[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Samenvatting advies Raad van State inzake de Wet implementatie richtlijn deelnemingen in de financiële sector

Wijziging van de Wet op het financieel toezicht ter implementatie van richtlijn nr. 2007/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 5 september 2007 tot wijziging van Richtlijn 92/49/EEG van de Raad en de Richtlijnen 2002/83/EG, 2004/39/EG, 2005/68/EG en 2006/48/EG wat betreft procedureregels en evaluatiecriteria voor de prudentiële beoordeling van verwervingen en vergrotingen van deelnemingen in de financiële sector (PbEU L 247) (Wet implementatie richtlijn deelnemingen in de financiële sector)

Advies Afdeling advisering Raad van State

Nummer: 2010D06497, datum: 2010-02-05, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2010Z01317:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Advies over het voorstel van wet implementatie richtlijn deelnemingen in
de financiële sector

De Raad van State heeft op 13 februari 2009 advies uitgebracht over het
wetsvoorstel waarmee de Europese deelnemingen richtlijn (de zogenoemde
AntonVeneta-richtlijn) in Nederlandse wetgeving wordt omgezet. Hij
adviseert de minister van Financiën het voorstel op onderdelen aan te
passen. Het wetsvoorstel regelt dat bij (gedeeltelijke) overnames van
een van de vijf grootste financiële ondernemingen door een onderneming
uit andere EU-lidstaten in het vervolg goedkeuring moet worden gevraagd
aan de Nederlandsche Bank (DNB) in plaats van, zoals nu het geval is,
aan de minister van Financiën. Het voorstel draagt in dat verband DNB
wel op alle relevante informatie over een dergelijke overname aan de
minister te verstrekken. 

De Europese richtlijn bepaalt op grond van welke criteria een aanvraag
tot overname moet worden getoetst. Deze criteria hebben slechts
betrekking op de soliditeit van een financiële onderneming. Waar de
richtlijn voorschrijft dat toetsing zich moet beperken tot deze
criteria, is te begrijpen dat de regering ervoor heeft gekozen deze
toetsing volledig op te dragen aan DNB. Immers, in het stelsel van
financieel toezicht is DNB, als daarvoor deskundige instantie, in den
brede belast met het toezicht op de soliditeit van financiële
ondernemingen. De Raad merkt echter op dat de richtlijn niet zo ver gaat
dat zij ook de instantie aanwijst die de toetsing moet uitvoeren.  In
zoverre zou – al dan niet voor een overgangsperiode – de minister
van Financiën, geadviseerd door DNB, belast kunnen blijven met de
desbetreffende bevoegdheid, ook al is de opdracht van de toetsing aan
DNB een logisch uitvloeisel van de richtlijn. Een keuze tussen DNB of de
minister, geadviseerd door DNB, zal mede afhangen van het antwoord op de
vraag of de vijf criteria in hun praktische toepassing op grote
financiële ondernemingen "duidelijk en ondubbelzinnig zijn zodat zij
zich lenen voor een politiek-neutrale en onafhankelijke toepassing die
los van politieke verantwoording kan functioneren". Meer in het algemeen
roept het wetsvoorstel de vraag op wat de voorgestelde verlegging van
bevoegdheid van de minister van Financiën naar DNB betekent voor de
mogelijkheden van de minister om ten volle inhoud te geven aan zijn
medeverantwoordelijkheid voor de stabiliteit van het financiële
stelsel. Daarbij gaat het meer in het bijzonder om zijn mogelijkheden
om, op grond van overwegingen van politiek-beleidsmatige aard, op te
komen tegen een eventuele door hem ongewenst geachte ontwikkeling van de
financiële sector als geheel. De Raad adviseert om in de toelichting op
deze vraag in te gaan.

De Raad adviseert verder in de toelichting uiteen te zetten of de
verplichting voor DNB om alle relevante informatie over een voorgenomen
(gedeeltelijke) overname aan de minister van Financiën te verstrekken
wel in overeenstemming is met Europese regels. Het Europese recht
bepaalt dat toezichthouders zoals DNB alleen aan een limitatief aantal
personen of instanties gegevens mogen verstrekken. Die beperking geldt
in ieder geval als die gegevens tot een individuele onderneming te
herleiden zijn. Omdat de minister na de overdracht van de bevoegdheid
niet langer een formele rol heeft bij de goedkeuring, is de Raad er niet
zeker van of de minister van Financiën tot die groep behoort. De Raad
voegt daar wel aan toe dat de Europese richtlijnen uiteraard niet
uitsluiten dat DNB de minister in meer algemene zin informeert. 

Ten slotte maakt de Raad een opmerking over de termijn waarbinnen de
richtlijn in Nederlands recht moet zijn omgezet. De Raad acht het
onwaarschijnlijk dat die termijn wordt gehaald en wijst erop dat na het
verstrijken van de implementatietermijn de Nederlandse wetgeving zoveel
mogelijk in overeenstemming met de regels uit de richtlijn moet worden
uitgelegd.