[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

SWIFT-overeenkomst

Brief regering

Nummer: 2010D06710, datum: 2010-02-08, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van zaak 2010Z02436:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)






  DOCPROPERTY retouradres  > Retouradres Postbus 20301 2500 EH  Den
Haag 



  DOCPROPERTY rubricering   

  DOCVARIABLE adres *\MERGEFORMAT  Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer

der Staten-Generaal

Postbus 20017 

2500 EA  DEN HAAG 

  DOCPROPERTY kix   





  DOCPROPERTY _datum  Datum 	5 februari 2010

  DOCPROPERTY _onderwerp  Onderwerp 	  DOCPROPERTY onderwerp 
SWIFT-overeenkomst 

Directoraat-Generaal Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en
Vreemdelingenzaken

Directie Wetgeving

 

Schedeldoekshaven 100

2511 EX  Den Haag

Postbus 20301

2500 EH  Den Haag

www.justitie.nl

 

 

Ons kenmerk

  DOCPROPERTY onskenmerk  5639282/10/6 

 

Uw kenmerk

145543u

 

Bijlagen

1

 

Bij beantwoording de datum en ons kenmerk vermelden. Wilt u slechts
één zaak in uw brief behandelen.





In haar brief   DOCPROPERTY aanhefdoc *\MERGEFORMAT   van 8 december
2009 (kenmerk 145543u) heeft de vaste commissie voor de JBZ-Raad een
aantal vragen gesteld over de zogenoemde SWIFT-overeenkomst. 

De commissie vraagt of in artikel 2 van de overeenkomst wordt uitgegaan
van een ruimer begrip terrorisme dan in het Kaderbesluit van de Europese
Unie inzake terrorismebestrijding, en hoe de in de overeenkomst
gebruikte definitie zich verhoudt tot de definitie die wordt gehanteerd
door de Verenigde Naties of de Verenigde Staten.

De definitie in artikel 2 van de SWIFT-overeenkomst behelst een zowel
voor de Verenigde Staten als voor de Europese Unie aanvaardbare
inkadering voor het verstrekken van informatie over bancaire transacties
ten behoeve van de opsporing van terrorismefinanciering. De definitie
sluit aan bij de omschrijving zoals die aan Amerikaanse zijde wordt
gebruikt in het kader van de opsporing van (financiering van)
terroristische misdrijven in het Terrorist Finance Tracking Programme
(TFTP). In de definitie staat een omschrijving van een terroristisch
oogmerk centraal die grotendeels overeenkomt met de omschrijving van het
oogmerk zoals deze is opgenomen in artikel 2 van het Kaderbesluit inzake
terrorismebestrijding. De nadere toespitsing op een lijst van
gedragingen, zoals in artikel 2 van het Kaderbesluit geschiedt,
ontbreekt, maar levert vanwege de veelomvattendheid van de daarin
opgesomde gedragingen geen aanmerkelijk verschil op. Een ander verschil
is dat artikel 2 van de SWIFT-overeenkomst – anders dan artikel 2 van
het Kaderbesluit – niet vereist dat het gaat om naar het recht van de
VS of EU-lidstaten met het genoemde terroristisch oogmerk gepleegde
strafbare feiten. Aangenomen moet worden dat dit overbodig is geacht,
omdat de SWIFT-overeenkomst complementair is aan de
EU-VS-rechtshulpovereenkomst en bilaterale rechtshulpinstrumenten tussen
de lidstaten en de VS, waaruit het vereiste van een strafbaar feit
voortvloeit. De verklaring die Nederland heeft afgelegd bij aanvaarding
van de SWIFT-overeenkomst had mede tot doel om dit punt te
verduidelijken. Conclusie is dat de definitie in de SWIFT-overeenkomst
ruimer lijkt dan die gebruikt in artikel 2 van het Kaderbesluit, maar
dat in de praktijk de verschillen gering zullen zijn.

Opgemerkt dient nog te worden dat pogingen om in VN-verband te komen tot
een op mondiaal niveau gedragen definitie van het begrip
‘terrorisme’ tot dusver helaas geen resultaat hebben opgeleverd. De
onderhandelingen die sinds 2000 over een alomvattend VN-Verdrag tegen
internationaal terrorisme worden gevoerd, verlopen moeizaam.

 

In artikel 8 van de SWIFT-overeenkomst wordt inderdaad gerefereerd aan
het Kaderbesluit inzake terrorismebestrijding. Artikel 8 ziet op een
andere situatie dan artikel 2. Het gaat in artikel 8 niet om een
rechtshulpverzoek aan een EU-lidstaat tot verstrekking van gegevens over
banktransacties, maar om een verzoek aan de VS tot verstrekking van
informatie uit het TFTP. Omdat dit verzoek uitgaat van – een lidstaat
van – de Europese Unie, is hier gekozen voor verwijzing naar de
artikelen 1 tot en met 4 van het Kaderbesluit. 

De commissie vraagt van welk begrip en niveau van privacy in de
overeenkomst wordt uitgegaan.

Wat privacy betreft is de overeenkomst voor een groot deel gebaseerd op
de al bestaande waarborgen in het TFTP, zoals die in 2007 door de VS
zijn geformuleerd (en later door de Europese Unie onderschreven) in de
zogenoemde TFTP-Representations (zie bijlage). Die waarborgen houden
bijvoorbeeld in dat de gegevens uitsluitend worden verwerkt voor het
tegengaan van terrorisme (doelbinding), dat de gegevens slechts worden
doorzocht op grond van al bestaande informatie dat er een verband is met
terrorisme of terrorismefinanciering (dus geen ‘datamining’) en dat
de gegevens uiterlijk vijf jaar na ontvangst worden vernietigd. De
Franse onderzoeksrechter Bruguière heeft eind 2008 vastgesteld dat het
TFTP voldoet aan de TFTP-Representations.  

SWIFT, een coöperatieve vereniging naar Belgisch recht, heeft
maatregelen genomen om het niveau van gegevensbescherming te verhogen,
waarna de Belgische privacytoezichthouder eind 2008 heeft vastgesteld
dat de gegevensverstrekking door SWIFT aan de VS voldoet aan de
Belgische privacywet. Aangezien die wet, net als de Wet bescherming
persoonsgegevens, strekt tot implementatie van de Europese
privacyrichtlijn, mag ervan worden uitgegaan dat de beslissing van de
Belgische toezichthouder tevens inhoudt dat SWIFT voldoet aan het
beschermingsniveau van de richtlijn.

Vermeldenswaard is verder dat de overeenkomst de bevoegdheid van de
nationale privacytoezichthouders bevestigt (artikel 11, eerste lid) en
dat de overeenkomst in elk geval na zes maanden wordt geëvalueerd,
samen met twee vertegenwoordigers van de privacytoezichthouders uit de
lidstaten. Daarbij zal in elk geval worden gekeken naar de evenredigheid
van de gegevensverstrekking, op basis van de vraag of de gegevens
waardevol zijn geweest voor het tegengaan van terrorisme (artikel 10,
tweede lid).

De commissie vraagt op welke wijze een individu kan opkomen tegen
vermeende schending van de regels voor verwerking van persoonsgegevens
in de VS, en welke procedures daartegen in de VS voor belanghebbenden
openstaan.

De overeenkomst bepaalt dat eenieder die van oordeel is dat zijn
persoonsgegevens zijn verwerkt in strijd met de overeenkomst, het recht
heeft om bij een administratieve of rechterlijke instantie beroep in te
stellen in overeenstemming met onder meer het recht van de VS (artikel
11, derde lid). De overeenkomst strekt echter niet tot afwijking of
wijziging van het huidige recht (artikel 13). Het bestaande recht is dus
bepalend.

Het antwoord op de vraag welke rechtsbescherming in de VS openstaat,
hangt mede af van de aard van de vermeende schending. Denkbaar is dat
iemand merkt dat hij door de VS wordt verdacht van betrokkenheid bij
terrorisme, terwijl dat volgens hem berust op een onjuiste interpretatie
van een financiële transactie waarbij hij betrokken was. In een
dergelijk geval kan hij daartegen bezwaar maken bij het Amerikaanse
Ministerie van Financiën (‘Office of Foreign Assets Control’). Als
een Amerikaanse overheidsinstantie op basis van een dergelijke
verdenking jegens hem een nadelig besluit neemt, dan kan hij daartegen
beroep instellen bij de Amerikaanse rechter op grond van de
Administrative Procedures Act. Beide mogelijkheden staan ook open voor
Europeanen. 

Ten slotte vraagt de commissie waarom ik heb gesteld dat de nationale
goedkeuringsprocedure niet meer aan de orde is, terwijl ik eerder heb
aangegeven dat de regering voornemens was om de tijdelijke
SWIFT-overeenkomst ter goedkeuring voor te leggen aan het Nederlandse
parlement. 

Toen ik op 1 september 2009 antwoordde op schriftelijke vragen van het
lid Engels was nog onduidelijk of het Verdrag van Lissabon in werking
zou treden en zo ja, wanneer. Op 17 november 2009, toen ik antwoordde op
de schriftelijke vragen van het Tweede Kamerlid Pechtold, stond vast dat
het Verdrag van Lissabon in werking zou treden met ingang van 1 december
2009. Het concept-Raadsbesluit tot ondertekening van de
SWIFT-overeenkomst dat toen voorlag en waarmee ik op 30 november heb
ingestemd, bepaalde dat de overeenkomst zou worden ondertekend
“subject to its conclusion at a later date”, dus onder voorwaarde
van de latere formele sluiting. Die voorwaarde had tot gevolg dat de
ondertekende SWIFT-overeenkomst vanaf 1 december 2009 zou gaan vallen
onder de procedure van artikel 218 van het Verdrag betreffende de
werking van de Europese Unie (VWEU), dat voorziet in goedkeuring door
het Europees Parlement en niet meer in de mogelijkheid dat een lidstaat
pas aan de overeenkomst gebonden is na goedkeuring door het nationale
parlement. Een dergelijke mogelijkheid zou zich ook niet verdragen met
het feit dat de Raad na de goedkeuring door het Europees Parlement het
besluit houdende sluiting van de overeenkomst vaststelt met
gekwalificeerde meerderheid (zie artikel 218, zesde lid, aanhef en
onderdeel a, onder v, en achtste lid, eerste volzin).

Ten behoeve van de onderhandelingen voor de langetermijnovereenkomst
werkt de Europese Commissie momenteel aan een
concept-onderhandelingsmandaat, dat zij aan de Raad zal voorleggen. Ik
zal u op de hoogte houden van de verdere ontwikkelingen.

De Minister van Justitie,





 Besluit nr. 2010/16/GBVB/JBZ van de Raad van de Europese Unie van 30
november 2009, houdende ondertekening, namens de Europese Unie, van de
Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika
inzake de verwerking en doorgifte van gegevens betreffende het
financiële berichtenverkeer van de Europese Unie naar de Verenigde
Staten ten behoeve van het programma voor het traceren van
terrorismefinanciering (PbEU L 8).

 Kaderbesluit nr. 2002/475/JBZ van de Raad van de Europese Unie van 13
juni 2002 inzake terrorismebestrijding (PbEU L 164).

 Overeenkomst betreffende wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de
Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika, PbEG L 2003, 181,
Trb. 2004, 298.

 Voor Nederland gaat het om het Verdrag bevattende het instrument
bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de overeenkomst betreffende
wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de Verenigde Staten van
Amerika en de Europese Unie, ondertekend te Washington op 25 juni 2003,
inzake de toepassing van het Verdrag tussen het Koninkrijk der
Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika aangaande wederzijdse
rechtshulp in strafzaken, ondertekend te ’s-Gravenhage op 12 juni
1981, Trb. 2004, 300.

 Zie Kamerstukken II 2008/09, 26 150, nr. 78.

 Brief aan de Europese Unie van 28 juni 2007, PbEU C 2007, 166.

 Beslissing van 9 december 2008 van de Commissie voor de bescherming van
de persoonlijke levenssfeer, zie   HYPERLINK
"http://www.privacycommission.be/nl/decisions/commission/decisions" 
www.privacycommission.be/nl/decisions/commission/decisions .

 Zie uitgebreider de TFTP-Representations, blz. 23.

 Aanhangsel Handelingen I 2008/09, nr. 13 Herdruk.

 Aanhangsel Handelingen II 2009/10, nr. 682.



  DOCPROPERTY RUBRICERINGVOLG   

 PAGE    

VERTROUWELIJK	Pagina  van   NUMPAGES   \* MERGEFORMAT  4 



  DOCPROPERTY rubricering   	  DOCPROPERTY _pagina  Pagina    PAGE   \*
MERGEFORMAT  2    DOCPROPERTY _van  van    SECTIONPAGES   \* MERGEFORMAT
 2 



  PAGE  1 



	  DOCPROPERTY Rubricering   	  if   DOCPROPERTY mailing-aan    = "1" ""
"  if   NUMPAGES  4  = "1" "" "  DOCPROPERTY _pagina  Pagina    PAGE  1 
  DOCPROPERTY _van  van    NUMPAGES  4 " Pagina 1 van 4 "  Pagina 1 van
4 





	  DOCPROPERTY Rubricering   	  DOCPROPERTY _pagina  Pagina   PAGE   2  
 DOCPROPERTY _van  van    SECTIONPAGES   \* MERGEFORMAT  2 



	

  if   DOCPROPERTY mailing-aan     = "1" "  if   SECTIONPAGES  1  = "1"
"" "  DOCPROPERTY _pagina  Pagina    PAGE  1    DOCPROPERTY _van  van   
SECTIONPAGES  2 "  " ""  

  DOCPROPERTY directoraatvolg Directoraat-Generaal Wetgeving,
Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken

   DOCPROPERTY directoraatnaamvolg  Directie Wetgeving   DOCPROPERTY
onderdeelvolg     DOCPROPERTY directieregel   

 

  DOCPROPERTY _datum  Datum 

5 februari 2010

  DOCPROPERTY _onskenmerk  Ons kenmerk

   DOCPROPERTY onskenmerk  5639282/10/6 





  DOCPROPERTY rubricering