[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

31419 Wijziging van de Wet op de bedrijfsorganisatie in verband met verdere modernisering van het stelsel van de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie

Wijziging van de Wet op de bedrijfsorganisatie in verband met verdere modernisering van het stelsel van de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie

Eindtekst

Nummer: 2010D06336, datum: 2008-09-18, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2007Z01068:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE  

Generaal zendt bijgaand door

haar aangenomen wetsvoorstel

aan de Eerste Kamer.

De Voorzitter,

18 september 2008



Wijziging van de Wet op de bedrijfsorganisatie in verband met verdere
modernisering van het stelsel van de publiekrechtelijke
bedrijfsorganisatie



	GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET



	Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

	Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

	Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is het stelsel
van de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie aan te passen in verband
met verdere modernisering van het stelsel en moderne opvattingen over
goed bestuur, zoals democratische legitimering en het afleggen van
publieke verantwoording;

	Zo is het dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden
en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

	De Wet op de bedrijfsorganisatie wordt als volgt gewijzigd:

A

	In artikel 5, eerste lid, wordt “ingezetenen van Nederland,”
vervangen door: zij.

B

	Artikel 16, derde lid, komt te luiden:

	3. Het personeel is in dienst op grond van een arbeidsovereenkomst naar
burgerlijk recht.

C

	In artikel 17, eerste lid, wordt aan het slot van de eerste zin een
zinsnede ingevoegd, luidende: , tenzij naar het oordeel van de Raad
daardoor een goede vervulling van hun functie niet wordt belemmerd.

D

	Artikel 28 wordt gewijzigd als volgt:

	1 In het eerste lid wordt “Onze door Ons aan te wijzen Ministers”
vervangen door: Onze Ministers.

	2 In het tweede lid wordt “Onze in het eerste lid bedoelde
Ministers” vervangen door: Onze Ministers.

E

	In artikel 40 wordt “Onze krachtens artikel 28, eerste lid,
aangewezen Ministers” vervangen door: Onze Ministers.

F

	Artikel 65 komt te luiden:

Artikel 65

	1. De Raad brengt jaarlijks voor 1 april aan Onze Ministers verslag uit
omtrent zijn werkzaamheden en die van de commissies, bedoeld in de
artikelen 19, 42 en 43, in het afgelopen kalenderjaar.

	2. Gelijktijdig brengt de Raad verslag uit van zijn bevindingen bij de
uitoefening van het hem bij het tweede hoofdstuk opgedragen toezicht.

	3. Beide verslagen worden, tegen betaling van de kosten, algemeen
verkrijgbaar gesteld.

	4. De Raad houdt de verslagen gedurende ten minste twee jaren op
elektronische wijze ter inzage.

G

	Artikel 68 wordt gewijzigd als volgt:

	1 In het eerste lid wordt na “de instelling van een
bedrijfslichaam” een zinsnede ingevoegd, luidende: of tot wijziging
van een instellingsbesluit.

	2 Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

	3. Bij zijn advisering over de instelling van een bedrijfslichaam of
over de wijziging van de werkingssfeer van een bedrijfslichaam geeft de
Raad aan of daarvoor naar zijn oordeel voldoende draagvlak bestaat onder
de betrokken ondernemers.

	4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden
gesteld ten aanzien van de wijze van advisering door de Raad als bedoeld
in het derde lid.

H

	Na artikel 68 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 69

	1. Een bedrijfslichaam onderzoekt, door middel van een representatieve
steekproef, elke vier jaar of er voldoende draagvlak voor hem bestaat
onder de ondernemers die onder zijn werkingssfeer vallen.

	2. Het bedrijfslichaam brengt de resultaten van het onderzoek en de
conclusies die het daaraan verbindt, ter kennis van de Raad, die deze,
vergezeld van zijn advies stuurt aan Onze Minister van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid.

	3. Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, in voorkomend
geval in overeenstemming met Onze andere betrokken Minister of Ministers
kan, indien de resultaten van het onderzoek naar zijn oordeel daartoe
aanleiding geven, bepalen dat het onderzoek binnen twee jaar wordt
herhaald. Het tweede lid is op dit herhaalde onderzoek van toepassing.

	4. De Raad houdt toezicht op de uitvoering van de in dit artikel
bedoelde onderzoeken.

	5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels
worden gesteld over de uitvoering van het in dit artikel bedoelde
onderzoek, de wijze van openbaarmaking van de resultaten en van de
conclusies die daaraan worden verbonden en de wijze waarop de Raad
daarop toezicht houdt.

	6. De voordracht voor een krachtens het vijfde lid vast te stellen
algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken
nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

I

	In artikel 70, eerste lid, wordt “Artikel 68 is” vervangen door:
Artikel 68, eerste en tweede lid, is.

J

	In artikel 75, eerste lid, wordt “ingezetenen van Nederland,”
vervangen door: zij.

K

	Artikel 86, derde lid, komt te luiden:

	3. Het personeel is in dienst op grond van een arbeidsovereenkomst naar
burgerlijk recht.

L

	In artikel 88a, tweede lid, wordt “de artikelen 10 en 77” vervangen
door: de artikelen 10, 74 en 77.

M

	In artikel 90, eerste lid, wordt de zinsnede “de artikelen 79, eerste
en derde lid, 80 en 83” vervangen door: de artikelen 80 en 83.

N

	Na artikel 92 wordt in Titel III een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 92a

	1. Met het oog op het waarborgen van een goed bestuur draagt een
bedrijfslichaam zorg voor een zodanige organisatie en werkwijze, dat
voldoende aandacht is geschonken aan democratische besluitvorming,
transparante onderbouwing van vergoedingen en heffingen, integer
handelen, publieke en transparante verantwoording, toegankelijke
klachtenbehandeling en adequaat toezicht.

	2. Bij algemene maatregel van bestuur op voordracht van Onze Minister
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid kunnen nadere regels worden gesteld
met het oog op het waarborgen van een goed bestuur van een
bedrijfslichaam.

	3. Bij algemene maatregel van bestuur op voordracht van Onze Minister
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid wordt bepaald dat een goed bestuur
van een bedrijfslichaam als bedoeld in het eerste lid in ieder geval is
gewaarborgd als wordt voldaan aan bij die algemene maatregel van bestuur
aan te wijzen principes van een goed bestuur.

	4. De Raad houdt toezicht op de uitvoering van het eerste lid door de
bedrijfslichamen en kan over de wijze waarop het toezicht wordt
uitgeoefend bij verordening regels stellen.

	5. De voordracht voor een krachtens het tweede en derde lid vast te
stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier
weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is
overgelegd.

O

	Artikel 106 wordt gewijzigd als volgt:

	1 In het eerste lid wordt “worden bekendgemaakt” vervangen door:
worden door het bedrijfslichaam bekendgemaakt.

	2 In het tweede lid wordt na “artikel 93, eerste lid,” een zinsnede
ingevoegd, luidende: of  artikel 126, eerste lid,.

P

	Artikel 126 wordt gewijzigd als volgt:

	1 De tweede zin van het eerste lid vervalt.

	2. Het vierde lid komt te luiden:

	4. Verordeningen als bedoeld in het eerste lid behoeven tevens de
goedkeuring van Onze betrokken Minister wie het aangaat, in voorkomend
geval in overeenstemming met Onze andere betrokken Minister of Ministers
indien:

	a. zij dienen ter afzonderlijke financiering van een specifiek, bij die
verordening aangegeven doel, of

	b. het ontwerp van de verordening niet overeenkomstig artikel 100,
eerste lid, is bekendgemaakt.

	Artikel 100, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

	3 In het vijfde lid wordt de zinsnede “In afwijking van het bepaalde
in artikel 89, tweede lid,” vervangen door: “In aanvulling op
artikel 89, tweede lid,” en wordt “organisaties van werkgevers”
vervangen door: organisaties van ondernemers.

	4 In het zesde lid wordt na “heffingen als bedoeld in het eerste
lid” een zinsnede ingevoegd, luidende: , niet tevens zijnde heffingen
ter afzonderlijke financiering van een specifiek doel als bedoeld in het
vierde lid,.

	5 Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

	8. In afwijking van het zesde lid is, over het kalenderjaar waarin de
wet van …, houdende   DOCPROPERTY  iOnderwerp  \* MERGEFORMAT  
wijziging van de Wet op de bedrijfsorganisatie in verband met verdere
modernisering van het stelsel van de publiekrechtelijke
bedrijfsorganisatie in werking treedt en vervolgens over de drie
daaropvolgende kalenderjaren, een aftrek toegestaan op heffingen ter
afzonderlijke financiering van een specifiek doel als bedoeld in het
vierde lid. Deze aftrek kan over de bedoelde kalenderjaren ten hoogste
achtereenvolgens 50, 40, 30 en 10 procent van de betrokken heffing
bedragen.

Q

	Aan artikel 128 worden twee leden toegevoegd, luidende:

	3. Indien melding is of zal worden gedaan aan de Commissie van de
Europese Gemeenschappen onderscheidenlijk aan de
Wereldhandelsorganisatie in verband met daartoe strekkende
verplichtingen gesteld bij of krachtens het Verdrag tot oprichting van
de Europese Gemeenschap of op basis van overeenkomsten gesloten in het
kader van de Wereldhandelsorganisatie, wordt het besluit omtrent
goedkeuring binnen dertien weken na ontvangst van goedkeuring door de
Commissie van de Europese Gemeenschappen onderscheidenlijk
Wereldhandelsorganisatie dan wel het verstrijken van de desbetreffende
meldingstermijn, bekend gemaakt aan het bestuursorgaan dat het aan
goedkeuring onderworpen besluit heeft genomen.

	4. In afwijking van artikel 126, vierde lid, onderdeel a, behoeft een
verordening geen goedkeuring van Onze Minister wie het aangaat, in
voorkomend geval in overeenstemming met Onze andere betrokken Minister
of Ministers, indien de betrokken verordening een voortzetting vormt van
een in voorafgaande jaren reeds goedgekeurde verordening en er in de
betrokken verordening geen wijzigingen plaatsvinden met betrekking tot
het tarief, de grondslag of de besteding van de heffing die niet passen
binnen de kaders van een ten aanzien van de eerdere verordening door de
Commissie van de Europese Gemeenschappen genomen besluit met betrekking
tot een steunmaatregel als bedoeld in artikel 88, derde lid, van het
Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.

R

	In de artikelen 137, eerste lid, laatste zin, en 138, wordt “Onze
Minister” vervangen door: Onze Minister van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid.

S

	Na artikel 137 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 137a

	1. De Raad stelt jaarlijks voor 1 oktober een plan vast waarin inzicht
wordt gegeven in de voorgenomen wijze van uitoefening van het toezicht
op de bedrijfslichamen voor het komende kalenderjaar.

	2. Het plan, bedoeld in het eerste lid, behoeft de instemming van Onze
betrokken Ministers.

ARTIKEL II

	Indien het bij koninklijke boodschap van 22 juni 2007 ingediende
voorstel van wet tot wijziging van de Bekendmakingswet en enkele andere
wetten in verband met de elektronische bekendmaking en
beschikbaarstelling in geconsolideerde vorm van wetten, algemene
maatregelen van bestuur, anders dan bij wet of algemene maatregel van
bestuur vastgestelde algemeen verbindende voorschriften en andere
besluiten die niet tot een of meer belanghebbenden zijn gericht (Wet
elektronische bekendmaking) tot wet is verheven en in werking is
getreden vóór of op het tijdstip waarop artikel I, onderdeel O, onder
2, van deze wet in werking treedt, komt artikel I, onderdeel O, onder 2,
te luiden als volgt:

	2. In het derde lid wordt na “artikel 93, eerste lid,” een zinsnede
ingevoegd, luidende: of artikel 126, eerste lid,.

ARTIKEL III

	Het Besluit van 17 december 1999 houdende de aanwijzing van Ministers,
op grond van artikel 28, eerste lid, en op grond van de artikelen 42,
tweede lid en 43, vierde lid, in samenhang met artikel 28, eerste lid
van de Wet op de bedrijfsorganisatie wordt ingetrokken.

ARTIKEL IV

	De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk
besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of
onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.



	Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en
dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

De Minister van Economische Zaken,

 PAGE    

 PAGE   3