemiddeld aantal uren per week.

	4. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met
betrekking tot de aanstelling van rechterlijke ambtenaren en
rechterlijke ambtenaren in opleiding en de aanwijzing van rechterlijke
ambtenaren.

Artikel 5g

	1. Een rechterlijk ambtenaar legt bij een benoeming in een ambt
voorafgaand aan de datum van indiensttreding de eed of belofte af
volgens het formulier zoals dat is vastgesteld in de eerste bijlage bij
de wet.

	2. Bij een opvolgende benoeming in een ambt, dat bij hetzelfde gerecht
of parket wordt vervuld, wordt een rechterlijk ambtenaar, in afwijking
van het eerste lid, niet opnieuw beëdigd, tenzij het:

	a. de benoeming tot president van of procureur-generaal bij de Hoge
Raad betreft; of

	b. de benoeming van een gerechtsauditeur, niet tevens zijnde
raadsheer-plaatsvervanger of rechter-plaatsvervanger, of de griffier van
de Hoge Raad betreft.

	3. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met
betrekking tot de beëdiging van rechterlijke ambtenaren.

	4. In afwijking van het eerste lid worden niet als zodanig beëdigd de
plaatsvervangers van rechtswege alsmede de door het College van
procureurs-generaal benoemde plaatsvervangers.

	5. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met
betrekking tot de beëdiging van rechterlijke ambtenaren in opleiding.

D

	In het opschrift van hoofdstuk 3 wordt “Bezoldiging” vervangen
door: Salaris.

E

	Voor artikel 7 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 6

	Tenzij anders is bepaald, worden de in dit hoofdstuk genoemde
bevoegdheden ten aanzien van een rechterlijk ambtenaar uitgeoefend door
Onze Minister onderscheidenlijk, indien het een bij een gerechtshof of
rechtbank werkzame rechterlijk ambtenaar betreft, het gerechtsbestuur,
en ten aanzien van een rechterlijk ambtenaar in opleiding uitgeoefend
door de Raad voor de rechtspraak.

F

	Artikel 7 wordt gewijzigd als volgt:

	a. Onder vernummering van het eerste en tweede lid tot tweede en derde
lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

	1. De rechterlijke ambtenaren en rechterlijke ambtenaren in opleiding
die hun ambt op basis van een aanstelling vervullen, ontvangen een
salaris.

	b. In de aanhef van het tweede lid (nieuw) wordt “bezoldiging”
vervangen door “salaris” en wordt na “opleiding” ingevoegd: ,
bedoeld in het eerste lid,.

	c. In het tweede lid (nieuw) wordt in de beschrijving van categorie 4
“arrondissementsparketten” vervangen door: parketten.

	d. In het tweede lid (nieuw) wordt in de beschrijving van categorie 8
“ressorts-advocaat-generaal” vervangen door: advocaat-generaal bij
een ressortsparket of het parket-generaal.

	e. In het tweede lid (nieuw) wordt in de beschrijving van categorie 11
na “gerechtsauditeur;” ingevoegd: substituut-griffier van de Hoge
Raad;.

	f. Het derde lid (nieuw) komt te luiden:

	3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden de hoogten
van de salarissen  van de rechterlijke ambtenaren en de rechterlijke
ambtenaren in opleiding, bedoeld in het eerste lid, overeenkomstig de
indeling in het tweede lid vastgesteld.

G

	De artikelen 8, 10 en 12 vervallen.

H

	Artikel 9 wordt gewijzigd als volgt:

	a. Het eerste en tweede lid komen te luiden:

	1. De rechterlijke ambtenaren, bedoeld in artikel 5f, tweede en derde
lid, die een ambt op basis van een aanwijzing vervullen en niet reeds
uit anderen hoofde als rechterlijk ambtenaar of rechterlijk ambtenaar in
opleiding salaris genieten, ontvangen over de periode van hun aanwijzing
een salaris overeenkomstig het bij en krachtens artikel 7 bepaalde.

	2. De rechterlijke ambtenaren, bedoeld in artikel 5f, tweede lid, die
werkzaamheden verrichten na daartoe door de functionele autoriteit te
zijn opgeroepen en niet reeds uit anderen hoofde als rechterlijk
ambtenaar of rechterlijk ambtenaar in opleiding salaris genieten,
ontvangen een vergoeding volgens bij algemene maatregel van bestuur te
stellen regels.

	b. In het derde lid, onderdeel c, wordt “ressortsparket” vervangen
door: parket.

	c. In het derde lid, onderdeel d, wordt “, door Onze Minister van
Justitie bij de aanwijzing te bepalen” vervangen door: bij hetzelfde
parket.

	d. In het derde lid, onderdeel e, wordt “of met een gerechtsauditeur,
door Onze Minister van Justitie bij de aanwijzing te bepalen”
vervangen door: bij hetzelfde parket.

I

	Artikel 13 wordt gewijzigd als volgt:

	a. In het eerste lid wordt “in de bijlage, bedoeld in artikel 7,
tweede lid,” vervangen door “krachtens artikel 7, derde lid,” en
wordt “opgenomen” vervangen door: vastgesteld.

	b. Het tweede en derde lid komen te luiden:

	2. Ten aanzien van een rechterlijk ambtenaar wiens eerste benoeming een
ambt bij een gerechtshof of rechtbank betreft kan door het betrokken
gerechtsbestuur van het eerste lid worden afgeweken. Indien het
gerechtsbestuur voornemens is in deze zin te besluiten, stelt het de
Raad voor de rechtspraak in de gelegenheid hierover advies uit te
brengen. Heeft de Raad voor de rechtspraak advies uitgebracht, dan zendt
het gerechtsbestuur een afschrift van het vervolgens genomen besluit aan
de Raad voor de rechtspraak.

	3. Ten aanzien van een rechterlijk ambtenaar, anders dan bedoeld in het
tweede lid, onderscheidenlijk een rechterlijk ambtenaar in opleiding kan
door Onze Minister onderscheidenlijk de Raad voor de rechtspraak van het
eerste lid worden afgeweken, doch niet anders dan op voorstel van of na
het inwinnen van advies bij de functionele autoriteit onderscheidenlijk
de rector.

J

	In de artikelen 14 en 15 wordt “in de bijlage een schaal is
opgenomen” telkens vervangen door: krachtens artikel 7, derde lid, een
schaal is vastgesteld.

K

	Artikel 15 wordt gewijzigd als volgt:

	a. Voor de tekst wordt de aanduiding “1.” geplaatst.

	b. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

	2. In geval van een in artikel 5b, vierde lid, bedoelde wijziging van
de vaststelling van het gerecht of het parket waarbij een ambt wordt
vervuld, wordt aan het in het eerste lid bepaalde overeenkomstige
toepassing gegeven.

L

	Artikel 16 komt te luiden:

Artikel 16

	1. Indien een niet voor het leven benoemde rechterlijk ambtenaar, die
nog niet het maximum salaris van de voor hem geldende salarisschaal
geniet, naar het oordeel van het in artikel 6 bedoelde gezag zijn ambt
uitstekend vervult, kan zijn salaris worden verhoogd tot een in die
salarisschaal vermeld hoger bedrag.

	2. Indien een niet voor het leven benoemde rechterlijk ambtenaar, die
het maximum salaris van de voor hem geldende salarisschaal geniet, naar
het oordeel van het in artikel 6 bedoelde gezag zijn ambt uitstekend
vervult, kan zijn salaris worden verhoogd tot een bedrag vermeld in de
salarisschaal behorende bij het ambt waarvan het maximum salaris het
naast hogere is van dat van het ambt waarin hij is benoemd.

	3. Het oordeel over de wijze waarop een ambt wordt vervuld, bedoeld in
het eerste en tweede lid, komt tot stand op basis van het verslag van
een met de rechterlijk ambtenaar gehouden functioneringsgesprek of een
vastgestelde beoordeling van het functioneren van de rechterlijk
ambtenaar.

	4. Verhoging van het salaris als bedoeld in het eerste en tweede lid
geschiedt met ingang van een door het in artikel 6 bedoelde gezag te
bepalen dag. In geval van verhoging van het salaris als bedoeld in het
eerste lid, blijft de jaarlijkse verhoging tot het daarna in de schaal
vermelde salaris geschieden op dezelfde dag van het jaar als waarop die
overeenkomstig artikel 13 plaatsvond.

	5. Een salarisverhoging als bedoeld in het tweede lid kan worden
ingetrokken indien de rechterlijk ambtenaar zijn ambt naar het oordeel
van het in artikel 6 bedoelde gezag niet meer uitstekend vervult. Het
derde lid is van overeenkomstige toepassing.

M

	Artikel 17 wordt gewijzigd als volgt:

	a. In het eerste, tweede en vierde lid wordt “de bezoldiging”
telkens vervangen door: het salaris.

	b. In het tweede lid vervalt telkens “oude”, wordt “indien dit
ambt” vervangen door “indien deze functie”, wordt
“aanstelling” vervangen door “benoeming” en wordt “het nieuwe
ambt” vervangen door: de nieuwe functie.

	c. In het derde lid wordt “De bezoldiging” vervangen door: Het
salaris.

	d. Het vijfde lid komt te luiden:

	5. Indien het salaris moet worden berekend over een gedeelte van de
kalendermaand, wordt het salaris per dag vastgesteld door het
maandelijkse salaris te delen door het aantal dagen van de
desbetreffende kalendermaand.

	e. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

	6. Het tweede, derde en vijfde lid zijn van overeenkomstige toepassing
ten aanzien van de toelagen die ingevolge het bij of krachtens deze wet
bepaalde tot de bezoldiging van de rechterlijk ambtenaar of rechterlijk
ambtenaar in opleiding behoren.

N

	Aan artikel 18 worden twee leden toegevoegd, luidende:

	6. Indien de rechterlijk ambtenaar of rechterlijk ambtenaar in
opleiding geen betrekkingen als bedoeld in het tweede tot en met vijfde
lid nalaat, kan het in het tweede lid bedoelde bedrag geheel of
gedeeltelijk worden uitgekeerd voor de betaling van de kosten die in
verband met lijkbezorging en de aan het overlijden voorafgaande ziekte
zijn gemaakt, indien de nalatenschap van de rechterlijk ambtenaar of
rechterlijk ambtenaar in opleiding voor de betaling van die kosten
ontoereikend is.

	7. Op het bedrag, bedoeld in het tweede en derde lid, wordt in
mindering gebracht een uitkering op grond van artikel 35 van de
Ziektewet, een uitkering op grond van artikel 74 van de Wet werk en
inkomen naar arbeidsvermogen, een uitkering op grond van artikel 53 van
de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering of een naar aard en
strekking daarmee overeenkomende uitkering, indien deze uitkeringen
worden uitgekeerd. Indien een uitkering als bedoeld in de eerste volzin
zowel uit een benoeming in een rechterlijk ambt als uit een of meer
andere betrekkingen voortvloeit, wordt voor de toepassing van de eerste
volzin onder uitkering verstaan het gedeelte van de uitkering dat aan de
benoeming in het rechterlijk ambt kan worden toegerekend.

O

	Na artikel 18 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 18a

	1. Artikel 18 is van overeenkomstige toepassing in geval van vermissing
van de rechterlijk ambtenaar of rechterlijk ambtenaar in opleiding, met
dien verstande dat:

	a. de rechterlijk ambtenaar of rechterlijk ambtenaar in opleiding
geacht wordt te zijn overleden op een door het in artikel 6 bedoelde
gezag te bepalen dag; en

	b. het tweede tot en met zevende lid van artikel 18 geen
overeenkomstige toepassing vinden, indien gegronde vermoedens bestaan
dat de vermissing het gevolg is van ongeoorloofde afwezigheid.

	2. Indien blijkt dat de als vermist beschouwde rechterlijk ambtenaar of
rechterlijk ambtenaar in opleiding in leven is en geen gegronde
vermoedens bestaan dat van ongeoorloofde afwezigheid sprake is geweest,
kan de bezoldiging alsnog aan de rechterlijk ambtenaar of rechterlijk
ambtenaar in opleiding dan wel aan anderen worden uitbetaald.

	3. De in het tweede lid bedoelde bezoldiging wordt verminderd met een
bedrag dat gelijk is aan het totaal van pensioen en uitkeringen dat uit
hoofde van de vermissing van de rechterlijk ambtenaar of rechterlijk
ambtenaar in opleiding, met betrekking tot het tijdvak waarover alsnog
aanspraak bestaat op bezoldiging, is toegekend.

P

	In artikel 19 wordt “bezoldigde rechterlijke ambtenaren” vervangen
door: rechterlijke ambtenaren, die hun ambt op basis van een aanstelling
of aanwijzing vervullen, en de rechterlijke ambtenaren in opleiding.

Q

	Na artikel 19 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 19a

	Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent de
doorbetaling van bezoldiging aan rechterlijke ambtenaren en rechterlijke
ambtenaren in opleiding in geval van ongeschiktheid tot het verrichten
van arbeid wegens ziekte.

Artikel 19b

	Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen, in aanvulling
op het in dit hoofdstuk bepaalde, voor rechterlijke ambtenaren en
rechterlijke ambtenaren in opleiding nadere arbeidsvoorwaarden worden
vastgesteld.

R

	De hoofdstukken 4 en 5 vervallen.

S

	De artikelen 40 en 41 komen te luiden:

Artikel 40

	Aan een rechterlijk ambtenaar of rechterlijk ambtenaar in opleiding
worden op zondagen en dagen die bij of krachtens de Algemene
termijnenwet zijn aangemerkt als algemeen erkende feestdagen geen
werkzaamheden opgedragen, tenzij het dienstbelang dit naar het oordeel
van de functionele autoriteit onvermijdelijk maakt.

Artikel 41

	1. Het bestuur van de rechtbank onderscheidenlijk het gerechtshof
verdeelt de werkzaamheden van de rechterlijke ambtenaren die werkzaam
zijn bij dat gerecht.

	2. Het hoofd van het parket verdeelt de werkzaamheden van de
rechterlijke ambtenaren die werkzaam zijn bij dat parket.

	3. De president van de Hoge Raad verdeelt de werkzaamheden van de
gerechtsauditeurs bij de Hoge Raad.

	4. Het bestuur van de rechtbank onderscheidenlijk het hoofd van het
arrondissementsparket verdeelt de werkzaamheden van de rechterlijke
ambtenaren die de opleiding bij dat gerecht onderscheidenlijk dat parket
doorbrengen.

	5. Van de in het eerste tot en met vierde lid bedoelde verdeling van
werkzaamheden kan slechts worden afgeweken voor een beperkte duur en
indien het dienstbelang dit naar het oordeel van het bestuur van het
gerecht, de president van de Hoge Raad onderscheidenlijk het hoofd van
het parket onvermijdelijk maakt.

T

	In artikel 42 wordt “zijn taak” telkens vervangen door: zijn ambt.

U

	In artikel 43, eerste lid, wordt “de goede vervulling van zijn
taak” vervangen door: naar het oordeel van de functionele autoriteit
de goede vervulling van het ambt.

V

	Artikel 45 komt te luiden:

Artikel 45

	1. Aan een rechterlijk ambtenaar onderscheidenlijk rechterlijk
ambtenaar in opleiding die is benoemd of verkozen in een functie in een
publiekrechtelijk college, wordt voor het bijwonen van vergaderingen en
zittingen van dat college en voor het verrichten van daaruit
voortvloeiende werkzaamheden ten behoeve van dat college, buitengewoon
verlof met behoud van bezoldiging verleend door Onze Minister dan wel,
indien het een rechterlijk ambtenaar betreft die werkzaam is bij een
gerechtshof of een rechtbank, het gerechtsbestuur onderscheidenlijk door
de Raad voor de rechtspraak, tenzij het belang van de dienst zich
daartegen verzet.

	2. Aan een rechterlijk ambtenaar onderscheidenlijk rechterlijk
ambtenaar in opleiding wordt voor het verrichten van of het deelnemen
aan activiteiten op de terreinen, bedoeld in artikel 48, eerste en derde
lid, voor of van een vereniging of centrale van verenigingen als bedoeld
in artikel 50, tweede lid, buitengewoon verlof met behoud van
bezoldiging verleend door Onze Minister dan wel, indien het een
rechterlijk ambtenaar betreft die werkzaam is bij een gerechtshof of een
rechtbank, het gerechtsbestuur onderscheidenlijk door de Raad voor de
rechtspraak, tenzij het belang van de dienst zich daartegen verzet.

	3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels
gesteld over het buitengewoon verlof als bedoeld in het eerste en tweede
lid, waaronder in elk geval regels betreffende de doorbetaling van
bezoldiging gedurende perioden waarin buitengewoon verlof als bedoeld in
het eerste of tweede lid wordt verleend.

W

	Artikel 46 wordt gewijzigd als volgt:

	a. In het eerste lid wordt “of een rechterlijk ambtenaar in opleiding
kan door Onze Minister onderscheidenlijk” vervangen door
“onderscheidenlijk rechterlijk ambtenaar in opleiding kan door Onze
Minister dan wel” en wordt “door de functionele autoriteit”
vervangen door: het gerechtsbestuur onderscheidenlijk door de Raad voor
de rechtspraak.

	b. In het tweede lid wordt na “Onze Minister” ingevoegd: of de Raad
voor de rechtspraak.

	c. In het derde lid wordt “De functionele autoriteit” vervangen
door “Het gerechtsbestuur” en wordt “de functionele autoriteit”
vervangen door: het gerechtsbestuur.

X

	Artikel 46a vervalt.

Y

	Artikel 46f wordt gewijzigd als volgt:

	a. In het eerste lid wordt na “indien” ingevoegd: en voor zolang.

	b. In het tweede lid, onderdeel b, wordt “de artikelen 46h en 46i”
vervangen door: artikel 46h, 46i of 46k.

	c. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

	3. Een schorsing als bedoeld in het tweede lid eindigt na drie maanden,
met dien verstande dat de Hoge Raad de schorsing telkens voor ten
hoogste drie maanden kan verlengen.

	4. De Hoge Raad beëindigt een schorsing als bedoeld in het tweede lid
zodra de grond hiervoor is vervallen.

Z

	Artikel 46g komt te luiden:

Artikel 46g

	1. De Hoge Raad kan bij de beslissing, waarbij de rechterlijk ambtenaar
wordt geschorst, bepalen dat tijdens de duur van de schorsing de
bezoldiging geheel of gedeeltelijk zal worden ingehouden.

	2. Indien de schorsing anders dan door ontslag eindigt, kan de Hoge
Raad beslissen dat de niet genoten bezoldiging alsnog geheel of
gedeeltelijk zal worden uitbetaald. Op de alsnog uit te betalen
bezoldiging worden in mindering gebracht de inkomsten, die de
rechterlijk ambtenaar heeft genoten uit arbeid die hij tijdens de
schorsing heeft verricht, tenzij zulks naar het oordeel van de Hoge Raad
onredelijk of onbillijk is.

AA

	Artikel 46h wordt gewijzigd als volgt:

	a. In het eerste lid wordt na “koninklijk besluit” ingevoegd: op
voordracht van Onze Minister.

	b. Onder vernummering van het tweede lid tot derde lid wordt na het
eerste lid een lid ingevoegd, luidende:

	2. Ontslag als bedoeld in het eerste lid wordt verleend met ingang van
een dag niet vroeger dan een maand of later dan drie maanden na de dag
waarop het verzoek om ontslag is ontvangen. Van het bepaalde in de
vorige volzin kan worden afgeweken indien de rechterlijk ambtenaar
hierom verzoekt.

	c. In het derde lid (nieuw) wordt “aan hem bij koninklijk besluit
ontslag verleend” vervangen door: hij bij koninklijk besluit op
voordracht van Onze Minister ontslagen.

BB

	Na artikel 46h wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 46ha

	Onder passende arbeid wordt in de artikelen 46i, 46k en 46ka verstaan:
alle arbeid die voor de krachten en bekwaamheden van de rechterlijk
ambtenaar is berekend, tenzij aanvaarding daarvan om redenen van
lichamelijke, geestelijke of sociale aard niet van de rechterlijk
ambtenaar kan worden gevergd.

CC

	Artikel 46i wordt gewijzigd als volgt:

	a. In het eerste lid, onderdeel c, vervalt telkens "als bedoeld in
artikel 46k, eerste lid,".

	b. Het vijfde lid komt te luiden:

	5. In afwijking van het eerste lid kan de rechterlijk ambtenaar, indien
de in dat lid bedoelde voorwaarden zijn vervuld en hij hierom verzoekt,
worden ontslagen bij koninklijk besluit op voordracht van Onze Minister.
Voor de rechtsgevolgen wordt dit ontslag gelijkgesteld met een ontslag
door de Hoge Raad overeenkomstig het eerste lid.

DD

	Artikel 46k wordt gewijzigd als volgt:

	a. In het eerste lid wordt “een andere taak” vervangen door “, op
voorstel van de functionele autoriteit in een verzoek als bedoeld in
artikel 46o, tweede lid, een ander ambt of andere functie”, vervalt de
tweede volzin, en wordt “de hem opgedragen taak” vervangen door: het
ambt dat of de functie die hem wordt opgedragen.

	b. In het derde lid wordt “de rechterlijk ambtenaar een andere taak
wordt opgedragen die wordt vervuld in een ambt waarin hij niet voor het
leven wordt benoemd” vervangen door: aan de rechterlijk ambtenaar een
ander ambt of andere functie, niet zijnde een functie als bedoeld in
artikel 2, eerste lid, wordt opgedragen.

	c. In het vierde lid wordt “de rechterlijk ambtenaar een taak wordt
opgedragen die wordt vervuld in een ambt waarin hij voor het leven wordt
benoemd en die taak minder uren omvat dan zijn oorspronkelijke taak”
vervangen door: aan de rechterlijk ambtenaar een ambt als bedoeld in
artikel 2, eerste lid, wordt opgedragen voor minder uren dan het aantal
uren dat hij zijn oorspronkelijke ambt gemiddeld per week vervulde.

EE

	Artikel 46l wordt gewijzigd als volgt:

	a. In het eerste lid, onderdeel a, wordt “het verrichten van zijn
taak” vervangen door: het vervullen van zijn ambt.

	b. Het tweede lid komt te luiden:

	2. In afwijking van het eerste lid wordt de rechterlijk ambtenaar in
geval van ongeschiktheid voor het vervullen van zijn ambt anders dan
wegens ziekte, indien hij hierom verzoekt, ontslagen bij koninklijk
besluit op voordracht van Onze Minister. Voor de rechtsgevolgen wordt
dit ontslag gelijkgesteld met een ontslag door de Hoge Raad
overeenkomstig het eerste lid, onderdeel a.

	c. In het derde lid wordt “het verrichten van de taak” telkens
vervangen door: het vervullen van zijn ambt.

FF

	In artikel 46n, tweede tot en met vierde lid, wordt “een krachtens
artikel 54, tweede lid, getroffen besluit ter zake van werkloosheid”
telkens vervangen door: het krachtens artikel 54 bepaalde ter zake van
voorzieningen in geval van werkloosheid.

GG

	Artikel 46o wordt gewijzigd als volgt:

	a. In het eerste lid vervalt “herziening van een uitkering als
bedoeld in artikel 46n, tweede lid, en over”.

	b. In het derde lid vervalt “het ontslag of de schorsing van een
rechterlijk ambtenaar”.

HH

	Artikel 46p wordt gewijzigd als volgt:

	a. In het vijfde lid wordt “beslissingen waarbij een rechterlijk
ambtenaar wordt ontslagen of geschorst, de schorsing wordt verlengd of
beëindigd, dan wel hem bij ongeschiktheid wegens ziekte een andere taak
wordt opgedragen” vervangen door: een beslissing als bedoeld in het
vierde lid.

	b. Het zesde lid vervalt.

II

	In artikel 46q wordt “een andere taak” vervangen door: een ander
ambt of andere functie.

JJ

	Artikel 47 wordt gewijzigd als volgt:

	a. In het eerste lid wordt na “een rechterlijk ambtenaar in opleiding
als zodanig” ingevoegd: , een gewezen rechterlijk ambtenaar of
rechterlijk ambtenaar in opleiding als zodanig.

	b. Het tweede lid komt te luiden:

	2. Geen beroep kan worden ingesteld tegen:

	a. een besluit tot benoeming, plaatsing of aanwijzing als bedoeld in
hoofdstuk 2, tenzij het beroep wordt ingesteld door een rechterlijk
ambtenaar of rechterlijk ambtenaar in opleiding als zodanig, zijn
nagelaten betrekkingen of zijn rechtverkrijgenden;

	b. een besluit van de Hoge Raad als bedoeld in hoofdstuk 6A; en

	c. een vordering als bedoeld in artikel 46o.

	c. Het derde en vierde lid vervallen.

KK

	Artikel 48 wordt gewijzigd als volgt:

	a. In het tweede lid wordt “de functionarissen, bedoeld in het eerste
lid” vervangen door: rechterlijke ambtenaren of rechterlijke
ambtenaren in opleiding.

	b. In het derde lid wordt “een deelnemer aan het overleg dat
verzoekt” vervangen door: hierom door een of meer leden van de
Sectorcommissie rechterlijke macht of Onze Minister wordt verzocht.

	c. Het vierde lid vervalt.

LL

	Artikel 50 wordt gewijzigd als volgt:

	a. Het vierde lid komt te luiden:

	4. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden
gesteld met betrekking tot het overleg tussen Onze Minister en de
Sectorcommissie rechterlijke macht.

	b. Het vijfde en zesde lid vervallen.

MM

	Artikel 51 wordt gewijzigd als volgt:

	a. In het eerste lid wordt “functionarissen als bedoeld in artikel
48, eerste lid,” vervangen door: rechterlijke ambtenaren en
rechterlijke ambtenaren in opleiding.

	b. In het tweede lid, onderdelen a, b en c, wordt “functionarissen,
bedoeld in artikel 48, eerste lid,” telkens vervangen door:
rechterlijke ambtenaren en rechterlijke ambtenaren in opleiding.

	c. Het derde lid komt te luiden:

	3. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over het
inwinnen van advies van een commissie over een geschil en het
onderwerpen van een geschil aan een arbitrale uitspraak van een
commissie door de deelnemers aan het overleg, bedoeld in artikel 50,
eerste lid, waaronder in elk geval regels over de procedure voorafgaand
aan het voorleggen van een geschil aan de commissie en over de
samenstelling en de werkwijze van de commissie.

NN

	De artikelen 52 en 53 vervallen.

OO

	Artikel 54 komt te luiden:

Artikel 54

	Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen voor
rechterlijke ambtenaren en rechterlijke ambtenaren in opleiding regels
worden gesteld met betrekking tot de  volgende onderwerpen:

	a. arbeidsduur en werktijd;

	b. vakantie en verlof;

	c. voorzieningen in geval van werkloosheid;

	d. arbeidsgezondheidskundige begeleiding en voorzieningen in verband
met ziekte en arbeidsongeschiktheid;

	e. ontslag, herplaatsing, schorsing en disciplinaire maatregelen ten
aanzien van niet voor het leven benoemde rechterlijke ambtenaren en
rechterlijke ambtenaren in opleiding;

	f. rechten en plichten bij reorganisatie;

	g. ambtskostuum;

	h. installatie;

	i. bescherming bij de arbeid; en

	j. overige rechten en plichten.

PP

	De eerste bijlage komt te luiden:

Bijlage 1

Bijlage als bedoeld in artikel 5g, eerste lid, van de Wet rechtspositie
rechterlijke ambtenaren

Formulier voor het afleggen van de eed of belofte door een rechterlijk
ambtenaar

Ik zweer/beloof dat ik trouw zal zijn aan de Koning, en dat ik de
Grondwet en alle overige wetten zal onderhouden en nakomen.

Ik zweer/verklaar dat ik middellijk noch onmiddellijk, onder welke naam
of voorwendsel ook, tot het verkrijgen van een benoeming aan iemand iets
heb gegeven of beloofd, noch zal geven of beloven.

Ik zweer/verklaar dat ik nimmer enige giften of geschenken hoegenaamd
zal aannemen of ontvangen van enig persoon van wie ik weet of vermoed
dat hij een rechtsgeding heeft of zal krijgen waarin mijn
ambtsverrichtingen te pas zouden kunnen komen.

Ik zweer/beloof dat ik gegevens waarover ik bij de uitoefening van mijn
ambt de beschikking krijg en waarvan ik het vertrouwelijke karakter ken
of redelijkerwijs moet vermoeden, behoudens voor zover enig wettelijk
voorschrift mij tot mededeling verplicht of uit mijn ambt de noodzaak
tot mededeling voortvloeit, geheim zal houden.

Ik zweer/beloof dat ik mijn ambt met eerlijkheid, nauwgezetheid en
onzijdigheid, zonder aanzien van personen, zal uitoefenen en mij in deze
uitoefening zal gedragen zoals een goed rechterlijk ambtenaar betaamt.

Zo waarlijk helpe mij God Almachtig !/Dat verklaar en beloof ik !

Op ........................, werd te .....................

ten overstaan van (1) ..............................

door (2) .............................

de bovenvermelde eed/belofte afgelegd.

(1) .............................

(2) .............................

QQ

	De tweede en derde bijlage vervallen.

ARTIKEL II

	De Wet op de rechterlijke organisatie wordt gewijzigd als volgt:

A

	Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt:

	a. Onderdeel b komt te luiden:

	b. rechterlijke ambtenaren:

	1°. de president van, de vice-presidenten van, de raadsheren in en de
raadsheren in buitengewone dienst bij de Hoge Raad;

	2°. de coördinerend vice-presidenten van, de vice-presidenten van, de
raadsheren in en de raadsheren-plaatsvervangers in de gerechtshoven;

	3°. de coördinerend vice-presidenten van, de vice-presidenten van, de
rechters in en de rechters-plaatsvervangers in de rechtbanken;

	4°. de procureur-generaal, de plaatsvervangend procureur-generaal, de
advocaten-generaal en de advocaten-generaal in buitengewone dienst bij
de Hoge Raad;

	5°. de procureurs-generaal die het College van procureurs-generaal,
bedoeld in artikel 130, vormen;

	6°. de advocaten-generaal en de plaatsvervangende advocaten-generaal
bij de ressortsparketten en het parket-generaal;

	7°. de officieren van justitie, de plaatsvervangende officieren van
justitie, de officieren enkelvoudige zittingen en de plaatsvervangende
officieren enkelvoudige zittingen bij de arrondissementsparketten, het
landelijk parket, het functioneel parket en het parket-generaal;

	8°. de gerechtsauditeurs bij de gerechten;

	9°. de griffier en de substituut-griffier van de Hoge Raad;

	b. In onderdeel c wordt “onder 1° en 2°” vervangen door: onder
1° tot en met 3°.

B

	In de artikelen 7, 12 en 13 wordt “substituut-griffiers” vervangen
door: substituut-griffier.

C

	In artikel 9 wordt “het lid van een gerechtshof of rechtbank”
vervangen door “de bij een gerechtshof of rechtbank werkzame
rechterlijk ambtenaar” en wordt “dat lid” vervangen door: die
rechterlijk ambtenaar.

D

	In artikel 13 wordt “hun taak” telkens vervangen door: hun ambt.

E

	In artikel 14, vierde lid, komen de vierde tot en met zesde volzin te
luiden:

	Alvorens voor de eerste keer te worden opgeroepen leggen zij de eed of
belofte af. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt het
formulier voor de eed of belofte vastgesteld en worden regels gesteld
over de beëdiging. Aan de buitengriffiers wordt volgens bij of
krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels door het
gerechtsbestuur een vergoeding toegekend.

F

	Artikel 15 wordt gewijzigd als volgt:

	a. Het tweede en derde lid komen te luiden:

	2. De voorzitter van het bestuur en de sectorvoorzitters zijn
rechterlijke ambtenaren met rechtspraak belast die hun rechtsprekend
ambt op basis van een aanstelling als bedoeld in artikel 5f, eerste lid,
van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren vervullen.

	3. De voorzitter van het bestuur draagt de titel van president.

	b. Het negende lid komt te luiden:

	9. De voorzitter van het bestuur en de sectorvoorzitters kunnen niet
tevens rechterlijk ambtenaar, genoemd in artikel 1, onderdeel b, onder
1° en 4° tot en met 9°, zijn.

G

	Artikel 16 wordt gewijzigd als volgt:

	a. Aan het eerste lid wordt een volzin toegevoegd, luidende:

	Toekenning van de toelage geschiedt door het bestuur uitgezonderd de
betrokken voorzitter onderscheidenlijk sectorvoorzitter.

	b. In het derde lid wordt “waarin zij niet zijn aangesteld
overeenkomstig artikel 2, eerste lid,” vervangen door: dat zij niet
vervullen op basis van een aanstelling als bedoeld in artikel 5f, eerste
lid,.

	c. In het zesde lid wordt “de bezoldiging” vervangen door: het
salaris.

H

	In artikel 20, derde lid, en 22, eerste en derde lid, wordt “die niet
zijn aangewezen voor het vervullen van een gehele of gedeeltelijke
taak” telkens vervangen door: die hun ambt niet vervullen op basis van
een aanwijzing als bedoeld in artikel 5f, derde lid, van de Wet
rechtspositie rechterlijke ambtenaren.

I

	Artikel 25 wordt gewijzigd als volgt:

	a. Het eerste lid vervalt.

	b. Het tweede tot en met vierde lid worden vernummerd tot eerste tot en
met derde lid.

	c. Het derde lid (nieuw) komt te luiden:

	3. Ten aanzien van de rechterlijk ambtenaar, die tevens voorzitter van
het bestuur of sectorvoorzitter is, worden de bij en krachtens de Wet
rechtspositie rechterlijke ambtenaren aan het bestuur toegekende
bevoegdheden uitgeoefend door het bestuur uitgezonderd die rechterlijk
ambtenaar.

J

	In artikel 38, derde lid, tweede volzin, wordt “zijn” vervangen
door: is.

K

	In artikel 47, derde lid, onderdeel a, wordt “artikel 1e, eerste lid,
van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren” vervangen door:
artikel 5c, eerste lid, van de Wet rechtspositie rechterlijke
ambtenaren.

Ka

	Artikel 48a, vijfde lid, komt te luiden:

	5. De deskundige leden leggen alvorens zij met hun werkzaamheden
aanvangen de eed of belofte af volgens het formulier zoals dat is
vastgesteld in de tweede bijlage bij deze wet. Bij algemene maatregel
van bestuur worden regels gesteld over hun beëdiging. 

Kb

	In artikel 48b, eerste lid, vervalt "46g, eerste en tweede lid,", wordt
"46p, eerste tot en met vijfde lid" vervangen door "46p" en wordt na
"plaatsvervangers" ingevoegd: , met dien verstande dat voor de
overeenkomstige toepassing van artikel 46j onderscheidenlijk 46o, tweede
lid, onder functionele autoriteit wordt verstaan: bestuur
onderscheidenlijk president van het gerecht.

L

	Artikel 66 wordt gewijzigd als volgt:

	a. In het tweede lid, tweede volzin, vervalt “46g, eerste en tweede
lid,” en wordt na “toepassing” ingevoegd: , met dien verstande dat
voor de overeenkomstige toepassing van artikel 46j onderscheidenlijk
artikel 46o, tweede lid, onder functionele autoriteit wordt verstaan:
bestuur onderscheidenlijk president van het gerecht.

	b. Het vijfde lid komt te luiden:

	5. De deskundige leden leggen alvorens zij met hun werkzaamheden
aanvangen de eed of belofte af volgens het formulier zoals dat is
vastgesteld in de tweede bijlage bij deze wet. Bij algemene maatregel
van bestuur worden regels gesteld over hun beëdiging.

	c. In het zesde lid vervalt “de wijze van eedsaflegging,”.

M

	Artikel 67 wordt gewijzigd als volgt:

	a. In het derde lid, derde volzin, vervalt “46g, eerste en tweede
lid,” en wordt na “toepassing” ingevoegd: , met dien verstande dat
voor de overeenkomstige toepassing van artikel 46j onderscheidenlijk
artikel 46o, tweede lid, onder functionele autoriteit wordt verstaan:
bestuur onderscheidenlijk president van het gerecht.

	b. Het vijfde lid komt te luiden:

	5. De deskundige leden leggen alvorens zij met hun werkzaamheden
aanvangen de eed of belofte af volgens het formulier zoals dat is
vastgesteld in de tweede bijlage bij deze wet. Bij algemene maatregel
van bestuur worden regels gesteld over hun beëdiging.

	c. In het zesde lid vervalt “de wijze van eedsaflegging,”.

N

	Artikel 72 wordt gewijzigd als volgt:

	a. Het derde en vierde lid komen te luiden:

	3. Bij de Hoge Raad is een griffier werkzaam.

	4. Bij de Hoge Raad kunnen gerechtsauditeurs en een substituut-griffier
werkzaam zijn.

	b. In het zesde lid wordt “het vervullen van een gedeeltelijke
werktijd” vervangen door “een minder dan volledige arbeidsduur” en
wordt “hun werktijd” vervangen door: hun arbeidsduur.

O

	In artikel 73, derde lid, komen de tweede tot en met vierde volzin te
luiden:

	Alvorens voor de eerste keer door de president van de Hoge Raad te
worden opgeroepen leggen zij de eed of belofte af. Bij of krachtens
algemene maatregel van bestuur wordt het formulier voor de eed of
belofte vastgesteld en worden regels gesteld over de beëdiging. Aan een
waarnemend griffier wordt volgens bij of krachtens algemene maatregel
van bestuur te stellen regels door Onze Minister een vergoeding
toegekend.

P

	Artikel 84 wordt gewijzigd als volgt:

	a. In het vierde lid wordt in de eerste volzin na “bedrijfsleven”
ingevoegd: , die hun rechtsprekend ambt op basis van een aanstelling als
bedoeld in artikel 5f, eerste lid, van de Wet rechtspositie rechterlijke
ambtenaren vervullen.

	b. Het zesde lid vervalt.

	c. Het zevende lid wordt vernummerd tot zesde lid.

	d. In het zesde lid (nieuw) komen de onderdelen a tot en met c te
luiden:

	a. lid van het bestuur van een gerecht;

	b. lid van de Staten-Generaal;

	c. minister of staatssecretaris;

	e. In het zesde lid (nieuw) wordt in onderdeel h “onder 1° en 3°
tot en met 8°” vervangen door: onder 1° en 4° tot en met 9°.

	f. In het zesde lid (nieuw) vervalt onderdeel i en wordt onderdeel j
geletterd i.

Q

	Artikel 86 wordt gewijzigd als volgt:

	a. Aan het eerste lid wordt een volzin toegevoegd, luidende:

	Toekenning van de toelage geschiedt door de Raad voor de rechtspraak
uitgezonderd het betrokken lid.

	b. In het tweede lid wordt in de tweede volzin na “als lid van de
Raad” ingevoegd: bij koninklijk besluit op voordracht van Onze
Minister.

	c. In het derde lid wordt “waarin hij niet is aangesteld
overeenkomstig artikel 2, eerste lid, van de Wet rechtspositie
rechterlijke ambtenaren” vervangen door: dat hij niet op basis van een
aanstelling als bedoeld in artikel 5f, eerste lid, van de Wet
rechtspositie rechterlijke ambtenaren vervult.

	d. In het zesde lid komt de tweede volzin te luiden:

	Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels
gesteld omtrent de uitoefening van rechtspositionele bevoegdheden ten
aanzien van een niet-rechterlijk lid door de Raad uitgezonderd het
niet-rechterlijk lid.

	e. Het zevende lid komt te luiden:

	7. Ten aanzien van een rechterlijk lid van de Raad worden de in de
artikelen 7, 17, 18, 18a, 40, 45 en 46 van de Wet rechtspositie
rechterlijke ambtenaren aan het gerechtsbestuur toegekende bevoegdheden
uitgeoefend door de Raad uitgezonderd het rechterlijk lid. Bij of
krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld
omtrent de uitoefening van rechtspositionele bevoegdheden ten aanzien
van een rechterlijk lid door de Raad uitgezonderd het rechterlijk lid.

	f. In het achtste lid wordt “de bezoldiging” vervangen door: het
salaris.

R

	Artikel 89 wordt gewijzigd als volgt:

	a. Het tweede lid vervalt.

	b. Het derde en vierde lid worden vernummerd tot tweede en derde lid.

S

	In artikel 107, derde lid, vervalt “en zevende”.

T

	In artikel 113, vierde lid, wordt “het vervullen van een
gedeeltelijke werktijd” vervangen door “een minder dan volledige
arbeidsduur” en wordt “hun werktijd” vervangen door: hun
arbeidsduur.

U

	Artikel 119 wordt gewijzigd als volgt:

	a. In het eerste lid wordt “een lid van een rechtbank of een
gerechtshof of een lid van het openbaar ministerie” vervangen door:
een rechterlijk ambtenaar, die bij een rechtbank, een gerechtshof of een
tot het openbaar ministerie behorend parket werkzaam is in een functie
als bedoeld in artikel 2, eerste tot en met derde lid, van de Wet
rechtspositie rechterlijke ambtenaren,.

	b. In het tweede lid wordt “een lid van een rechtbank of een
gerechtshof” vervangen door: een bij een rechtbank of een gerechtshof
werkzame rechterlijk ambtenaar.

	c. Het vierde lid komt te luiden:

	4. De president van de Hoge Raad kan, op aanbeveling van de
procureur-generaal, een vice-president van, een raadsheer in of een
raadsheer in buitengewone dienst bij de Hoge Raad, indien hij daarmee
instemt, belasten met de waarneming van het ambt van advocaat-generaal
bij de Hoge Raad.

	d. Het vijfde lid vervalt.

V

	In artikel 120, eerste lid, wordt “artikel 111” vervangen door:
artikel 113.

W

	In artikel 125, onderdeel c, wordt na “plaatsvervangende
advocaten-generaal” ingevoegd: , bedoeld in artikel 1, onderdeel b,
onder 6°.

X

	Artikel 130 wordt gewijzigd als volgt:

	a. In het derde lid wordt in de tweede volzin na “koninklijk
besluit” ingevoegd: op voordracht van Onze Minister.

	b. Aan het derde lid wordt een volzin toegevoegd, luidende:

	Toekenning van de toelage geschiedt door Onze Minister.

Y

	Artikel 135 wordt gewijzigd als volgt:

	a. Het tweede lid komt te luiden:

	2. Bij het parket-generaal kunnen advocaten-generaal, plaatsvervangende
advocaten-generaal, officieren van justitie, plaatsvervangende
officieren van justitie, officieren enkelvoudige zittingen en
plaatsvervangende officieren enkelvoudige zittingen werkzaam zijn.

	b. Onder vernummering van het derde en vierde lid tot vierde en vijfde
lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

	3. Een in het tweede lid bedoelde advocaat-generaal onderscheidenlijk
officier van justitie is van rechtswege plaatsvervangend
advocaat-generaal bij de ressortsparketten onderscheidenlijk
plaatsvervangend officier van justitie bij de arrondissementsparketten,
het functioneel parket en het landelijk parket.

Z

	Artikel 136 wordt gewijzigd als volgt:

	a. In het vierde lid wordt “wordt tevens een officier van justitie
benoemd” vervangen door: is tevens een officier van justitie werkzaam.

	b. Het vijfde en zevende lid vervallen.

	c. Het zesde en achtste lid worden vernummerd tot vijfde en zesde lid.

	d. In het vijfde lid (nieuw) wordt “en bij het functioneel parket”
vervangen door: , bij het functioneel parket en bij het parket-generaal.

AA

	Artikel 137 wordt gewijzigd als volgt:

	a. In het derde lid wordt “wordt tevens een officier van justitie
benoemd” vervangen door: is tevens een officier van justitie werkzaam.

	b. Het vierde en zesde lid vervallen.

	c. Het vijfde en zevende lid worden vernummerd tot vierde en vijfde
lid.

	d. In het vierde lid (nieuw) wordt "en het functioneel parket"
vervangen door: , het functioneel parket en het parket-generaal.

BB

	Artikel 137a wordt gewijzigd als volgt:

	a. In het derde lid wordt “wordt tevens een officier van justitie
benoemd” vervangen door: is tevens een officier van justitie werkzaam.

	b. Het vierde en zesde lid vervallen.

	c. Het vijfde en zevende lid worden vernummerd tot vierde en vijfde
lid.

	d. In het vierde lid (nieuw) wordt "en het landelijk parket" vervangen
door: , het landelijk parket en het parket-generaal.

CC

	Artikel 138 wordt gewijzigd als volgt:

	a. In het derde lid wordt “wordt tevens een advocaat-generaal
benoemd” vervangen door: is tevens een advocaat-generaal werkzaam.

	b. Het vierde en zesde lid vervallen

	c. Het vijfde lid wordt vernummerd tot vierde lid.

	d. In het vierde lid (nieuw) wordt na “ressortsparketten”
ingevoegd: en bij het parket-generaal.

DD

	In artikel 142 wordt “onder 4° tot en met 6°” vervangen door:
onder 5° tot en met 7°.

EE

	Artikel 145 wordt gewijzigd als volgt:

	a. In het eerste lid wordt “aanstellen” vervangen door: benoemen.

	b. Het tweede lid komt te luiden:

	2. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met
betrekking tot de selectie en de opleiding van rechterlijke ambtenaren
in opleiding.

FF

	Er wordt een tweede bijlage toegevoegd, luidende:

Bijlage 2

Bijlage als bedoeld in de artikelen 48a, vijfde lid, 66, vijfde lid, en
67, vijfde lid,

van de Wet op de rechterlijke organisatie

Formulier voor het afleggen van de eed of belofte door een deskundig lid

Ik zweer/beloof dat ik trouw zal zijn aan de Koning, en dat ik de
Grondwet en alle overige wetten zal onderhouden en nakomen.

Ik zweer/verklaar dat ik middellijk noch onmiddellijk, onder welke naam
of voorwendsel ook, tot het verkrijgen van een benoeming aan iemand iets
heb gegeven of beloofd, noch zal geven of beloven.

Ik zweer/verklaar dat ik nimmer enige giften of geschenken hoegenaamd
zal aannemen of ontvangen van enig persoon van wie ik weet of vermoed
dat hij een rechtsgeding heeft of zal krijgen waarbij ik als deskundig
lid betrokken zou kunnen zijn.

Ik zweer/beloof dat ik gegevens waarover ik als deskundig lid de
beschikking krijg en waarvan ik het vertrouwelijke karakter ken of
redelijkerwijs moet vermoeden, behoudens voor zover enig wettelijk
voorschrift mij tot mededeling verplicht of uit mijn werkzaamheden als
deskundig lid de noodzaak tot mededeling voortvloeit, geheim zal houden.

Ik zweer/beloof dat ik mijn werkzaamheden als deskundig lid met
eerlijkheid, nauwgezetheid en onzijdigheid, zonder aanzien van personen,
zal verrichten en mij in deze verrichtingen zal gedragen zoals een goed
deskundig lid betaamt.

Zo waarlijk helpe mij God Almachtig !/Dat verklaar en beloof ik !

Op ........................, werd te .....................

ten overstaan van (1) ..............................

door (2) .............................

de bovenvermelde eed/belofte afgelegd.

(1) .............................

(2) .............................

ARTIKEL III

	De Beroepswet wordt gewijzigd als volgt:

A

	Artikel 3 wordt gewijzigd als volgt:

	a. Onderdeel g wordt geletterd h.

	b. Na onderdeel f wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

	g. ten aanzien van een lid van het bestuur, niet zijnde voorzitter of
niet-rechterlijk lid, de bij en krachtens de Wet rechtspositie
rechterlijke ambtenaren aan het bestuur toegekende bevoegdheden worden
uitgeoefend door het bestuur uitgezonderd dat lid;

B

	Artikel 4 komt te luiden:

Artikel 4

	1. Op de leden met rechtspraak belast is de Wet rechtspositie
rechterlijke ambtenaren, voor zover betrekking hebbend op rechterlijke
ambtenaren met rechtspraak belast, met uitzondering van de artikelen 5a,
5b, 5c, vierde tot en met zesde lid, en 5g, tweede lid, onderdeel a, en
vierde lid, van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat:

	a. het bestuur wordt aangemerkt als hun functionele autoriteit;

	b. zij met betrekking tot hun benoeming en salaris worden gelijkgesteld
met degenen die hetzelfde ambt vervullen bij een gerechtshof;

	c. het bestuur de lijst van aanbeveling opmaakt bij het openvallen van
een plaats van coördinerend vice-president, vice-president, raadsheer
of raadsheer-plaatsvervanger en de Raad voor de rechtspraak deze lijst
telkens, onder medezending van een advies hierover, aan Onze Minister
van Justitie doorzendt met het oog op een voordracht voor benoeming
overeenkomstig artikel 2, eerste lid, van de Wet rechtspositie
rechterlijke ambtenaren;

	d. zij voor de overeenkomstige toepassing van de artikelen 6, 45 en 46
worden gelijkgesteld met bij een gerechtshof of rechtbank werkzame
rechterlijke ambtenaren;

	e. zij voor de overeenkomstige toepassing van artikel 13 worden
gelijkgesteld met rechterlijke ambtenaren van wie de eerste benoeming
een ambt bij een gerechtshof of rechtbank betreft;

	f. het bestuur de werkzaamheden van de leden met rechtspraak belast
verdeelt; en

	g. het lid met rechtspraak belast, dat tevens president is van de
Centrale Raad van Beroep, ten aanzien van hen bevoegd is tot het
opleggen van de disciplinaire maatregel van schriftelijke waarschuwing,
en het doen van een verzoek aan de procureur-generaal bij de Hoge Raad,
bedoeld in artikel 46o, tweede lid.

	2. Op de gerechtsauditeurs is de Wet rechtspositie rechterlijke
ambtenaren, voor zover betrekking hebbend op gerechtsauditeurs, met
uitzondering van artikel 5b, van overeenkomstige toepassing, met dien
verstande dat:

	a. het bestuur wordt aangemerkt als hun functionele autoriteit;

	b. zij voor de overeenkomstige toepassing van de artikelen 6, 45 en 46
worden gelijkgesteld met rechterlijke ambtenaren die werkzaam zijn bij
een gerechtshof of rechtbank;

	c. het bestuur de werkzaamheden van de gerechtsauditeurs verdeelt; en

	d. zij voor de overeenkomstige toepassing van artikel 13 worden
gelijkgesteld met rechterlijke ambtenaren van wie de eerste benoeming
een ambt bij een gerechtshof of rechtbank betreft.

	3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels
gesteld met betrekking tot de overeenkomstige toepassing van het
krachtens de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren bepaalde ten
aanzien van de in het eerste en tweede lid genoemde leden met
rechtspraak belast en gerechtsauditeurs.

ARTIKEL IV

	De Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie wordt gewijzigd als
volgt:

A

	Artikel 4 wordt gewijzigd als volgt:

	a. Onderdeel g wordt geletterd h.

	b. Na onderdeel f wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

	g. ten aanzien van een lid van het bestuur, niet zijnde voorzitter of
niet-rechterlijk lid, de bij en krachtens de Wet rechtspositie
rechterlijke ambtenaren aan het bestuur toegekende bevoegdheden worden
uitgeoefend door het bestuur uitgezonderd dat lid;

B

	Artikel 5 komt te luiden:

Artikel 5

	1. Op de leden met rechtspraak belast is de Wet rechtspositie
rechterlijke ambtenaren, voor zover betrekking hebbend op rechterlijke
ambtenaren met rechtspraak belast, met uitzondering van de artikelen 5a,
5b, 5c, vierde tot en met zesde lid, en 5g, tweede lid, onderdeel a, en
vierde lid, van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat:

	a. het bestuur wordt aangemerkt als hun functionele autoriteit;

	b. zij met betrekking tot hun benoeming en salaris worden gelijkgesteld
met degenen die hetzelfde ambt vervullen bij een gerechtshof;

	c. het bestuur de lijst van aanbeveling opmaakt bij het openvallen van
een plaats van coördinerend vice-president, vice-president, raadsheer
of raadsheer-plaatsvervanger en de Raad voor de rechtspraak deze lijst
telkens, onder medezending van een advies hierover, aan Onze Minister
van Justitie doorzendt met het oog op een voordracht voor benoeming
overeenkomstig artikel 2, eerste lid, van de Wet rechtspositie
rechterlijke ambtenaren;

	d. zij voor de overeenkomstige toepassing van de artikelen 6, 45 en 46
worden gelijkgesteld met bij een gerechtshof of rechtbank werkzame
rechterlijke ambtenaren;

	e. zij voor de overeenkomstige toepassing van artikel 13 worden
gelijkgesteld met rechterlijke ambtenaren van wie de eerste benoeming
een ambt bij een gerechtshof of rechtbank betreft;

	f. het bestuur de werkzaamheden van de leden met rechtspraak belast
verdeelt; en

	g. het lid met rechtspraak belast, dat tevens president is van het
College, ten aanzien van hen bevoegd is tot het opleggen van de
disciplinaire maatregel van schriftelijke waarschuwing, en het doen van
een verzoek aan de procureur-generaal bij de Hoge Raad, bedoeld in
artikel 46o, tweede lid.

	2. Op de gerechtsauditeurs is de Wet rechtspositie rechterlijke
ambtenaren, voor zover betrekking hebbend op gerechtsauditeurs, met
uitzondering van artikel 5b, van overeenkomstige toepassing, met dien
verstande dat:

	a. het bestuur wordt aangemerkt als hun functionele autoriteit;

	b. zij voor de overeenkomstige toepassing van de artikelen 6, 45 en 46
worden gelijkgesteld met rechterlijke ambtenaren die werkzaam zijn bij
een gerechtshof of rechtbank;

	c. het bestuur de werkzaamheden van de gerechtsauditeurs verdeelt; en

	d. zij voor de overeenkomstige toepassing van artikel 13 worden
gelijkgesteld met rechterlijke ambtenaren van wie de eerste benoeming
een ambt bij een gerechtshof of rechtbank betreft.

	3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels
gesteld met betrekking tot de overeenkomstige toepassing van het
krachtens de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren bepaalde ten
aanzien van de in het eerste en tweede lid genoemde leden met
rechtspraak belast en gerechtsauditeurs.

ARTIKEL IVA 

	In de artikelen 46b, veertiende lid, en 54, eerste lid, van de
Advocatenwet, 36, derde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet, 32 van de
Loodsenwet en 60 van de Wet op de beroepen in de individuele
gezondheidszorg vervalt telkens "46g, eerste en tweede lid," en wordt
"46p, eerste tot en met vijfde lid," telkens vervangen door: 46p.

ARTIKEL IVB

 

	In de artikelen 16, tweede lid, van de Algemene wet gelijke
behandeling, 12, derde lid, van de Uitvoeringswet grondkamers, 53,
tweede lid, van de Wet bescherming persoonsgegevens, 7.60, vijfde lid,
en 7.65, tweede lid, van de Wet op het hoger onderwijs en
wetenschappelijk onderzoek, 8.1, tweede lid, van de Aanpassingswet
invoering bachelor-masterstructuur, 12, tweede lid, van de Wet
personenvervoer 2000 en 9, eerste lid, van de Wet tuchtrechtspraak
bedrijfsorganisatie 2004 wordt "1d" telkens vervangen door: 5.

ARTIKEL V

	In artikel 1:1, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht vervalt
“niet voor het leven benoemde”.

ARTIKEL VI

	In de artikelen 3, eerste lid, en 5, tweede en derde lid, van de
Algemene wet op het binnentreden wordt “het gerechtshof” vervangen
door: het ressortsparket.

ARTIKEL VII

	Artikel 2 van de Ambtenarenwet wordt gewijzigd als volgt:

	a. In het eerste lid wordt “de deskundige leden, bedoeld in de
artikelen 48, derde lid, 66, tweede lid, 67, derde lid, 69, tweede lid,
en 70, tweede lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie”
vervangen door: de deskundige leden, bedoeld in de artikelen 48, derde
lid, 55a, tweede lid, 66, tweede en derde lid, 67, derde lid, 69, tweede
lid, en 70, tweede lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, de
militaire leden, bedoeld in de artikelen 54, derde lid, 55, tweede lid,
en 68, tweede lid, van diezelfde wet,.

	b. Aan het eerste lid wordt, onder vervanging van de punt aan het slot
door een puntkomma, toegevoegd:

	- de buitengriffiers en de waarnemend griffiers, bedoeld in de
artikelen 14, vierde lid, en 73, tweede lid, van de Wet op de
rechterlijke organisatie.

	c. In het tweede lid wordt “de rechterlijke ambtenaren, bedoeld in de
artikelen 1, onder b, onderdelen 4° tot en met 8°, en 145 van de Wet
op de rechterlijke organisatie” vervangen door: de rechterlijke
ambtenaren, bedoeld in artikel 1, onderdeel b, onderdelen 5° tot en met
9°, van de Wet op de rechterlijke organisatie, en de rechterlijke
ambtenaren in opleiding, bedoeld in artikel 145 van diezelfde wet.

ARTIKEL VIIA

	In artikel 74, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt "46i,
vierde lid" vervangen door "46i, vijfde lid" en wordt "46p, vijfde en
zesde lid" vervangen door: artikel 46p, vijfde lid.

ARTIKEL VIIB

	De Militaire Ambtenarenwet 1931 wordt gewijzigd als volgt:

A

	In artikel 5, zesde lid, wordt "46g, eerste tot en met het vierde lid"
vervangen door "46g" en wordt na "overeenkomstige toepassing" ingevoegd:
, met dien verstande dat voor de overeenkomstige toepassing van artikel
46j onderscheidenlijk artikel 46o, tweede lid, onder functionele
autoriteit wordt verstaan: bestuur onderscheidenlijk president van het
gerecht.

B

	Artikel 5a komt te luiden:

Artikel 5a

	Artikel 66, vijfde lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie is
van overeenkomstige toepassing ten aanzien van een militair lid.

ARTIKEL VIIC

	In artikel 33, derde lid, van de Wet gewetensbezwaren militaire dienst
wordt "1c" vervangen door: 4.

ARTIKEL VIID

	De Wet op de Raad van State wordt gewijzigd als volgt:

A

	Artikel 3a wordt gewijzigd als volgt:

	a. In het eerste lid wordt "beslissingen, bedoeld in artikel 46p,
vijfde en zesde lid" vervangen door: een beslissing als bedoeld in
artikel 46p, vijfde lid.

	b. In het tweede lid wordt "46i, vierde lid" vervangen door: 46i,
vijfde lid.

B

	In de artikelen 12, eerste lid, en 29, tweede lid, wordt "1d" telkens
vervangen door: 5. 

ARTIKEL VIIE

	In artikel 22 van de Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde 1990
vervalt "46g, eerste en tweede lid," en wordt "46p, eerste tot en met
vijfde lid" vervangen door: 46p.

ARTIKEL VIIF

	In artikel XIII, vijfde lid, van de Wet organisatie en bestuur
gerechten wordt "47, derde lid" vervangen door: 47, eerste lid.

ARTIKEL VIIG

	De Zaaizaad- en plantgoedwet 2005 wordt gewijzigd als volgt:

A

	Aan artikel 79 wordt een lid toegevoegd, luidende:

	4. Artikel 66, vijfde lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie is
van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de leden en de
plaatsvervangende leden onderscheidenlijk de raden en de
plaatsvervangende raden.

B

	In artikel 80 vervalt "46g, eerste en tweede lid,", wordt "46p, eerste
tot en met vijfde lid," vervangen door "46p" en wordt na "toepassing"
ingevoegd: , met dien verstande dat voor de overeenkomstige toepassing
van artikel 46j onderscheidenlijk 46o, tweede lid, onder functionele
autoriteit wordt verstaan: bestuur onderscheidenlijk president van het
gerecht.

ARTIKEL VIIH

	Indien het bij koninklijke boodschap van 6 juni 2006 ingediende
voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de Raad van State in
verband met de herstructurering van de Raad van State (30 585) nadat het
tot wet is verheven, in werking treedt of is getreden voordat of op het
tijdstip waarop deze wet in werking treedt, vervalt artikel VIID van
deze wet en wordt de Wet op de Raad van State gewijzigd als volgt:

A

	In de artikelen 2, vierde lid, onderdeel b, en 12, eerste lid, wordt
"1d" telkens vervangen door: 5.

B

	Artikel 3 wordt gewijzigd als volgt:

	a. In het tweede lid wordt "beslissingen, bedoeld in artikel 46p,
vijfde en zesde lid" vervangen door: een beslissing als bedoeld in
artikel 46p, vijfde lid.

	b. In het derde lid wordt "46i, vierde lid" vervangen door: 46i, vijfde
lid.

ARTIKEL VIII

	Indien het bij koninklijke boodschap van 6 juni 2006 ingediende
voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de Raad van State in
verband met de herstructurering van de Raad van State (30 585) nadat het
tot wet is verheven, in werking treedt nadat deze wet in werking is
getreden, wordt de Wet op de Raad van State gewijzigd als volgt:

A

	In de artikelen 2, vierde lid, onderdeel b, en 12, eerste lid, wordt
"1d" telkens vervangen door: 5.

B

	Artikel 3 wordt gewijzigd als volgt:

	a. In het tweede lid wordt "beslissingen, bedoeld in artikel 46p,
vijfde en zesde lid" vervangen door: een beslissing als bedoeld in
artikel 46p, vijfde lid.

	b. In het derde lid wordt "46i, vierde lid" vervangen door: 46i, vijfde
lid.

ARTIKEL VIIJ

	Indien het bij koninklijke boodschap van 6 juni 2006 ingediende
voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de Raad van State in
verband met de herstructurering van de Raad van State (30 585) nadat het
tot wet is verheven, in werking treedt nadat deze wet in werking is
getreden, vervalt artikel XIIIA, onderdeel B, van die wet en wordt in
artikel 84, zesde lid, onderdeel d, van de Wet op de rechterlijke
organisatie "van de Raad van State of staatsraad" vervangen door: of lid
van de Raad van State.

ARTIKEL VIIK

	Indien de artikelen van hoofdstuk 8, paragraaf 5, van het bij
koninklijke boodschap van 19 maart 2008 ingediende voorstel van wet
houdende een integraal kader voor regels over gehouden dieren en daaraan
gerelateerde onderwerpen (Wet dieren) (31 389) nadat het tot wet is
verheven, in werking treden of zijn getreden voordat of op het tijdstip
waarop deze wet in werking treedt, vervalt artikel VIIE van deze wet en
wordt de Wet dieren gewijzigd als volgt:

A

	In artikel 8.18, vijfde lid, wordt "1d, eerste lid, onderdeel a of b,
of vierde lid," vervangen door: 5.

B

	In artikel 8.21 vervalt "46g, eerste en tweede lid" en wordt "46p,
eerste tot en met vijfde lid," vervangen door: 46p.

ARTIKEL VIIL

	Indien het bij koninklijke boodschap van 3 december 2003 ingediende
voorstel van wet 

houdende wijziging van enige bepalingen van Boek 1 van het Burgerlijk
Wetboek met betrekking tot het geregistreerd partnerschap, de
geslachtsnaam en het verkrijgen van gezamenlijk gezag (29 353) tot wet
is of wordt verheven en in werking treedt of is getreden, wordt in
artikel 253c van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek "kantonrechter"
telkens vervangen door: rechtbank.

ARTIKEL VIIM

	Indien het bij koninklijke boodschap van 14 december 2004 ingediende
voorstel van wet tot wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke
ambtenaren in verband met enkele aanvullingen op de regeling inzake de
nevenbetrekkingen van rechterlijke ambtenaren en rechterlijke ambtenaren
in opleiding gedurende de binnenstage (29 937) nadat het tot wet is
verheven, in werking treedt of is getreden, wordt de Wet rechtspositie
rechterlijke ambtenaren gewijzigd als volgt:

A

	In artikel 44, derde lid, wordt "de taak" vervangen door: het gemiddeld
aantal uren per week.

     

B

	In artikel 44a, negende lid, wordt "artikel 5, tweede lid" vervangen
door "artikel 5f, tweede lid" en wordt "voor het vervullen van een
volledige of gedeeltelijke taak als bedoeld in artikel 6, eerste lid"
vervangen door: als bedoeld in artikel 5f, derde lid.

C

	In artikel 46m, onderdeel c, wordt "artikel 5, tweede lid" vervangen
door "artikel 5f, tweede lid" en wordt "voor het vervullen van een
volledige of gedeeltelijke taak als bedoeld in artikel 2, eerste lid, of
artikel 6, eerste lid" vervangen door: als bedoeld in artikel 5f, eerste
of derde lid.

ARTIKEL VIIN

	Indien het bij koninklijke boodschap van 14 december 2004 ingediende
voorstel van wet tot wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke
ambtenaren in verband met enkele aanvullingen op de regeling inzake de
nevenbetrekkingen van rechterlijke ambtenaren en rechterlijke ambtenaren
in opleiding gedurende de binnenstage (29 937) nadat het tot wet is
verheven, in werking treedt of is getreden, wordt in de artikelen 4,
eerste lid, onderdeel g, van de Beroepswet en 5, eerste lid, onderdeel
g, van de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie na "waarschuwing,"
ingevoegd: het verrichten van de beoordeling, bedoeld in artikel 44,
zesde lid,. 

ARTIKEL VIII

	De artikelen 1:1, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en 47,
derde en vierde lid, van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren,
zoals deze luidden voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet,
blijven van toepassing, indien een schriftelijke beslissing of een
handeling van een onafhankelijk bij wet ingesteld met rechtspraak belast
orgaan, de voorzitter of een lid van een zodanig orgaan, het bestuur van
een zodanig orgaan of de voorzitter van dat bestuur, de Raad voor de
rechtspraak, dan wel de procureur-generaal, de plaatsvervangend
procureur-generaal of een advocaat-generaal bij de Hoge Raad, waarbij
een voor het leven benoemde rechterlijk ambtenaar als zodanig of een
nagelaten betrekking of rechtverkrijgende belanghebbende is, voor het
tijdstip van inwerkingtreding van deze wet is genomen of verricht.

ARTIKEL VIIIA

	1. De benoemingsbesluiten van degenen die op de dag voorafgaand aan de
inwerkingtreding van deze wet het ambt vervullen van coördinerend
vice-president van, vice-president van, raadsheer in,
raadsheer-plaatsvervanger in of gerechtsauditeur bij een gerechtshof
onderscheidenlijk coördinerend vice-president van, vice-president van,
rechter in, rechter-plaatsvervanger in of gerechtsauditeur bij een
rechtbank, worden mede aangemerkt als besluiten tot vaststelling bij
welk gerechtshof onderscheidenlijk welke rechtbank zij hun ambt
vervullen, bedoeld in artikel 5b, eerste lid, van de Wet rechtspositie
rechterlijke ambtenaren.

	2. De benoemingsbesluiten van degenen die op de dag voorafgaand aan de
inwerkingtreding van deze wet bij een tot het openbaar ministerie
behorend parket het ambt vervullen van hoofdadvocaat-generaal,
plaatsvervangend hoofdadvocaat-generaal, advocaat-generaal,
plaatsvervangend advocaat-generaal, hoofdofficier, fungerend
hoofdofficier, plaatsvervangend hoofdofficier, officier eerste klasse,
officier, substituut-officier, plaatsvervangend officier van justitie,
officier enkelvoudige zittingen of plaatsvervangend officier
enkelvoudige zittingen, worden mede aangemerkt als besluiten tot
vaststelling bij welk parket zij hun ambt vervullen, bedoeld in artikel
5b, tweede lid, van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren.

ARTIKEL IX

	Na de inwerkingtreding van deze wet:

	a. berust het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren op de
artikelen 5, tweede en derde lid, 5d tot en met 5f, 5g, derde lid, 7,
derde lid, 9, tweede lid, 19a, 19b, 45, derde lid, 50, vierde lid, 51,
derde lid, en 54 van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren;

	b. berusten het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid
van rechterlijke ambtenaren en het Kostuum- en titulatuurbesluit
rechterlijke organisatie op artikel 54 van de Wet rechtspositie
rechterlijke ambtenaren;

	c. berust het Besluit opleiding rechterlijke ambtenaren op de artikelen
145, tweede lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie en de
artikelen 5, tweede en derde lid, 5d, tweede lid, 5g, vijfde lid, en 54
van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren;

	d. berust het Besluit rechtspositie leden gerechtsbesturen en Raad voor
de rechtspraak op de artikelen 16, eerste en zesde lid, 25, tweede lid,
en 86, eerste, zesde, zevende en achtste lid, van de Wet op de
rechterlijke organisatie, 3 van de Beroepswet en 4 van de Wet
bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie; en

	e. berust het Besluit uitoefening rechtspositionele bevoegdheden
gerechtsambtenaren en ambtenaren bureau Raad voor de rechtspraak op de
artikelen 25, tweede lid, en 89, derde lid, van de Wet op de
rechterlijke organisatie.

ARTIKEL X

	Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan
verschillend kan worden vastgesteld, en kan terugwerken tot en met een
in dat besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen
of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.



	Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en
dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Justitie,

 PAGE    

 PAGE   36