[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

31241 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering inzake de regeling van onderzoek naar de mogelijkheid van overbrenging van een ernstige besmettelijke ziekte bij gelegenheid van een strafbaar feit (verplichte medewerking aan een bloedtest in strafzaken)

Wijziging van het Wetboek van Strafvordering inzake de regeling van onderzoek naar de mogelijkheid van overbrenging van een ernstige besmettelijke ziekte bij gelegenheid van een strafbaar feit (verplichte medewerking aan een bloedtest in strafzaken)

Eindtekst

Nummer: 2010D05824, datum: 2008-09-18, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2007Z01040:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE  

Generaal zendt bijgaand door

haar aangenomen wetsvoorstel

aan de Eerste Kamer.

De Voorzitter,

18 september 2008



Wijziging van het Wetboek van Strafvordering inzake de regeling van
onderzoek naar de mogelijkheid van overbrenging van een ernstige
besmettelijke ziekte bij gelegenheid van een strafbaar feit (verplichte
medewerking aan een bloedtest in strafzaken)



	GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET



	Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

	Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

	Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is met het oog
op de opsporing van strafbare feiten en het belang van het slachtoffer
van misdrijven waarbij besmetting kan hebben plaatsgevonden, te voorzien
in een regeling van onderzoek naar de aanwezigheid van ernstige
besmettelijke ziekten;

	Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg
der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij
goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

	Het Wetboek van Strafvordering wordt als volgt gewijzigd:

A

	Na artikel 151d worden vijf artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 151e

	1. In geval van een misdrijf waarbij uit aanwijzingen blijkt dat
besmetting van een slachtoffer met een bij algemene maatregel van
bestuur aangewezen ernstige ziekte kan hebben plaatsgevonden, kan de
officier van justitie aan de verdachte verzoeken celmateriaal af te
staan ten behoeve van een onderzoek dat tot doel heeft vast te stellen
of hij drager is van een dergelijke ziekte. De officier van justitie kan
dit verzoek tevens richten aan een ander dan de verdachte, indien uit
zodanige aanwijzingen blijkt dat besmetting door misdrijf met behulp van
het celmateriaal van die ander is overgebracht op een slachtoffer. De
verdachte en de derde tot wie de officier van justitie zich heeft
gericht, kunnen van hun instemming met het verzoek om mee te werken aan
het afnemen van celmateriaal alleen schriftelijk doen blijken.

	2. Indien degene aan wie het verzoek is gericht, medewerking weigert,
kan de officier van justitie in het belang van het onderzoek bevelen dat
van hem celmateriaal wordt afgenomen ten behoeve van een onderzoek als
bedoeld in het eerste lid. Het bevel kan slechts worden gegeven na
schriftelijke machtiging van de rechter-commissaris op vordering van de
officier van justitie.

	3. Het onderzoek, bedoeld in het eerste of tweede lid, wordt uitgevoerd
door afname van een hoeveelheid bloed door een arts, tenzij aannemelijk
is dat afname van bloed om bijzondere geneeskundige redenen onwenselijk
is. Behalve in het geval dat de betrokkene vrijwillig meewerkt, kan de
officier van justitie bevelen dat op andere wijze celmateriaal dat
geschikt is voor het onderzoek, bedoeld in het eerste lid, wordt
afgenomen.

	4. Door een arts wordt zoveel celmateriaal afgenomen als voor het
onderzoek, bedoeld in het eerste of tweede lid, noodzakelijk is. Zo
nodig wordt het bevel, bedoeld in het tweede lid, met behulp van de
sterke arm ten uitvoer gelegd.

	5. De officier van justitie kan opdracht geven aan celmateriaal dat is
aangetroffen ter zake van een misdrijf als bedoeld in het eerste lid,
een onderzoek als bedoeld in het eerste lid te verrichten. De officier
van justitie kan, indien hij van oordeel is dat zich daarvoor
zwaarwegende redenen voordoen en er sprake is van een bekende verdachte
opdracht geven het onderzoek te verrichten aan ander celmateriaal dan op
grond van het eerste of tweede lid is afgenomen of in de vorige volzin
bedoeld is. Deze opdracht kan niet worden gegeven bij een bekende
persoon die niet wordt verdacht van een misdrijf, bedoeld in het eerste
lid.

	6. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels
omtrent de uitvoering van dit artikel gegeven.

Artikel 151f

	1. Het onderzoek, bedoeld in artikel 151e, eerste, tweede, en vijfde
lid, wordt door de officier van justitie opgedragen aan een deskundige,
verbonden aan een laboratorium, dat op grond van het vijfde lid is
aangewezen. De deskundige brengt zo spoedig mogelijk een met redenen
omkleed verslag van zijn onderzoek uit aan de officier van justitie.

	2. De officier van justitie geeft degene wiens celmateriaal is
onderzocht en het slachtoffer zo spoedig mogelijk kennis van de uitslag
van het onderzoek, bedoeld in artikel 151e, eerste lid. Hij doet tevens
mededeling van de uitslag van het onderzoek, bedoeld in artikel 151e,
vijfde lid, aan het slachtoffer, en aan de verdachte indien diens
identiteit bekend is. Hij doet beide mededelingen alleen aan de
betrokkene die daarom heeft verzocht. Hij wijst voorts de verdachte op
de mogelijkheid van het doen verrichten van een tegenonderzoek.

	3. De verdachte kan binnen veertien dagen nadat hem de uitslag is
medegedeeld de officier van justitie verzoeken een andere door hem
aangewezen deskundige, verbonden aan een van de aangewezen laboratoria,
te benoemen met de opdracht tot het verrichten van dit onderzoek. De
deskundige brengt aan de officier van justitie een met redenen omkleed
verslag uit. De officier van justitie doet mededeling van de uitslag aan
de verdachte en aan het slachtoffer dat daarom heeft verzocht.

	4. In geval van toepassing van het derde lid wordt de verdachte een
deel van de kosten van het tegenonderzoek in rekening gebracht indien
dit onderzoek het in opdracht van de officier van justitie verrichte
onderzoek bevestigt.

	5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels
omtrent de uitvoering met inbegrip van de verrekening van de kosten van
dit artikel gegeven.

Artikel 151g

	1. Het slachtoffer van een misdrijf als bedoeld in artikel 151e, eerste
lid, kan de officier van justitie verzoeken het onderzoek bedoeld in
artikel 151e, eerste lid, artikel 151h, eerste lid, en artikel 151i,
eerste lid, te bevelen.

	2. De officier van justitie doet mededeling van zijn gemotiveerde
beslissing op het verzoek binnen twaalf uur nadat hij het verzoek heeft
ontvangen.

	3. Indien de officier van justitie weigert aan het verzoek te voldoen,
kan het slachtoffer het verzoek indienen bij de rechter-commissaris.

Artikel 151h

	1. Indien de uitslag van het onderzoek als bedoeld in artikel 151e,
eerste lid, negatief is, kan de officier van justitie in het belang van
het onderzoek na een periode van drie tot zes maanden na de eerste test
opnieuw aan de verdachte verzoeken celmateriaal af te staan. Als de
verdachte zijn medewerking weigert, kan het bevel tot medewerking
slechts worden gegeven na schriftelijke machtiging van de
rechter-commissaris op vordering van de officier van justitie.

	2. Indien de verdachte zijn medewerking aan dit onderzoek weigert, kan
de officier van justitie zijn aanhouding bevelen. Artikel 55, tweede
lid, en artikel 151e, derde en vierde lid, zijn van overeenkomstige
toepassing. Zodra het monster is afgenomen, maar uiterlijk binnen zes
uur na aanhouding, wordt de verdachte in vrijheid gesteld.

	3. Artikel 151f, tweede tot en met vierde lid, is van overeenkomstige
toepassing.

Artikel 151i

	1. Indien de uitslag van het in artikel 151e, eerste of vijfde lid, of
artikel 151h, eerste lid, bedoelde onderzoek positief is en nadien
blijkt dat het slachtoffer met dezelfde ziekte is besmet, kan de
officier van justitie een deskundige, verbonden aan een ingevolge het
derde lid aangewezen laboratorium, benoemen met de opdracht om het
bewaarde celmateriaal te onderzoeken teneinde vast te stellen of de
besmetting daadwerkelijk is overgedragen, en hem een met redenen omkleed
verslag uit te brengen.

	2. Artikel 151f, tweede tot en met vierde lid, is van overeenkomstige
toepassing.

	3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels
omtrent de uitvoering van dit artikel gegeven.

B

	Na artikel 177a wordt een artikel ingevoegd, dat luidt:

Artikel 177b

	1. Het slachtoffer van een misdrijf als bedoeld in artikel 151e, eerste
lid, kan aan de rechter-commissaris schriftelijk verzoeken om een
onderzoek als bedoeld in artikel 151e, eerste of vijfde lid, artikel
151h, eerste lid, of artikel 151i, eerste lid, nadat dit door de
officier van justitie is geweigerd.

	2. De rechter-commissaris stelt de officier van justitie, het
slachtoffer en degene ten aanzien van wie onderzoek wordt verlangd in de
gelegenheid te worden gehoord.

	3. Het slachtoffer kan zich doen bijstaan of zich doen
vertegenwoordigen door een advocaat indien deze verklaart daartoe
bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd.

	4. De rechter-commissaris beslist zo spoedig mogelijk; hij weigert het
verzoek van het slachtoffer of wijst het toe en beveelt het onderzoek
bedoeld in artikel 151e, eerste of vijfde lid, artikel 151h, eerste lid,
of artikel 151i, eerste lid.

	5. Artikel 151f is van overeenkomstige toepassing nadat het bevel is
gegeven.

ARTIKEL II

	Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip, dat voor de verschillende onderdelen daarvan verschillend kan
luiden.

	Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en
dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Justitie,

 PAGE    

 PAGE   4