[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

31479 Wijziging van de Mijnbouwwet in verband met het stimuleren van een actief gebruik van vergunningen voor opsporing, winning en opslag

Wijziging van de Mijnbouwwet in verband met het stimuleren van een actief gebruik van vergunningen voor opsporing, winning en opslag

Eindtekst

Nummer: 2010D08173, datum: 2009-09-08, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2007Z01087:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE  

Generaal zendt bijgaand door

haar aangenomen wetsvoorstel

aan de Eerste Kamer.

De Voorzitter,

8 september 2009



Wijziging van de Mijnbouwwet in verband met het stimuleren van een
actief gebruik van vergunningen voor opsporing, winning en opslag



	GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET



	Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

	Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

	Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is nieuwe
regels te stellen omtrent het stimuleren van een actief gebruik van
vergunningen voor opsporing, winning en opslag in de Mijnbouwwet, en
voorts nog enige andere wijzigingen met betrekking tot de opslag van
stoffen in die wet aan te brengen;

	Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg
der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij
goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

	De Mijnbouwwet wordt als volgt gewijzigd:

A

	Artikel 18 wordt gewijzigd als volgt:

	1. Het eerste lid komt te luiden:

	1. Onverminderd artikel 32c, kan Onze Minister een vergunning slechts
op aanvraag van de houder wijzigen.

	2. Een nieuw lid wordt toegevoegd, luidende:

	5. Van een beschikking tot wijziging van een vergunning wordt
mededeling gedaan in de Staatscourant.

B

	Artikel 22, tiende lid, vervalt.

C

	Aan artikel 26 worden drie nieuwe leden toegevoegd, luidende:

	3. Ingeval aan een houder van een opsporings- of winningsvergunning
voor koolwaterstoffen een opslagvergunning voor hetzelfde gebied en voor
dezelfde stof is verleend, vervalt de opsporings- of winningsvergunning
op het tijdstip waarop de verleende opslagvergunning onherroepelijk
wordt.

	4. Met ingang van het tijdstip waarop een winningsvergunning als
bedoeld in het derde lid vervalt, gelden de delfstoffen in het gebied
waarvoor de winningsvergunning gold, als stoffen die na winning door de
houder van de opslagvergunning, bedoeld in het derde lid, zijn
opgeslagen en waarvan de eigendom bij hem berust.

	5. Het derde lid is niet van toepassing op een houder van een
opsporings- of winningsvergunning voor koolwaterstoffen indien hem voor
het tijdstip van inwerkingtreding van deze leden een onherroepelijke
opslagvergunning voor hetzelfde gebied en voor dezelfde stof is
verleend.

D

	Na artikel 26 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 26a

	1. Zodra een aanvraag om een opslagvergunning is ingediend, worden
anderen in de gelegenheid gesteld om aanvragen om een opslagvergunning
in te dienen voor hetzelfde gebied.

	2. Onze Minister plaatst hiertoe een uitnodiging in de Staatscourant.
De uitnodiging maakt melding van het bepaalde in artikel 17.

	3. Anderen kunnen aanvragen indienen tot dertien weken na de dag van
plaatsing van de uitnodiging in de Staatscourant.

	4. De procedure, bedoeld in het eerste tot en met het derde lid, wordt
niet toegepast met betrekking tot:

	a. een aanvraag die wordt ingediend overeenkomstig het derde lid;

	b. vergunningen waarop artikel 26, eerste of tweede lid, van toepassing
is.

E

	Artikel 27, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

	1. In onderdeel e vervalt “of”.

	2. Aan het slot van onderdeel g wordt de punt vervangen door een komma.

	3. Twee nieuwe onderdelen worden toegevoegd, luidende:

	h. indien het algemeen belang vereist dat het gebied waarvoor een
opslagvergunning wordt aangevraagd, wordt gebruikt voor de opslag van
andere dan in de aanvraag omschreven stoffen, of

	i. indien een keuze moet worden gemaakt uit twee of meer aanvragen om
een vergunning die bij een beoordeling op grond van de onderdelen a tot
en met h gelijkwaardig zijn gebleken, in het belang van het doelmatig en
voortvarend opslaan.

F

	Artikel 30 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Voor de tekst wordt de aanduiding “1” geplaatst.

	2. Er worden twee nieuwe leden toegevoegd, luidende:

	2. Voorts kan Onze Minister een opslagvergunning wijzigen of intrekken,
indien niet wordt voldaan aan artikel 39a.

	3. Van een beschikking tot wijziging of intrekking van een vergunning
wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.

G

	Na artikel 32 wordt een nieuw hoofdstuk ingevoegd, luidende:

HOOFDSTUK 3A. GEBIEDSVERKLEINING

Artikel 32a

	1. Onze Minister inventariseert jaarlijks voor 1 april de delen van een
gebied, waarvoor een vergunning voor het winnen van koolwaterstoffen of
een opslagvergunning geldt, waar:

	a. in de voorafgaande twee kalenderjaren geen significante activiteiten
met betrekking tot het opsporen of winnen van koolwaterstoffen of het
opslaan van stoffen hebben plaatsgevonden;

	b. de winningsactiviteiten zijn gestaakt.

	2. Van de inventarisatie wordt door Onze Minister mededeling gedaan in
de Staatscourant.

Artikel 32b

	1. Onze Minister kan een gebied waarvoor een vergunning voor het winnen
van koolwaterstoffen of opslagvergunning geldt, verkleinen met een deel
ervan indien in dat deel gedurende een periode van de voorafgaande twee
kalenderjaren geen significante activiteiten met betrekking tot het
opsporen of winnen van koolwaterstoffen of het opslaan van stoffen
hebben plaatsgevonden of de winningsactiviteiten zijn gestaakt.

	2. Onze Minister stelt de houder van een winnings- of opslagvergunning
schriftelijk in kennis van zijn voornemen tot gebiedsverkleining als
bedoeld in het eerste lid over te gaan en stelt hem daarbij in de
gelegenheid binnen zes maanden, ingaande op de eerste dag na de dag van
verzending van de kennisgeving, aannemelijk te maken dat in dat deel
significante activiteiten als bedoeld in het eerste lid zijn of zullen
worden verricht.

	3. Van significante activiteiten als bedoeld in het tweede lid is in
ieder geval sprake indien:

	a. opsporings-, winnings- of opslagactiviteiten als bedoeld in artikel
1, onderdeel e, f respectievelijk i, zijn verricht of binnen een naar
het oordeel van Onze Minister redelijke termijn zullen worden verricht;

	b. een winningsplan als bedoeld in artikel 34 is ingediend;

	c. een opslagplan als bedoeld in artikel 39 in samenhang met artikel 34
is ingediend.

	4. Uiterlijk vier maanden na afloop van de termijn, bedoeld in het
tweede lid, of, indien de houder van de vergunning binnen die termijn
schriftelijk heeft medegedeeld dat geen activiteiten zijn of zullen
worden verricht, uiterlijk vier maanden nadat die mededeling is gedaan,
geeft Onze Minister een beschikking omtrent verkleining van een
vergunningsgebied. Onze Minister kan beperkingen en voorschriften
verbinden aan de beschikking. Indien Onze Minister geen beschikking
heeft gegeven binnen de termijn, bedoeld in de eerste volzin, wordt het
gebied aangemerkt als niet te zijn verkleind.

Artikel 32c

	1. Een beschikking als bedoeld in artikel 32b wordt zodanig gegeven dat
zowel het vergunningsgebied dat na de verkleining resteert, als het deel
waarmee het vergunningsgebied wordt verkleind voldoen aan artikel 11,
derde en vierde lid.

	2. In de beschikking wordt in elk geval vermeld:

	a. het vergunningsgebied dat na de verkleining resteert,

	b. het deel waarmee het vergunningsgebied wordt verkleind en

	c. het tijdstip waarop de verkleining van het gebied waarvoor een
vergunning geldt, zal ingaan.

	3. Van de beschikking wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.

H

	Na artikel 39 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 39a

	Binnen een termijn van twaalf maanden, nadat een opslagvergunning
onherroepelijk is geworden, dient de houder van de opslagvergunning of
de krachtens artikel 22 aangewezen persoon een opslagplan in bij Onze
Minister.

Ha

	Artikel 66 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het eerste lid komt te luiden:

	1. De heffingsmaatstaf is het resultaat van een met inachtneming van de
artikelen 67 en 68 door de houder, of, ingeval van medehouderschap, door
ieder van de medehouders, van een winningsvergunning, over een boekjaar
op te maken winst- en verliesrekening, verminderd met de op de voet van
het derde lid te verrekenen verliezen en de in artikel 68a bedoelde
investeringsaftrek. De winst- en verliesrekening omvat de aan dat jaar
en aan die vergunning toe te rekenen kosten en opbrengsten van het
winningsbedrijf. 

	2. Het derde lid komt te luiden:

	3. Indien het resultaat, bedoeld in het eerste lid, verminderd met de
in artikel 68a bedoelde investeringsaftrek, negatief is, is sprake van
een verlies. Dit verlies wordt onder toepassing van hoofdstuk IV van de
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 verrekend met de positieve
resultaten van de drie voorafgaande boekjaren en van de volgende
boekjaren.

I

	In artikel 67 wordt, onder vernummering van het vierde lid tot vijfde
lid, een nieuw lid ingevoegd, luidende:

	4. Indien de inspecteur vooraf bij voor bezwaar vatbare beschikking,
eventueel onder het stellen van nadere voorwaarden, heeft vastgesteld
dat een rechtshandeling strekt tot het afdekken van een prijs- of
koersrisico dat ter zake van gewonnen of te winnen koolwaterstoffen
wordt gelopen, behoort het resultaat uit de desbetreffende
rechtshandeling tot het in artikel 66, eerste lid, bedoelde resultaat.

Ia

	Na artikel 68 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:   

Artikel 68a

	1. Indien, te rekenen vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van dit
artikel, ten behoeve van de opsporing of winning van een door Onze
Minister aan te wijzen voorkomen van gas aan de zeezijde, wordt
geïnvesteerd in ten aanzien van dat voorkomen niet eerder gebruikte
bedrijfsmiddelen kan de houder of, ingeval van medehouderschap, ieder
van de medehouders, 25% van het investeringsbedrag aanvullend ten laste
brengen van het resultaat als bedoeld in artikel 66, eerste lid. Een
aanwijzing vindt plaats op aanvraag van de houder van een opsporings- of
winningsvergunning indien het voorkomen voldoet aan bij ministeriële
regeling vast te stellen regels omtrent afstand van het voorkomen tot
bestaande infrastructuur, de omvang en de productiviteit van het
voorkomen.

	2. Onder investeren wordt verstaan het aangaan van verplichtingen ter
zake van de aanschaffing van een bedrijfsmiddel, alsmede het maken van
voortbrengingskosten ter zake van een bedrijfsmiddel, voor zover die
verplichtingen en kosten op de houder, dan wel de medehouder drukken.

	3. Indien bij het einde van het boekjaar het bedrijfsmiddel nog niet in
gebruik is genomen en de investeringsaftrek zou uitgaan boven wat bij
het einde van dat jaar ter zake van de investering is betaald, wordt in
afwijking in zoverre van het eerste lid een bedrag gelijk aan de
betaling in aanmerking genomen en wordt het meerdere in aanmerking
genomen in de volgende jaren en wel voor zover betalingen plaatsvinden,
maar niet later dan in het jaar waarin het bedrijfsmiddel in gebruik
wordt genomen.

	4. Indien de houder of medehouder van een opsporingsvergunning niet
tevens houder of medehouder is van een winningsvergunning, kan deze
houder of medehouder de in het eerste lid bedoelde investeringsaftrek
ten laste van het resultaat brengen in het eerste jaar waarin hij houder
of medehouder is van een winningsvergunning. Het derde lid is van
overeenkomstige toepassing.

	5. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder bedrijfsmiddel mede
verstaan een exploratie- of evaluatieboring.

Artikel 68b

	Bij ministeriële regeling:

	a. kunnen regels worden gesteld omtrent het verschaffen van aanvullende
gegevens en bescheiden bij de in te dienen winst- en verliesrekening als
bedoeld in artikel 66, eerste lid, 

	b. kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de bedrijfsmiddelen als
bedoeld in artikel 68a, eerste lid, en

	c. kunnen nadere regels worden gesteld voor de uitvoering van artikel
68a.

Ib

	Artikel 81 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In onderdeel b vervalt: voor de zeezijde, bedoeld in artikel 54,
onderdeel e,.

	2. In onderdeel d vervalt: voor de zeezijde.

J

	Aan artikel 149 wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:

	3. Artikel 26, derde lid, alsmede hoofdstuk 3a zijn niet van toepassing
op de houder van een winningsvergunning als bedoeld in het eerste lid.

K

	In artikel 150, eerste lid, wordt na “artikel 21, eerste lid,
onderdeel b,” ingevoegd: of artikel 32b.

ARTIKEL II

	De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk
besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen of
onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

	Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en
dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Economische Zaken,

 PAGE    

 PAGE   6