[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

31579 Implementatie van Europese regelgeving betreffende het verkeer van diensten op de interne markt (Dienstenwet)

Implementatie van Europese regelgeving betreffende het verkeer van diensten op de interne markt (Dienstenwet)

Eindtekst

Nummer: 2010D09131, datum: 2009-03-10, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2008Z01842:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE  

Generaal zendt bijgaand door

haar aangenomen wetsvoorstel

aan de Eerste Kamer.

De Voorzitter,

12 maart 2009



Implementatie van Europese regelgeving betreffende het verkeer van
diensten op de interne markt (Dienstenwet)



	GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET



	Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

	Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

	Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is om te
voorzien in wettelijke regels om uitvoering te geven aan richtlijn nr.
2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie
van 12 december 2006 betreffende de diensten op de interne markt (PbEU L
376);

	Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg
der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij
goedvinden en verstaan bij deze:

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

§ 1.1 Definities en reikwijdte

Artikel 1

	In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

	afnemer: natuurlijke persoon die onderdaan is van een lidstaat of die
rechten heeft die hem door communautaire besluiten zijn verleend, of een
rechtspersoon in de zin van artikel 48 van het Verdrag die in een
lidstaat is gevestigd en, al dan niet voor beroepsdoeleinden, van een
dienst gebruik maakt of wil maken;

	bevoegde instantie: bestuursorgaan, een ander orgaan of een autoriteit,
dat of die een toezichthoudende, vergunningverlenende of regelgevende
rol vervult ten aanzien van diensten;

	centraal loket: het centraal loket, bedoeld in artikel 5, eerste lid;

	consument: afnemer die een natuurlijke persoon is, niet handelend in de
uitoefening van een beroep of bedrijf;

	Consumentenautoriteit: de Consumentenautoriteit, bedoeld in artikel 2.1
van de Wet handhaving consumentenbescherming;

	dienst: economische activiteit, anders dan in loondienst, die
gewoonlijk tegen vergoeding geschiedt, als bedoeld in artikel 50 van het
Verdrag;

	dienstverrichter: natuurlijke persoon die onderdaan is van een lidstaat
of een rechtspersoon in de zin van artikel 48 van het Verdrag, die in
een lidstaat is gevestigd en die een dienst aanbiedt of verricht;

	dwingende redenen van algemeen belang: redenen  die als zodanig zijn
erkend in de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese
Gemeenschappen;

	eis: verplichting, verbodsbepaling, voorwaarde of beperking uit hoofde
van wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen of voortvloeiend uit de
rechtspraak, de administratieve praktijk, de regels van beroepsorden of
de collectieve regels van beroepsverenigingen of andere
beroepsorganisaties, die deze in het kader van de hun toegekende
bevoegdheden hebben vastgesteld, met uitzondering van regels vastgelegd
in collectieve arbeidsovereenkomsten waarover door de sociale partners
is onderhandeld;

	gereglementeerd beroep: beroepsactiviteit of een geheel van
beroepsactiviteiten als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder a, van
richtlijn nr. 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van de
Europese Unie van 7 september 2005 betreffende de erkenning van
beroepskwalificaties (PbEU L 255);

	 informatiepunt: het informatiepunt, bedoeld in artikel 6, eerste lid;

	interne markt informatiesysteem: elektronisch informatiesysteem,
bedoeld in artikel 34 van de richtlijn, voor de uitwisseling van
informatie tussen de bevoegde instanties van de lidstaten;

	lidstaat: lidstaat van de Europese Unie of van de Europese Economische
Ruimte;

	lidstaat van vestiging: lidstaat op het grondgebied waarvan de
dienstverrichter is gevestigd;

	Onze Minister: Onze Minister van Economische Zaken;

	procedures en formaliteiten: activiteiten die naar hun aard door middel
van uitwisseling van gegevens en bescheiden tussen een dienstverrichter
en een of meer bevoegde instanties plaatsvinden en die op een eis of een
vergunning betrekking hebben;

	richtlijn: richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad
van de Europese Unie van 12 december 2006 betreffende diensten op de
interne markt (PbEU L 376);

	Verdrag: Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap;

	vergunningstelsel: procedure die voor een dienstverrichter of afnemer
de verplichting inhoudt bij een bevoegde instantie stappen te ondernemen
ter verkrijging van een vergunning;

	vergunning: beslissing, uitdrukkelijk of stilzwijgend, over de toegang
tot of de uitoefening van een dienst;

	vestiging: daadwerkelijke uitoefening van een economische activiteit
als bedoeld in artikel 43 van het Verdrag, door een dienstverrichter
voor onbepaalde tijd en vanuit een duurzame infrastructuur, van waaruit
daadwerkelijk diensten worden verricht;

	zakelijke afnemer: afnemer, niet zijnde een consument.

Artikel 2

	1. Het bij of krachtens deze wet bepaalde is van toepassing op de eisen
en vergunningstelsels met betrekking tot de vrijheid van vestiging en
het vrij verkeer van diensten die onder de reikwijdte van de richtlijn
vallen.

	2. Het eerste lid geldt in ieder geval voor de eisen en
vergunningstelsels, bedoeld in dat lid, die zijn opgenomen in een
regeling van Onze Minister.

	3. Deze wet is niet van toepassing op:

	a.

	1°. onderwerpen en diensten die op grond van artikel 1, tweede tot en
met zevende lid, artikel 2, derde lid en artikel 3, tweede lid, van de
richtlijn, van het toepassingsgebied van de richtlijn zijn uitgezonderd,

	2°. diensten en sectoren die op grond van de artikel 2, tweede lid,
van de richtlijn, van het toepassingsgebied van de richtlijn zijn
uitgezonderd,

	3°. bepalingen van communautaire regelgeving, die ingeval zich een
strijdigheid voordoet als omschreven in artikel 3, eerste lid, van de
richtlijn, van het toepassingsgebied van de richtlijn zijn uitgezonderd;

	b. procedures van bezwaar en beroep;

	c. andere rechterlijke procedures of vormen van geschilbeslechting;

	d. regels en procedures betreffende overheidsopdrachten.

	4. Een wijziging van de richtlijn met betrekking tot de eisen en
vergunningstelsels die onder de reikwijdte van de richtlijn vallen gaat
voor de toepassing van het bij en krachtens deze wet bepaalde gelden met
ingang van de dag waarop aan de betrokken wijzigingsrichtlijn uitvoering
moet zijn gegeven, tenzij bij ministerieel besluit, dat in de
Staatscourant wordt bekendgemaakt, een eerder tijdstip wordt
vastgesteld.

Artikel 3

	Het bij of krachtens deze wet bepaalde is mede van toepassing in de
Nederlandse exclusieve economische zone.

§ 1.2 Wederzijdse erkenning van gegevens en bescheiden

Artikel 4

	1. Een bevoegde instantie waaraan een afnemer of dienstverrichter
gegevens of bescheiden overlegt ten bewijze dat aan een eis is voldaan
of een vergunning is verkregen aanvaardt ook:

	a. gegevens en bescheiden uit een andere lidstaat die een gelijkwaardig
doel dienen of waaruit blijkt dat aan de betrokken eis is voldaan of de
vergunning is verkregen;

	b. daartoe strekkende formulieren als bedoeld in artikel 5, tweede lid,
van de richtlijn.

	2. Bij de toepassing van het eerste lid kan een bevoegde instantie voor
gegevens en bescheiden uit een andere lidstaat uitsluitend originelen,
afschriften van originelen die als eensluidend met het origineel
gewaarmerkt zijn, of een authentieke vertaling van originelen,
verlangen, indien dit uit een verdrag van de Europese Unie of uit een
voor lidstaten bindend besluit van één of meer instellingen van de
Europese Unie volgt, of indien dit op grond van een dwingende reden van
algemeen belang gerechtvaardigd is.

	3. Onverminderd het tweede lid kan een bevoegde instantie bij de
toepassing van het eerste lid voor gegevens en bescheiden uit een andere
lidstaat in een vreemde taal een niet-gelegaliseerde vertaling verlangen
in de Nederlandse of Friese taal.

	4. Het eerste lid, onderdeel a, is niet van toepassing op gegevens en
bescheiden als bedoeld in artikel 5, vierde lid, van de richtlijn.

HOOFDSTUK 2. CENTRALE ELEKTRONISCHE VOORZIENINGEN VOOR DIENSTVERRICHTERS
EN AFNEMERS

§ 2.1 Het centraal loket

Artikel 5

	1. Onze Minister draagt zorg voor de inrichting, instandhouding,
werking en beveiliging van een centraal loket met behulp waarvan:

	a. ten behoeve van dienstverrichters:

	1°. informatie toegankelijk wordt gemaakt die van belang is voor het
verkrijgen van toegang tot of de uitoefening van diensten;

	2°. berichtenverkeer dat betrekking heeft op procedures en
formaliteiten wordt uitgewisseld tussen dienstverrichters en bevoegde
instanties.

	b. ten behoeve van zakelijke afnemers:

	1°. informatie toegankelijk wordt gemaakt in verband met het afnemen
van diensten in Nederland of een andere lidstaat;

	2°. op verzoek informatie wordt verschaft in verband met het afnemen
van diensten in een andere lidstaat dan Nederland.

	2. Het centraal loket is gemakkelijk langs elektronische weg
bereikbaar.

	3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels
worden gesteld met betrekking tot de inrichting, instandhouding, werking
en beveiliging van het centraal loket.

§ 2.2 Het informatiepunt

Artikel 6

	1. De Consumentenautoriteit draagt zorg voor de inrichting,
instandhouding, werking en beveiliging van een informatiepunt met behulp
waarvan ten behoeve van consumenten:

	a. informatie toegankelijk wordt gemaakt in verband met het afnemen van
diensten in Nederland of een andere lidstaat;

	b. op verzoek informatie wordt verschaft in verband met het afnemen van
diensten in een andere lidstaat dan Nederland.

	2. Het informatiepunt is gemakkelijk langs elektronische weg
bereikbaar.

	3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels
worden gesteld met betrekking tot de inrichting, instandhouding, werking
en beveiliging van het informatiepunt.

HOOFDSTUK 3. INFORMATIE, BIJSTAND EN ELEKTRONISCHE AFWIKKELING VOOR
DIENSTVERRICHTERS

§ 3.1 Toegankelijkheid van informatie voor dienstverrichters

Artikel 7

	Onze Minister maakt de volgende informatie voor dienstverrichters via
het centraal loket toegankelijk:

	a. de eisen en vergunningstelsels, bedoeld in artikel 2, en de namen en
adresgegevens van de bij die eisen en vergunningstelsels betrokken
bevoegde instanties;

	b. de rechtsmiddelen die algemeen voorhanden zijn voor het beslechten
van geschillen tussen bevoegde instanties en dienstverrichters, tussen
dienstverrichters en afnemers of tussen dienstverrichters onderling;

	c. de middelen en voorwaarden om toegang te krijgen tot openbare
registers en openbare databanken met gegevens over dienstverrichters en
diensten;

	d. de namen en adresgegevens van verenigingen en organisaties zonder
winstoogmerk, anders dan de bevoegde instanties, van welke
dienstverrichters praktische bijstand kunnen krijgen.

Artikel 8

	1. Een bevoegde instantie die betrokken is bij één of meer eisen of
vergunningstelsels als bedoeld in artikel 2, maakt de volgende
informatie voor dienstverrichters langs elektronische weg toegankelijk:

	a. de eisen of vergunningstelsels, waarbij die instantie is betrokken
en haar naam en adresgegevens;

	b. de rechtsmiddelen die algemeen voorhanden zijn voor het beslechten
van geschillen tussen haar en een dienstverrichter over eisen en
vergunningstelsels waarbij zij is betrokken.

	2. Een bevoegde instantie maakt tevens informatie voor
dienstverrichters langs elektronische weg toegankelijk over de middelen
en voorwaarden om toegang te krijgen tot een openbaar register of een
openbare databank met gegevens over dienstverrichters en diensten, voor
zover die instantie daarbij betrokken is.

Artikel 9

	De informatie, bedoeld in de artikelen 7 en 8 is actueel, duidelijk en
ondubbelzinnig.

Artikel 10

	Bij ministeriële regeling kunnen ten behoeve van een goede uitvoering
van artikel 7 regels worden gesteld over de wijze waarop bevoegde
instanties informatie als bedoeld in artikel 8 ordenen en toegankelijk
maken.

Artikel 11

	Indien daarin niet op andere wijze is voorzien, draagt Onze Minister
ten behoeve van dienstverrichters zorg voor het gemakkelijk langs
elektronische weg toegankelijk maken van informatie over:

	a. de betekenis van bepaalde keurmerken;

	b. de criteria voor het aanvragen van keurmerken;

	c. andere kwaliteitsaanduidingen voor diensten;

	d. op communautair niveau vastgestelde gedragscodes die gericht zijn op
de vergemakkelijking van de toegang tot of uitoefening van diensten.

§ 3.2 Verlening van bijstand aan dienstverrichters

Artikel 12

	1. Een bevoegde instantie verstrekt een dienstverrichter op diens
verzoek algemene informatie over de gebruikelijke uitleg en toepassing
van eisen of vergunningstelsels, bedoeld in artikel 2, waarbij die
bevoegde instantie is betrokken.

	2. De in het eerste lid bedoelde informatie wordt zo spoedig mogelijk
verstrekt, is actueel, duidelijk en ondubbelzinnig. Waar passend wordt
informatie verstrekt in de vorm van een handleiding.

	3. Indien een bevoegde instantie de verzochte informatie niet kan
verstrekken, deelt zij dat onverwijld mee.

	4. Een bevoegde instantie draagt er zorg voor dat zij langs
elektronische weg voldoende bereikbaar is voor een verzoek van een
dienstverrichter om informatie als bedoeld in het eerste lid.

	5. Een bevoegde instantie verzendt een bericht met de verzochte
informatie als bedoeld in het eerste lid, of een mededeling als bedoeld
in het derde lid, langs elektronische weg, voor zover een
dienstverrichter waarvoor het bericht bestemd is aan de bevoegde
instantie kenbaar heeft gemaakt dat hij langs deze weg voldoende
bereikbaar is.

	6. Het vijfde lid geldt, voor zover van toepassing, in afwijking van
artikel 2:14, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

§ 3.3 Op procedures en formaliteiten betrekking hebbend
berichtenverkeer

Artikel 13

	1. Onze Minister biedt een dienstverrichter respectievelijk een
bevoegde instantie de mogelijkheid berichten die betrekking hebben op
procedures en formaliteiten via het centraal loket te verzenden en te
ontvangen.

	2. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld inzake
vernietigingstermijnen van via het centraal loket verzonden berichten.

	3. Onze Minister draagt onverwijld zorg voor vernietiging van een
bericht na verloop van de krachtens het tweede lid gestelde termijnen.

Artikel 14

	1. Een bevoegde instantie die betrokken is bij de afwikkeling van
procedures en formaliteiten:

	a. draagt zorg voor aansluiting op het centraal loket;

	b. verzendt daarop betrekking hebbende berichten via het centraal
loket, voor zover een dienstverrichter waarvoor een bericht bestemd is
via het centraal loket aan de bevoegde instantie kenbaar heeft gemaakt
dat hij langs deze weg voldoende bereikbaar is.

	c. draagt er zorg voor dat zij via het centraal loket voldoende
bereikbaar is voor daarop betrekking hebbende berichten van een
dienstverrichter.

	2. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met
betrekking tot technische eisen waaraan door een bevoegde instantie als
bedoeld in het eerste lid moet worden voldaan met het oog op aansluiting
op het centraal loket.

	3. Het eerste lid geldt, voor zover van toepassing, in afwijking van
artikel 2:14, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 15

	1. Artikel 2:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, is niet
van toepassing op de verzending via het centraal loket van gegevens en
bescheiden die op procedures en formaliteiten betrekking hebben.

	2. Voor zover daarvan bij of krachtens deze wet niet wordt afgeweken,
zijn de artikelen 2:14, derde lid, 2:15, derde en vierde lid, 2:16 en
2:17 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing op
berichten waarop dit hoofdstuk en hoofdstuk 4 van toepassing zijn en
waarbij een bevoegde instantie niet als bestuursorgaan is betrokken.

§ 3.4 Gegevensbescherming

Artikel 16

	1. Onze Minister verwerkt persoonsgegevens als bedoeld in artikel 1,
onderdeel a, van de Wet bescherming persoonsgegevens, met het doel de
uitwisseling van berichtenverkeer dat betrekking heeft op de afwikkeling
van procedures en formaliteiten via het centraal loket voor
dienstverrichters mogelijk te maken.

	2. Ten aanzien van de in het eerste lid bedoelde verwerking van
persoonsgegevens, is Onze Minister verantwoordelijke in de zin van
artikel 1, onderdeel d, van de Wet bescherming persoonsgegevens.

HOOFDSTUK 4. INFORMATIE EN BIJSTAND VOOR AFNEMERS

§ 4.1 Toegankelijkheid van informatie voor afnemers

Artikel 17

	Onze Minister maakt via het centraal loket voor zakelijke afnemers
toegankelijk:

	a. de informatie, bedoeld in artikel 7, onderdelen a en c;

	b. algemene informatie over in andere lidstaten geldende eisen inzake
toegang tot en uitoefening van diensten;

	c. de rechtsmiddelen die algemeen voorhanden zijn voor het beslechten
van geschillen tussen bevoegde instanties en zakelijke afnemers of
tussen dienstverrichters en zakelijke afnemers;

	d. algemene informatie over in andere lidstaten beschikbare
rechtsmiddelen voor het beslechten van geschillen tussen
dienstverrichters en zakelijke afnemers;

	e. de namen en adresgegevens van verenigingen of organisaties zonder
winstoogmerk, anders dan de bevoegde instanties, waarvan zakelijke
afnemers praktische bijstand kunnen krijgen;

	f. de namen en adresgegevens van verenigingen of organisaties zonder
winstoogmerk, die geen bevoegde instantie in enige lidstaat zijn, en
waar zakelijke afnemers praktische bijstand van kunnen krijgen in een
andere lidstaat dan Nederland.

Artikel 18

	De Consumentenautoriteit maakt via het informatiepunt voor consumenten
toegankelijk:

	a. de informatie, bedoeld in artikel 7, onderdelen a en c;

	b. algemene informatie over in andere lidstaten geldende eisen inzake
toegang tot en uitoefening van diensten, in het bijzonder informatie
inzake consumentenbescherming;

	c. de rechtsmiddelen die algemeen voorhanden zijn voor het beslechten
van geschillen tussen bevoegde instanties en consumenten of tussen
dienstverrichters en consumenten;

	d. algemene informatie over in andere lidstaten beschikbare
rechtsmiddelen voor het beslechten van geschillen tussen
dienstverrichters en consumenten;

	e. de namen en adresgegevens van verenigingen of organisaties zonder
winstoogmerk, anders dan de bevoegde instanties, waarvan consumenten
praktische bijstand kunnen krijgen.

	f. de namen en adresgegevens van verenigingen of organisaties zonder
winstoogmerk, die geen bevoegde instantie in enige lidstaat zijn, en
waar consumenten praktische bijstand van kunnen krijgen in een andere
lidstaat dan Nederland.

Artikel 19

	Een bevoegde instantie die betrokken is bij één of meer eisen of
vergunningstelsels als bedoeld in artikel 2, maakt voor afnemers langs
elektronische weg toegankelijk:

	a. de informatie, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, en
artikel 8, tweede lid;

	b. de rechtsmiddelen die algemeen voorhanden zijn voor het beslechten
van geschillen tussen haar en een afnemer of tussen een dienstverrichter
en een afnemer.

Artikel 20

	De informatie, bedoeld in de artikelen 17, 18 en 19, is actueel,
duidelijk en ondubbelzinnig.

Artikel 21

	Bij ministeriële regeling kunnen ten behoeve van een goede uitvoering
van artikel 17, onderdelen a, c en e, regels worden gesteld over de
wijze waarop bevoegde instanties informatie als bedoeld in artikel 19
ordenen en toegankelijk maken.

Artikel 22

	Indien daarin niet op andere wijze is voorzien, draagt Onze Minister
ten behoeve van afnemers zorg voor het gemakkelijk langs elektronische
weg toegankelijk maken van informatie over:

	a. de betekenis van bepaalde keurmerken;

	b. de criteria voor het aanvragen van keurmerken;

	c. andere kwaliteitsaanduidingen voor diensten;

	d. op communautair niveau vastgestelde gedragscodes die gericht zijn op
de vergemakkelijking van de toegang tot of uitoefening van diensten.

§ 4.2 Verlening van bijstand aan afnemers

Artikel 23

	Onze Minister verstrekt een zakelijke afnemer op diens verzoek:

	a. algemene informatie over in de andere lidstaten geldende eisen
inzake de toegang tot en de uitoefening van diensten.

	b. algemene informatie over in andere lidstaten beschikbare
rechtsmiddelen voor het beslechten van geschillen tussen een
dienstverrichter en een zakelijke afnemer;

	c. namen en adresgegevens van verenigingen en organisaties zonder
winstoogmerk uit een andere lidstaat, die geen bevoegde instanties in
die lidstaat zijn, en van welke een zakelijke afnemer praktische
bijstand kan krijgen.

Artikel 24

	De Consumentenautoriteit verstrekt een consument op diens verzoek:

	a. algemene informatie over in de andere lidstaten geldende eisen
inzake de toegang tot en uitoefening van diensten, in het bijzonder die
inzake consumentenbescherming;

	b. algemene informatie over in andere lidstaten beschikbare
rechtsmiddelen voor het beslechten van geschillen tussen een
dienstverrichter en een consument;

	c. namen en adresgegevens van verenigingen en organisaties zonder
winstoogmerk uit een andere lidstaat, die geen bevoegde instanties in
die lidstaat zijn, en van welke een consument praktische bijstand kan
krijgen.

Artikel 25

	Een bevoegde instantie verstrekt een afnemer op diens verzoek algemene
informatie over de gebruikelijke uitleg en toepassing van eisen of
vergunningstelsels, bedoeld in artikel 2, waarbij die bevoegde instantie
is betrokken.

Artikel 26

	Op een informatieverzoek als bedoeld in de artikelen 23 tot en met 25
is artikel 12, tweede tot en met zesde lid, van overeenkomstige
toepassing, met dien verstande dat de behandeling van een tot Onze
Minister gericht verzoek geschiedt via het centraal loket en een tot de
Consumentenautoriteit gericht verzoek via het informatiepunt.

Artikel 27

	1. Onze Minister verstrekt aan een relevante organisatie als bedoeld in
artikel 21, derde lid, van de richtlijn op verzoek informatie als
bedoeld in artikel 21, eerste lid, onderdelen a tot en met c, van de
richtlijn, voor Nederland ten behoeve van zakelijke afnemers.

	2. De Consumentenautoriteit verstrekt aan een relevante organisatie als
bedoeld in artikel 21, derde lid, van de richtlijn op verzoek informatie
als bedoeld in artikel 21, eerste lid, onderdelen a tot en met c, van de
richtlijn, voor Nederland ten behoeve van consumenten.

	3. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld ter
uitvoering van op grond van artikel 21, derde lid, laatste volzin en
artikel 21, vierde lid, van de richtlijn vastgestelde praktische
regelingen en uitvoeringsmaatregelen.

HOOFDSTUK 5. VERGUNNINGSTELSELS

§ 5.1 Vergunningen op aanvraag

Artikel 28

	In afwijking van artikel 4:20a, eerste lid, van de Algemene wet
bestuursrecht is paragraaf 4.1.3.3 van die wet van toepassing op een
aanvraag om een vergunning, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is
bepaald.

Artikel 29

	1. Een bevoegde instantie bevestigt de ontvangst van een aanvraag om
een vergunning zo snel mogelijk. De ontvangstbevestiging bevat de
volgende informatie:

	a. de bij wettelijk voorschrift met betrekking tot die vergunning
bepaalde termijn waarbinnen de beschikking wordt gegeven of de termijn
van acht weken, bedoeld in artikel 31, eerste lid;

	b. beschikbare rechtsmiddelen om tegen de beschikking op te komen.

	2. Indien paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht op een
aanvraag van toepassing is, vermeldt de ontvangstbevestiging  tevens dat
de gevraagde beschikking van rechtswege is gegeven, indien niet tijdig
op de aanvraag  is beslist.

Artikel 30

	1. Een dienstverrichter voldoet aan een eis die bij de voorbereiding
van een beschikking op een aanvraag voor een vergunning geldt, indien de
dienstverrichter reeds in Nederland of in een andere lidstaat aan een
gelijkwaardige eis voldoet.

	2. Een bevoegde instantie verricht bij de voorbereiding van een
beschikking als bedoeld in het eerste lid geen onderzoek naar een eis
als in dat lid bedoeld, indien reeds in Nederland of in een andere
lidstaat onderzoek naar een gelijkwaardige eis is verricht en hieruit
blijkt dat de dienstverrichter aan die eis voldoet.

Artikel 31

	1. Indien bij wettelijk voorschrift geen termijn is bepaald binnen
welke een beschikking op een aanvraag om de desbetreffende vergunning
dient te worden gegeven, wordt de beschikking zo spoedig mogelijk, doch
uiterlijk binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag gegeven.

	2. Artikel 4:14, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht vindt
alleen toepassing indien een beslissing op een aanvraag om een
vergunning vanwege de ingewikkeldheid van het onderwerp niet kan worden
gegeven binnen de in het eerste lid bedoelde termijn. De termijn kan
eenmaal worden verlengd.

	3. De in artikel 4:14, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht
bedoelde kennisgeving wordt bij toepassing van het tweede lid gedaan
binnen de desbetreffende termijn, is met redenen omkleed, en geeft een
zo kort mogelijke termijn waarbinnen de beslissing wel tegemoet kan
worden gezien.

	4. Indien afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht op een
aanvraag van toepassing is, kan een bevoegde instantie de termijn voor
het geven van de beschikking, in afwijking van artikel 3:18, tweede lid,
van de Algemene wet bestuursrecht ten hoogste eenmaal voor beperkte duur
verlengen. De verlenging en de duur daarvan wordt, met inachtneming van
de in artikel 3:18, tweede lid, bedoelde termijn van acht weken,
gemotiveerd aan de aanvrager medegedeeld.

Artikel 32

	1. Indien een aanvrager van een vergunning met toepassing van artikel
4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid krijgt de aanvraag
binnen de daarvoor door de bevoegde instantie gestelde termijn aan te
vullen, vermeldt de bevoegde instantie tevens de gevolgen daarvan voor
de termijn van het geven van de beschikking.

	2. In afwijking van artikel 4:15, eerste lid, onderdeel b, van de
Algemene wet bestuursrecht, wordt de termijn voor het geven van een
beschikking op een aanvraag voor een vergunning niet opgeschort door een
mededeling als bedoeld in dat onderdeel.

Artikel 33

	1. Een bevoegde instantie beperkt een vergunning die zij al dan niet
voor onbepaalde tijd kan verlenen niet in geldigheidsduur, tenzij:

	a. die geldigheidsduur automatisch wordt verlengd,

	b. het aantal beschikbare vergunningen beperkt is door een dwingende
reden van algemeen belang, of

	c. een beperkte duur gerechtvaardigd is om een dwingende reden van
algemeen belang.

	2. Een vergunning waarvan de geldigheidsduur uitsluitend afhankelijk is
van de voortdurende vervulling van de vergunningsvoorwaarden wordt
aangemerkt als een vergunning voor onbepaalde tijd.

	3. Onder een vergunning met beperkte geldigheidsduur wordt niet
verstaan een vergunning die op grond van wettelijke voorschriften of aan
de vergunning verbonden voorwaarden zijn geldigheid verliest indien een
dienstverrichter niet binnen de daartoe in de vergunning gestelde
termijn zijn dienstverrichtingen aanvangt.

	4. Het eerste lid is niet van toepassing op:

	a. vergunningen die naar hun aard beperkt zijn in de tijd;

	b. vergunningen waarvan het aantal beperkt is door schaarste van de
beschikbare natuurlijke hulpbronnen of de bruikbare technische
mogelijkheden.

	5. Een bevoegde instantie verleent een vergunning als bedoeld in het
vierde lid, onderdeel b, voor een passende beperkte duur.

Artikel 34

	1. Een dienstverrichter stelt de bevoegde instantie die een vergunning
heeft verleend in kennis van:

	a. de oprichting van dochterondernemingen waarvan de activiteiten onder
de desbetreffende vergunning vallen;

	b. wijzigingen in zijn situatie waardoor niet meer aan de voorwaarden
van de desbetreffende vergunning wordt voldaan.

	2. Een dienstverrichter die de aanvraag om de vergunning heeft gedaan
via het centraal loket, verricht de mededeling, bedoeld in het eerste
lid, door verzending via het centraal loket.

§ 5.2. Meldingen

Artikel 35

	1. Een bevoegde instantie bevestigt de ontvangst van een melding die
een dienstverrichter krachtens wettelijk voorschrift bij een bevoegde
instantie moet verrichten, indien:

	a. het doen van die melding en het verloop van een bij wettelijk
voorschrift bepaalde termijn na die melding een voorwaarde is tot
vestiging en

	b. de bevoegde instantie bevoegd is binnen de termijn, bedoeld in
onderdeel a, een vergunning te verlenen.

	2. Een dienstverrichter voldoet aan een eis die bij een melding als
bedoeld in het eerste lid geldt, indien de dienstverrichter reeds in
Nederland of in een andere lidstaat aan een gelijkwaardige eis voldoet.
Artikel 30, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing op een
bevoegde instantie die bevoegd is binnen de termijn, bedoeld in het
eerste lid, onderdeel a, een vergunning te verlenen.

Artikel 36

	1. Een dienstverrichter stelt de bevoegde instantie bij welke hij een
melding heeft gedaan als bedoeld in artikel 35, eerste lid, in kennis
van:

	a. de oprichting van dochterondernemingen waarvan de activiteiten onder
de desbetreffende melding vallen;

	b. wijzigingen in de gegevens die hij bij de melding heeft verstrekt.

	2. Een dienstverrichter die reeds gebruik heeft gemaakt van de
mogelijkheid, bedoeld in artikel 13, eerste lid, verricht de mededeling,
bedoeld in het eerste lid, door verzending via het centraal loket.

HOOFDSTUK 6. ADMINISTRATIEVE SAMENWERKING

§ 6.1 Wederzijdse bijstand

Artikel 37

	1. Een bevoegde instantie die is betrokken bij een of meer eisen of
vergunningstelsels als bedoeld in artikel 2:

	a. verstrekt op verzoek van een bevoegde instantie uit een andere
lidstaat informatie over een dienstverrichter en zijn
dienstverrichtingen,

	b. verricht op verzoek van een bevoegde instantie uit een andere
lidstaat verificaties, inspecties en onderzoeken naar een
dienstverrichter en zijn dienstverrichtingen,

indien het verzoek deugdelijk is gemotiveerd en de desbetreffende
instantie bevoegd is om aan het verzoek te voldoen.

	2. Een bevoegde instantie verstrekt de in het eerste lid, onderdelen a
en b, bedoelde informatie en resultaten van verificaties, inspecties en
onderzoeken, alsmede informatie over genomen maatregelen jegens de
desbetreffende dienstverrichter, binnen de kortst mogelijke termijn en
langs elektronische weg.

	3. De in het tweede lid bedoelde verstrekking geschiedt via het interne
markt informatiesysteem, tenzij naar het oordeel van de bevoegde
instantie ter uitvoering van regelgeving van de Europese Gemeenschap een
ander elektronisch communicatiesysteem is aangewezen.

Artikel 38

	1. Indien een bevoegde instantie niet kan voldoen aan een verzoek als
bedoeld in artikel 37, eerste lid, onderdeel a of b, stelt zij de
instantie die het verzoek heeft gedaan daarvan snel in kennis, teneinde
een oplossing te vinden.

	2. Een bevoegde instantie informeert het in artikel 55 bedoelde
contactpunt:

	a. indien zij niet bevoegd is om aan een verzoek als bedoeld in artikel
37, eerste lid, onderdeel a of b, te voldoen;

	b. indien de toepassing van het eerste lid niet leidt tot een oplossing
met de instantie die het verzoek heeft gedaan.

Artikel 39

	1. Een bevoegde instantie die is betrokken bij een of meer eisen of
vergunningstelsels als bedoeld in artikel 2, motiveert op een
deugdelijke wijze een verzoek aan een bevoegde instantie uit een andere
lidstaat:

	a. om informatie over een dienstverrichter en zijn dienstverrichtingen;

	b. tot het verrichten van verificaties, inspecties en onderzoeken naar
een dienstverrichter en zijn dienstverrichtingen.

	2. Indien een bevoegde instantie uit een andere lidstaat niet voldoet
aan een verzoek als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a of b,
informeert de desbetreffende bevoegde instantie het in artikel 55
bedoelde contactpunt hierover.

§ 6.2 Informatie over de betrouwbaarheid van dienstverrichters

Artikel 40

	1. Een bevoegde instantie die is betrokken bij een of meer eisen of
vergunningstelsels als bedoeld in artikel 2, verstrekt op verzoek van
een bevoegde instantie van een andere lidstaat informatie over
onherroepelijke bestuursrechtelijke sancties of onherroepelijke
tuchtrechtelijke maatregelen die door de eerstbedoelde bevoegde
instantie jegens een dienstverrichter zijn getroffen, indien het
desbetreffende verzoek deugdelijk is gemotiveerd en de desbetreffende
instantie bevoegd is om aan het verzoek te voldoen.

	2. Een bevoegde instantie verstrekt de in het eerste lid bedoelde
informatie, onder vermelding van de bepalingen die zijn overtreden,
binnen de kortst mogelijke termijn en langs elektronische weg, met
inachtneming van artikel 36, derde lid. De dienstverrichter wordt
daarvan onverwijld schriftelijk in kennis gesteld.

Artikel 41

	1. Voor de toepassing van artikel 33, eerste lid, van de richtlijn
wordt een verklaring omtrent het gedrag als bedoeld in artikel 28 van de
Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens aangemerkt als informatie
omtrent strafrechtelijke sancties.

	2. In afwijking van artikel 33 van de Wet justitiële en
strafvorderlijke gegevens wordt een aanvraag tot het afgeven van een
verklaring als bedoeld in het eerste lid met betrekking tot een
dienstverrichter ingediend door een bevoegde instantie uit een andere
lidstaat.

	3. Een aanvraag als bedoeld in het tweede lid wordt, in afwijking van
artikel 30, eerste lid, eerste volzin, van de Wet justitiële en
strafvorderlijke gegevens ingediend bij Onze Minister van Justitie.

	4. Artikel 37, derde lid, is van overeenkomstige toepassing op de in
het tweede lid bedoelde aanvraag.

Artikel 42

	1. Voor de toepassing van de artikelen 32, eerste lid, 34, 35 en 36 van
de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens wordt als aanvrager
aangemerkt de dienstverrichter ten aanzien van wie de verklaring wordt
gevraagd.

	2. Onze Minister van Justitie stelt de dienstverrichter ten aanzien van
wie de verklaring wordt gevraagd in kennis van de in artikel 41, tweede
lid, bedoelde aanvraag en vraagt zijn instemming met het in behandeling
nemen van de aanvraag.

	3. Indien de dienstverrichter geen instemming verleent, bericht Onze
Minister van Justitie dit aan de bevoegde instantie die de verklaring
heeft aangevraagd.

	4. Artikel 37, tweede en derde lid, zijn van overeenkomstige toepassing
op de in het derde lid bedoelde berichten.

Artikel 43

	1. Onze Minister van Justitie informeert de dienstverrichter ten
aanzien van wie de verklaring wordt gevraagd indien hij voornemens is de
afgifte van de verklaring omtrent het gedrag te weigeren.

	2. Onze Minister van Justitie verstrekt de verklaring omtrent het
gedrag dan wel de weigering tot afgifte daarvan aan de in het eerste lid
bedoelde dienstverrichter.

	3. Onze Minister van Justitie stelt de bevoegde instantie uit een
andere lidstaat zo spoedig mogelijk op de hoogte van de afgifte dan wel
weigering van de verklaring omtrent het gedrag. Bij de kennisgeving over
de afgifte van de verklaring wordt de strekking van de afgegeven
verklaring medegedeeld.

	4. Indien de weigering van de verklaring omtrent het gedrag nog niet
onherroepelijk is informeert Onze Minister van Justitie de bevoegde
instantie uit een andere lidstaat daarover.

	5. Artikel 37, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing
op de informatieverschaffing, bedoeld in het derde en vierde lid.

Artikel 44

	1. Een bevoegde instantie die is betrokken bij een of meer eisen of
vergunningstelsels als bedoeld in artikel 2, motiveert op deugdelijke
wijze een verzoek aan een bevoegde instantie uit een andere lidstaat om
informatie over aan een dienstverrichter opgelegde bestuursrechtelijke
sancties, tuchtrechtelijke maatregelen of strafrechtelijke sancties of
met betrekking tot een dienstverrichter genomen beslissingen betreffende
insolventie of faillissement waarbij sprake is van frauduleuze
praktijken.

	2. Artikel 39, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

§ 6.3 Veiligheidsmaatregelen jegens dienstverrichters in individuele
gevallen

Artikel 45

	Deze paragraaf is niet van toepassing:

	a. indien de wettelijke voorschriften op grond waarvan de maatregel
wordt genomen, vallen onder een communautaire harmonisatiemaatregel op
het gebied van de veiligheid van diensten;

	b. op opsporingsonderzoeken als bedoeld in artikel 132a van het Wetboek
van Strafvordering.

Artikel 46

	Voor de toepassing van de artikelen 47 tot en met 49 beschikken de
bevoegde instanties over de toezichts- en handhavingsbevoegdheden die
hen bij wettelijk voorschrift zijn toegekend, voor zover die
bevoegdheden uitsluitend kunnen worden uitgeoefend ten aanzien van in
Nederland gevestigde dienstverrichters.

Artikel 47

	Een bevoegde instantie die is betrokken bij een of meer eisen of
vergunningstelsels als bedoeld in artikel 2, kan uitsluitend in
buitengewone omstandigheden ten behoeve van de veiligheid van
dienstverrichtingen maatregelen treffen jegens een dienstverrichter die
is gevestigd in een andere lidstaat en die diensten verricht in het
gebied waarop deze wet van toepassing is.

Artikel 48

	1. Voordat een bevoegde instantie een maatregel treft als bedoeld in
artikel 47, verzoekt zij de bevoegde instantie uit de lidstaat van
vestiging van de dienstverrichter jegens hem maatregelen te nemen.
Daarbij verstrekt de bevoegde instantie alle relevante informatie over
de betrokken dienstverrichter, zijn dienstverrichtingen en de
omstandigheden ter zake.

	2. De bevoegde instantie stelt de Europese Commissie, de bevoegde
instantie uit de lidstaat van vestiging en het in artikel 55 bedoelde
contactpunt in kennis van het voornemen tot het treffen van maatregelen,
indien:

	a. naar haar oordeel de bevoegde instantie uit de lidstaat van
vestiging het krachtens het eerste lid gedane verzoek om maatregelen te
treffen niet of onvoldoende heeft ingewilligd en

	b. zij haar voornemen tot het treffen van een maatregel jegens de
dienstverrichter handhaaft.

	3. De kennisgeving, bedoeld in het tweede lid, geschiedt voor zover het
de Europese Commissie en de bevoegde instantie uit de lidstaat van
vestiging betreft, via het interne markt informatiesysteem en bevat de
volgende informatie:

	a. de redenen waarom de door de bevoegde instantie van de lidstaat van
vestiging van de dienstverrichter genomen of voorgenomen maatregelen
onvoldoende zijn,

	b. de redenen waarom de voorgenomen maatregel de afnemer van de dienst
meer bescherming biedt dan de maatregel die de bevoegde instantie van de
lidstaat van vestiging zou nemen en

	c. een toelichting op de evenredigheid van de voorgenomen maatregel.

	4. De bevoegde instantie treft de maatregel niet eerder dan nadat de
bij of krachtens de richtlijn daarvoor gestelde termijn is verstreken.

	5. De bevoegde instantie geeft terstond uitvoering aan een verzoek van
de Europese Commissie om, vanwege de strijdigheid van die maatregel met
het Gemeenschapsrecht, de maatregel niet te treffen of de uitvoering
ervan te staken.

Artikel 49

	1. Indien een bevoegde instantie op grond van artikel 47 een maatregel
treft, kan zij in spoedeisende gevallen de toepassing van artikel 48,
eerste tot en met vierde lid, achterwege laten. In dat geval stelt zij
de Europese Commissie, de bevoegde instantie uit de lidstaat van
vestiging van de dienstverrichter en het in artikel 55 bedoelde
contactpunt onverwijld in kennis van de genomen maatregel met opgave van
de redenen waarom er sprake is van een spoedeisend karakter.

	2. Artikel 48, vijfde lid, is van toepassing.

Artikel 50

	1. Een bevoegde instantie die is betrokken bij een of meer eisen of
vergunningstelsels als bedoeld in artikel 2, treft op verzoek van een
bevoegde instantie uit een andere lidstaat maatregelen jegens een in
Nederland gevestigde dienstverrichter indien:

	a. het desbetreffende verzoek alle relevante informatie bevat over de
betrokken dienstverrichter, zijn dienstverrichtingen en de
omstandigheden ter zake;

	b. de desbetreffende instantie bevoegd is om aan het verzoek te
voldoen;

	c. de verzochte maatregelen verband houden met de veiligheid van
dienstverrichtingen in een andere lidstaat;

	d. zij er voldoende van overtuigd is dat de aan het verzoek ten
grondslag liggende feiten juist zijn.

	2. De bevoegde instantie stelt de instantie die het verzoek heeft
gedaan en het in artikel 55 bedoelde contactpunt onverwijld in kennis
van de genomen of voorgenomen maatregelen dan wel van de redenen waarom
zij geen maatregelen treft.

	3. Op een kennisgeving aan de bevoegde instantie als bedoeld in het
tweede lid is artikel 37, derde lid, van toepassing.

§ 6.4 Het waarschuwingsmechanisme

Artikel 51

	1. Zodra een bevoegde instantie die is betrokken bij een of meer eisen
of vergunningstelsels als bedoeld in artikel 2, kennis neemt van
gedragingen, ernstige specifieke handelingen of omstandigheden met
betrekking tot een dienstverrichter of een dienstverrichting die
ernstige schade aan de gezondheid, veiligheid van personen of het milieu
kan veroorzaken, stelt deze instantie alle andere lidstaten, de Europese
Commissie en het in artikel 55 bedoelde contactpunt daarvan onverwijld
in kennis.

	2. De in het eerste lid bedoelde kennisgeving geschiedt via het interne
markt informatiesysteem, tenzij naar het oordeel van de bevoegde
instantie ter uitvoering van regelgeving van de Europese Gemeenschap een
ander elektronisch communicatiesysteem is aangewezen.

	3. De kennisgeving wordt gelijkgesteld met een besluit.

	4. Tegelijkertijd met of zo spoedig mogelijk na de bekendmaking wordt
van het besluit mededeling gedaan aan de dienstverrichter.

	5. Het eerste lid is niet van toepassing op opsporingsonderzoeken als
bedoeld in artikel 132a van het Wetboek van Strafvordering.

Artikel 52

	Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld ter uitvoering
van de door de Europese Commissie krachtens artikel 32, derde lid, van
de richtlijn vastgestelde regels.

§ 6.5 Toezicht en handhaving

Artikel 53

	Een bevoegde instantie die is betrokken bij een of meer eisen of
vergunningstelsels als bedoeld in artikel 2, ziet niet af van de
toepassing van toezichts- of handhavingsmaatregelen jegens een
dienstverrichter die in Nederland is gevestigd vanwege het feit dat de
door die dienstverrichter verrichte dienst in een andere lidstaat is
verricht of daar schade heeft veroorzaakt.

Artikel 54

	Artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige
toepassing indien een bevoegde instantie medewerking vordert naar
aanleiding van een verzoek van een bevoegde instantie uit een andere
lidstaat als bedoeld in de paragrafen 6.1, 6.2 en 6.3.

§ 6.6 Het contactpunt

Artikel 55

	1. Onze Minister draagt zorg voor de inrichting en instandhouding van
een contactpunt.

	2. Het contactpunt:

	a. ondersteunt de uitwisseling van verzoeken om informatie over en tot
het verrichten van verificaties, inspecties en onderzoeken naar
dienstverrichters en hun dienstverrichtingen tussen de bevoegde
instanties en de bevoegde instanties uit andere lidstaten;

	b. is de bevoegde instanties al dan niet op verzoek behulpzaam bij

	1º het oplossen van problemen bij verzoeken om informatie over en tot
het verrichten van verificaties, inspecties en onderzoeken naar
dienstverrichters en hun dienstverrichtingen aan of van bevoegde
instanties uit andere lidstaten,

	2 º het gebruik van het waarschuwingsmechanisme;

	c. verstrekt al dan niet op verzoek aan de bevoegde instanties de
nodige informatie met betrekking tot gelijkwaardige, of gezien hun doel
in wezen vergelijkbare eisen en onderzoeken waaraan een dienstverrichter
in een andere lidstaat is onderworpen;

	d. onderhoudt contacten met de contactpunten van andere lidstaten ten
behoeve van een goede werking van de administratieve samenwerking.

§ 6.7 Het interne markt informatiesysteem

Artikel 56

	Een bevoegde instantie die is betrokken bij een of meer eisen of
vergunningstelsels als bedoeld in artikel 2, draagt zorg voor
aansluiting op het interne markt informatiesysteem.

Artikel 57

	Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking
tot technische eisen waaraan de bevoegde instanties moeten voldoen met
het oog op aansluiting op het interne markt informatiesysteem en met
betrekking tot de beveiliging van persoonsgegevens bij gebruik van het
interne markt informatiesysteem.

Artikel 58

	Een bevoegde instantie die is betrokken bij een of meer eisen of
vergunningstelsels als bedoeld in artikel 2, kan het interne markt
informatiesysteem benutten voor de uitwisseling van gegevens binnen
Nederland met betrekking tot dienstverrichters en dienstverrichtingen.

Artikel 59

	1. Onze Minister verwerkt persoonsgegevens als bedoeld in artikel 1,
onderdeel a, van de Wet bescherming persoonsgegevens, bestaande uit de
contactgegevens van de contactpersonen van de bevoegde instanties, met
het doel de uitwisseling van berichten die betrekking hebben op de
afwikkeling van verzoeken om informatie en verificaties, inspecties en
onderzoeken en op waarschuwingsberichten, bedoeld in dit hoofdstuk, door
bevoegde instanties via het interne markt informatiesysteem mogelijk te
maken.

	2. Ten aanzien van de verwerking van persoonsgegevens, bedoeld in het
eerste lid, is onze Minister verantwoordelijke in de zin van artikel 1,
onderdeel d, van de Wet bescherming persoonsgegevens.

Artikel 60

	Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld ter uitvoering
van door de Commissie krachtens artikel 36 van de richtlijn vastgestelde
uitvoeringsmaatregelen en praktische regels voor de elektronische
uitwisseling van informatie tussen de lidstaten.

HOOFDSTUK 7. WIJZIGING VAN ANDERE WETTEN

Artikel 61

	De Algemene wet bestuursrecht wordt gewijzigd als volgt:

A

	Het opschrift van afdeling 4.1.3 komt te luiden:

AFDELING 4.1.3 BESLISTERMIJN

B

	Na paragraaf 4.1.3.2 wordt een paragraaf toegevoegd, luidende:

§ 4.1.3.3 Positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen

Artikel 4:20a

	1. Deze paragraaf is van toepassing indien dit bij wettelijk
voorschrift is bepaald.

	2. Paragraaf 4.1.3.2 is niet van toepassing indien deze paragraaf van
toepassing is.

Artikel 4:20b

	1. Indien niet tijdig op de aanvraag tot het geven van een beschikking
is beslist, is de gevraagde beschikking van rechtswege gegeven.

	2. De verlening van rechtswege geldt als een beschikking.

	3. In afwijking van artikel 3:40 treedt de beschikking in werking op de
derde dag na afloop van de beslistermijn.

Artikel 4:20c

	1. Het bestuursorgaan maakt de beschikking bekend binnen twee weken
nadat zij van rechtswege is gegeven.

	2. Bij de bekendmaking en mededeling van de beschikking wordt vermeld
dat de beschikking van rechtswege is gegeven.

Artikel 4:20d

	1. Indien het bestuursorgaan de beschikking niet overeenkomstig artikel
4:20c binnen twee weken heeft bekendgemaakt, verbeurt het na een daarop
volgende ingebrekestelling door de aanvrager een dwangsom vanaf de dag
dat twee weken zijn verstreken sinds die ingebrekestelling.

	2. De dwangsom wordt berekend overeenkomstig artikel 4:17, eerste en
tweede lid.

	3. De artikelen 4:17, vierde lid, en zesde lid, onder a en b, 4:18,
eerste lid, 4:19 en 4:20 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 4:20e

	Indien in een wettelijk voorschrift of een beleidsregel is bepaald dat
in een beschikking steeds bepaalde voorschriften worden opgenomen, dan
maken deze ook deel uit van de beschikking van rechtswege.

Artikel 4:20f

	1. Het bestuursorgaan kan aan de beschikking van rechtswege alsnog
voorschriften verbinden of de beschikking intrekken voor zover dit nodig
is om ernstige gevolgen voor het algemeen belang te voorkomen.

	2. Een beschikking als bedoeld in het eerste lid kan slechts worden
genomen binnen zes weken na de bekendmaking van de beschikking van
rechtswege.

	3. Het bestuursorgaan vergoedt de schade die door de wijziging of
intrekking bedoeld in het eerste lid wordt veroorzaakt.

C

	Artikel 4:71, vierde lid, komt te luiden:

	4. Paragraaf 4.1.3.3 is van toepassing.

D

	Artikel 6:12, eerste en tweede lid, komen als volgt te luiden:

	1. Indien het beroep is gericht tegen het niet tijdig nemen van een
besluit dan wel het niet tijdig bekendmaken van een van rechtswege
verleende beschikking, is het niet aan een termijn gebonden.

	2. Het beroepschrift kan worden ingediend zodra:

	a. het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen of een
van rechtswege verleende beschikking bekend te maken, en

	b. twee weken zijn verstreken na de dag waarop belanghebbende het
bestuursorgaan schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke is.

E

	Het opschrift van afdeling 8.2.4a komt te luiden:

AFDELING 8.2.4A BEROEP BIJ NIET TIJDIG HANDELEN

F

	In artikel 8:55c wordt “artikel 4:17” vervangen door: afdeling
4.1.3.

G

	Na artikel 8:55e wordt een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 8:55f

	1. Tegen het niet tijdig bekendmaken van een beschikking van rechtswege
kan de belanghebbende beroep bij de rechtbank instellen.

	2. Deze afdeling is van overeenkomstige toepassing.

H

	Artikel 10:31, vierde lid, komt te luiden:

	4. Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald, is paragraaf
4.1.3.3 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 62

	Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:

	In titel 5 wordt na afdeling 2 een nieuwe afdeling ingevoegd, luidende:

AFDELING 2a

Informatie over dienstverrichters en hun diensten naar aanleiding van de
dienstenrichtlijn

Artikel 230a

	In deze afdeling wordt verstaan onder:

	afnemer: natuurlijke persoon die onderdaan is van een lidstaat of die
rechten heeft die hem door communautaire besluiten zijn verleend, of een
rechtspersoon in de zin van artikel 48 van het Verdrag die in een
lidstaat is gevestigd en, al dan niet voor beroepsdoeleinden, van een
dienst gebruik maakt of wil maken;

	bevoegde instantie: bestuursorgaan, een ander orgaan of een autoriteit,
dat of die een toezichthoudende, vergunningverlenende of regelgevende
rol vervult ten aanzien van diensten;

	centraal loket: het centraal loket, bedoeld in artikel 5, eerste lid,
van de Dienstenwet;

	dienst: economische activiteit, anders dan in loondienst, die
gewoonlijk tegen vergoeding geschiedt, als bedoeld in artikel 50 van het
Verdrag;

	dienstverrichter: natuurlijke persoon die onderdaan is van een lidstaat
of een rechtspersoon in de zin van artikel 48 van het Verdrag, die in
een lidstaat is gevestigd en die een dienst aanbiedt of verricht;

	lidstaat: lidstaat van de Europese Unie of van de Europese Economische
Ruimte;

	vergunning: beslissing, uitdrukkelijk of stilzwijgend, over de toegang
tot of de uitoefening van een dienst;

	vergunningstelsel: procedure die voor een dienstverrichter of afnemer
de verplichting inhoudt bij een bevoegde instantie stappen te ondernemen
ter verkrijging van een vergunning.

Artikel 230b

	De dienstverrichter die diensten verricht als bedoeld in richtlijn
2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie
van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt (PbEU L
376), stelt de afnemer van die diensten de volgende gegevens ter
beschikking:

	1. zijn naam, rechtspositie en rechtsvorm, het geografisch adres waar
hij is gevestigd, zijn adresgegevens, zodat de afnemers hem snel kunnen
bereiken en rechtstreeks met hem kunnen communiceren, eventueel langs
elektronische weg;

	2. wanneer de dienstverrichter in een handelsregister of in een
vergelijkbaar openbaar register is ingeschreven, de naam van dat
register en het nummer waaronder hij is ingeschreven, of gelijkwaardige
gegevens uit dat register die ter identificatie dienen;

	3. wanneer voor de activiteit een vergunningstelsel geldt, de 
adresgegevens van de bevoegde instantie of van het centraal loket;

	4. wanneer de dienstverrichter een btw-plichtige activiteit uitoefent,
het nummer bedoeld in artikel 214, eerste lid, onder a, van Richtlijn
2006/112/EG van de Raad van de Europese Unie van 28 november 2006
betreffende het Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de
toegevoegde waarde (PbEU L 347);

	5. voor gereglementeerde beroepen: elke beroepsorde of vergelijkbare
organisatie waarbij de dienstverrichter is ingeschreven, alsmede de
beroepstitel en de lidstaat  waar die is verleend;

	6. in voorkomend geval, de algemene voorwaarden en bepalingen die de
dienstverrichter hanteert;

	7. het eventuele bestaan van door de dienstverrichter gehanteerde
contractuele bepalingen betreffende het op de overeenkomst toepasselijke
recht of de bevoegde rechter;

	8. het eventuele bestaan van niet bij wet voorgeschreven garantie na
verkoop;

	9. de prijs van de dienst wanneer de dienstverrichter de prijs van een
bepaald soort dienst vooraf heeft vastgesteld;

	10. de belangrijkste kenmerken van de dienst wanneer deze niet uit de
context blijken;

	11. de in artikel 23, lid 1 van de in de aanhef van dit artikel
genoemde richtlijn, bedoelde verzekering of waarborgen, met name de
adresgegevens van de verzekeraar of de borg en de geografische dekking;

	12. adresgegevens, met name een postadres, faxnummer of e-mailadres en
een telefoonnummer, waar alle afnemers, ook die die in andere lidstaten
verblijven, een klacht kunnen indienen of informatie over de verrichte
dienst kunnen vragen. Indien dit niet hun gebruikelijke
correspondentieadres is, wordt hun wettelijke adres verstrekt. Op
eventuele klachten wordt zo snel mogelijk gereageerd en alles wordt in
het werk gesteld om een bevredigende oplossing te vinden;

	13. wanneer een dienstverrichter gebonden is aan een gedragscode of lid
is van een handelsvereniging of beroepsorde die voorziet in een regeling
voor buitengerechtelijke geschillenbeslechting, wordt dienaangaande
informatie verstrekt. De dienstverrichter vermeldt dit in elk document
waarin zijn diensten in detail worden beschreven en geeft daarbij aan
hoe toegang kan worden verkregen tot gedetailleerde informatie over de
kenmerken en toepassingsvoorwaarden van deze regeling.

Artikel 230c

	De in artikel 230b bedoelde informatie, naar keuze van de
dienstverrichter, bedoeld in artikel 230b, aanhef:

	1. wordt op eigen initiatief door de dienstverrichter verstrekt;

	2. is voor de afnemer gemakkelijk toegankelijk op de plaats waar de
dienst wordt verricht of de overeenkomst wordt gesloten;

	3. is voor de afnemer gemakkelijk elektronisch toegankelijk op een door
de dienstverrichter meegedeeld adres;

	4. is opgenomen in alle door de dienstverrichter aan de afnemer
verstrekte documenten waarin deze diensten in detail worden beschreven.

Artikel 230d

	De dienstverrichters, bedoeld in artikel 230b, aanhef, verstrekken de
afnemer van diensten op diens verzoek de volgende aanvullende
informatie:

	1. wanneer de dienstverrichter de prijs van een bepaald soort dienst
niet vooraf heeft vastgesteld, de prijs van de dienst of, indien de
precieze prijs niet kan worden gegeven, de manier waarop de prijs wordt
berekend, zodat de afnemer de prijs kan controleren, of een voldoende
gedetailleerde kostenraming;

	2. voor gereglementeerde beroepen, een verwijzing naar de in de
lidstaat van vestiging geldende beroepsregels en de wijze waarop hierin
inzage kan worden verkregen;

	3. informatie over hun multidisciplinaire activiteiten en
partnerschappen die rechtstreeks verband houden met de betrokken dienst,
en over de maatregelen die zij ter voorkoming van belangenconflicten
hebben genomen. Deze informatie is opgenomen in elk informatiedocument
waarin dienstverrichters hun diensten in detail beschrijven;

	4. gedragscodes die op dienstverrichters van toepassing zijn, alsmede
het adres waar zij elektronisch kunnen worden geraadpleegd en de
beschikbare talen waarin deze codes kunnen worden geraadpleegd.

Artikel 230e

	De informatie, bedoeld in deze afdeling,  is correct, helder en
ondubbelzinnig. De informatie wordt tijdig voor de sluiting van een
schriftelijke overeenkomst of, indien er geen schriftelijke overeenkomst
is, voor de verrichting van de dienst meegedeeld of beschikbaar gesteld.

Artikel 230f

	Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld
ter uitvoering van besluiten op grond van artikel 22, zesde lid, van
richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van de
Europese Unie van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne
markt (PbEU L 376).

Artikel 63

	De Wet handhaving consumentenbescherming wordt gewijzigd als volgt:

A

	Na artikel 8.8 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 8.9

	De dienstverrichter die diensten verricht als bedoeld in richtlijn
2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie
van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt (PbEU L
376), neemt de bepalingen van Afdeling 2a van titel 5 van Boek 6 van
het Burgerlijk Wetboek in acht.

B

	De bijlage bij de wet wordt als volgt gewijzigd:

	1. Aan het slot van de linkerkolom van onderdeel b wordt toegevoegd:
Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van de
Europese Unie van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne
markt (PbEU L 376).

	2. Aan het slot van de rechterkolom van onderdeel b wordt toegevoegd:
artikel 8.9 van deze wet.

Artikel 64

	Het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering wordt als volgt gewijzigd:

	Na artikel 438b wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 438c

	Wanneer voor de tenuitvoerlegging van een rechterlijke beslissing een
financiële waarborg is vereist, wordt een gelijkwaardige bij een in een
andere lidstaat van de Europese Unie gevestigde kredietinstelling of
verzekeraar gestelde waarborg erkend. Die kredietinstellingen moeten in
een lidstaat van de Europese Unie erkend zijn overeenkomstig Richtlijn
2006/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006
betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van
kredietinstellingen (herschikking) (PbEU 2006, L 177), en die
verzekeraars overeenkomstig de Eerste Richtlijn 73/239/EEG van de Raad
van 24 juli 1973 betreffende de toegang tot het directe
verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche,
en de uitoefening daarvan (PbEG 1973, L 228) dan wel Richtlijn
2002/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 november 2002
betreffende de levensverzekering (PbEG 2002, L 345).

HOOFDSTUK 8. SLOTBEPALINGEN

Artikel 65

	Artikel 28 is tot 1 januari 2012 niet van toepassing op vergunningen,
verleend krachtens de Provinciewet, de Gemeentewet, de Waterschapswet,
de Wet gemeenschappelijke regelingen en de Wet op de
bedrijfsorganisatie. 

Artikel 66

	1. Bij algemene maatregel van bestuur worden tot 1 januari 2012 de
vergunningen aangewezen waarvan de aanvraag op grond van artikel 28 is
uitgezonderd van de toepassing van paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet
bestuursrecht.

	2. Het eerste lid is niet van toepassing op vergunningen, verleend
krachtens de Provinciewet, de Gemeentewet, de Waterschapswet, de Wet
gemeenschappelijke regelingen en de Wet op de bedrijfsorganisatie. 

	3. De voordracht voor een krachtens het eerste lid vast te stellen
algemene maatregel van bestuur wordt voor de eerste maal niet eerder
gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der
Staten-Generaal is overgelegd.

Artikel 67

	De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk
besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of
onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel 68

	Deze wet wordt aangehaald als: Dienstenwet.

	

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en
dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Economische Zaken,

De Minister van Justitie,

De Minister van Economische Zaken,

De Minister van Justitie,

 PAGE    

 PAGE   24