[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

31758 Invoering van een nieuw griffierechtenstelsel in burgerlijke zaken (Wet griffierechten burgerlijke zaken)

Invoering van een nieuw griffierechtenstelsel in burgerlijke zaken (Wet griffierechten burgerlijke zaken)

Eindtekst

Nummer: 2010D09656, datum: 2009-11-26, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2008Z05660:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE  

Generaal zendt bijgaand door

haar aangenomen wetsvoorstel

aan de Eerste Kamer.

De Voorzitter,

26 november 2009



Invoering van een nieuw griffierechtenstelsel in burgerlijke zaken (Wet
griffierechten burgerlijke zaken)



	GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET



	Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

	Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

	Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Wet
tarieven in burgerlijke zaken te vervangen door een nieuwe regeling en
dat in verband hiermee ook enkele andere wetten dienen te worden
gewijzigd;

	Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg
der Staten-Generaal, hebben goed gevonden en verstaan, gelijk Wij
goedvinden en verstaan bij deze:

HOOFDSTUK 1	ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

	In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

	a. Onze Minister: Onze Minister van Justitie;

	b. Hoge Raad: de Hoge Raad der Nederlanden;

	c. zaken die bij dagvaarding worden ingeleid: zaken als bedoeld in
artikel 78 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering;

	d. zaken die met een verzoekschrift worden ingeleid: zaken als bedoeld
in artikel 261 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

Artikel 2

	De bedragen die genoemd zijn in deze wet en in de tabel die als bijlage
bij deze wet is gevoegd, kunnen jaarlijks met ingang van 1 januari bij
regeling van Onze Minister worden gewijzigd, voor zover de
consumentenprijsindex daartoe aanleiding geeft.

HOOFDSTUK 2	DE HEFFING VAN GRIFFIERECHTEN BIJ DE RECHTBANKEN, DE
GERECHTSHOVEN EN DE HOGE RAAD

§ 1 De griffierechten in zaken die bij dagvaarding of met een
verzoekschrift worden ingeleid

Artikel 3

	1. In zaken die bij dagvaarding worden ingeleid, wordt op de eerste
roldatum, dan wel in zaken als bedoeld in artikel 254 van het Wetboek
van Burgerlijke Rechtsvordering op de eerste terechtzitting, van elke
eiser en elke verschenen gedaagde voor iedere instantie een griffierecht
geheven, voor zover bij of krachtens deze wet of een andere wet niet
anders is bepaald.

	2. Voor de indiening van een verzoekschrift of een verweerschrift wordt
een griffierecht geheven, voor zover bij of krachtens deze wet of een
andere wet niet anders is bepaald.

	3. De eiser is het griffierecht verschuldigd vanaf de eerste uitroeping
van de zaak ter terechtzitting en zorgt dat het griffierecht binnen vier
weken nadien is bijgeschreven op de rekening van het gerecht waar de
zaak dient dan wel ter griffie is gestort. De gedaagde is het
griffierecht verschuldigd vanaf zijn verschijning in het geding en zorgt
dat het griffierecht binnen vier weken nadien is bijgeschreven op de
rekening van het gerecht waar de zaak dient dan wel ter griffie is
gestort.

	4. De verzoeker en de verweerder zijn het griffierecht verschuldigd
vanaf de indiening van het verzoekschrift respectievelijk het
verweerschrift en zorgen dat het griffierecht binnen vier weken nadien
is bijgeschreven op de rekening van het gerecht waar de behandeling
plaatsvindt dan wel ter griffie is gestort.

	5. De hoogte van het griffierecht wordt bepaald aan de hand van de
tabel die als bijlage bij deze wet is gevoegd.

Artikel 4

	1. Geen griffierecht wordt geheven van:

	a. het openbaar ministerie indien het ambtshalve optreedt;

	b. de gedaagde in een zaak in behandeling bij de kantonrechter of de
pachtkamer bij de rechtbank;

	c. de oorspronkelijke eiser in geval van verzet als bedoeld in de
achtste afdeling van de tweede titel van het Eerste Boek van het Wetboek
van Burgerlijke Rechtsvordering;

	d. de oorspronkelijke eiser en de oorspronkelijke gedaagde in geval van
verzet door derden als bedoeld in de negende titel van het Eerste Boek
van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, en

	e. de partij in een zaak in vrijwaring als bedoeld in artikel 210 van
het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering die in de hoofdzaak reeds
griffierecht verschuldigd is geworden.

	2. Geen griffierecht wordt geheven voor:

	a. het indienen van een verweerschrift bij de kantonrechter of de
pachtkamer bij de rechtbank;

	b. het instellen van een eis in reconventie als bedoeld in artikel 136
van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering;

	c. het instellen van incidenteel beroep als bedoeld in de artikelen
339, derde lid, en 410 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering;

	d. het doen van rekening en verantwoording als bedoeld in artikel 771
van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering;

	e. de indiening van een verzoekschrift, indien dit verzoekschrift in de
loop van een aanhangig geding wordt ingediend en op dit geding
betrekking heeft;

	f. de indiening van een verzoekschrift strekkende tot begroting van de
nakosten als bedoeld in artikel 237, vierde lid, van het Wetboek van
Burgerlijke Rechtsvordering;

	g. het voeren van verweer tegen handelingen als bedoeld onder b tot en
met f;

	h. het doen van een eigen aangifte tot faillietverklaring als bedoeld
in artikel 4, eerste lid, van de Faillissementswet;

	i. de indiening van een verzoekschrift tot het van toepassing verklaren
van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen als bedoeld in
artikel 284, eerste lid, van de Faillissementswet, en

	j. de indiening van verzoekschriften tot rangschikking.

	3. Bij regeling van Onze Minister kunnen regels worden gesteld omtrent
bepaalde categorieën van zaken die bij dagvaarding of met een
verzoekschrift worden ingeleid, waarin geen griffierecht wordt geheven.

Artikel 5

	1. De vordering tot voeging of tussenkomst, bedoeld in artikel 217 van
het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, geldt voor de partij die de
vordering instelt, als het aanvangen van een nieuwe zaak. Van hem wordt
een gelijk bedrag aan griffierecht geheven als van de eiser in de
oorspronkelijke zaak.

	2. De partij, bedoeld in het eerste lid, is het griffierecht
verschuldigd vanaf het tijdstip waarop hij de vordering tot voeging of
tussenkomst instelt en zorgt dat het griffierecht binnen vier weken
nadien is bijgeschreven op de rekening van het gerecht waar de zaak
dient dan wel ter griffie is gestort.

Artikel 6

	1. Van een derde die overeenkomstig artikel 118 van het Wetboek van
Burgerlijke Rechtsvordering als partij in het geding wordt opgeroepen en
naar aanleiding daarvan verschijnt, wordt een gelijk bedrag aan
griffierecht geheven als van de gedaagde.

	2. De derde, bedoeld in het eerste lid, is het griffierecht
verschuldigd vanaf zijn verschijning in het geding en zorgt dat het
griffierecht binnen vier weken nadien is bijgeschreven op de rekening
van het gerecht waar de zaak dient dan wel ter griffie is gestort.

Artikel 7

	Het verzet door een derde tegen een vonnis of een arrest dat hem in
zijn rechten benadeelt, bedoeld in de negende titel van het Eerste Boek
van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, geldt voor de derde die
het verzet doet, als het aanvangen van een nieuwe zaak. Artikel 3,
eerste, derde en vijfde lid, zijn op de derde van overeenkomstige
toepassing.

Artikel 8

	1. Indien een zaak, in behandeling bij de sector kanton, met toepassing
van artikel 71, eerste lid, of 220, vierde lid, van het Wetboek van
Burgerlijke Rechtsvordering wordt verwezen naar een andere, niet tot de
sector kanton behorende, kamer van hetzelfde gerecht om verder te worden
behandeld en beslist, wordt het griffierecht van elke eiser dan wel elke
verzoeker verhoogd voor zover op basis van de tabel die als bijlage bij
deze wet is gevoegd, een hoger bedrag aan griffierecht dient te worden
geheven. Van elke verschenen gedaagde dan wel verweerder, voor zover
deze een verweerschrift heeft ingediend, wordt alsnog griffierecht
geheven.

	2. De eiser en de bij de eerste rechter verschenen gedaagde zijn de
ingevolge het eerste lid te heffen verhoging van het griffierecht
verschuldigd vanaf de dag waarop de zaak ter rolle dient bij de rechter
naar wie de zaak is verwezen en zorgen dat het griffierecht binnen vier
weken nadien is bijgeschreven op de rekening van het gerecht waar de
zaak dient dan wel ter griffie is gestort.

	3. De verzoeker en de verweerder zijn de ingevolge het eerste lid te
heffen verhoging van het griffierecht verschuldigd vanaf de beslissing
tot verwijzing en zorgen dat het griffierecht binnen vier weken nadien
is bijgeschreven op de rekening van het gerecht waar de zaak dient dan
wel ter griffie is gestort.

	4. Indien een zaak in behandeling bij een kamer die niet tot de sector
kanton behoort, met toepassing van artikel 71, tweede lid, of 220,
vierde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt
verwezen naar een andere, tot de sector kanton behorende, kamer van
hetzelfde gerecht om verder te worden behandeld en beslist, wordt het
griffierecht verminderd voor zover op basis van de tabel die als bijlage
bij deze wet is gevoegd, een lager bedrag aan griffierecht dient te
worden geheven, en wordt het te veel betaalde griffierecht door de
griffier teruggestort.

Artikel 9

	1. Indien een zaak die bij dagvaarding moet worden ingeleid met
toepassing van artikel 73 of 220 van het Wetboek van Burgerlijke
Rechtsvordering wordt verwezen naar een andere gerecht om verder te
worden behandeld en beslist, wordt van elke eiser en, voor zover van
toepassing, elke verschenen gedaagde opnieuw griffierecht geheven, met
dien verstande dat het eerder geheven griffierecht hierop in mindering
wordt gebracht.

	2. Indien een zaak die bij verzoekschrift moet worden ingeleid met
toepassing van artikel 73 van het Wetboek van Burgerlijke
Rechtsvordering wordt verwezen naar een andere gerecht om verder te
worden behandeld en beslist, wordt van elke verzoeker en elke
verweerder, voor zover deze een verweerschrift heeft ingediend, opnieuw
griffierecht geheven, met dien verstande dat het eerder geheven
griffierecht hierop in mindering wordt gebracht.

	3. De eiser en de bij de eerste rechter verschenen gedaagde zijn het
ingevolge het eerste lid te heffen griffierecht verschuldigd vanaf de
dag waarop de zaak ter rolle dient bij de rechter naar wie de zaak is
verwezen en zorgen dat het griffierecht binnen vier weken nadien is
bijgeschreven op de rekening van het gerecht waar de zaak dient dan wel
ter griffie is gestort.

	4. De verzoeker en de verweerder zijn het ingevolge het tweede lid te
heffen griffierecht verschuldigd vanaf de beschikking tot verwijzing en
zorgen dat het griffierecht binnen vier weken nadien is bijgeschreven op
de rekening van het gerecht waar de zaak dient dan wel ter griffie is
gestort.

	5. Indien een zaak, met toepassing van artikel 73 van het Wetboek van
Burgerlijke Rechtsvordering wordt verwezen naar een lagere rechter bij
een ander gerecht om verder te worden behandeld en beslist, wordt het
griffierecht verminderd voor zover uit de tabel die als bijlage bij deze
wet is gevoegd, volgt dat een lager bedrag aan griffierecht dient te
worden geheven, en wordt het te veel betaalde griffierecht door de
griffier teruggestort.

Artikel 10

	1. De hoogte van het griffierecht wordt bepaald aan de hand van de
vordering in de dagvaarding dan wel het verzoek in het verzoekschrift of
het beroepschrift.

	2. In zaken waarin een vordering tot onteigening wordt gedaan wordt de
hoogte van het griffierecht bepaald aan de hand van de som die in de
dagvaarding als schadeloosstelling wordt aangeboden.

Artikel 11

	Op het griffierecht wordt in mindering gebracht het griffierecht dat
reeds is voldaan in de zaak waarop het geding of verzoekschrift
betrekking heeft.

Artikel 12

	1. Indien de vordering strekt tot betaling van een geldsom en de eiser
zijn eis vermeerdert overeenkomstig artikel 130 van het Wetboek van
Burgerlijke Rechtsvordering, wordt het griffierecht verhoogd tot het
griffierecht, dat partijen verschuldigd zouden zijn geweest, indien de
vermeerderde eis was opgenomen in de dagvaarding.

	2. Indien het verzoek strekt tot betaling van een geldsom en de
verzoeker zijn verzoek vermeerdert overeenkomstig artikel 283 van het
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, is het eerste lid van
overeenkomstige toepassing.

	3. Bij heffing van het verhoogde griffierecht op de voet van het eerste
of tweede lid wordt uitgegaan van de tarieven die gelden op het tijdstip
waarop de eis of het verzoek wordt vermeerderd.

	4. Partijen zijn het verhoogde griffierecht verschuldigd vanaf het
tijdstip van de vermeerdering van de eis of het verzoek en zorgen dat
het griffierecht binnen vier weken nadien is bijgeschreven op de
rekening van het gerecht waar de zaak dient dan wel ter griffie is
gestort. Indien de rechter de vermeerdering van de eis of het verzoek
echter buiten beschouwing laat, blijft de heffing beperkt tot het
oorspronkelijk geheven bedrag en wordt het eventueel te veel betaalde
griffierecht door de griffier teruggestort.

	5. Het griffierecht wordt niet verhoogd, indien op het tijdstip waarop
de eis dan wel het verzoek wordt vermeerderd een van de stukken, bedoeld
in artikel 16, eerste lid, onder a of b, is overlegd.

Artikel 13

	1. Indien de eis strekt tot betaling van een geldsom en de eiser zijn
eis vermindert overeenkomstig artikel 129 van het Wetboek van
Burgerlijke Rechtsvordering en van partijen minder griffierecht zou zijn
geheven indien de verminderde eis was opgenomen in de dagvaarding, wordt
het griffierecht niet alsnog verminderd.

	2. Indien het verzoek strekt tot betaling van een geldsom en de
verzoeker zijn verzoek vermindert overeenkomstig artikel 283 van het
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, is het eerste lid van
overeenkomstige toepassing.

Artikel 14

	1. Indien de eis strekt tot veroordeling tot schadevergoeding op te
maken bij staat, maar de rechter in het vonnis of het arrest
overeenkomstig artikel 97 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek de
schade heeft begroot, wordt alsnog het griffierecht geheven dat partijen
verschuldigd zouden zijn geweest, indien de eis in de dagvaarding had
gestrekt tot betaling van een bepaalde geldsom ten belope van de begrote
schade. Het reeds voldane griffierecht wordt hierop in mindering
gebracht.

	2. Partijen zijn het nader vastgestelde griffierecht verschuldigd vanaf
het tijdstip waarop de rechter het vonnis of het arrest, bedoeld in het
eerste lid, heeft gewezen en zorgen dat het griffierecht binnen vier
weken nadien is bijgeschreven op de rekening van het gerecht waar de
zaak dient dan wel ter griffie is gestort.

Artikel 15

	1. Van partijen die bij dezelfde advocaat of gemachtigde verschijnen en
gelijkluidende conclusies nemen, wordt slechts eenmaal een gezamenlijk
griffierecht geheven.

	2. Indien tot de partijen die bij dezelfde advocaat of gemachtigde
verschijnen en gelijkluidende conclusies nemen, zowel natuurlijke
personen als rechtspersonen behoren, wordt het griffierecht geheven, dat
rechtspersonen verschuldigd zijn.

Artikel 16

	1. De griffier heft het griffierecht voor onvermogenden dat is
opgenomen in de tabel die als bijlage bij deze wet is gevoegd, indien op
het tijdstip waarop het griffierecht wordt geheven, is overgelegd:

	a. een afschrift van het besluit tot toevoeging, bedoeld in artikel 29
van de Wet op de rechtsbijstand, of

	b. een verklaring van de raad als bedoeld in artikel 1, onder b, van
die wet waaruit blijkt dat het inkomen niet meer bedraagt dan de
bedragen, bedoeld in artikel 35, derde en vierde lid, telkens onderdelen
a tot en met d dan wel in die artikelleden, telkens onderdeel e, van die
wet.

	2. Kan een partij op het tijdstip waarop het griffierecht wordt geheven
nog geen afschrift van het besluit tot toevoeging overleggen ten gevolge
van omstandigheden die redelijkerwijs niet aan haar zijn toe te rekenen,
maar heeft zij wel een aanvraag als bedoeld in artikel 24, tweede lid,
van de Wet op de Rechtsbijstand ingediend, dan heft de griffier het
griffierecht voor onvermogenden, indien de desbetreffende partij een
afschrift van die aanvraag overlegt.

	3. Heeft de griffier op basis van het eerste of tweede lid het
griffierecht voor onvermogenden geheven en wordt de toevoeging nadien
ingetrokken dan wel geweigerd op basis van artikel 28 respectievelijk 33
van de Wet op de rechtsbijstand, dan wordt het griffierecht verhoogd tot
het griffierecht dat de desbetreffende partij verschuldigd is op basis
van de tabel die als bijlage bij deze wet is gevoegd. De partij, bedoeld
in het eerste en tweede lid, is het verhoogde griffierecht verschuldigd
vanaf het moment waarop de toevoeging is ingetrokken dan wel geweigerd
en zorgt dat het griffierecht binnen vier weken nadien is bijgeschreven
op de rekening van het gerecht waar de zaak dient dan wel ter griffie is
gestort.

	4. Kan een partij op het tijdstip waarop het griffierecht wordt geheven
geen stukken als bedoeld in het eerste en tweede lid overleggen ten
gevolge van omstandigheden die redelijkerwijs niet aan haar zijn toe te
rekenen, maar kan zij voordat de rechter het eindvonnis heeft gewezen
dan wel de eindbeschikking heeft gegeven alsnog een van de stukken,
bedoeld in het eerste lid, overleggen, dan wordt het griffierecht
verlaagd tot het griffierecht voor onvermogenden dat is opgenomen in de
tabel die als bijlage bij deze wet is gevoegd, en wordt het te veel
betaalde griffierecht door de griffier teruggestort.

Artikel 17

	1. In elk faillissement betaalt de curator uit de baten van de boedel
bij het deponeren van de eerste uitdelingslijst of zodra de uitspraak
tot homologatie van een akkoord in kracht van gewijsde is gegaan, een
griffierecht van € 545.

	2. Onder het griffierecht, bedoeld in het eerste lid, is niet begrepen
het griffierecht dat ingevolge artikel 3, eerste lid, wordt geheven voor
verificatiegeschillen. Partijen zijn dit griffierecht verschuldigd vanaf
hun verschijning op de bepaalde terechtzitting en zorgen dat het
griffierecht binnen vier weken nadien is bijgeschreven op de rekening
van het gerecht waar de zaak dient dan wel ter griffie is gestort.

	3. Van de niet-geverifieerde schuldeiser die ingevolge artikel 186 van
de Faillissementswet verzet doet tegen de uitdelingslijst, wordt
overeenkomstig artikel 3, tweede lid, griffierecht geheven, met dien
verstande dat indien tevens door wel geverifieerde schuldeisers verzet
wordt gedaan tegen de uitdelingslijst, geen griffierecht wordt geheven.

	4. Het eerste tot en met het derde lid zijn van overeenkomstige
toepassing bij toepassing van de schuldsaneringsregeling natuurlijke
personen.

Artikel 18

	1. Artikel 17 is van overeenkomstige toepassing in geval van een op de
voet van artikel 60b, eerste lid, van de Faillissementswet aan de
curator gegeven opdracht om het beheer van de onder bewind staande
goederen over te nemen en voor de vereffening zorg te dragen, gegeven
door de rechtbank op verzoek van een schuldeiser die op de goederen
verhaal heeft, maar niet in het faillissement kan opkomen.

	2. Artikel 17, eerste tot en met derde lid, is van overeenkomstige
toepassing in geval van benoeming door de rechter van een of meer
vereffenaars van een ontbonden rechtspersoon, van een gemeenschap of van
een nalatenschap.

Artikel 19

	1. Voor de opening van een gerechtelijke rangregeling buiten
faillissement en de benoeming van een rechter-commissaris als bedoeld in
de artikelen 481, eerste lid, 552, eerste lid, 584f, tweede lid en 776
van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt van de verzoeker
een griffierecht geheven van € 325. De artikelen 3, vierde lid, en 16
zijn van overeenkomstige toepassing.

	2. In het geval van verwijzing ingevolge tegenspraak wordt griffierecht
geheven overeenkomstig artikel 3, eerste lid. Partijen zijn het
griffierecht verschuldigd vanaf hun verschijning op de bepaalde
terechtzitting en zorgen dat het griffierecht binnen vier weken nadien
is bijgeschreven op de rekening van het gerecht waar de zaak dient dan
wel ter griffie is gestort.

Artikel 20

	1. Aan elke partij wordt, ongeacht of van haar ingevolge deze wet of
een andere wet griffierecht is geheven, kosteloos verstrekt:

	a. een grosse of afschrift van alle vonnissen, arresten en
beschikkingen;

	b. verdere grossen, afschriften van vonnissen, arresten en
beschikkingen voor zover deze nodig mochten zijn voor de
tenuitvoerlegging, voor het aanwenden van rechtsmiddelen of krachtens
wettelijk voorschrift;

	c. Ă©Ă©n afschrift van alle akten en processen-verbaal die met
betrekking tot de behandeling ter terechtzitting zijn opgemaakt.

	2. Geen griffierecht wordt in rekening gebracht voor beslissingen,
akten en processen-verbaal, die een rechtstreeks uitvloeisel zijn van
vonnissen, arresten of beschikkingen, met inbegrip van grossen of
afschriften op de voet van het vorige lid.

	3. Onze Minister kan nadere regelen stellen omtrent de toepassing van
dit artikel.

Artikel 21

	1. Onverminderd de overige artikelen van deze wet worden aan partijen
en aan belanghebbenden afschriften van of uittreksels uit vonnissen,
arresten, beschikkingen, akten, processen-verbaal, registers of andere
stukken kosteloos afgegeven, indien en voor zover zij daarbij belang
hebben en niet in staat zijn op andere wijze in de behoefte te voorzien.
Bij weigering van de griffier kunnen partijen een verzoek tot afgifte
van een afschrift of uittrekstel indienen bij de voorzieningenrechter of
in kantonzaken, de kantonrechter. Hiervoor is geen griffierecht
verschuldigd. Tegen de beslissing op het verzoek, bedoeld in de tweede
volzin, is geen hogere voorziening toegelaten.

	2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels
gesteld met betrekking tot de griffierechten, verschuldigd voor de
verstrekking van afschriften van en uittreksels uit vonnissen, arresten
en beschikkingen anders dan in de gevallen, bedoeld in het eerste lid.

	3. Voor de geregelde verstrekking van niet-getekende afschriften van of
uittreksels uit de rol aan advocaten of gemachtigden wordt een
griffierecht geheven van € 18 per maand.

	4. Voor de uitgifte van afschriften en uittreksels uit de registers van
de burgerlijke stand met bijlagen worden de bedragen berekend, bedoeld
bij de Wet rechten burgerlijke stand.

Artikel 22

	1. Voor elke akte, proces-verbaal, beschikking of een andere
beslissing, gedaan, gegeven of opgemaakt door een rechter of een
griffier anders dan in de gevallen waarvoor in de voorgaande artikelen
het griffierecht geregeld is, wordt een griffierecht geheven van €
110.

	2. Voor de noodzakelijke afschriften van akten, processen-verbaal of
andere beslissingen wordt geen griffierecht geheven.

	3. Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld
ter uitvoering van het tweede lid.

§ 2 De heffing van griffierechten voor inschrijving van de huwelijkse
voorwaarden of de voorwaarden van een geregistreerd partnerschap,
legalisatie van handtekeningen, afgifte van apostilles en voor
beëdigingen

Artikel 23

	1. Voor de inschrijving van de huwelijkse voorwaarden of van de
voorwaarden van een geregistreerd partnerschap in het openbaar
huwelijksgoederenregister, bedoeld in artikel 116 van Boek 1 van het
Burgerlijk Wetboek, wordt van degene die inschrijving verzoekt een
griffierecht geheven van € 165.

	2. Voor de legalisatie van handtekeningen wordt voor iedere
handtekening een griffierecht geheven van € 18, met dien verstande dat
meerdere handtekeningen van dezelfde persoon op hetzelfde stuk als Ă©Ă©n
handtekening worden beschouwd.

	3. Voor zover niet anders is bepaald in artikel 24 wordt voor de
afgifte van apostilles als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van het op
5 oktober 1961 te 's-Gravenhage tot stand gekomen Verdrag tot
afschaffing van het vereiste van legalisatie van buitenlandse openbare
akten, een griffierecht geheven van € 18 voor iedere apostille.

Artikel 24

	Geen griffierecht wordt geheven van openbare colleges en van ambtenaren
van openbare lichamen voor de afgifte van afschriften of uittreksels van
stukken, of de legalisaties van handtekeningen dan wel afgifte van
apostilles als bedoeld in artikel 23, derde lid, voor zover zij deze
stukken behoeven voor de waarneming van de dienst.

Artikel 25

	1. Geen griffierecht wordt geheven voor:

	a. beëdigingen welke ingevolge wettelijk voorschrift plaatsvinden, en

	b. de akte van bewaargeving der registers van de burgerlijke stand.

	2. Voor de afgifte van afschriften van de akten die worden opgemaakt in
de gevallen, bedoeld het eerste lid, wordt eveneens geen griffierecht
geheven.

HOOFDSTUK 3	REIS- EN VERBLIJFKOSTEN

Artikel 26

	Bij algemene maatregel van bestuur kunnen de bedragen worden
vastgesteld, welke wegens werkzaamheden, tijdverzuim en daarmede verband
houdende noodzakelijke kosten, en wegens reis- en verblijfkosten
toekomen aan:

	a. houders of bewaarders van stukken, die opgeroepen worden om stukken,
welke onder hun berusting of bewaring zijn, voor de rechter te brengen;

	b. deskundigen, en

	c. getuigen.

Artikel 27

	Verschotten voor advertenties, exploten en oproepingen anders dan per
post die door de griffier vooruitbetaald zijn, worden door
belanghebbenden terugbetaald.

HOOFDSTUK 4	DE BETALING VAN DE GRIFFIERECHTEN EN VERSCHOTTEN EN HET
VERZET TEGEN DE BESLISSING TOT HEFFING VAN GRIFFIERECHTEN EN VERSCHOTTEN

Artikel 28

	Voor de voldoening van het griffierecht en de verschotten zijn
mede-aansprakelijk de advocaten of gemachtigden van de desbetreffende
partijen of van de desbetreffende belanghebbenden.

Artikel 29

	1. Degene die de griffierechten en verschotten heeft betaald, kan
gedurende een maand na die betaling tegen de beslissing van de griffier
tot heffing van het griffierecht of de verschotten bij verzoekschrift in
verzet komen bij het gerecht waaraan het griffierecht of de voorschotten
werden betaald.

	2. Tegen de beslissing van het gerecht is geen hogere voorziening
toegelaten.

	3. Voor de indiening van het verzoekschrift, bedoeld in het eerste lid,
wordt geen griffierecht geheven.

Artikel 30

	1. Bij gebreke van betaling geschiedt de invordering van de
griffierechten en de door de griffier vooruitbetaalde verschotten
krachtens een door de griffier uit te vaardigen dwangbevel.

	2. Het dwangbevel wordt uitvoerbaar verklaard indien het een
enkelvoudige kamer betreft, door de rechter in die kamer dan wel, indien
het een meervoudige kamer betreft, door de voorzitter van die kamer van
het betrokken gerecht. Het dwangbevel levert een executoriale titel op,
die met toepassing van de voorschriften van het Wetboek van Burgerlijke
Rechtsvordering kan worden tenuitvoergelegd, indien tenminste een maand
na de betekening is verstreken.

	3. Gedurende een maand na de betekening van het dwangbevel kan de
schuldenaar bij het betrokken gerecht, rechtdoende in burgerlijke zaken,
daartegen bij verzoekschrift in verzet komen.

HOOFDSTUK 5	INTREKKING VAN OF WIJZIGINGEN IN ANDERE WETTEN

Artikel 31

	1. De artikelen 1 tot en met 26, 57 en 58 van de Wet tarieven in
burgerlijke zaken komen te vervallen.

	2. De Wet van 1 juli 1999 (Stb. 1999, 285) tot verruiming van de
mogelijkheid om het griffierecht in burgerlijke zaken gedeeltelijk in
debet te doen stellen wordt ingetrokken.

Artikel 32

	Het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt als volgt gewijzigd:

A

	In artikel 28, vijfde lid, wordt “vergoeding” vervangen door
“griffierecht” en “artikel 13, derde lid, van de Wet tarieven in
burgerlijke zaken” door: artikel 21, tweede lid, van de Wet
griffierechten burgerlijke zaken.

B

	In artikel 71, vierde lid, wordt na “verschijnen” ingevoegd: en,
voor zover van toepassing, het griffierecht of het verhoogde
griffierecht dat ingevolge artikel 8 van de Wet griffierechten
burgerlijke zaken van partijen wordt geheven en binnen welke termijn dit
griffierecht of dit verhoogde griffierecht betaald dient te worden. De
volledige volzin in artikel 111, tweede lid, onderdeel k, is van
overeenkomstige toepassing.

C

	Aan het slot van artikel 73 wordt toegevoegd: Artikel 71, vierde lid,
eerste zin, is van overeenkomstige toepassing.

D

	Artikel 111, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

	1. Aan het slot van onderdeel i wordt voor de puntkomma ingevoegd: of,
behalve in zaken bij de sector kanton, het door zijn verschijning
verschuldigde griffierecht niet tijdig voldoet.

	2. De punt aan het slot van onderdeel j wordt vervangen door een
puntkomma.

	3. Na onderdeel j worden twee nieuwe onderdelen toegevoegd, luidende:

	k. indien het exploot van dagvaarding een zaak betreft anders dan bij
de sector kanton, de mededeling dat van gedaagde bij verschijning in de
procedure een griffierecht zal worden geheven, binnen welke termijn dit
griffierecht betaald dient te worden, alsmede de hoogte daarvan. Hierbij
wordt vermeld dat van een persoon die onvermogend is, een lager
griffierecht wordt geheven, indien hij op het tijdstip waarop het
griffierecht wordt geheven heeft overgelegd:

	1Âș. een afschrift van het besluit tot toevoeging, bedoeld in artikel
29 van de Wet op de rechtsbijstand, of indien dit niet mogelijk is ten
gevolge van omstandigheden die redelijkerwijs niet aan hem zijn toe te
rekenen, een afschrift van de aanvraag als bedoeld in artikel 24, tweede
lid, van de Wet op de Rechtsbijstand, dan wel

	2Âș. een verklaring van de raad als bedoeld in artikel 1, onder b, van
die wet, waaruit blijkt dat zijn inkomen niet meer bedraagt dan de
bedragen, bedoeld in artikel 35, derde en vierde lid, telkens onderdelen
a tot en met d dan wel in die artikelleden, telkens onderdeel e, van die
wet;

	l. indien het exploot van dagvaarding een zaak betreft waarbij meerdere
gedaagden zijn betrokken, de mededeling dat van partijen die bij
dezelfde advocaat of gemachtigde verschijnen en gelijkluidende
conclusies nemen, op basis van artikel 15 van de Wet griffierechten
burgerlijke zaken slechts eenmaal een gezamenlijk griffierecht wordt
geheven.

E

	Artikel 112 komt te vervallen.

F

	Artikel 118 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Voor de tekst wordt de aanduiding “1.” geplaatst en
“onderdelen g, h, i en j” wordt vervangen door: onderdelen g, h, i,
j en k.  

	2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

	2. Artikel 128, tweede, zesde en zevende lid, is van overeenkomstige
toepassing.

G

	Na artikel 127 word een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 127a

	1. De rechter houdt de zaak aan zolang de eiser het griffierecht niet
heeft voldaan en de termijn genoemd in artikel 3, derde lid, van de Wet
griffierechten burgerlijke zaken nog loopt.

	2. Indien de eiser het griffierecht niet tijdig heeft voldaan, ontslaat
de rechter de gedaagde van de instantie, met veroordeling van de eiser
in de kosten.

	3. De rechter laat het eerste en tweede lid geheel of ten dele buiten
toepassing, indien hij van oordeel is dat de toepassing van die
bepaling, gelet op het belang van Ă©Ă©n of meer van de partijen bij
toegang tot de rechter, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende
aard.

	4. Tegen beslissingen ingevolge het tweede en derde lid staat geen
hogere voorziening open.

H

	Artikel 128 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het tweede lid komt als volgt te luiden:

	2. De gedaagde neemt zijn met redenen omklede conclusie van antwoord op
de eerste of op een door de rechter nader te bepalen roldatum, doch niet
dan nadat hij het verschuldigde griffierecht heeft voldaan. De rechter
houdt de zaak aan zolang de gedaagde het griffierecht niet heeft voldaan
en de termijn genoemd in artikel 3, derde lid, van de Wet griffierechten
burgerlijke zaken nog loopt.

	2. Na het vijfde lid worden twee leden toegevoegd, luidende:

	6. Indien de verschenen gedaagde het griffierecht niet tijdig heeft
voldaan, zijn de artikelen 139 tot en met 142 van toepassing behalve in
het geval dat artikel 127a, tweede lid, van toepassing is.

	7. Artikel 127a, derde en vierde lid, is van overeenkomstige
toepassing.

I

	In artikel 139 wordt na “stellen” ingevoegd: of, indien
verschuldigd, het griffierecht niet tijdig voldoet.

J

	In artikel 140, eerste lid, wordt “de niet verschenen gedaagden”
vervangen door: de overige gedaagden.

K

	In artikel 141 wordt na “verschenen” ingevoegd: of het griffierecht
niet tijdig heeft voldaan.

L

	In artikel 142 wordt na “verschijnen,” toegevoegd: of om alsnog het
griffierecht te voldoen,.

M

	Artikel 147 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Voor de tekst wordt de aanduiding “1.” geplaatst.

	2. Er worden drie leden toegevoegd, luidende:

	2. Was het verstek tegen de oorspronkelijk gedaagde verleend wegens het
niet tijdig voldoen van het door hem verschuldigde griffierecht, dan
zorgt de oorspronkelijk gedaagde dat het verschuldigde griffierecht is
voldaan op de eerste roldatum van het verzet. Is het verschuldigde
griffierecht, bedoeld in de eerste zin, niet alsnog tijdig voldaan, dan
bekrachtigt de rechter het verstekvonnis.

	3. Was het verstek tegen de oorspronkelijk gedaagde verleend wegens het
niet verschijnen in het geding, dan houdt de rechter de zaak aan zolang
de gedaagde het verschuldigde griffierecht niet heeft voldaan en de
termijn genoemd in artikel 3, tweede lid, van de Wet griffierechten
burgerlijke zaken nog loopt. De tweede zin van het tweede lid is van
overeenkomstige toepassing.

	4. Artikel 127a, derde en vierde lid, is van overeenkomstige
toepassing.

N

	De derde tot en met de vijfde zin van artikel 195 worden vervangen door
drie zinnen, luidende: Aan partijen aan wie ingevolge de Wet op de
rechtsbijstand een toevoeging is verleend of ten aanzien van wie
ingevolge artikel 16 van de Wet griffierechten burgerlijke zaken het
griffierecht voor onvermogenden is geheven, wordt geen voorschot
opgelegd. Evenmin wordt een voorschot opgelegd aan de partijen van wie
geen griffierecht is geheven en ten aanzien van wie de griffier
verklaart dat zij, indien van hen wel griffierecht zou zijn geheven, van
hen het griffierecht voor onvermogenden geheven zou zijn. Weigert de
griffier een verklaring als bedoeld in de vorige zin af te geven, dan
staat daartegen verzet open op de wijze als voorzien in artikel 29 van
de Wet griffierechten burgerlijke zaken.

O

	De tweede zin van artikel 205, tweede lid, wordt vervangen door: Bij
gebreke van de betaling geschiedt de invordering krachtens een door de
griffier uit te vaardigen dwangbevel. Artikel 30 van de Wet
griffierechten burgerlijke zaken is van overeenkomstige toepassing, met
dien verstande dat de tenuitvoerlegging wordt opgeschort indien blijkt
dat de veroordeling nog niet in kracht van gewijsde is gegaan.

P

	Na artikel 219 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 219a

	1. De rechter houdt de zaak aan zolang degene die vordert zich te mogen
voegen of te mogen tussenkomen het griffierecht niet heeft voldaan en de
termijn genoemd in artikel 5, tweede lid, van de Wet griffierechten
burgerlijke zaken nog loopt.

	2. Heeft degene die de vordering instelt, het griffierecht niet tijdig
voldaan, dan verklaart de rechter hem niet ontvankelijk in de vordering.

	3. Artikel 127a, derde en vierde lid, zijn van overeenkomstige
toepassing.

Q

	Aan artikel 220 wordt een lid toegevoegd, luidende:

	6. Artikel 71, vierde lid, eerste zin, is van overeenkomstige
toepassing.

R

	Artikel 243 vervalt.

S

	Artikel 244, derde lid, komt te luiden:

	3. De tweede zin van artikel 205, tweede lid, is van toepassing.

T

	Artikel 276 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Voor de tekst wordt de aanduiding “1.” geplaatst.

	2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

	2. Betreft de oproeping een belanghebbende in een zaak anders dan bij
de sector kanton, dan bevat deze tevens de mededeling dat voor de
indiening van een verweerschrift een griffierecht zal worden geheven,
binnen welke termijn dit griffierecht betaald dient te worden, alsmede
de hoogte daarvan. Hierbij wordt vermeld dat van een persoon die
onvermogend is, een lager griffierecht wordt geheven, indien hij op het
tijdstip waarop het griffierecht wordt geheven heeft overgelegd:

	1Âș. een afschrift van het besluit tot toevoeging, bedoeld in artikel
29 van de Wet op de rechtsbijstand, of indien dit niet mogelijk is ten
gevolge van omstandigheden die redelijkerwijs niet aan hem zijn toe te
rekenen, een afschrift van de aanvraag als bedoeld in artikel 24, tweede
lid, van de Wet op de Rechtsbijstand, dan wel

	2Âș. een verklaring van de raad als bedoeld in artikel 1, onder b, van
die wet, waaruit blijkt dat zijn inkomen niet meer bedraagt dan de
bedragen, bedoeld in artikel 35, derde en vierde lid, telkens onderdelen
a tot en met d dan wel in die artikelleden, telkens onderdeel e, van die
wet.

U

	Na artikel 282 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 282a

	1. Voor zover bij of krachtens deze wet of een andere wet niet anders
is bepaald, houdt de rechter de zaak aan zolang de verzoeker en de
verweerder het griffierecht niet hebben voldaan en de termijn genoemd in
artikel 3, vierde lid, van de Wet griffierechten burgerlijke zaken nog
loopt.

	2. Heeft de verzoeker het verschuldigde griffierecht niet tijdig
voldaan, dan verklaart de rechter de verzoeker niet-ontvankelijk in het
verzoek.

	3. Heeft de verweerder het verschuldigde griffierecht niet tijdig
voldaan, dan betrekt de rechter het ingediende verweerschrift niet bij
zijn beslissing op het verzoek.

	4. De rechter laat het eerste, tweede en derde lid geheel of ten dele
buiten toepassing, indien hij van oordeel is dat de toepassing van die
bepalingen gelet op het belang van Ă©Ă©n of meer van de partijen bij
toegang tot de rechter, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende
aard.

	5. Tegen beslissingen ingevolge het tweede, derde of vierde lid staat
geen hogere voorziening open.

	6. Het eerste tot en met vijfde lid is niet van toepassing in zaken bij
de voorzieningenrechter.

V

	In artikel 289 wordt “de artikelen 243 en 244 zijn” vervangen door:
artikel 244 is.

W

	In artikel 335, tweede lid, wordt “de niet verschenen gedaagde”
vervangen door: de gedaagde die niet is verschenen of het griffierecht
niet tijdig heeft voldaan.

X

	Aan het slot van artikel 343 wordt toegevoegd: In aanvulling op artikel
111, tweede lid, vermeldt de dagvaarding ook de gevolgen van niet
tijdige betaling van het griffierecht.

Y

	Aan het slot van artikel 407, tweede lid, wordt ingevoegd: In
aanvulling op artikel 111, tweede lid, vermeldt de dagvaarding ook de
gevolgen van niet tijdige betaling van het griffierecht.

Z

	Na artikel 409 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 409a

	1. De Hoge Raad houdt de zaak aan zolang de eiser het griffierecht niet
heeft voldaan en de termijn genoemd in artikel 3, derde lid, van de Wet
griffierechten burgerlijke zaken nog loopt.

	2. Indien de eiser het griffierecht niet tijdig heeft voldaan,
verklaart de Hoge Raad eiser niet ontvankelijk in zijn beroep in
cassatie, met veroordeling van de eiser in de kosten.

	3. Artikel 127a, derde en vierde lid, is van overeenkomstige
toepassing.

Za

	Artikel 411, eerst lid, komt als volgt te luiden:

	1. De verweerder neemt zijn met redenen omklede conclusie van antwoord
op de eerste of op zijn verlangen op een nader door de rechter te
bepalen roldatum die ten hoogste vier weken nadien valt, doch niet dan
nadat hij het verschuldigde griffierecht heeft voldaan. Indien de
verweerder het griffierecht niet tijdig heeft voldaan, vervalt zijn
recht om in cassatie te komen. 

Zb

	Aan het slot van artikel 426b, vijfde lid, wordt toegevoegd: Artikel
276, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

Zc

	Na artikel 427a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 427b

	Artikel 282a is van overeenkomstige toepassing.

Zd

	Aan artikel 481 wordt een lid toegevoegd, luidende:

	4. Artikel 282a is van toepassing.

Ze

	Artikel 486, derde lid, komt als volgt te luiden:

	3. Verschijnt de schuldeiser, wiens vordering is tegengesproken, op de
bepaalde terechtzitting niet of heeft hij het griffierecht niet tijdig
voldaan, dan wordt hij geacht de aanmelding van zijn vordering te hebben
ingetrokken; verschijnt hij die de tegenspraak doet niet of heeft hij
het griffierecht niet tijdig voldaan, dan wordt hij geacht zijn
tegenspraak te hebben laten varen. Artikel 127a, derde en vierde lid,
zijn van overeenkomstige toepassing.

Zf

	In artikel 552, eerste lid, wordt aan het slot toegevoegd: artikel 282a
is van toepassing.

Zg

	In artikel 584f, tweede lid, wordt aan het slot toegevoegd: artikel
282a is van toepassing.

Artikel 33

	Artikel 13a van de Wet administratiefrechtelijke handhaving
verkeersvoorschriften wordt als volgt gewijzigd:

	1. De laatste volzin van het tweede lid vervalt.

	2. Onder vernummering van het derde lid tot het vierde lid, wordt een
nieuw lid ingevoegd, luidende:

	3. Indien een partij in verband met de beroepsprocedure een toevoeging
is verleend op grond van de Wet op de rechtsbijstand, betaalt de
griffier de toe te kennen vergoeding aan de rechtsbijstandverlener. De
rechtsbijstandverlener stelt de belanghebbende zoveel mogelijk
schadeloos voor de door deze voldane eigen bijdrage. De
rechtsbijstandverlener doet aan de Raad voor rechtsbijstand opgave van
een kostenvergoeding door het bestuursorgaan.

Artikel 34

	In artikel 49, tiende lid, van de Advocatenwet wordt “Wet tarieven in
burgerlijke zaken” vervangen door: Wet griffierechten burgerlijke
zaken.

Artikel 35

	De Algemene wet bestuursrecht wordt als volgt gewijzigd:

A

	Artikel 8:75 wordt als volgt gewijzigd:

	1. De laatste volzin van het tweede lid vervalt.

	2. Onder vernummering van het derde lid tot het vierde lid, wordt een
nieuw lid ingevoegd, luidende:

	3. Indien een partij in verband met de beroepsprocedure een toevoeging
is verleend op grond van de Wet op de rechtsbijstand, betaalt de
griffier de toe te kennen vergoeding aan de rechtsbijstandverlener. De
rechtsbijstandverlener stelt de belanghebbende zoveel mogelijk
schadeloos voor de door deze voldane eigen bijdrage. De
rechtsbijstandverlener doet aan de Raad voor rechtsbijstand opgave van
een kostenvergoeding door het bestuursorgaan.

B

	In artikel 9:36, vijfde lid, wordt “Wet tarieven in burgerlijke
zaken” vervangen door: Wet griffierechten burgerlijke zaken.

Artikel 36

	In artikel 72, zevende lid, van de Beginselenwet justitiële
jeugdinrichtingen wordt “Wet tarieven in burgerlijke zaken”
vervangen door: Wet griffierechten burgerlijke zaken.

Artikel 37

	In artikel 9, vijfde lid, van de Belemmeringenwet Landsverdediging
wordt “Wet tarieven in burgerlijke zaken” vervangen door: Wet
griffierechten burgerlijke zaken.

Artikel 38

	In artikel 4, vierde lid, van de Belemmeringenwet Privaatrecht wordt
“Wet tarieven in burgerlijke zaken” vervangen door: Wet
griffierechten burgerlijke zaken.

Artikel 39

	Artikel 122, derde lid, van de Faillissementswet komt als volgt te
luiden:

	3. Verschijnt de schuldeiser, die de verificatie vraagt, op de bepaalde
terechtzitting niet of heeft hij het griffierecht niet tijdig voldaan,
dan wordt hij geacht zijn aanvraag te hebben ingetrokken; verschijnt hij
die de betwisting doet niet of heeft hij het griffierecht niet tijdig
voldaan, dan wordt hij geacht zijn betwisting te laten varen en erkent
de rechter de vorderinging. Artikel 127a, derde en vierde lid, van het
Wetboek van burgerlijke rechtsvordering is van overeenkomstige
toepassing.

Artikel 40

	In de artikelen 41, zesde lid, en 42, zesde lid, van de
Gerechtsdeurwaarderswet wordt “Wet tarieven in burgerlijke zaken”
vervangen door: Wet griffierechten burgerlijke zaken.

Artikel 41

	In artikel 52, eerste lid, van de Herinrichtingswet Oost-Groningen en
de Gronings-Drentse VeenkoloniĂ«n wordt “vast recht” vervangen door
“griffierecht” en “Wet tarieven in burgerlijke zaken” door: Wet
griffierechten burgerlijke zaken.

Artikel 42

	In artikel 45, negende lid, van de Oorlogswet voor Nederland wordt
“Wet tarieven in burgerlijke zaken” vervangen door: Wet
griffierechten burgerlijke zaken.

Artikel 43

	In artikel 67, eerste lid, van de Reconstructiewet Midden-Delfland
wordt “vast recht” vervangen door “griffierecht” en “Wet
tarieven in burgerlijke zaken” door: Wet griffierechten burgerlijke
zaken.

Artikel 44

	In artikel 5 van de Uitvoeringswet EG-executieverordening wordt “Wet
tarieven in burgerlijke zaken” vervangen door: Wet griffierechten
burgerlijke zaken.

Artikel 45

	De Uitvoeringswet grondkamers wordt als volgt gewijzigd:

A

	In de artikelen 23, tweede lid, en 31, zevende lid, wordt “Wet
tarieven in burgerlijke zaken” vervangen door: Wet griffierechten
burgerlijke zaken.

B

	In artikel 44, tweede lid, wordt “zijn de artikelen 22 en 23 van de
Wet tarieven in burgerlijke zaken” vervangen door: is artikel 30 van
de Wet griffierechten burgerlijke zaken.

Artikel 45a

	De Uitvoeringswet verordening Europese betalingsbevelprocedure wordt
als volgt gewijzigd:

A

	In artikel 6, tweede lid, wordt na “verschijnt” ingevoegd “en of
hij het griffierecht tijdig heeft voldaan” en wordt “wijst de
rechter de verweerder op de in de vorige zin bedoelde rechtsgevolgen”
vervangen door: neemt de rechter de mededeling, bedoeld in artikel 111,
tweede lid, onderdeel k, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
op en wijst hij de verweerder op de in de vorige zin bedoelde
rechtsgevolgen.

B

	In artikel 11 wordt “vast recht” telkens vervangen door
“griffierecht” en “Wet

tarieven in burgerlijke zaken” door: Wet griffierechten burgerlijke
zaken.

Artikel 45b

     

	De Uitvoeringswet verordening Europese procedure voor geringe
vorderingen wordt als volgt gewijzigd:

A

	In artikel 3 wordt “Wet tarieven in burgerlijke zaken” door: Wet
griffierechten burgerlijke zaken.

B

	In artikel 4, eerste lid, wordt “vast recht” vervangen door:
griffierecht.

C

	In artikel 5 wordt “artikelen 238, 241, 242, 243 en 244” vervangen
door: artikelen 238, 241, 242 en 244.

Artikel 46

	In artikel 3 van de Wet van 13 december 1963, houdende uitvoering van
het op 30 augustus 1962 te 's-Gravenhage ondertekende Verdrag tussen het
Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland ter verdere
vereenvoudiging van het rechtsverkeer, zoals geregeld bij het op 1 maart
1954 te 's-Gravenhage gesloten Verdrag betreffende de burgerlijke
rechtsvordering (Stb. 1963, 545) wordt “de artikelen 22 tot en met 26
van de Wet tarieven in burgerlijke zaken zijn” vervangen door: artikel
30 van de Wet griffierechten burgerlijke zaken is.

Artikel 47

	In artikel 3 van de Wet van 23 december 1964, houdende uitvoering van
het op 23 juli 1964 te Wenen ondertekende Verdrag tussen het Koninkrijk
der Nederlanden en de Republiek Oostenrijk tot vereenvoudiging van het
rechtsverkeer, zoals dit is geregeld bij het Haagse Verdrag van 1 maart
1954 (Stb. 1964, 562) wordt “de artikelen 22 tot en met 26 van de Wet
tarieven in burgerlijke zaken zijn” vervangen door: artikel 30 van de
Wet griffierechten burgerlijke zaken is.

Artikel 48

	In de artikelen 11, vierde lid, 19, vierde lid, 20b en 36, eerste lid,
van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften
wordt “Wet tarieven in burgerlijke zaken” vervangen door: Wet
griffierechten burgerlijke zaken.

Artikel 49

	In artikel 68, zesde lid, van de Wet op de beroepen in de individuele
gezondheidszorg wordt “Wet tarieven in burgerlijke zaken” vervangen
door: Wet griffierechten burgerlijke zaken.

Artikel 50

	In artikel 18 van de Wet op de Parlementaire EnquĂȘte 2008 wordt
“artikel 57 van de Wet tarieven in burgerlijke zaken” vervangen
door: artikel 26 van de Wet griffierechten burgerlijke zaken.

Artikel 51

	De Wet op de rechtsbijstand wordt als volgt gewijzigd:

A

	In artikel 23e, vierde lid, wordt “Wet tarieven in burgerlijke
zaken” vervangen door: Wet griffierechten burgerlijke zaken.

B

	In artikel 38, vierde lid, vervalt de tweede zin.

C

	In artikel 66, tweede lid, wordt “Wet tarieven in burgerlijke
zaken” vervangen door: Wet griffierechten burgerlijke zaken.

Artikel 52

	De Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag wordt als volgt
gewijzigd:

A

	In artikel 19, negende lid, wordt “Wet tarieven in burgerlijke
zaken” vervangen door: Wet griffierechten burgerlijke zaken.

B

	In artikel 27 wordt “recht” vervangen door “griffierecht” en
“Wet tarieven in burgerlijke zaken” vervangen door: Wet
griffierechten burgerlijke zaken.

Artikel 53

	In artikel 102, vijfde lid, van de Wet op het Notarisambt wordt “Wet
tarieven in burgerlijke zaken” vervangen door: Wet griffierechten
burgerlijke zaken.

Artikel 54

	In artikel 7, tweede lid, van de Wet opneming buitenlandse kinderen ter
adoptie wordt “Wet tarieven in burgerlijke zaken” vervangen door:
Wet griffierechten burgerlijke zaken.

Artikel 54a 

	De Wet tijdelijk huisverbod wordt als volgt gewijzigd: 

A

	Aan artikel 6 wordt een vierde lid toegevoegd, luidende: 

	4. In afwijking van de artikelen 8:41, eerste lid, en 8:82, eerste lid,
van de Algemene wet bestuursrecht wordt door de griffier geen
griffierecht geheven. 

B

	In artikel 9 wordt na het derde lid, onder vernummering van het vierde
tot het vijfde lid, een lid ingevoegd, luidende:

	4. In afwijking van de artikelen 40 en 41 van de Wet op de Raad van
State wordt door de secretaris geen griffierecht geheven.

Artikel 55

	De Wet tarieven in strafzaken wordt als volgt gewijzigd:

A

	In artikel 16, tweede lid, wordt “artikel 22 van de Wet tarieven in
burgerlijke zaken” vervangen door: artikel 30 van de Wet
griffierechten burgerlijke zaken.

B

	In artikel 19 wordt “recht” vervangen door “griffierecht” en
“artikel 1 van de Wet tarieven in burgerlijke zaken” vervangen door:
artikel 3 van de Wet griffierechten burgerlijke zaken.

Artikel 56

	In artikel 421, vierde lid, van de het Wetboek van Strafvordering wordt
“vast recht” vervangen door: griffierecht.

HOOFDSTUK 5	SLOTBEPALINGEN

Artikel 56a

	1. In zaken die bij dagvaarding worden ingeleid, zijn de artikelen 1
tot en met 31, 32, onderdelen A, N, O, R en S, of de onderdelen dan wel
de subonderdelen daarvan alleen van toepassing in die zaken waarin de
eerste roldatum, dan wel in zaken als bedoeld in artikel 254 van het
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering de eerste terechtzitting, is op
of na het tijdstip van inwerkingtreding van die artikelen, onderdelen of
subonderdelen daarvan.

	2. In zaken die bij dagvaarding worden ingeleid, is artikel 32,
onderdelen B tot en met M, P, Q, en W tot en met Za, of de subonderdelen
daarvan alleen van toepassing in die zaken waarin een dagvaarding is
uitgebracht op of na het tijdstip van inwerkingtreding van die
onderdelen of subonderdelen.

	3. In zaken die bij verzoekschrift worden ingeleid, zijn de in deze wet
opgenomen artikelen of de onderdelen dan wel de subonderdelen daarvan,
alleen van toepassing indien het verzoekschrift wordt ingediend op of na
het tijdstip van inwerkingtreding van die artikelen, onderdelen of
subonderdelen.

Artikel 57

	De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk
besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of
onderdelen dan wel subonderdelen daarvan verschillend kan worden
vastgesteld.

Artikel 58

	Deze wet wordt aangehaald als: Wet griffierechten burgerlijke zaken.

	Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en
dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Justitie,

BIJLAGE BEHOREND BIJ DE WET

Aard c.q. hoogte van de vordering of het verzoek	Griffierecht

voor rechtspersonen	Griffierecht voor natuurlijke personen	Griffierecht

voor on- en min vermogenden

Griffierechten bij de Sector Kanton van de rechtbank 

Zaken met betrekking tot een vordering, dan wel een verzoek:

- van onbepaalde waarde of

- met een beloop van niet meer dan € 500 in hoofdsom 	€ 105	€ 70
€ 70

Zaken met betrekking tot een vordering, dan wel een verzoek met een
beloop van meer dan € 500 in hoofdsom.	€ 280	€ 140	€ 70





Griffierechten bij de Sector Civiel van de rechtbank

Zaken met betrekking tot een vordering, dan wel een verzoek:

- van onbepaalde waarde of

- met een beloop van  meer dan € 5000 en niet meer dan € 12.500 in
hoofdsom 	€ 560	€ 255	€ 70

Zaken met betrekking tot een vordering, dan wel een verzoek met een
beloop van meer dan € 12.500 en niet meer dan 

€ 100.000 in hoofdsom 	€ 1.165	€ 580	€ 70 

Zaken met betrekking tot een vordering, dan wel een verzoek met een
beloop van meer dan € 100.000 in hoofdsom 	€ 3.490	€ 1.395	€ 70





GRIFFIERECHTEN BIJ DE GERECHTSHOVEN

Aard c.q. hoogte van de vordering of het verzoek	Griffierecht

voor rechtspersonen	Griffierecht voor natuurlijke personen	Griffierecht

voor onvermogenden

Zaken met betrekking tot een vordering, dan wel een verzoek:

- van onbepaalde waarde of

- met een beloop van niet meer € 12.500 in hoofdsom 	€ 640	€ 280
€ 280

Zaken met betrekking tot een vordering, dan wel een verzoek met een
beloop van meer dan € 12.500 en niet meer dan 

€ 100.000 in hoofdsom 	€ 1.745	€ 640 	€ 280

Zaken met betrekking tot een vordering, dan wel een verzoek met een
beloop van meer dan € 100.000 in hoofdsom 	€ 4.650	€ 1.455	€ 280





GRIFFIERECHTEN BIJ DE HOGE RAAD

Aard c.q. hoogte van de vordering of het verzoek	Griffierecht

voor rechtspersonen	Griffierecht voor natuurlijke personen	Griffierecht

voor onvermogenden

Zaken met betrekking tot een vordering, dan wel een verzoek:

- van onbepaalde waarde of

- met een beloop van niet meer € 12.500 in hoofdsom 	€ 700	€ 290
€ 290

Zaken met betrekking tot een vordering, dan wel een verzoek met een
beloop van meer dan € 12.500 en niet meer dan 

€ 100.000 in hoofdsom 	€ 2.325	€ 700 	€ 290

Zaken met betrekking tot een vordering, dan wel een verzoek met een
beloop van meer dan € 100.000 in hoofdsom 	€ 5.815	€ 1.745	€ 290



 PAGE    

 PAGE   23