[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

31301 Fiscaal stimuleringspakket en overige fiscale maatregelen

Fiscaal stimuleringspakket en overige fiscale maatregelen

Eindtekst

Nummer: 2010D05833, datum: 2009-06-03, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2007Z01046:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE  

Generaal zendt bijgaand door

haar aangenomen wetsvoorstel

aan de Eerste Kamer.

De Voorzitter,

3 juni 2009



Fiscaal stimuleringspakket en overige fiscale maatregelen



	GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET



	Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

	Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

	Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is enkele
fiscale stimuleringsmaatregelen te treffen ter uitwerking van het
aanvullend beleidsakkoord Werken aan toekomst en voorts enkele
wijzigingen, bijstellingen en technische reparaties aan te brengen;

	Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg
der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij
goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

	De Invorderingswet 1990 wordt als volgt gewijzigd:

	A. Artikel 34 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het derde lid wordt ”een bedrag heeft overgemaakt op een
rekening die door die uitlener ten behoeve van de betaling van
loonbelasting, omzetbelasting en sociale verzekeringspremies wordt
gehouden bij een financiële onderneming die ingevolge de Wet op het
financieel toezicht in Nederland het bedrijf van bank mag uitoefenen”
vervangen door: “een bedrag heeft overgemaakt op de in artikel 57a
bedoelde vrijwaringsrekening van de ontvanger ten behoeve van het depot
van de uitlener”. Voorts wordt aan het derde lid toegevoegd: Met het
overmaken van een bedrag op de vrijwaringsrekening van de ontvanger ten
behoeve van een depot wordt gelijkgesteld het overboeken van een bedrag
van het ene bij de ontvanger aangehouden depot naar het andere bij de
ontvanger aangehouden depot. Ten aanzien van andere betalingen dan
overmakingen op de vrijwaringsrekening geldt niet dat de
aansprakelijkheid wordt verminderd met het bedrag van de betaling.

	2. Het vierde lid vervalt, onder vernummering van het vijfde tot en met
zevende lid tot vierde tot en met zesde lid.

	B. Artikel 35 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het vijfde lid, eerste volzin, wordt ”een bedrag heeft
overgemaakt op een rekening die door die onderaannemer ten behoeve van
de betaling van loonbelasting en sociale verzekeringspremies wordt
gehouden bij een financiële onderneming die ingevolge de Wet op het
financieel toezicht in Nederland het bedrijf van bank mag uitoefenen”
vervangen door: een bedrag heeft overgemaakt op de in artikel 57a
bedoelde vrijwaringsrekening van de ontvanger ten behoeve van het depot
van de onderaannemer.

	2. In het vijfde lid wordt de tweede volzin vervangen door: Met het
overmaken van een bedrag op de vrijwaringsrekening van de ontvanger ten
behoeve van een depot wordt gelijkgesteld het overboeken van een bedrag
van het ene bij de ontvanger aangehouden depot naar het andere bij de
ontvanger aangehouden depot. Ten aanzien van andere betalingen dan
overmakingen op de vrijwaringsrekening geldt niet dat de
aansprakelijkheid wordt verminderd met het bedrag van de betaling.

	C. Na artikel 57 wordt een afdeling ingevoegd, luidende:

Afdeling 4

Door de ontvanger aan te houden vrijwaringsrekening bij een bank ten
behoeve van depots bij de ontvanger

Artikel 57a

	1. De ontvanger houdt op zijn naam een rekening aan bij een financiële
onderneming die ingevolge de Wet op het financieel toezicht in Nederland
het bedrijf van bank mag uitoefenen (vrijwaringsrekening) waarop de in
artikel 34, artikel 35 en artikel 35a bedoelde inleners,
onderscheidenlijk aannemers en opdrachtgevers, bedragen kunnen storten
ten behoeve van het door hun uitleners, onderscheidenlijk onderaannemers
en aannemers, bij de ontvanger aan te houden depot.

	2. Een uitlener, een onderaannemer of een aannemer die voldoet aan bij
ministeriële regeling te stellen voorwaarden, kan de ontvanger
verzoeken ten behoeve van hem een depot aan te houden. De ontvanger
beslist op het verzoek bij een voor bezwaar vatbare beschikking. Ook het
opheffen van een depot geschiedt bij een voor bezwaar vatbare
beschikking. Op het bezwaar, beroep, hoger beroep en beroep in cassatie
inzake deze beschikkingen is hoofdstuk V van de Algemene wet inzake
rijksbelastingen van overeenkomstige toepassing.

	3. Degene ten behoeve van wie de ontvanger een depot aanhoudt (de
depotbegunstigde), kan over het tegoed van het depot beschikken voor de
voldoening van loonbelasting, omzetbelasting of sociale
verzekeringspremies. Indien de depotbegunstigde na aanmaning in gebreke
blijft en in de gevallen bedoeld in artikel 10, is de ontvanger ook zelf
bevoegd tot een zodanige aanwending over te gaan.

	4. De depotbegunstigde kan tevens over het tegoed van het depot
beschikken voor het overboeken naar andere depots, een en ander als
bedoeld in artikel 34, derde lid, tweede volzin, artikel 35, vijfde lid,
tweede volzin en artikel 35a, vierde lid. Voor zover de overboeking geen
betrekking heeft op loonbelasting, omzetbelasting of sociale
verzekeringspremies als aldaar bedoeld, is de depotbegunstigde naar wie
is overgeboekt, verplicht de overboeking ongedaan te maken door
terugboeking naar het depot waarvan de overboeking afkomstig is. Voor
zover de depotbegunstigde naar wie is overgeboekt, zich niet houdt aan
deze verplichting, is de ontvanger bevoegd de overboeking ongedaan te
maken.

	5. Voor zover het tegoed van het depot uitgaat boven hetgeen de
depotbegunstigde verschuldigd is aan loonbelasting, omzetbelasting en
sociale verzekeringspremies, en hetgeen hij naar verwachting binnenkort
aan zodanige schulden zal moeten voldoen, kan hij de ontvanger verzoeken
het tegoed aan te wenden voor de voldoening van andere belastingen of
heffingen waarvan de invordering aan de ontvanger is opgedragen. Indien
de depotbegunstigde na aanmaning in gebreke blijft en in de gevallen
bedoeld in artikel 10, is de ontvanger ook zelf bevoegd tot een zodanige
aanwending over te gaan.

	6. Bij opheffing van een depot keert de ontvanger het tegoed ervan uit
aan de depotbegunstigde. Artikel 24 is van overeenkomstige toepassing.

	7. Over het tegoed van een depot vergoedt de ontvanger aan de
depotbegunstigde een rente als bedoeld in artikel 9 van de Wet op de
consignatie van gelden, welke rente wordt bijgeschreven bij het tegoed
en wordt berekend volgens de regels van die wet.

	8. Het tegoed van een depot is niet vatbaar voor beslag of verpanding
en kan niet worden overgedragen.

	9. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met
betrekking tot de toepassing van dit artikel, waaronder regels dat de
ontvanger in afwijking van artikel 7a terug te geven bedragen aan
loonbelasting, omzetbelasting en sociale verzekeringspremies kan
uitbetalen door bijboeking op het depot van degene die recht heeft op de
terugbetaling.

ARTIKEL II

	1. De ontvanger is bevoegd g-rekeningovereenkomsten als bedoeld in de
artikelen 34 en 35 van de Invorderingswet 1990 en de daarop gebaseerde
ministeriële regelingen, zoals deze artikelen en regelingen luidden op
de dag voorafgaande aan de inwerkingtreding van deze wet, eenzijdig en
zonder rechterlijke tussenkomst op te zeggen.

	2. De artikelen 34, 35 en 35a van de Invorderingswet 1990 en de daarop
gebaseerde ministeriële regelingen, zoals deze artikelen en regelingen
luidden op de dag voorafgaande aan de inwerkingtreding van deze wet,
blijven van toepassing met betrekking tot de bedragen die op
g-rekeningen zijn gestort tot een jaar na de inwerkingtreding van deze
wet. In aanvulling op die regelgeving kunnen bedragen van een g-rekening
worden overgemaakt naar de in artikel 57a van de Invorderingswet 1990
bedoelde vrijwaringsrekening van de ontvanger ten behoeve van het depot
dat de g-rekeninghouder bij de ontvanger aanhoudt.

	3. Bij ministeriële regeling kunnen zo nodig nadere regels worden
gesteld inzake de overgang naar de regeling zoals aangeduid in artikel
57a van de Invorderingswet 1990.

ARTIKEL III

	De Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt als volgt gewijzigd:

	A. In artikel 2, zevende lid, onderdeel m, wordt “Fortis
Verzekeringen Nederland N.V.” vervangen door: ASR Nederland N.V..

	B. In artikel 22 komt de tabel te luiden:

Bij een belastbaar bedrag of een belastbaar Nederlands bedrag van meer
dan	maar niet meer dan	bedraagt de belasting het in kolom III vermelde
bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom
IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare
bedrag, of het gedeelte van het belastbare Nederlandse bedrag, dat het
in kolom I vermelde bedrag te boven gaat

 I	II	III	IV

 –	€ 200 000	–	20%

 € 200 000	 	€ 40 000	25,5%



ARTIKEL IV

	In artikel 22 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 komt met
ingang van 1 januari 2011 de tabel te luiden:

Bij een belastbaar bedrag of een belastbaar Nederlands bedrag van meer
dan	maar niet meer dan	bedraagt de belasting het in kolom III vermelde
bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom
IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare
bedrag, of het gedeelte van het belastbare Nederlandse bedrag, dat het
in kolom I vermelde bedrag te boven gaat

 I	II	III	IV

 –	€ 40 000	–	20%

 € 40 000	€ 200 000	€ 8 000	23%

 € 200 000	 	€ 44 800	25,5%



ARTIKEL V

	De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd:

	A. Aan artikel 3.45 wordt een lid toegevoegd, luidende:

	5. Voor de energie-investeringsaftrek is het eerste lid, onderdeel d,
niet van toepassing op bestaande woonhuizen die bestemd zijn voor anders
dan kortstondige verhuur. Voor de toepassing van de eerste volzin wordt
onder een bestaand woonhuis verstaan: een woonhuis dat gereed is en
geschikt is voor gebruik.

	B. Artikel 6.18, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

	

	1. In onderdeel c vervalt “artikel 6 van”.

	2. In onderdeel d vervalt “artikel 15 van”. 

	3. Na onderdeel f wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van
onderdeel f door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

	g. uitgaven als bedoeld in de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of
de Wet maatschappelijke ondersteuning voor zover een bijdrage is
verschuldigd ter verkrijging van een subsidie of tegemoetkoming als
bedoeld in de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of de Wet
maatschappelijke ondersteuning ter bekostiging van die uitgaven. 

	C. In artikel 8.12 worden het in het eerste lid, onderdeel b, genoemde
bedrag en het in het zevende lid eerstgenoemde bedrag vervangen door:
€ 8859.

ARTIKEL VI

	Artikel 3.45, vijfde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 vervalt
met ingang van 1 december 2010.

ARTIKEL VII

		

	De Comptabiliteitswet 2001 wordt als volgt gewijzigd:

	A. In artikel 45, zevende lid, wordt “zestiende lid” vervangen
door: zeventiende lid.

	B. Artikel 91 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het tweede lid wordt “achtste lid” vervangen door: negende
lid.

	2. In het vierde lid wordt “de uitvoering van taken ter uitvoering
van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap” vervangen
door: taken ter uitvoering van het Verdrag tot oprichting van de
Europese Gemeenschap.

ARTIKEL VIII

	Artikel 81a van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 vindt geen
toepassing bij het begin van het kalenderjaar 2009 op de bedragen,
genoemd in de artikelen 23 en 25 van die wet.

ARTIKEL IX

	Artikel XXVII van het Belastingplan 2008 vindt geen toepassing bij het
begin van het kalenderjaar 2008 op de bedragen, genoemd in de artikelen
XV, XVI en XVII van het Belastingplan 2008.

ARTIKEL X

	Artikel 77 van de Wet belastingen op milieugrondslag komt te luiden:

Artikel 77

	Het tarief per passagier bedraagt € 0.

ARTIKEL XI

	Artikel 59 van de Wet belastingen op milieugrondslag wordt als volgt
gewijzigd:

	A. In het eerste lid, onderdeel a, wordt “€ 0,1580” vervangen
door: € 0,1599.

	B. In het derde lid wordt “€ 0,1580” vervangen door: € 0,1599.

ARTIKEL XII

	Artikel 23 van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie
voor de volksverzekeringen wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het derde lid wordt “€ 110 000” vervangen door:
€ 150 000.

	2. In het vijfde lid wordt “€ 8 000 000” telkens vervangen
door: € 14 000 000.

ARTIKEL XIII

	

	Artikel 23 van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie
voor de volksverzekeringen wordt met ingang van 1 januari 2011 als
volgt gewijzigd:

	1. In het derde lid wordt “€ 150 000” vervangen door:
€ 110 000.

	2. In het vijfde lid wordt “€ 14 000 000” telkens vervangen
door: € 8 000 000.

ARTIKEL XIV 

	De Algemene wet inzake rijksbelastingen wordt als volgt gewijzigd:

	A. Aan artikel 67d wordt een lid toegevoegd, luidende:

	5. Voor zover de aanslag geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op
belastbaar inkomen als bedoeld in artikel 5.1 van de Wet
inkomstenbelasting 2001, bedraagt de boete, in zoverre in afwijking van
het eerste lid, ten hoogste 300 percent van de daarover verschuldigde
belasting zoals deze bij de aanslag is vastgesteld.

	B. Aan artikel 67e wordt een lid toegevoegd, luidende:

	6. Voor zover de navorderingsaanslag geheel of gedeeltelijk betrekking
heeft op belastbaar inkomen als bedoeld in artikel 5.1 van de Wet
inkomstenbelasting 2001, bedraagt de boete, in zoverre in afwijking van
het eerste lid, ten hoogste 300 percent van de daarover verschuldigde
belasting zoals deze bij de navorderingsaanslag is vastgesteld.

	C.	Artikel 67n komt te luiden:

Artikel 67n

	1. Wanneer de belastingplichtige uiterlijk twee jaar nadat hij een
onjuiste of onvolledige aangifte heeft gedaan of aangifte had moeten
doen, alsnog een juiste en volledige aangifte doet, dan wel juiste en
volledige inlichtingen, gegevens of aanwijzingen verstrekt vóórdat hij
weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat de inspecteur met de
onjuistheid of onvolledigheid bekend is of bekend zal worden, wordt geen
vergrijpboete opgelegd. 

	2. Ook na het verstrijken van de in het eerste lid bedoelde termijn van
twee jaar is het alsnog doen van een juiste en volledige aangifte, dan
wel het verstrekken van juiste en volledige inlichtingen, gegevens of
aanwijzingen door de belastingplichtige vóórdat hij weet of
redelijkerwijs moet vermoeden dat de inspecteur met de onjuistheid of
onvolledigheid bekend is of bekend zal worden, een omstandigheid die
aanleiding geeft tot matiging van de vergrijpboete.

	D. In artikel 69, tweede lid, wordt “ten hoogste eenmaal het bedrag
van de te weinig geheven belasting” vervangen door: ten hoogste
eenmaal het bedrag van de te weinig geheven belasting, met dien
verstande dat voor zover de onjuistheid in of onvolledigheid van de
aangifte betrekking heeft op belastbaar inkomen als bedoeld in artikel
5.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001 de geldboete ten hoogste driemaal
het bedrag van de te weinig geheven belasting bedraagt.

ARTIKEL XV

	1. De artikelen 67d, 67e en 69 van de Algemene wet inzake
rijksbelastingen zoals deze luidden op de dag vóór de datum van
inwerkingtreding van deze wet, blijven van toepassing op vergrijpen
onderscheidenlijk strafbare feiten die zijn begaan vóór de datum van
inwerkingtreding van deze wet.

	2. Met betrekking tot aangiften die vóór 1 januari 2010 zijn gedaan
of hadden moeten zijn gedaan, blijft artikel 67n van de Algemene wet
inzake rijksbelastingen, zoals dit luidde op 30 juni 2009, van
toepassing tot 1 januari 2010.

ARTIKEL XVI

	Aan Tabel I, onderdeel b, van de Wet op de omzetbelasting 1968 wordt,
onder vervanging van de punt aan het slot van post 18 door een
puntkomma, een post toegevoegd, luidende:

	19. het verrichten van op energiebesparing gerichte
isolatiewerkzaamheden aan woningen, ouder dan twee jaar na de eerste
ingebruikneming, met uitzondering van materialen die een beduidend deel
vertegenwoordigen van de waarde van de verstrekte diensten.

ARTIKEL XVII

	1. Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van
uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst, met dien
verstande dat:

	a. artikel IX terugwerkt tot en met 1 januari 2008;

	b. de artikelen III, onderdeel B, V, onderdelen B en C, VIII en XII
terugwerken tot en met 1 januari 2009;

	c. artikel III, onderdeel A, terugwerkt tot en met 5 maart 2009;

	d. artikel V, onderdeel A, terugwerkt tot en met 1 juni 2009, en

	e. artikel XVI in werking treedt op 1 juli 2009, indien het tijdstip
van inwerkingtreding van deze wet voor 1 juli 2009 ligt.

	2. In afwijking van het eerste lid treden de artikelen I en II in
werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Bij dat
koninklijk besluit kan worden bepaald dat van het in artikel I,
onderdeel C, opgenomen artikel 57a van de Invorderingswet 1990 de eerste
en tweede volzin van het tweede lid op een eerder tijdstip in werking
treden en het zevende lid op een later tijdstip in werking treedt.

	3. In afwijking van het eerste lid treedt artikel X in werking op een
bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, waarbij kan worden bepaald
dat dit artikel terugwerkt tot en met een eerder tijdstip.

	4. In afwijking van het eerste lid treedt artikel XI in werking op 1
januari 2010, met dien verstande dat artikel XI eerst toepassing vindt
nadat artikel 90 van de Wet belastingen op milieugrondslag bij het begin
van het kalenderjaar 2010 is toegepast.

	Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en
dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Financiën,

 PAGE    

 PAGE   7