[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [馃攳 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

31519 Wijziging van de Wet werk en bijstand, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen in verband met het opnemen van nadere bepalingen met betrekking tot de plicht tot arbeidsinschakeling van een alleenstaande ouder met een kind dat de leeftijd van vijf jaar nog niet heeft bereikt (Wet verbetering arbeidsmarktpositie alleenstaande ouders)

Wijziging van de Wet werk en bijstand, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen in verband met het opnemen van nadere bepalingen met betrekking tot de plicht tot arbeidsinschakeling van een alleenstaande ouder met een kind dat de leeftijd van vijf jaar nog niet heeft bereikt (Wet verbetering arbeidsmarktpositie alleenstaande ouders)

Eindtekst

Nummer: 2010D08813, datum: 2008-11-04, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2007Z01099:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (馃敆 origineel)


De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE  

Generaal zendt bijgaand door

haar aangenomen wetsvoorstel

aan de Eerste Kamer.

De Voorzitter,

4 november 2008



Wijziging van de Wet werk en bijstand, de Wet inkomensvoorziening oudere
en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en de Wet
inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen
zelfstandigen in verband met het opnemen van nadere bepalingen met
betrekking tot de plicht tot arbeidsinschakeling van een alleenstaande
ouder met een kind dat de leeftijd van vijf jaar nog niet heeft bereikt
(Wet verbetering arbeidsmarktpositie alleenstaande ouders)



	GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET



	Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

	Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

	Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is in de Wet
werk en bijstand, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk
arbeidsongeschikte werkloze werknemers en de Wet inkomensvoorziening
oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen nadere
bepalingen op te nemen met betrekking tot de plicht tot
arbeidsinschakeling van een alleenstaande ouder met een kind dat de
leeftijd van vijf jaar nog niet heeft bereikt;

	Zo is het dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden
en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

	De Wet werk en bijstand wordt als volgt gewijzigd:

A

	Artikel 4, onderdeel d, komt te luiden:

	d. kind: het in Nederland woonachtige eigen kind of stiefkind of, voor
de toepassing van de artikelen 9 en 9a, het in Nederland woonachtige
pleegkind;.

B

	Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het opschrift wordt vervangen door: Niet uitkeringsgerechtigde,
arbeidsinschakeling, sociale activering en startkwalificatie.

	2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door een
puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

	d. startkwalificatie: een diploma van een opleiding als bedoeld in
artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen b tot en met e, van de Wet
educatie en beroepsonderwijs of een diploma hoger algemeen voortgezet
onderwijs of voorbereidend wetenschappelijk onderwijs als bedoeld in
artikel 7 onderscheidenlijk 8 van de Wet op het voortgezet onderwijs.

C

	In artikel 9, tweede lid, vervalt de derde zin.

D

	Na artikel 9 wordt een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 9a Ontheffing plicht tot arbeidsinschakeling alleenstaande
ouders

	1. Onverminderd artikel 9, tweede lid, verleent het college aan een
alleenstaande ouder die de volledige zorg heeft voor een tot zijn last
komend kind tot vijf jaar op diens verzoek ontheffing van de
verplichting, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel a.

	2. De ontheffing, bedoeld in het eerste lid, wordt eenmalig verleend.

	3. De ontheffing, bedoeld in het eerste lid, wordt niet verleend voor
zover uit houding en gedragingen van de alleenstaande ouder
ondubbelzinnig blijkt dat deze de verplichtingen, bedoeld in artikel 9,
eerste lid, onderdeel b, niet wil nakomen.

	4. De ontheffing, bedoeld in het eerste lid, geldt zolang het jongste
kind van de alleenstaande ouder de leeftijd van vijf jaar nog niet heeft
bereikt. Onverminderd de eerste zin geldt de ontheffing gedurende ten
hoogste zes jaar. Bij verhuizing naar een andere woonplaats wordt op
deze periode in mindering gebracht de periode, dan wel perioden, waarin
de alleenstaande ouder in de voorgaande woonplaats, dan wel de
voorgaande woonplaatsen, gebruik heeft gemaakt van de ontheffing bedoeld
in het eerste lid.

	5. De ontheffing, bedoeld in het eerste lid, wordt, indien de volledige
duur van zes jaar nog niet volledig is benut:

	a. van rechtswege opgeschort, met ingang van de datum waarop het
jongste kind de leeftijd van vijf jaar bereikt;

	b. van rechtswege opgeschort indien niet langer recht op bijstand
bestaat;

	c. door het college opgeschort op een daartoe strekkend verzoek van de
alleenstaande ouder aan wie de ontheffing, bedoeld in het eerste lid, is
verleend; of

	d. door het college opgeschort indien uit houding en gedragingen van de
alleenstaande ouder ondubbelzinnig blijkt dat hij zijn verplichtingen,
bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel b, niet wil nakomen.

	6. Op een daartoe strekkend verzoek van de alleenstaande ouder met een
kind tot vijf jaar be毛indigt het college een opschorting als bedoeld in
het vijfde lid indien de daarin genoemde omstandigheden niet langer van
toepassing zijn.

	7. Het college stelt binnen zes maanden na ontvangst van het verzoek,
bedoeld in het eerste lid, een plan van aanpak op voor de invulling van
de voorziening, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel b, voor de
alleenstaande ouder aan wie een ontheffing is verleend als bedoeld in
het eerste lid.

	8. Het college vult de voorziening, bedoeld in artikel 9, eerste lid,
onderdeel b, voor de alleenstaande ouder aan wie een ontheffing is
verleend als bedoeld in het eerste lid en die niet beschikt over een
startkwalificatie ten minste in met scholing of opleiding die de toegang
tot de arbeidsmarkt bevordert, tenzij naar het oordeel van het college
een dergelijke scholing of opleiding de krachten of bekwaamheden van de
alleenstaande ouder te boven gaat.

	9. Op verzoek van de alleenstaande ouder die beschikt over een
startkwalificatie en aan wie een ontheffing is verleend als bedoeld in
het eerste lid, vult het college de voorziening, bedoeld in artikel 9,
eerste lid, onderdeel b, in met een opleiding, als bedoeld in artikel
7.2.2., tweede lid, onder a, van de Wet educatie en beroepsonderwijs,
die de toegang tot de arbeidsmarkt bevordert, tenzij naar het oordeel
van het college een dergelijke scholing of opleiding de krachten of
bekwaamheden van de alleenstaande ouder te boven gaat.

	10. De alleenstaande ouder met een kind tot vijf jaar die op de dag
voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Wet verbetering
arbeidsmarktpositie alleenstaande ouders op grond van artikel 9, tweede
lid, tijdelijk ontheven is van een verplichting als bedoeld in artikel
9, eerste lid, behoudt die tijdelijke ontheffing:

	a. tot het tijdstip dat in de desbetreffende beschikking is bepaald,
doch uiterlijk tot twaalf maanden na inwerkingtreding van de Wet
verbetering arbeidsmarktpositie alleenstaande ouders, dan wel

	b. indien v贸贸r het bereiken van het van toepassing zijnde tijdstip,
bedoeld onder a, door de alleenstaande ouder een verzoek als bedoeld in
het eerste lid wordt ingediend, tot het tijdstip waarop op dat verzoek
door het college is beslist.

	11. Indien de alleenstaande ouder een verzoek tot ontheffing als
bedoeld in het eerste lid heeft ingediend binnen zes maanden na
inwerkingtreding van de Wet verbetering arbeidsmarktpositie
alleenstaande ouders stelt het college, in afwijking van het zevende
lid, uiterlijk twaalf maanden na inwerkingtreding van die wet een plan
van aanpak op als bedoeld in dat lid.

	12. Het tiende en elfde lid en dit lid vervallen met ingang van de
eerste dag van de dertiende kalendermaand na de datum van
inwerkingtreding van de Wet verbetering arbeidsmarktpositie
alleenstaande ouders.

ARTIKEL II

	De Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte
werkloze werknemers wordt als volgt gewijzigd:

A

	Aan artikel 4a wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van
onderdeel b door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

	c. startkwalificatie: een diploma van een opleiding als bedoeld in
artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen b tot en met e, van de Wet
educatie en beroepsonderwijs of een diploma hoger algemeen voortgezet
onderwijs of voorbereidend wetenschappelijk onderwijs als bedoeld in
artikel 7 onderscheidenlijk 8 van de Wet op het voortgezet onderwijs.

B

	In artikel 37a, eerste lid, vervalt de derde zin.

C

	Artikel 38 komt te luiden:

Artikel 38

	1. Onverminderd artikel 37a, eerste lid, verleent het college aan een
alleenstaande ouder die de volledige zorg heeft voor een tot zijn last
komend kind tot vijf jaar op diens verzoek ontheffing van de
verplichtingen, bedoeld in artikel 37, eerste lid, onderdelen a tot en
met d.

	2. De ontheffing, bedoeld in het eerste lid, wordt eenmalig verleend.

	3. De ontheffing, bedoeld in het eerste lid, wordt niet verleend voor
zover uit houding en gedragingen van de alleenstaande ouder
ondubbelzinnig blijkt dat deze de verplichtingen, bedoeld in artikel 37,
eerste lid, onderdeel e, niet wil nakomen.

	4. De ontheffing, bedoeld in het eerste lid, geldt zolang het jongste
kind van de alleenstaande ouder de leeftijd van vijf jaar nog niet heeft
bereikt. Onverminderd de eerste zin geldt de ontheffing gedurende ten
hoogste zes jaar. Bij verhuizing naar een andere woonplaats wordt op
deze periode in mindering gebracht de periode, dan wel perioden, waarin
de alleenstaande ouder in de voorgaande woonplaats, dan wel de
voorgaande woonplaatsen, gebruik heeft gemaakt van de ontheffing bedoeld
in het eerste lid.

	5. De ontheffing, bedoeld in het eerste lid, wordt, indien de volledige
duur van zes jaar nog niet volledig is benut:

	a. van rechtswege opgeschort, met ingang van de datum waarop het
jongste kind de leeftijd van vijf jaar bereikt;

	b. van rechtswege opgeschort indien niet langer recht op bijstand
bestaat;

	c. door het college opgeschort op een daartoe strekkend verzoek van de
alleenstaande ouder aan wie de ontheffing, bedoeld in het eerste lid, is
verleend; of

	d. door het college opgeschort indien uit houding en gedragingen van de
alleenstaande ouder ondubbelzinnig blijkt dat hij zijn verplichtingen,
bedoeld in artikel 37, eerste lid, onderdeel e, niet wil nakomen.

	6. Op een daartoe strekkend verzoek van de alleenstaande ouder met een
kind tot vijf jaar be毛indigt het college een opschorting als bedoeld in
het vijfde lid indien de daarin genoemde omstandigheden niet langer van
toepassing zijn.

	7. Het college stelt binnen zes maanden na ontvangst van het verzoek,
bedoeld in het eerste lid, een plan van aanpak op voor de invulling van
de voorziening, bedoeld in artikel 37, eerste lid, onderdeel e, voor de
alleenstaande ouder aan wie een ontheffing is verleend als bedoeld in
het eerste lid.

	8. Het college vult de voorziening, bedoeld in artikel 37, eerste lid,
onderdeel e, voor de alleenstaande ouder aan wie een ontheffing is
verleend als bedoeld in het eerste lid en die niet beschikt over een
startkwalificatie ten minste in met scholing of opleiding die de toegang
tot de arbeidsmarkt bevordert, tenzij naar het oordeel van het college
een dergelijke scholing of opleiding de krachten of bekwaamheden van
betrokkene te boven gaat.

	9. Op verzoek van de alleenstaande ouder die beschikt over een
startkwalificatie en aan wie een ontheffing is verleend als bedoeld in
het eerste lid, vult het college de voorziening in met een opleiding,
als bedoeld in artikel 7.2.2., tweede lid, onder a, van de Wet educatie
en beroepsonderwijs, die de toegang tot de arbeidsmarkt bevordert,
tenzij naar het oordeel van het college een dergelijke scholing of
opleiding de krachten of bekwaamheden van de alleenstaande ouder te
boven gaat.

	10. De alleenstaande ouder met een kind tot vijf jaar die op de dag
voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Wet verbetering
arbeidsmarktpositie alleenstaande ouders op grond van artikel 37a,
eerste lid, tijdelijk ontheven is van een of meer verplichtingen als
bedoeld in artikel 37, behoudt die tijdelijke ontheffing:

	a. tot het tijdstip dat in de desbetreffende beschikking is bepaald,
doch uiterlijk tot twaalf maanden na inwerkingtreding van de Wet
verbetering arbeidsmarktpositie alleenstaande ouders, dan wel

	b. indien v贸贸r het bereiken van het van toepassing zijnde tijdstip,
bedoeld onder a, door de alleenstaande ouder een verzoek als bedoeld in
het eerste lid wordt ingediend, tot het tijdstip waarop op dat verzoek
door het college is beslist.

	11. Indien de alleenstaande ouder een verzoek tot ontheffing als
bedoeld in het eerste lid heeft ingediend binnen zes maanden na
inwerkingtreding van de Wet verbetering arbeidsmarktpositie
alleenstaande ouders stelt het college, in afwijking van het zevende
lid, uiterlijk twaalf maanden na inwerkingtreding van die wet een plan
van aanpak op als bedoeld in dat lid.

	12. Het tiende en elfde lid en dit lid vervallen met ingang van de
eerste dag van de dertiende kalendermaand na de datum van
inwerkingtreding van de Wet verbetering arbeidsmarktpositie
alleenstaande ouders.

ARTIKEL III

	De Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte
gewezen zelfstandigen wordt als volgt gewijzigd:

A

	Aan artikel 4a wordt onder vervanging van de punt aan het slot van
onderdeel b door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

	c. startkwalificatie: een diploma van een opleiding als bedoeld in
artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen b tot en met e, van de Wet
educatie en beroepsonderwijs of een diploma hoger algemeen voortgezet
onderwijs of voorbereidend wetenschappelijk onderwijs als bedoeld in
artikel 7 onderscheidenlijk 8 van de Wet op het voortgezet onderwijs.

B

	In artikel 37a, eerste lid, vervalt de derde zin.

C

	Artikel 38 komt te luiden:

Artikel 38

	1. Onverminderd artikel 37a, eerste lid, verleent het college aan een
alleenstaande ouder die de volledige zorg heeft voor een tot zijn last
komend kind tot vijf jaar op diens verzoek ontheffing van de
verplichtingen, bedoeld in artikel 37, eerste lid, onderdelen a tot en
met d.

	2. De ontheffing, bedoeld in het eerste lid, wordt eenmalig verleend.

	3. De ontheffing, bedoeld in het eerste lid, wordt niet verleend voor
zover uit houding en gedragingen van de alleenstaande ouder
ondubbelzinnig blijkt dat deze de verplichtingen, bedoeld in artikel 37,
eerste lid, onderdeel e, niet wil nakomen.

	4. De ontheffing, bedoeld in het eerste lid, geldt zolang het jongste
kind van de alleenstaande ouder de leeftijd van vijf jaar nog niet heeft
bereikt. Onverminderd de eerste zin geldt de ontheffing gedurende ten
hoogste zes jaar. Bij verhuizing naar een andere woonplaats wordt op
deze periode in mindering gebracht de periode, dan wel perioden, waarin
de alleenstaande ouder in de voorgaande woonplaats, dan wel de
voorgaande woonplaatsen, gebruik heeft gemaakt van de ontheffing bedoeld
in het eerste lid.

	5. De ontheffing, bedoeld in het eerste lid, wordt, indien de volledige
duur van zes jaar nog niet volledig is benut:

	a. van rechtswege opgeschort, met ingang van de datum waarop het
jongste kind de leeftijd van vijf jaar bereikt;

	b. van rechtswege opgeschort indien niet langer recht op bijstand
bestaat;

	c. door het college opgeschort op een daartoe strekkend verzoek van de
alleenstaande ouder aan wie de ontheffing, bedoeld in het eerste lid, is
verleend; of

	d. door het college opgeschort indien uit houding en gedragingen van de
alleenstaande ouder ondubbelzinnig blijkt dat hij zijn verplichtingen,
bedoeld in artikel 37, eerste lid, onderdeel e, niet wil nakomen.

	6. Op een daartoe strekkend verzoek van de alleenstaande ouder met een
kind tot vijf jaar be毛indigt het college een opschorting als bedoeld in
het vijfde lid indien de daarin genoemde omstandigheden niet langer van
toepassing zijn.

	7. Het college stelt binnen zes maanden na ontvangst van het verzoek,
bedoeld in het eerste lid, een plan van aanpak op voor de invulling van
de voorziening, bedoeld in artikel 37, eerste lid, onderdeel e, voor de
alleenstaande ouder aan wie een ontheffing is verleend als bedoeld in
het eerste lid.

	8. Het college vult de voorziening, bedoeld in artikel 37, eerste lid,
onderdeel e, voor de alleenstaande ouder aan wie een ontheffing is
verleend als bedoeld in het eerste lid en die niet beschikt over een
startkwalificatie ten minste in met scholing of opleiding die de toegang
tot de arbeidsmarkt bevordert, tenzij naar het oordeel van het college
een dergelijke scholing of opleiding de krachten of bekwaamheden van
betrokkene te boven gaat.

	9. Op verzoek van de alleenstaande ouder die beschikt over een
startkwalificatie en aan wie een ontheffing is verleend als bedoeld in
het eerste lid, vult het college de voorziening in met een opleiding,
als bedoeld in artikel 7.2.2., tweede lid, onder a, van de Wet educatie
en beroepsonderwijs, die de toegang tot de arbeidsmarkt bevordert,
tenzij naar het oordeel van het college een dergelijke scholing of
opleiding de krachten of bekwaamheden van de alleenstaande ouder te
boven gaat.

	10. De alleenstaande ouder met een kind tot vijf jaar die op de dag
voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Wet verbetering
arbeidsmarktpositie alleenstaande ouders op grond van artikel 37a,
eerste lid, tijdelijk ontheven is van een of meer verplichtingen als
bedoeld in artikel 37, behoudt die tijdelijke ontheffing:

	a. tot het tijdstip dat in de desbetreffende beschikking is bepaald,
doch uiterlijk tot twaalf maanden na inwerkingtreding van de Wet
verbetering arbeidsmarktpositie alleenstaande ouders, dan wel

	b. indien v贸贸r het bereiken van het van toepassing zijnde tijdstip,
bedoeld onder a, door de alleenstaande ouder een verzoek als bedoeld in
het eerste lid wordt ingediend, tot het tijdstip waarop op dat verzoek
door het college is beslist.

	11. Indien de alleenstaande ouder een verzoek tot ontheffing als
bedoeld in het eerste lid heeft ingediend binnen zes maanden na
inwerkingtreding van de Wet verbetering arbeidsmarktpositie
alleenstaande ouders stelt het college, in afwijking van het zevende
lid, uiterlijk twaalf maanden na inwerkingtreding van die wet een plan
van aanpak op als bedoeld in dat lid.

	12. Het tiende en elfde lid en dit lid vervallen met ingang van de
eerste dag van de dertiende kalendermaand na de datum van
inwerkingtreding van de Wet verbetering arbeidsmarktpositie
alleenstaande ouders.

ARTIKEL IV

	Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip.

 FILLIN "" \d ""  ARTIKEL V

	Deze wet wordt aangehaald als: Wet verbetering arbeidsmarktpositie
alleenstaande ouders.

	Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en
dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

 PAGE    

 PAGE   7