[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

31385 Wijziging van de Advocatenwet en de Wet op het notarisambt in verband met het verruimen van de mogelijkheden tot het spoedshalve tuchtrechtelijk optreden tegen advocaten en notarissen

Wijziging van de Advocatenwet en de Wet op het notarisambt in verband met het verruimen van de mogelijkheden tot het spoedshalve tuchtrechtelijk optreden tegen advocaten en notarissen

Eindtekst

Nummer: 2010D06228, datum: 2008-10-07, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2007Z01059:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE  

Generaal zendt bijgaand door

haar aangenomen wetsvoorstel

aan de Eerste Kamer.

De Voorzitter,

7 oktober 2008



Wijziging van de Advocatenwet en de Wet op het notarisambt in verband
met het verruimen van de mogelijkheden tot het spoedshalve
tuchtrechtelijk optreden tegen advocaten en notarissen



	GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET



	Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

	Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

	Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de
Advocatenwet en de Wet op het notarisambt te wijzigen ten einde de
mogelijkheden tot spoedshalve tuchtrechtelijk optreden tegen advocaten
en notarissen te verruimen;

	Zo is het dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden
en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

	De Advocatenwet wordt als volgt gewijzigd:

A

	Aan artikel 46d wordt een lid toegevoegd, luidende:

	5. Bij het ter kennis brengen aan de raad van discipline van de in het
vierde lid bedoelde klacht, legt de deken een verklaring over waaruit
blijkt of tegen de advocaat, tegen wie de klacht is ingediend, eerder
tuchtrechtelijke klachten zijn ingediend. Indien de advocaat eerder
tuchtrechtelijk is veroordeeld, vermeldt de verklaring tevens de
maatregel die is opgelegd.

B

	Het derde lid van artikel 46e komt te luiden:

	3. Artikel 46d, vierde en vijfde lid, is van overeenkomstige
toepassing.

C

	Het tweede lid van artikel 46f komt te luiden:

	2. Artikel 46d, vierde en vijfde lid, is van overeenkomstige
toepassing.

D

	Aan het slot van het derde lid van artikel 56 wordt toegevoegd: Op
verzoek van het hof van discipline legt de deken een verklaring over
waaruit blijkt of tegen de advocaat, tegen wie de klacht is ingediend,
eerder tuchtrechtelijke klachten zijn ingediend. Indien de advocaat
eerder tuchtrechtelijk is veroordeeld, vermeldt de verklaring tevens de
maatregel die is opgelegd.

E

	Onder vernummering van paragraaf 4a tot paragraaf 4b wordt na paragraaf
4 een paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 4a. De procedure inzake het spoedshalve schorsen of treffen van een
voorlopige voorziening

Artikel 60ab

	1. Op verzoek van de deken van de orde waartoe de advocaat behoort, kan
de raad van discipline de advocaat jegens wie een ernstig vermoeden is
gerezen van een handelen of nalaten waardoor enig door artikel 46
beschermd belang zeer ernstig is geschaad of dreigt te worden geschaad,
met onmiddellijke ingang schorsen in de uitoefening van de praktijk of
een voorlopige voorziening met betrekking tot de praktijkuitoefening van
de betrokken advocaat treffen, indien het door artikel 46 beschermde
belang dit vergt. Hij beslist niet dan na verhoor of behoorlijke
oproeping van de advocaat en de deken van de orde waartoe de advocaat
behoort.

	2. De deken stelt de betrokken advocaat schriftelijk op de hoogte van
het in het eerste lid bedoelde verzoek, alsmede van de gronden waarop
het verzoek rust.

	3. De raad van discipline beslist binnen veertien dagen nadat het
verzoek van de deken van de orde waartoe de advocaat behoort
overeenkomstig het eerste lid aan hem ter kennis is gebracht. De raad
van discipline kan deze termijn ten hoogste eenmaal verlengen met
eenzelfde termijn.

	4. Indien de klacht of het bezwaar tegen de advocaat op grond waarvan
het ernstige vermoeden is gerezen niet reeds schriftelijk ter kennis is
gebracht van de raad van discipline, bepaalt de raad van discipline bij
zijn beslissing op het in het eerste lid bedoelde verzoek tevens een
redelijke termijn van niet langer dan zes weken, waarbinnen de deken de
klacht of het bezwaar schriftelijk ter kennis van de raad van discipline
brengt. Bij overschrijding van deze termijn vervalt de beslissing op het
in het eerste lid bedoelde verzoek van rechtswege. De raad van
discipline kan op schriftelijk verzoek van de deken de termijn ten
hoogste eenmaal verlengen met een door hem te bepalen redelijke termijn
van niet langer dan zes weken. Paragraaf 4 is van overeenkomstige
toepassing, met uitzondering van de artikelen 46c, eerste lid, en 46d,
eerste tot en met derde lid.

	5. Op verzoek van de betrokken advocaat kan de raad van discipline te
allen tijde de op grond van het eerste lid opgelegde schorsing of
voorlopige voorziening opheffen. Hij beslist niet dan na verhoor of
behoorlijke oproeping van de advocaat en de deken van de orde waartoe de
advocaat behoort.

Artikel 60ac

	1. De maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk wordt
door de griffier van de raad van discipline medegedeeld aan de
secretaris van de algemene raad met het oog op de verwerking op het
tableau.

	2. De geschorste advocaat mag gedurende de schorsing de titel van
advocaat niet voeren.

	3. Schorsing in de uitoefening van de praktijk brengt mede verlies voor
de duur van de schorsing van de betrekkingen, waarbij de hoedanigheid
van advocaat vereiste voor verkiesbaarheid of benoembaarheid is.

Artikel 60ad

	1. Tegen een beslissing op grond van artikel 60ab, eerste en vijfde
lid, kunnen de betrokken advocaat, de deken van de orde waartoe de
advocaat behoort en de deken van de Nederlandse orde van advocaten
binnen dertig dagen na verzending van een afschrift van de beslissing
hoger beroep instellen bij het hof van discipline.

	2. Het hoger beroep schorst niet de werking van de beslissing waartegen
het is gericht.

Artikel 60ae

	Zodra de beslissing van de raad van discipline op een door de deken ter
kennis van de raad gebrachte klacht of bezwaar als bedoeld in artikel
60ab, vierde lid, in kracht van gewijsde is gegaan, vervalt de op grond
van artikel 60ab, eerste lid, opgelegde schorsing of voorlopige
voorziening van rechtswege.

Artikel 60af

	1. Deze paragraaf is van overeenkomstige toepassing op bezoekende
advocaten als bedoeld in artikel 16b, en op de advocaten die hun
werkzaamheden uitoefenen onder hun oorspronkelijke beroepstitel als
bedoeld in artikel 16h.

	2. Indien de advocaat jegens wie het voornemen bestaat hem te schorsen
in de uitoefening van de praktijk of een voorlopige voorziening te
treffen op grond van artikel 60ab, eerste lid, zich krachtens het
nationale recht van een andere lidstaat van de Europese Unie of een
andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese
Economische Ruimte dat uitvoering geeft aan artikel 3 van richtlijn
98/5/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van
16 februari 1998 ter vergemakkelijking van de permanente uitoefening van
het beroep van advocaat in een andere lidstaat dan die waar de
beroepskwalificatie is verworven, heeft laten inschrijven, stelt de raad
van toezicht voor de aanvang van de procedure de bevoegde autoriteit in
die lidstaat of lidstaten van dit voornemen op de hoogte en verstrekt
hij aan die autoriteit of autoriteiten alle dienstige inlichtingen.

	3. Indien de advocaat zich in Zwitserland heeft laten inschrijven met
inachtneming van de op 21 juni 1999 tot stand gekomen Overeenkomst
tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten enerzijds en de
Zwitserse Bondsstaat anderzijds, over het vrije verkeer van personen, is
het tweede lid van overeenkomstige toepassing.

4. De bevoegde autoriteit van de staat van herkomst van de betrokken
advocaat wordt in de gevallen, bedoeld in artikel 60ab, eerste en vijfde
lid, in de gelegenheid gesteld haar mening kenbaar te maken.

	5. Aan de bevoegde autoriteit van de staat van herkomst van de
betrokken advocaat kunnen mededelingen worden gevraagd van de nodige
gegevens over diens beroepsuitoefening en wordt kennis gegeven van
iedere genomen beslissing, een en ander onverminderd het vertrouwelijke
karakter van die inlichtingen.

ARTIKEL II

	De Wet op het notarisambt wordt als volgt gewijzigd:

A

	In artikel 2, tweede lid, wordt “niet gedefungeerd” vervangen door:
niet geschorst of gedefungeerd.

AA

In artikel 14, eerste lid, wordt “65-jarige leeftijd” vervangen
door: zeventigjarige leeftijd.

AB

In artikel 29, eerste lid, wordt in de laatste volzin “65-jarige
leeftijd” vervangen door: zeventigjarige leeftijd.

B

	Aan het slot van artikel 103, zesde lid, wordt een volzin toegevoegd,
luidende: De geschorste notaris mag gedurende zijn schorsing de titel
van notaris niet voeren.

C

	Artikel 106 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het eerste lid komt te luiden:

	1. Indien het betreft een klacht tegen een notaris van zeer ernstige
aard, dan wel indien er kennelijk gevaar bestaat voor benadeling van
derden, en de voorzitter van de kamer van toezicht een ernstig vermoeden
heeft ten aanzien van de gegrondheid van de klacht of van de benadeling,
kan hij bij wijze van ordemaatregel de onmiddellijke schorsing in de
uitoefening van het ambt gelasten of een andere voorlopige voorziening
treffen, ten hoogste voor de duur van de behandeling van de klacht.
Artikel 27, eerste lid, tweede tot en met vierde volzin, tweede en derde
lid, is van overeenkomstige toepassing.

	2. Na het tweede lid worden drie leden toegevoegd, luidende:

	3. Indien een klacht overeenkomstig het eerste lid aan de voorzitter
van de kamer van toezicht ter kennis is gebracht, beslist hij binnen
veertien dagen. In overige gevallen beslist hij binnen veertien dagen na
verhoor of behoorlijke oproeping van de notaris. De kamer van toezicht
kan deze termijn ten hoogste eenmaal verlengen met eenzelfde termijn.

	4. Op verzoek van de betrokken notaris kan de voorzitter van de kamer
van toezicht te allen tijde de op grond van het eerste lid opgelegde
schorsing of voorlopige voorziening opheffen. Hij beslist niet dan na
verhoor of behoorlijke oproeping van de notaris en de klager.

	5. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op de
kandidaat-notaris, met dien verstande dat de voorzitter van de kamer van
toezicht hem bij wijze van ordemaatregel de onmiddellijke ontzegging van
de bevoegdheid om waar te nemen kan gelasten alsmede, in geval van
waarneming door de kandidaat-notaris, de onmiddellijke schorsing als
waarnemer in de uitoefening van het ambt.

ARTIKEL III

Vervallen

ARTIKEL IIIA

1. Indien een verzoek tot benoeming tot notaris als bedoeld in artikel 8
van de Wet op het notarisambt wordt ingediend binnen zes maanden na de
datum van inwerkingtreding van artikel II, onderdeel AA, van deze wet en
indien de verzoeker ingevolge artikel 14 van de Wet op het notarisambt,
zoals dat luidde voor deze inwerkingtreding, van rechtswege ontslagen is
geweest uit het notarisambt, is artikel 6, tweede lid, onderdelen a en
b, onder 1° en 2°, van de Wet op het notarisambt voor de beslissing op
dit verzoek niet van toepassing.

	2. Indien het bij koninklijke boodschap van 15 mei 2007 ingediende
voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het notarisambt in verband
met het laten vervallen van het nationaliteitsvereiste voor benoeming
tot notaris (31 040) tot wet wordt verheven en in werking treedt of is
getreden, wordt in het eerste lid “artikel 6, tweede lid, onderdelen a
en b, van de Wet op het notarisambt” vervangen door: artikel 6, eerste
lid, onderdelen a en b, onder 1° en 2°, van de Wet op het notarisambt.

ARTIKEL IV

	1. Met uitzondering van artikel I, onderdelen A tot en met D, en
artikel II, onderdelen AA en AB, treedt deze wet in werking met ingang
van de eerste dag van de tweede kalendermaand na de datum van uitgifte
van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

	2. Artikel I, onderdelen A tot en met D, en artikel II, onderdelen AA
en AB, treden in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte
van het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst.

	Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en
dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Justitie,

 PAGE    

 PAGE   5