32314 NR Instelling van de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (Wet Raad voor de leefomgeving en infrastructuur)
Instelling van de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (Wet Raad voor de leefomgeving en infrastructuur)
Nader rapport
Nummer: 2010D07315, datum: 2010-02-09, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: C.M.P.S. Eurlings, minister van Verkeer en Waterstaat ()
- Mede ondertekenaar: G. ter Horst, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Onderdeel van zaak 2010Z02527:
- Indiener: C.M.P.S. Eurlings, minister van Verkeer en Waterstaat
- Medeindiener: G. ter Horst, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Volgcommissie: vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- Volgcommissie: vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (2010-2012)
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu (2010-2017)
- 2010-02-10 14:25: Aanvang middagvergadering: regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2010-02-16 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2010-03-04 10:15: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat (2008-2010)
- 2010-03-11 15:25: Stemmingen (Stemmingen), TK
- 2010-09-08 10:15: Procedurevergadering VW (Procedurevergadering), vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat (2008-2010)
- 2010-09-29 10:15: Procedurevergadering VW (Procedurevergadering), vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat (2008-2010)
- 2010-12-15 10:15: Procedurevergadering commissie voor Infrastructuur en Milieu (Procedurevergadering), vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu (2010-2017)
- 2011-01-13 12:00: Instelling van de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (Wet Raad voor de leefomgeving en infrastructuur) (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu (2010-2017)
- 2011-03-03 11:00: Procedurevergadering commissie voor Infrastructuur en Milieu (Procedurevergadering), vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu (2010-2017)
- 2011-03-10 13:30: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2011-06-23 12:30: Wet Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (32314) + Intrekking van de Wet Adviesraad gevaarlijke stoffen (32323) (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2011-06-28 15:15: Stemmingen (Stemmingen), TK
Preview document (đ origineel)
Datum 4 februari 2010 Nummer CEND/HDJZ-2010/92 Onderwerp Nader rapport inzake het voorstel van wet tot instelling van de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur. Bijlage(n) div. DOCPROPERTY bijlage Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 29 april 2009, nr. 09.001210, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 6 oktober 2009, nr. W09.09.0143/IV, bied ik U hierbij aan. A. Inleiding Met waardering hebben wij genomen van de uitgebreide analyse van de Raad van State van zowel de kabinetsnotitie âDe kwaliteit van de verbindingâ als het wetsvoorstel tot instelling van de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (RLI). De analyse en de opmerkingen van de Raad bevatten waardevolle suggesties die zullen worden meegenomen bij het verder verbeteren van het werken met adviesraden. In dit nader rapport wordt op de analyse van de Raad ingegaan. Het nader rapport is als volgt opgebouwd. In onderdeel B wordt ingegaan op de analyse van de Raad met betrekking tot de kabinetsnotitie âDe kwaliteit van de verbindingâ (Kamerstukken I, 2008/2009, 31 201, D). Nader wordt ingegaan op de opmerkingen van de Raad met betrekking tot de in de kabinetsnotitie opgenomen probleemanalyse, probleemoplossing en conclusie. Vervolgens wordt in onderdeel C ingegaan op de doelstelling van het wetsvoorstel, in het bijzonder de functie en rol van de RLI, de strategische advisering door de RLI en de opzet en werkwijze van de RLI. Hierbij wordt ingegaan op de opmerkingen van de Raad met betrekking tot het wetsvoorstel tot instelling van de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur. B. Algemeen 1. Herziening adviesstelsel: de kabinetsnotitie âDe kwaliteit van verbindingâ 1.1 Probleemanalyse De visie van het kabinet over de toekomst van het strategisch adviesstelsel is beschreven in de notitie âDe kwaliteit van de verbindingâ. In deze kabinetsnotitie is de totstandkoming van het huidige adviesstelsel op basis van de Kaderwet adviescolleges beschreven. Na de invoering van de Kaderwet adviescolleges is in 2001 de werking van het adviesstelsel geĂ«valueerd. Naar aanleiding van deze evaluatie is een aantal positieve effecten en een aantal tekortkomingen gesignaleerd. In de jaren na de evaluatie is verder gediscussieerd over de toekomst van het adviesstelsel. Ook in deze periode is een aantal tekortkomingen gesignaleerd. Deze analyse heeft geleid tot de constatering dat de verworvenheden van het adviesstelsel in het verleden onverlet laten dat verbeteringen in het stelsel noodzakelijk en mogelijk zijn. De wenselijkheid van die verandering wordt ingegeven door de zwakke plekken in het stelsel die niet door de wijzigingen in het stelsel in voorgaande decennia konden worden weggenomen en door in âDe kwaliteit van de verbindingâ geschetste trends en ontwikkelingen die maken dat de behoefte aan een selectiever aantal intersectorale, samenhangende adviezen over complexe strategische vraagstukken (ongetemde problemen) is toegenomen. Specialistische kennis en advies moeten daarom in toenemende mate worden gecombineerd met een multidisciplinair perspectief en een breder ingebedde vraagarticulatie. Het is daarom verstandig om vooral te kijken naar de mogelijkheden om nieuwe wegen te vinden om tot een betere benutting van het strategisch potentieel van de overheid te komen. De kern van de in de kabinetsnotitie geformuleerde visie is dat nieuwe kennis en goede strategische adviezen alleen goed tot stand kunnen komen door: het realiseren van een hogere kwaliteit van de verbinding tussen vraag en aanbod van kennis en strategisch advies door het bewerkstelligen en borgen van een grotere synergie, intensievere uitwisseling van gedachten tussen de netwerken van kennis, advies en beleid; de verkokering in kennis en advies te doorbreken door een clustering van adviesraden; een heldere rolduiding tussen partijen te verkrijgen door explicitering van wederzijdse verwachtingen, waarbij adviesraden zich vooral oriĂ«nteren op strategische advisering op hoofdlijnen van beleid op (middel)lange termijn; voldoende frisse, nieuwe inzichten te genereren door een grotere variĂ«teit aan kennis, inzichten en ideeĂ«n toe te laten. Het werken met vaste kernen van raadsleden en medewerkers en het flexibel aantrekken van deskundigheid van buiten, nauw aansluitend op de behoefte voor het specifieke advies, draagt hieraan bij. De Raad van State is van oordeel dat de kabinetsnotitie âDe kwaliteit van de verbindingâ geen deugdelijke analyse geeft van de problemen in het bestaande adviesstelsel. De Raad noemt een aantal specifieke aspecten die in haar optiek noodzakelijk zijn voor een deugdelijke analyse van het adviesstelsel. Het betreft de volgende aspecten. (i) Een doorlichting van het gehele kennis- en adviesstelsel De Raad vraagt zich af waarom het kabinet zich enkel concentreert op het stelsel van vaste strategische adviescolleges. De adviesfunctie is in de visie van het kabinet erop gericht om â op basis van âstate of the art kennisâ die voorhanden is - voor de meest wezenlijke maatschappelijke vraagstukken, aan het kabinet en het parlement een breder palet aan beleidsopties te presenteren. Kabinet en parlement beslissen vervolgens hoe om te gaan met deze vraagstukken. De strategische adviesfunctie is niet in de eerste plaats bedoeld om kennis te ontwikkelen en onderzoek te verrichten. Het kabinet heeft zich bij de praktische uitwerking van deze visie willen focussen op het strategische adviesstelsel, zich realiserend dat een veel breder stelsel van andere kennisinstellingen en soorten kennisontwikkeling hiermee in verbinding staat. Met deze focus in de uitwerking wordt bereikt dat we concrete stappen kunnen zetten in de verbetering van de strategische kennis- en beleidsontwikkeling en in vernieuwing van structuur en cultuur, beide ten dienste van een effectiever strategisch beleid. De Raad stelt de vraag waarom een reductie van 20% beleidsambtenaren moet leiden tot een kwantitatief even grote reductie bij de adviescolleges en waarom er geen analyse over de doorlichting van het hele adviesstelsel plaatsvindt, alvorens ingrijpende structuurveranderingen worden doorgevoerd. In het Regeerakkoord van dit kabinet is structureel ⏠15 miljoen ingeboekt aan bezuinigingen op het kennis- en adviesstelsel (Kamerstukken I, 2006/2007, 30 891, nr. 4). Daarnaast zijn de kennis- en adviesinstellingen betrokken in de generieke efficiencykorting van 5% voor het Rijk, ZBOâs en Hoge Colleges van Staat. De discussie over het regeerakkoord en deze taakstelling is uitgebreid in de Staten-Generaal aan de orde geweest. Deze taakstelling is een gegeven voor de voorstellen uit âDe kwaliteit van de verbindingâ en de oorzaak van de reductie bij de adviescolleges. In de kabinetsnotitie is uitgewerkt waarom â los van de taakstelling - een aantal veranderingen in het stelsel van strategische adviesraden nodig is om de kwaliteit van de adviezen te verbeteren. Het kabinet is van mening dat het niet nodig is â en zelfs onwenselijk â die aanpassingen op te schorten in afwachting van een eventuele doorlichting van het gehele kennisstelsel. De aanpassingen hebben met name te maken met een versterking van de vraagarticulatie, verbetering van de interactie tussen kennis en beleid (meer focus, selectiviteit en flexibiliteit) en vergroting van ontvankelijkheid van nieuwe inzichten. De structuuraanpassing geeft een ondersteuning van de inmiddels in gang gezette noodzakelijke verandering in cultuur en werkwijze. In de komende paragrafen wordt een en ander nader toegelicht. (ii) Effectiviteit van eerdere ingrepen in het adviesstelsel De Raad vraagt zich af waarom eerdere vergelijkbare ingrepen in het adviesstelsel de bestaande problemen niet hebben opgelost en waarom de verwachting is dat gelijksoortige maatregelen dit keer wel zullen bijdragen aan de oplossing van min of meer dezelfde problemen. De Raad van State geeft in zijn advies een overzicht van een aantal veranderingen in het adviesstelsel in het verleden. Vooral de voorstellen uit 1997 (Raad op maat) hebben geleid tot een forse herstructurering. De regering is, mede op basis van de ook door de Raad van State genoemde evaluaties, van mening dat het gevoerde beleid tot positieve effecten heeft geleid. Maar ook is duidelijk dat op andere terreinen verbeteringen noodzakelijk zijn, bijvoorbeeld in het âsamenspelâ tussen opdrachtgever en adviescollege. Op dat terrein is overigens al veel gebeurd en de notitie âDe kwaliteit van de verbindingâ formuleert een aantal nieuwe voorstellen. De wereld van het openbaar bestuur en daarmee samenhangend de strategische adviesraden is dynamisch. Er zijn in de notitie enkele trends en ontwikkelingen geschetst die nopen tot een flexibele structuur en andere werkwijzen. Naar verwachting doen zich steeds nieuwe uitdagingen voor en dus blijven voortdurend aanpassingen en veranderingen noodzakelijk om met strategische adviezen effectief de strategische beleidsvorming te voeden. (iii) Onduidelijkheid over de functies van strategische adviesraden De Raad merkt op dat de kabinetsnotitie onvoldoende ingaat op de vraag wat de functies van de adviesraden zouden moeten zijn en waartoe zij dienen? Daarbij geeft het kabinet niet aan of adviesraden enkel aan de ministers adviseren of (ook) aan het parlement, decentrale overheden en âcivil societyâ. Zoals verwoord in de kabinetsnotitie hebben de adviesraden in het kader van de in de Kaderwet adviescolleges geformuleerde taakopdracht een informatiefunctie en een richtinggevende en agenderende functie. De informatiefunctie betreft het vergaren van kennis. Om tot effectieve beleidskeuzes te komen, moet zoveel mogelijk relevante informatie beschikbaar zijn over alternatieve beleidskeuzes, over hoe op verschillende manieren naar de complexe vraagstukken gekeken kan worden en ook wat de verwachte consequenties van verschillende alternatieve keuzemogelijkheden zijn. Dit soort kennis kan nooit in zijn geheel aanwezig zijn binnen een adviesraad. Daarom wordt van adviesraden juist verwacht dat de gevraagde en beschikbare kennis bij elkaar wordt gebracht. Adviesraden bemiddelen hierbij tussen beleid en wetenschap. In de kabinetsnotitie wordt dan ook gesproken over adviesraden als âhonest brokersâ. Bij de richtinggevende en agenderende functie gaat het om de inventarisatie van alternatieve handelingsperspectieven waarbij gebruik wordt gemaakt van nieuwe inzichten, zwakke signalen en reflectie op tekorten van bestaand beleid. De verkregen inzichten worden vertaald in adviezen die op kritische wijze richting geven aan de beleidsontwikkeling en die bijdragen aan het publieke en politieke debat over beleidskwesties. Ook hier vervult de adviesraad de functie van âhonest brokerâ. De beide functies slaan een brug tussen kennis en beleid. Kennis en advies in optimale vorm leveren een wezenlijke ondersteuning van het brede politieke afwegingsproces bij overheid en Staten-Generaal, en dragen zo bij aan de beleidskwaliteit nu en in de toekomst. De kwaliteit van de verbinding is hierbij essentieel. In de notitie âDe kwaliteit van de verbindingâ is verder vermeld dat de Kaderwet adviescolleges de mogelijkheid geeft voor een rechtstreekse adviesaanvraag van de minister of Ă©Ă©n van beide Kamers der Staten-Generaal. Tevens heeft een adviesraad de mogelijkheid om ongevraagd advies uit te brengen aan de minister. Over het voornemen van de adviesraad worden beide Kamers der Staten-Generaal in kennis gesteld. In de kabinetsnotitie worden deze mogelijkheden op geen enkele wijze aangetast. Doordat adviezen openbaar zijn, wordt bijgedragen aan het maatschappelijk en politiek debat. Uitgebrachte adviezen kunnen ook voor andere overheden als provincies, gemeenten of waterschappen en maatschappelijke organisaties van belang zijn. Daarmee kunnen adviezen zich ook op decentrale overheden of de âcivil societyâ richten. Adviesraden kiezen er ook steeds meer voor om het advies (mede) vorm te geven als een adviesbrief, een debatreeks, een conferentie e.d. Het is goed dat er zo een brede variĂ«teit in vormen van advisering ontstaat. De vorm hangt zo mede af van de aard van het advies. (iv) Diffuus begrip van kennis Naar de mening van de Raad ontbreekt in de kabinetsnotitie een grondige reflectie op de vele manieren waarop kennis, informatie en inzichten op grond van bepaalde deskundigheid worden gebruikt. Daarnaast mist de Raad een reflectie op het begrip âadviesâ. In de kabinetsnotitie is erkend dat lang niet altijd kennis, informatie en nieuwe inzichten op een adequate wijze worden gebruikt in het beleidsproces. Daarom schenkt de kabinetsnotitie veel aandacht aan een goede vraagarticulatie en interactie tussen kennis, advies en beleid. Het is een voortdurend leerproces hoe â in de context van specifieke strategische beleidsvragen â kennis en nieuwe inzichten worden geĂŻncorporeerd in bestaand beleid. Met het hiervoor gehouden betoog over de verschillende adviesfuncties, de adviestaak en de brede variĂ«teit aan vormen van advisering, acht het kabinet een adequaat beeld te hebben gegeven van wat onder âadviesâ in deze moet worden verstaan. Een specifieke omschrijving van de begrippen âkennisâ en âadviesâ ontbreekt in de kabinetsnotitie, maar acht het kabinet voor de in de notitie geformuleerde doelstelling ook niet noodzakelijk. (v) âVraagzijdeâ adviezen De Raad vraagt zich af waarop een goede vraagformulering niet lukt bij adviesaanvragen aan strategische adviesraden. Deze stelling is naar de mening van het kabinet te algemeen geformuleerd. Het is waar dat de communicatie tussen adviesvrager en adviesraad niet optimaal is. Dit is een probleem waar de meeste betrokkenen zich goed van bewust zijn, en er zijn de afgelopen jaren dan ook veel verbeteringen doorgevoerd. Kenniskamers spelen daarbij een belangrijke rol. Kenniskamers dragen in het bijzonder bij aan de ontwikkeling van strategische visies op de vraag naar en het aanbod van kennis. In de Kenniskamers participeren departementen, kennisinstellingen, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties. Een ander voorbeeld is de toepassing van startconferenties. Bij de start van het adviesproces vindt een startconferentie plaats waarbij adviesraad en departement gezamenlijk de adviesvraag concretiseren en operationaliseren. In het vervolgtraject is er dan ook regelmatig contact tussen beide. Voor een meer uitvoerige beschrijving van de vraagzijde van strategische advisering wordt verwezen naar paragraaf 2.2, onderdeel (ii). 2.2 Probleemoplossing In de kabinetsnotitie âDe kwaliteit van de verbindingâ wordt een aantal oplossingen geformuleerd voor de gesignaleerde problemen met betrekking tot het adviesstelsel. De Raad gaat in het advies in op de vraag of de voorgestelde maatregelen een adequate oplossing bieden voor die problemen. Naar het oordeel van de Raad spelen de volgende elementen een rol. (i) Neveneffecten van samenvoeging en afslanking van adviesraden Volgens de Raad bestaat het risico dat ten gevolge van de herziening van het adviesstelsel de differentiatie in dit stelsel verdwijnt. Dit draagt volgens de Raad niet bij aan versterking van de kwaliteit en effectiviteit van advisering. Het kabinet is van oordeel dat de vrees van de Raad van State in deze ongegrond is. De maatregelen die worden genomen doen niet af aan de differentiatie in adviesstelsel. De adviesraden worden weliswaar geclusterd en gebundeld, maar de noodzakelijke diversiteit in expertise blijft bestaan. Daarnaast heeft een meer sectoroverschrijdende aanpak van adviesaanvragen juist tot gevolg dat de kwaliteit en effectiviteit van de advisering wordt versterkt. (ii) Problemen aan de vraagzijde De Raad wijst er terecht op dat een deel van de geschetste problematiek ligt aan de vraagzijde. Naar het oordeel van het kabinet hangt een effectiever strategisch beleid van regering en parlement dan ook niet alleen af van het functioneren van de adviesraden zelf, de aanbodkant, maar ook van een betere omgang met kennis en advies bij de vraagkant, de departementen en het parlement. De kennis- en adviesbehoefte kan beter worden gearticuleerd, beleidsmakers kunnen ontvankelijker worden voor strategische adviezen en er kan nog het nodige worden verbeterd in het kennismanagement. Het kabinet maakt werk van een betere interactie tussen kennis/advies en politiek/beleid. Daarom wordt meer geĂŻnvesteerd in de organisatie van kenniskamers, waarmee de interactie tussen kennisinstellingen en topambtenaren wordt versterkt, worden strategische kennisagendaâs opgesteld in nauwe samenspraak tussen beleidsdirecties en de kennisomgeving om de kennisbehoefte verder te articuleren en te richten en om de kwaliteit van adviesaanvragen te verhogen. Daarnaast worden strategiemarkten georganiseerd om vraag en aanbod goed op elkaar te laten aansluiten. Sinds enkele jaren worden de werkprogrammaâs van adviesraden en planbureaus integraal in de Ministerraad besproken aan de hand van door het kabinet vastgestelde strategische themaâs. Een eerste voorzichtige observatie van het kabinet is dat waar tot meer structurele samenwerking tussen adviesraden en planbureaus is overgegaan, ook inhoudelijk interessante en nieuwe intersectorale inzichten ontstaan. Dit is in lijn met de ambitie van het kabinet. Twee voorbeelden worden hieronder kort weergegeven. Schaarste & Transitie Het kabinet heeft in april 2008 als Ă©Ă©n van de strategische themaâs voor de lange termijn het vraagstuk van de samenhangende schaarste van voedsel, water, energie en mineralen in de context van klimaatverandering, biodiversiteit verlies en geopolitieke veranderingen geagendeerd. Een verkenning van strategen van diverse departementen met wetenschappers van het Instituut Clingendael en het Planbureau voor de Leefomgeving heeft binnen een jaar geleid tot concrete wezenlijke kennisvragen die breed â ook internationaal â worden gedeeld (kennisbehoefte articulatie). Het kabinet heeft deze kennisvragen vastgesteld als start voor nieuwe kennis- en adviestrajecten. Het vervolg wordt ondersteund door een publicatie waarin de achtergronden van de kennisvragen worden geschetst (bewustwording, kennisdelen). De bevindingen zijn op hoofdlijnen in de voortgangsbrief âmotie Schuurmanâ aan de Eerste Kamer beschreven. Bijvoorbeeld, voor de start van de kennis- en adviestrajecten worden verdiepingsbijeenkomsten georganiseerd tussen kennis- en adviesinstellingen en beleidsmakers van diverse departementen, waarbij kennisvragen worden vertaald in adviesproducten en prioriteiten (versterking interactie). Met deze verbinding wordt bevorderd dat de uiteindelijke advies- en kennisproducten goed landen in de politieke en beleidsarena. Ook worden samenwerkingsverbanden afgesproken om de verschillende invalshoeken en deskundigheden in het vervolgproces te borgen. Een internationaal congres volgt in 2010 om ook de relatie met internationale kennis- en beleidmakers te leggen. Het komend jaar worden onderzoeken en adviestrajecten uitgevoerd. De voortgang wordt gevolgd via het traject van de kabinetsaanpak duurzame ontwikkeling (KADO) en mogelijk zullen de WRR regering en parlement aan het eind van het traject integraal adviseren over de handelingsperspectieven. Parallelle belangen Een ander voorbeeld hoe het gedachtegoed uit de kabinetsnotitie âDe kwaliteit van de verbindingâ al in praktijk is gebracht betreft het adviestraject Parallelle Belangen. De adviesraden RVZ, ROB, Onderwijsraad en SER zijn gevraagd hun krachten te bundelen in de advisering over het intersectoraal bevorderen van gezondheid. De raden hebben daarbij nadrukkelijk geĂŻnvesteerd in het ontwikkelen en hanteren van Ă©Ă©n begrippenkader en het bijeenbrengen van de verschillende perspectieven van de raden. Dit heeft uiteindelijk geleid tot twee adviezen: i) âBuiten gebaande paden. Advies over intersectoraal gezondheidsbeleidâ van de RVZ, Onderwijsraad en ROB en ii) âEen kwestie van gezond verstand: Breed preventiebeleid binnen arbeidsorganisatiesâ uitgebracht door de SER. Ook dit adviestraject is een mooi voorbeeld van âDe kwaliteit van de verbindingâ over sectorgrenzen heen zowel buiten als binnen de rijksoverheid. Kortom, het kabinet beoogt meer te investeren in de articulatie van de kennis- en adviesbehoefte, meer te investeren in een constructieve dialoog tussen kennis en beleid, te bevorderen dat over sectorale en disciplinaire grenzen heen wordt samengewerkt, vraag en aanbod beter op elkaar te laten aansluiten, de complexe vraagstukken effectiever aan te pakken en de ontvankelijkheid voor nieuwe, frisse inzichten, te vergroten. Dit neemt niet weg dat ook een structuurwijziging, de clustering van adviesraden, naar de overtuiging van het kabinet kan en moet bijdragen aan meer selectiviteit in de advisering, samenhang en ontkokerd advies. (iii) Neveneffecten van het werken met vaste kernen en "flexibele schillen" De Raad van State vreest dat de voorgestelde herziening ten koste kan gaan van de continuĂŻteit en het historische besef van de adviescolleges. Het kabinet erkend naast het belang van inhoudelijke deskundigheid het belang van continuĂŻteit en het historische besef om te komen tot een kwalitatief goed advies. Daarom wordt in het vernieuwde adviesstelsel gekozen voor een kern van leden (de leden van de raad) in combinatie met een model van geassocieerde leden. Alle leden hebben de volgende competenties en ervaring, die samengevat kunnen worden in de notie âhonest brokerâ. De leden moeten ervaring hebben met politieke besluitvorming, affiniteit hebben met wetenschappelijk onderzoek en inzicht in maatschappelijke ontwikkelingen. Zij kunnen (nieuwe) ideeĂ«n en mensen met elkaar in verbinding brengen en bruggen bouwen tussen kennis en beleid, hebben een uitstekend gevoel voor context en tijdgeest, en beschikken over relevante netwerken. Dit bedoelt het kabinet dan ook met de âhonest brokerâ. De leden van de raden zullen in de eerste plaats op basis van deze competenties worden geworven. Daarnaast denkt het kabinet aan het model met geassocieerde leden met meer specifieke expertise ter borging van specialistische inhoudelijke kennis. Deze leden kunnen worden gevraagd om te participeren in een specifiek adviestraject waarvoor deze leden over bijzondere kennis beschikken. De zorg van de Raad van State wordt dan ook niet gedeeld. Met de voorgestelde flexibele aanpak wordt de kennisbasis voor de strategische adviesraden juist aanzienlijk versterkt, wordt meer flexibiliteit geĂŻntroduceerd Ă©n kunnen nieuwe, frisse ideeĂ«n gemakkelijk worden geĂŻncorporeerd. De bundeling maakt het bovendien mogelijk om veel flexibeler en efficiĂ«nter om te gaan met de beschikbare adviescapaciteit. Dat geldt niet alleen voor de raad, maar ook voor het bundelen van secretariaten. Bovendien bestaat bij het vasthouden aan de huidige situatie met meerdere strategische adviesraden op aanpalende terreinen voortdurend het risico dat âkennis op zoek gaat naar een adviesvraagâ. In de huidige situatie kan de strategische adviesfunctie teveel aanbodgedreven worden. Steeds dezelfde mensen bereiden vanuit dezelfde constellatie adviezen voor, terwijl het misschien eerder voor de hand had gelegen om bij de voorliggende vraagstukken nieuwe netwerken aan te boren om tot nieuwe inzichten en een verbreding van handelingsperspectieven te komen. Het voordeel van de benoeming van âgeassocieerde ledenâ is, dat dit ruimte geeft om onderwerpen aan te pakken, waar de vaste bezetting minder mee vertrouwd is. (iv) Verbetering van de verbinding tussen vraag en aanbod van advies De Raad merkt op dat het onduidelijk is hoe de herziening van het adviesstelsel bijdraagt aan een grotere synergie tussen kennis, advies en beleid en aan verheldering en vormgeving van de onderscheiden rollen van diverse kennis- en adviesinstellingen. Door het kabinet worden een aantal maatregelen geĂŻntroduceerd in relatie tot de vraagzijde van de advisering door adviesraden (zie punt ii). De maatregelen die worden geĂŻntroduceerd in relatie tot de vraagzijde, houden nauw verband met de verhouding tussen kennis, advies en beleid en de rollen van de verschillende kennis en adviesinstellingen. Recapitulerend is het streven de kennis- en adviesbehoefte beter te articuleren en beleidsmakers ontvankelijker te maken voor strategische adviezen. Hiertoe wordt geĂŻnvesteerd in de organisatie van kenniskamers, worden strategische kennisagendaâs opgesteld en worden strategiemarkten georganiseerd. Tevens worden sinds enkele jaren de werkprogrammaâs van adviesraden en planbureaus integraal in de Ministerraad besproken aan de hand van door het kabinet vastgestelde strategische themaâs. Naast de genoemde maatregelen levert ook de herziening van het adviesstelsel een bijdrage aan een goede wisselwerking tussen kennis, advies en beleid en aan een duidelijke rol voor de adviesorganen. (v) Kostenbesparing De Raad acht de voorgestelde wijziging van het stelsel van de vaste adviescolleges als bezuiniging ineffectief. Bezuinigingen als zodanig liggen niet ten grondslag aan de huidige voorstellen. Primair gaat het om het vergroten van de kwaliteit en effectiviteit van het strategische adviesstelsel. 2.3 Conclusie De Raad van State komt tot de conclusie dat de in de kabinetsnotitie gegeven probleemanalyse zodanige tekortkomingen vertoont dat deze niet rijp is om als grondslag te dienen voor een herziening van de structuur van het adviesstelsel. Mocht de regering desondanks de mening zijn toegedaan dat de afslanking noodzakelijk en wenselijk is, dan adviseert de Raad aandacht te besteden aan de neveneffecten hiervan. De toegezegde totale analyse van het kennis- en adviesstelsel zou hiervoor een goede gelegenheid bieden. Deze conclusie van de Raad van State over de deugdelijkheid van de analyse in âDe kwaliteit van de verbindingâ van de problemen in het adviesstelsel en nut en noodzaak van de vernieuwingen in het adviesstelsel wordt niet gedeeld. Naar het oordeel van het kabinet biedt de kabinetsnotitie wel degelijk voldoende basis om als grondslag te dienen voor een herziening van de structuur van het adviesstelsel. Het kabinet geeft er dan ook nadrukkelijk de voorkeur aan zich nu te concentreren op een herziening van de vaste strategische adviescolleges. De voorgestelde maatregelen zoals de oprichting van de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur zijn noodzakelijk om de in de kabinetsnotitie gesignaleerde problemen te verhelpen. Er wordt onderkend dat hiermee misschien niet alle tekortkomingen van het bestaande adviesstelsel in Ă©Ă©n keer wordt weggenomen, maar de kabinetsnotitie biedt voldoende basis voor een eerste fundamentele stap. Dit neemt de nut en noodzaak voor een vervolg van de discussies over verbetering van de kennisinfrastructuur niet weg. In dit kader heeft het kabinet een nadere analyse van de publieke kennisinfrastructuur aan de Tweede Kamer toegezegd. Daarenboven zullen er regelmatig evaluaties beschikbaar komen. Zo is in artikel 28, tweede lid, van de Kaderwet adviescolleges bepaald, dat alle colleges â naast het jaarverslag - iedere vier jaar een openbaar evaluatieverslag opstellen. Dit geldt ook voor de ânieuweâ adviescolleges zoals de RLI. De effecten van de nu voorgestelde herstructurering komen in een evaluatie uiteraard aan de orde. Ook stuurt de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) iedere vier jaar een verslag over de doeltreffendheid van de Kaderwet adviescolleges aan de Staten-Generaal (artikel 30 van de Kaderwet adviescolleges). Al deze evaluaties kunnen ieder voor zich aanleiding zijn tot bijstelling van het adviesstelsel. De Raad van State merkt verder op dat het noodzakelijk is aandacht te besteden aan de neveneffecten van de herziening van de adviesraden. Mochten er in het kader van een evaluatie ongewenste neveneffecten aan het licht komen, dan zal daar zeker aandacht aan worden besteed. C. Specifiek: beoordeling van het wetsvoorstel In dit onderdeel van het nader rapport wordt ingegaan op de opmerkingen van de Raad van State met betrekking tot het wetsvoorstel tot instelling van de RLI. Hierbij wordt aangesloten bij een brief van de Eerste Kamer aan de minister van BZK (17 februari 2009). Deze brief bevat de volgende doelstellingen, criteria en overwegingen waaraan de Eerste Kamer wetsvoorstellen met betrekking tot de inrichting van de kennis- en adviesinfrastructuur zal toetsen: meerwaarde samenvoeging van adviesraden; het realiseren van een wenselijke variĂ«teit in functies van de adviescolleges en kennisinstellingen welke in meerjarig perspectief ook expliciet intersectorale, continue en consistente analyses kunnen leveren; recht doen aan de vele verschillende specialismen en kennisgebieden binnen een clustering van adviesraden; verbeteren samenspel (o.a. vraagformulering, betrokkenheid) tussen departementen en adviescolleges en het Parlement en de adviescolleges; evaluaties benutten om verbeteringen in het stelsel te realiseren; geen besparingen op (relatief goedkope) adviesorganen voor uitbreiding van inhuur van ad hoc, commerciĂ«le advisering; waarborgen zelfstandigheid van de secretariaten van de raden en voorkomen beleidsbeĂŻnvloeding; waarborgen onafhankelijke advisering aan zowel de regering als aan het parlement. 1. Noodzaak van het wetsvoorstel De Raad van State vraagt naar de noodzaak van het wetsvoorstel tot instelling van de RLI. De noodzaak van het wetsvoorstel laat zich het beste uitleggen door een nadere toelichting te geven op de doelstellingen van dit wetsvoorstel en de problematiek die dit wetsvoorstel zal opheffen. 1.1 Doelstelling van het wetsvoorstel De doelstelling van het wetsvoorstel tot instelling van de RLI is de creatie van Ă©Ă©n adviesraad die kan adviseren over de hoofdlijnen van het beleid inzake de duurzame ontwikkeling van de leefomgeving en infrastructuur, meer in het bijzonder op het gebied van wonen, ruimtelijke ordening, milieu, klimaatbeleid, water, landbouw, natuur, voedsel(kwaliteit), verkeer en vervoer en de ruimtelijk-economische ontwikkeling. De instelling van de RLI komt voort uit de doelstelling van duurzame ontwikkeling van de leefomgeving en infrastructuur. De meerwaarde voor de RLI boven de bestaande drie strategische adviesraden zit vooral in het verkennen, ondersteunen en waar nodig bekritiseren van de besluitvorming over de complexe sectoroverstijgende hoofdopgaven in het beleid voor de duurzame inrichting van Nederland en de bijhorende transitievraagstukken vanuit een multidisciplinair perspectief. Van de RLI wordt verwacht dat zij een prominente agenderende, richtinggevende en voedende rol zal vervullen in het politiek-maatschappelijke debat en de besluitvorming over deze vraagstukken. In de wijze van adviseren door de RLI wordt de integraliteit van de leefomgeving en infrastructuur het uitgangspunt. De adviezen van de raad zullen vanuit een strategische invalshoek worden opgesteld. Van de RLI wordt een heldere analyse van het voorliggende keuzevraagstuk even als van de betrokken belangen en de met de keuze samenhangende consequenties (zoals consistentie in beleid) verwacht. 1.2 Welke problematiek wordt aangepakt met dit wetsvoorstel? De problematiek die wordt aangepakt met het wetsvoorstel heeft te maken met enkele samenhangende aspecten die in de volgende paragraaf worden toegelicht: de RLI zal minder sectorale en meer integrale adviezen in het fysieke domein uitbrengen. Daardoor zullen de adviezen beter aansluiten op de huidige complexe en sectoroverstijgende problemen en daarmee beter bruikbaar worden voor de beleidsontwikkeling; er zullen vanuit dat integrale perspectief minder adviezen worden aangeboden die tegelijkertijd elk meer zijn gericht op de langere termijn met een sterker strategisch karakter; in het fysieke domein wordt een zekere mate van adviesdrukte ervaren. Met het instellen van de RLI zal die drukte naar verwachting afnemen. 2. Functie, rol en adviesdomein van de RLI Deze paragraaf gaat in op de opmerkingen van de Raad van State in verband met de mogelijkheid de doeltreffendheid van het voorstel te kunnen beoordelen. De Raad van State vraagt een nadere toelichting op de functie van de RLI, welk soort kennis de beleidsterreinen vragen die de RLI bestrijkt en de reikwijdte van de RLI- taak, mede in relatie tot korte termijn problemen. 2.1 De functie en rol van de RLI De functie van de RLI is om vanuit een onafhankelijke positie de departementen, het parlement, de decentrale overheden en âcivil societyâ te voorzien van nieuwe strategische beleidsrichtingen voor het fysieke domein op basis van wetenschappelijke kennis en ervaring met maatschappelijke processen. De gevraagde en ongevraagde adviezen zullen het maatschappelijk debat voeden door in de adviezen vanzelfsprekendheden in heersende politieke en maatschappelijke opinies ter discussie te stellen en te zoeken naar vernieuwende inzichten. De adviezen zullen inzicht geven in de spanningen tussen verschillende beleidsdoelen, belangen, afwegingen en beleidsopties. De ambitie is wezenlijke verbeteringen in beleidsprocessen en systemen te identificeren en duidelijke handelingsperspectieven aan te bieden. Juist door een sterkere focus op de toekomstige hoofdopgaven van het beleid en door het zichtbaar maken van verschillende belangen, beleidsdoelen en afwegingen kan de RLI een onmisbare rol vervullen in het staatsbestel. 2.2 Het adviesdomein van de RLI De RLI zal strategisch en integraal adviseren op de beleidsterreinen van de ministeries van LNV, VROM en VenW, en op het beleidsterrein van EZ voor wat betreft ruimtelijk-economische en transitie vraagstukken. Rode lijnen zijn het verbeteren van het gebruik van de schaarse ruimte in Nederland ter versterking van het woon-, leef- en vestigingsklimaat en de fysieke infrastructuur, het verbeteren van de kwaliteit van het landschap en de natuur, en het bevorderen van de transitie naar een duurzame economie met duurzame voorziening van energie, voedsel en water. Dit alles in zowel nationaal als internationaal perspectief. Hiermee geven de adviezen van de RLI met name invulling aan aspecten van het strategische kabinetsthema, âSchaarste en transitie.â 2.3 Welk soort kennis bestrijkt de RLI? (De Raad van State vraagt om een nadere specificatie van de kennis die de beleidsterreinen van de RLI bestrijkt. Voor een goede invulling van de in de tijd wisselende adviesbehoefte is vanuit verschillende perspectieven kennis nodig. Als kennisthemaâs kunnen worden genoemd: ruimtelijke ontwikkeling en planologie, stedelijke ontwikkeling, wonen, volkshuisvesting, mobiliteit, transport, watermanagement, landbouw, landschap en natuur, ecologie, duurzaamheid, en (ruimtelijke aspecten van) energie. Als disciplines zijn dat, bestuurskunde, rechten, economie, sociologie, filosofie, risicomodellering en vanuit institutioneel perspectief moet kennis over openbaar bestuur, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties aanwezig zijn. Dat de RLI moet kunnen beschikken over deze vele facetten van kennis betekent niet dat alle kennis altijd in de RLI aanwezig moet of kan zijn. Immers niet alle kennisgebieden zijn voor elk advies (even) relevant. Binnen deze kennisvelden zal afhankelijk van de specifieke formulering van de adviesvraag behoefte bestaan aan meer of minder specifieke deskundigheid en ervaring op bepaalde kennisvelden. De adviesvragen van regering en parlement kunnen naast integrale sectoroverstijgende onderwerpen een zeer breed scala aan sectorale onderwerpen betreffen die tot het zeer brede taakdomein van de nieuwe raad horen. Ook kan de adviesbehoefte in de loop der tijd wijzigen. Om hier goed op in te kunnen spelen, is het van belang dat de RLI over een grote variĂ«teit aan ervaring en deskundigheden kan beschikken. Daarom wordt gekozen voor een kern van 10 vaste leden en een veel grotere groep geassocieerde leden. Zo kan de inbreng van voldoende deskundigheid worden geborgd en kan flexibel worden ingespeeld op de adviesbehoefte van regering en parlement. 2.4 De taak van het oplossen van korte termijn problemen Zoals elders verwoord, wordt sterk ingezet op minder adviezen die integraal en meer strategische van aard zijn en gericht op de langere termijn. Onder bepaalde omstandigheden zal er ook behoefte zijn aan advies op meer specifieke beleidsvraagstukken voor de kortere termijn. In principe kan de RLI hier een rol vervullen. De praktijk is dat het politieke debat rond korte termijnvraagstukken in ruime mate wordt gevoed vanuit de grote variĂ«teit aan belangenorganisaties. De aandacht van politiek en bestuur is mede daardoor al sterk gefocust op de oplossing van korte termijnproblemen, waardoor het vinden van structurele oplossingen voor de problemen waarmee Nederland op de langere termijn zal worden geconfronteerd soms minder aandacht kan krijgen. Het ligt daarom voor de hand dat ook in deze gevallen de RLI vooral aandacht zal vragen voor de langere termijn tijdshorizon. De memorie van toelichting is op het punt van de functie, rol en adviesdomein van de RLI aangevuld in lijn met het bovenstaande. 3. Strategische advisering RLI In deze paragraaf wordt nader ingegaan op de opmerkingen van de Raad van State met betrekking tot de strategische advisering van de RLI. 3.1 Behoefte aan strategische en integrale advisering voor de langere termijn De behoefte aan minder sectorale adviezen en meer strategische integrale adviezen voor de langere termijn, is versterkt door een veranderende tijdgeest met een grotere dynamiek en de complexiteit en de onderlinge verwevenheid van de problemen, bij uitstek in het fysieke domein. Juist door de vraagstukken in het fysieke domein in samenhang te bezien, kunnen nieuwe inzichten naar voren komen. Daarom zal de RLI het adagium hanteren van âintegraal, tenzijâ ten opzichte van het verleden waar meer sprake was van het adagium âsectoraal, tenzijâ. Dit alles doet niets af aan het werk van de VROM-raad, de Raad voor verkeer en waterstaat en de Raad voor het landelijk gebied in de afgelopen jaren. De adviezen waren van hoog niveau en hebben hun doorwerking in beleid gevonden. Dat neemt echter niet weg dat de huidige organisatie van het adviesstelsel in het fysieke domein - vanwege de sectorale wettelijke taakopdracht van de drie strategische adviesraden - vaker tot een sectorale insteek leidt dan thans wenselijk wordt geacht. Het aantal uitgebrachte adviezen heeft mede als gevolg van de taakdifferentiatie en sectorale invalshoek een dusdanig grote omvang dat de bevordering van het politiek-maatschappelijk debat en de onafhankelijke beĂŻnvloeding van de beleidsvorming niet optimaal is. Zo brachten de drie raden in de periode 2007-2009 (inclusief de adviezen die begin 2010 nog uit zullen komen) 54 adviezen uit. Dat is gemiddeld ongeveer 18 adviezen per jaar, voor een belangrijk deel met een sectorale invalshoek. Er zijn slechts drie adviezen door de drie raden gezamenlijk uitgebracht en Ă©Ă©n advies gezamenlijk door de VROM-raad en de Raad voor verkeer en waterstaat (zie bijlage 1). Het concept werkprogramma voor de RLI geeft een goed beeld van een beperkt aantal integrale adviesvragen per jaar als onderdeel van een meerjarige programma ingedeeld naar 8 thema's (zie bijlage 1). Geen 18 grotendeels sectorale adviezen per jaar, maar een beperkt aantal integrale adviezen. De adviezen kunnen, afhankelijk van de behoefte, vanzelfsprekend ook een meer sectoraal karakter dragen, bijvoorbeeld over het beleidsinstrumentarium om meer specifieke beleidsdoelen te realiseren. Het voornemen is dat de drie bestaande raden dit werkprogramma gezamenlijk zullen uitvoeren, nadat zij het hebben kunnen vaststellen. 3.2 Versterking van de samenhang van het beleid In het ruimtelijk fysieke domein wordt steeds vaker sectoroverstijgend beleid ontwikkeld. In dit domein zijn de totstandkoming van de Structuurvisie Randstad 2040 en de aanpak van acute knelpunten in de Randstad met het programma Randstad Urgent, het programma Biobased Economy, het interdepartementale programma bedrijventerreinen en het programma biodiversiteit en nationale hulpbronnen goede voorbeelden. Het zijn voorbeelden van beleidsdossiers waar (onder meer) de ministeries van VROM, LNV, VenW en EZ samen beleid ontwikkelen en uitvoeren. Een andere aanpak om tot goed sectoroverstijgend beleid te komen is met de interdepartementale projectdirecties. Die zijn er op het gebied van energietransitie, kennis en innovatie, administratieve lasten, leren en werken en professioneel inkopen. Ontkokering in de kennis- en adviesfunctie van kabinet en parlement is ook een stap in dit proces. Met het samen gaan van het Ruimtelijk Planbureau en het Milieu- en Natuurplanbureau in het Planbureau voor de Leefomgeving is de weg ingeslagen naar een meer integrale kennisontwikkeling en analyse op het gebied van duurzaamheid en de fysieke omgeving. Het samenvoegen van de RLG, VROM-raad en de Raad voor verkeer en waterstaat in de RLI draagt bij aan betere integrale advisering. 3.3 Tegengaan van verkokering van beleid Het voorstel tot instelling van Ă©Ă©n strategische adviesraad voor het fysieke domein is niet bedoeld als de oplossing voor het voorkomen van eventuele verkokering in beleidsvorming. Een adviesraad die dwars door de sectoren heen kijkt en bij de opstelling van zijn adviezen goed inzicht biedt in de weging van sectorale belangen bij de oplossing van problemen, kan echter wel degelijk een belangrijke bijdrage leveren aan transparante politieke besluitvorming en meer samenhangend overheidsbeleid. Met betrekking tot integrale adviezen door de RLI zullen de desbetreffende ministers gezamenlijk een reactie opstellen. 3.4 Verzekering doorwerking samenhang van adviezen in beleid De mate waarin de adviezen van de RLI in de praktijk daadwerkelijk doorklinken in het overheidsbeleid is afhankelijk van de gezaghebbende positie van de RLI, de kwaliteit van de adviezen en de ontvankelijkheid van beleidsmakers en politiek voor advies. Een optimale wisselwerking tussen de adviesraad, de regering en het parlement ontstaat in de praktijk. In de probleemanalyse van het huidige adviesstelsel is geconstateerd dat behoefte bestaat aan versterking van de vraagarticulatie vanuit zowel de departementen als het parlement. In de praktijk moet de wens vooral invulling krijgen door investering in communicatie (interactie) over een weer, zowel bij de totstandkoming, de vaststelling als de uitvoering van het werkprogramma. Het kabinet zal de voorbereiding van het werkprogramma van de RLI en de interactie rond en de reactie op de verstrekte adviezen beter structureren. Op ambtelijk niveau wordt een interdepartementaal overleg ingesteld voor overleg met de RLI. De betrokken ministers zullen zowel tijdens het opstellen van het werkprogramma en de meerjaren programmering als bij de evaluatie van het werkprogramma worden geraadpleegd. In de voorbereidingsfase van adviezen zal de RLI de vraagstelling aanscherpen en afbakenen en bespreken met de betrokken departementen en indien gewenst het parlement. Per advies wordt bezien welke departementen daarbij betrokken kunnen worden. Bij de verdere uitwerking van het advies zal regelmatig contact met departementen worden onderhouden. In de afrondingsfase van een adviestraject zal ruim aandacht worden besteed aan communicatie over de adviezen naar het parlement en de rijksdienst naast uiteraard de communicatie gericht op andere partijen. De memorie van toelichting is op het punt van de strategische advisering door de RLI aangevuld in lijn met het bovenstaande. 4. Opzet en werkwijze RLI De Raad van State heeft een aantal opmerkingen gemaakt met betrekking tot de opzet en werkwijze en (onafhankelijke) positie van de RLI. Op deze opmerkingen wordt in deze paragraaf ingegaan. 4.1 Deskundigheid en kwaliteit van de adviezen Om flexibel te kunnen inspelen op de adviesbehoefte van regering en parlement en om te kunnen beschikken over veel verschillende kennis en specialismen vindt de regering het van groot belang dat de RLI bestaat uit tien leden (inclusief de voorzitter) en een omvangrijke groep geassocieerde leden. De leden van de RLI worden als âhonest brokerâ geselecteerd op hun brede deskundigheid en overzicht over het brede werkveld van de RLI. De leden van de RLI zullen niet zelf over alle benodigde deskundigheid beschikken, maar wel in staat zijn om deze in de advisering te betrekken. De grotere groep van geassocieerde leden wordt geselecteerd op specialistische kennis en kunde of maatschappelijke positie. De vaste leden van de RLI krijgen een belangrijke rol in het bepalen van de precieze omvang en de samenstelling van de groep geassocieerde leden en zijn leidend bij de inschakeling van geassocieerde leden bij specifieke adviestrajecten. Geassocieerde leden kunnen ook worden betrokken bij de voorbereiding van het werkprogramma, waardoor de inbreng van frisse inzichten beter kan worden gewaarborgd dan in de huidige situatie het geval is. De Raad voor verkeer en waterstaat, die thans uit zes vaste leden bestaat, werkt nu al met geassocieerde leden. Dit model voldoet in de praktijk goed. Ook de WRR adviseert over een breed beleidsterrein met een relatief kleine raad. Gelet op de breedte van het werkterrein zal de RLI zich bij de totstandkoming van haar adviezen kunnen laten bijstaan door externe deskundigen op alle relevante beleidsterreinen. Daarmee kan de inbreng van verschillende specialismen en kennisgebieden bij specifieke beleidsadviezen worden gewaarborgd waardoor de randvoorwaarden aanwezig zijn voor een hoge kwaliteit van adviezen. 4.2 Historisch besef en continuĂŻteit De vaste leden zullen, daarbij ondersteund door een secretariaat bestaande uit deskundige medewerkers, in voldoende mate in staat zijn om de continuĂŻteit en het historisch besef te borgen. De RLI krijgt een eigen secretariaat bestaande uit 26 fte. De omvang is gelijk aan de omvang van de drie huidige secretariaten die, in het kader van de operatie vernieuwing rijksdienst, in de afgelopen jaren zijn afgeslankt. Met de samenvoeging per 1 januari 2010 van de secretariaten van de VROM-raad, de Raad voor verkeer en waterstaat en de Raad voor het landelijk gebied is een krachtige robuuste ondersteunende organisatie ontstaan die de RLI beter kan ondersteunen dan voorheen met drie relatief kleine secretariaten mogelijk was. Met de samenvoeging van de drie secretariaten is bovendien de nodige doelmatigheidswinst geboekt, maar er is uitdrukkelijk geen sprake van een ingrijpende bezuiniging. Daarvoor vindt het kabinet een krachtige adviesraad voor het fysieke domein van te groot gewicht. Waar de drie huidige raden opgeteld over een budget van ruim ⏠5 mln. konden beschikken zal het budget van de nieuwe adviesraad ⏠4,4 mln. bedragen. 4.3 Dialoog tussen beleid, advies en kennis In deel B van dit nader rapport wordt het functioneren van kenniskamers genoemd. In dit deel is reeds ingegaan op de interactie en dialoog tussen de RLI en de departementen. Ook met het parlement zal, indien daar behoefte aan bestaat over de opstelling van het nieuwe werkprogramma worden overlegd. Tussentijds wordt contact onderhouden met de betrokken Kamercommissies. De RLI zal ook investeren in relaties met provincies en gemeenten, onderzoeksinstellingen, andere adviesraden en planbureaus, maatschappelijke organisaties en met relevante internationale partners. Van de RLI wordt verwacht dat mogelijke beleidsrichtingen vanuit de verschillende sectorale invalshoeken en belangen worden beschouwd en geanalyseerd. 4.4 Onafhankelijke positie van de RLI Het beschreven overleg en de interactie tussen de RLI, departementen, parlement, andere overheden, adviesraden en kennisinstellingen laat onverlet dat zowel de RLI als het secretariaat van de RLI een onafhankelijke positie innemen. Vanuit die onafhankelijke positie is de mogelijkheid van ongevraagd advies verzekerd. Waarbij conform eerdere toezeggingen aan de Tweede Kamer er van wordt uitgegaan dat rond de 20% van de uitgebrachte adviezen ongevraagd kan zijn. De memorie van toelichting is op het punt van de opzet en werkwijze van de RLI aangevuld in lijn met het bovenstaande. 5. Strategische adviestaak van de AGS De Raad merkt op dat een toelichting ontbreekt op het beleggen van de adviestaak van de adviesraad gevaarlijke stoffen (AGS) bij de RLI. In de RLI zal in de beginperiode een raadslid specifiek worden belast met de portefeuille (externe) veiligheid. Daarnaast wordt bij de samenstelling van de flexibele schil rondom de RLI rekening worden gehouden met de breedte van het werkveld van de RLI. Juist de keuze voor een raad met een beperkte omvang en een flexibele schil daaromheen, biedt de mogelijkheid om een breed scala aan kennis en capaciteit achter de hand te hebben. Zoals in de memorie van toelichting van het voorstel van de wet houdende regels tot intrekking van de Wet adviesraad gevaarlijke stoffen is aangegeven, zijn er inhoudelijke overwegingen om de taken van de AGS op een andere manier te beleggen. De afgelopen jaren is veel beleid rond gevaarlijke stoffen en externe veiligheid tot ontwikkeling gekomen en uitgevoerd. Bovendien raken de vraagstukken als zij met gevaarlijke stoffen te maken hebben, veel meer beleidsterreinen en deskundigheden. Daarom past het om de strategische adviestaak van de Adviesraad gevaarlijke stoffen in te bedden in het bredere adviesgebied van de RLI. Doordat de operationele en tactische taken van deze adviesraad reeds elders zijn belegd, is het niet opportuun de AGS zelfstandig te laten voortbestaan, zoals ook in de memorie van toelichting op het bovengenoemde wetsvoorstel tot intrekking van de Wet adviesraad gevaarlijke stoffen is gestipuleerd. Een bijkomend aspect is, dat â zoals in algemene zin hiervoor ook al genoemd â met de inbedding van de beleidsterrein van gevaarlijke stoffen en externe veiligheid een te aanbodgedreven advisering vermeden kan worden. De focus van advisering kan zo beter op de belangrijkste knelpunten in de fysieke leefomgeving worden gericht. In de memorie van toelichting is een passage over de adviestaak van de AGS toegevoegd. 6. Reactie van de drie adviesraden op het wetsvoorstel De Raad merkt op dat niet wordt ingegaan op de reacties van de bestaande adviesraden. De VROM-raad, de Raad voor verkeer en waterstaat en de Raad voor het landelijk gebied hebben op verschillende wijzen stil gestaan bij het voorstel tot instelling van de RLI. Op diverse manieren hebben zij kenbaar gemaakt wat zij van het voornemen vinden. Bijvoorbeeld rond de hoorzitting in november 2007 en diverse brieven. Ook is er overleg geweest met de voorzitters van de drie raden in het traject dat tot het wetsvoorstel heeft geleid en tijdens de voorbereidingen van de voorgenomen instelling van de RLI. Hierbij heeft de VROM-raad een opmerking gemaakt met betrekking tot het aantal vaste leden van de RLI. De VROM-raad geeft de voorkeur aan een groter aantal vaste leden dan waarin nu wordt voorzien. De Raad voor het landelijk gebied heeft de zorg geuit dat het belang van het landelijk gebied in de nieuwe raad mogelijk ondersneeuwt. De uitdaging om zachtere waarden zoals 'natuur' op een evenwichtige manier af te wegen tegen hardere waarden zoals economische belangen wordt onderkend. Het vermogen deze afwegingen expliciet te maken zal een kerncompetentie van de RLI zijn. Bovendien verbindt het kabinet zijn oordeel aan de adviezen. De opmerkingen van de VROM-raad en de Raad voor het landelijk gebied zijn toegevoegd aan de memorie van toelichting. 7. Vooruitlopen op de uitkomst van het wetgevingsproces De Raad constateert dat reeds concrete acties zijn ondernomen ter uitvoering van het wetsvoorstel. Er wordt niet vooruitgelopen op de uitkomsten van het wetgevingsproces. De Raad voor verkeer en waterstaat, de VROM-raad en de Raad voor het landelijk gebied blijven zelfstandig bestaan tot dat het wetgevingsproces is afgerond. Wel zullen de drie raden gezamenlijk een werkplan voor 2010 opstellen. Tevens zijn de secretariaten vanaf 1 januari 2010 gezamenlijk verder gegaan als het secretariaat van de drie raden en zal als Ă©Ă©n secretariaat de drie raden bedienen. Zoals hiervoor is toegelicht ontstaat daarmee de massa die nodig is voor een kwalitatief goed secretariaat ter ondersteuning van de raden. Er is dan ook geen sprake van enige strijdigheid met artikel 79 van de Grondwet waarin is opgenomen dat vaste colleges van advies in zaken van wetgeving en bestuur van het Rijk worden ingesteld bij of krachtens de wet. Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden. DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT, DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES, Bijlage 1. Publicaties Strategische adviesraden in het fysieke domein Deze bijlage bevat een overzicht van de uitgebrachte adviezen door de Raad voor het landelijk gebied, de VROM-raad, en de Raad voor verkeer en waterstaat voor 2007, 2008 en 2009. Voor 2009 is dit overzicht inclusief de adviezen waaraan nog gewerkt wordt en die in 2009 of 2010 uitkomen. VROM-raad Raad voor verkeer en waterstaat Raad voor het landelijk gebied 2007 Leerwerklandschappen. Inspiratie voor leren en werken in een wervende omgeving Van wegbeheer naar netwerkbeheer Natuur en gezondheid: Advies over het inzetten van natuur voor gezondheid Programma Aanpak van de Nota Ruimte Samen of apart: Advies over de wenselijkheid van een Agrarische Hoofdstructuur op rijksniveau De hype voorbij. Klimaatverandering als structureel ruimtelijk vraagstuk Achter open deuren: Advies over de provinciale regierol bij gebiedsontwikkeling Tijd voor keuzes. Perspectief op een woningmarkt in balans Van uitzonderlijke en universele betekenis: Briefadvies over de Nederlandse inzet voor het Werelderfgoed Een wereld te verdienen: vrije tijd, toerisme en ruimtelijke kwaliteit (manifest) Publieke belangen centraal: Deel 2 van advies over het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid Stuur op Mooi Nederland! (briefadvies) Bedrijfstoeslagen: Deel 1 van advies over het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid Briefadvies Zuidvleugel Duurzame ontwikkeling van het potentieel van de zee 2008 Wisselende coalities: naar een effectief regionaal ruimtelijk beleid Helder kiezen, keuzes helder maken. Advies over de langetermijnontwikkeling van Schiphol Gebiedsontwikkeling: het investeren waard: Briefadvies over de provinciale regierol bij gebiedsontwikkeling Uitkomsten maatschappelijke consultatie âTijd voor keuzesâ Einde aan vrijblijvendheid Ondernemend in groen: Briefadvies over private betrokkenheid bij het realiseren van groene ambities Brussels lof. Handreikingen voor ontwikkeling en implementatie van Europees recht en beleid Groen opgroeien! Advies voor meer samenhang in groen jeugdbeleid Energie van eigen bodem : Advies over regionale kansen voor biomassa Rond de tafel: Advies over en voor voedselkwaliteit Kaders zo helder als water: Advies over de rijksrol bij de zoetwatervoorziening voor de landbouw in de verziltende Delta Het megabedrijf gewogen: Advies over het megabedrijf in de intensieve veehouderij De mythologie van onteigening: Advies over de inzet van onteigening voor de realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur - januari Een prijs voor elke reis Briefadvies âRandstad 2040: verbinden en verknopen 2009 VROM-raad Raad voor verkeer en waterstaat Raad voor het landelijk gebied  Stad en wijk verweven (met RMO). Schakelen, verbinden, verankeren in de stad Witte zwanen, zwarte zwanen Advies over proactieve adaptatie aan klimaatverandering 2009 Eiwittransities Advies over haalbaarheid en wenselijkheid van eiwittransitie  Publieke ruimte: naar een nieuwe balans tussen beeld, belang en beheer Ondernemend regionaal openbaar vervoer voor meer reizigers Een advies over reizigersgroei door modernisering van de toepassing van het concessiestelsel 2009 Koraalriffen in Nederland: Advies over de ondersteuning van het natuurbeleid op de BES-eilanden (ongevraagd advies)  Wonen in ruimte en tijd. Een zoektocht naar sociaal-culturele trends in het wonen Boeren met een Groen Hart : Advies over de toekomst voor de landbouw in het Groene Hart  Grond voor kwaliteit. Voorstellen voor verbetering van overheidsregie op (binnen)stedelijke ontwikkeling Briefadvies OV-chipkaart 2009 Kleur bekennen: Advies over de noodzaak van culturele diversiteit in het groene onderwijs en op de groene arbeidsmarkt  Toezicht vergt afstand. Woningcorporaties hebben recht op vreemde ogen (briefadvies) Een braakliggend veld: advies over de toekomst van het landelijk gebied (ongevraagd advies)  Acupunctuur in de hoofdstructuur. Naar een betere verknoping van verstedelijking en mobiliteit (VROM-raad) De Randstad altijd bereikbaar. Advies over robuuste verkeers- en vervoersnetwerken 2009 (Raad VenW) Diervriendelijke vleesproductie (ongevraagd advies)  Dynamiek in gebiedsgericht milieubeleid. Ontwikkelen door herschikken  Nog te verschijnen (2009/ 2010) Duurzame verstedelijking Beter is sneller Een advies over ontwerpen en toetsen van de kwaliteit van de leefomgeving Ă©n mobiliteit Investeren in kwaliteit leefomgeving Demografie, leefstijlen en sociaal-economische factoren en mobiliteit, titel nog onbekend Ruimtelijke kwaliteit Kansen voor de mainports titel nog niet bekend Briefadvies Woningmarkt Raad voor de Leefomgeving en infrastructuur (op basis van het gezamenlijke concept werkprogramma) 2010 Thema 1. Gebiedsgericht besturen: Advies consistentie instrumenten? Thema 2. Omgaan met klimaatverandering: Advies Hoe verder na Kopenhagen? Thema 3. Duurzame samenleving: Advies Wat zijn de kenmerken van en wegen naar een duurzame stad? Thema 4. Duurzaam geĂŻntegreerde landbouw: Verkenning Toekomst landbouw Thema 4. Duurzaam geĂŻntegreerde landbouw: Briefadvies nav Groenboek Gemeenschappelijk Landbouw Beleid Thema 5. Kwaliteitsslag ruimtelijke economische structuur, mobiliteit en wonen: Advies Van âgrote stedenâ naar âgrootstedelijkâ beleid? Thema 6. Dynamiseren natuur- en milieubeleid: Briefadvies Uitgangspunten voor een mariene strategie Thema 7. Inzicht in risicoâs: Advies Hoe omgaan met veiligheidsnormen voor dijken? Thema 8. Nieuwe leefstijlen Punt i brief Eerste Kamer. Punt iii brief Eerste Kamer. Punt ii en iii brief Eerste Kamer. Punt i brief Eerste Kamer. Punt i brief Eerste Kamer. Punt i brief Eerste Kamer. punt iv brief Eerste Kamer. punt v brief Eerste Kamer. punt iii brief Eerste Kamer. punt vii brief Eerste Kamer. Punt vi brief Eerste Kamer. punten vii en viii brief Eerste Kamer. punt viii brief Eerste Kamer. DOCPROPERTY _pagina _pagina PAGE \* MERGEFORMAT 1 DOCPROPERTY _van _van NUMPAGES \* MERGEFORMAT 21 Pagina PAGE \* MERGEFORMAT 2 van NUMPAGES \* MERGEFORMAT 21 DOCPROPERTY _datum Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap. DOCPROPERTY datum Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap. DOCPROPERTY _nummervolg Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap. DOCPROPERTY nummer-txt Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap. 1 HOOFDDIRECTIE JURIDISCHE ZAKEN Aan de Koningin Nummer REF nummer \* MERGEFORMAT CEND/HDJZ-2010/92