[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

31780 Wijziging van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten in verband met het bevorderen van de participatie van jonggehandicapten door werk en arbeidsondersteuning

Wijziging van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten in verband met het bevorderen van de participatie van jonggehandicapten door werk en arbeidsondersteuning

Eindtekst

Nummer: 2010D09666, datum: 2009-04-21, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2008Z07162:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE  

Generaal zendt bijgaand door

haar aangenomen wetsvoorstel

aan de Eerste Kamer.

De Voorzitter,

21 april 2009



Wijziging van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten
in verband met het bevorderen van de participatie van jonggehandicapten
door werk en arbeidsondersteuning



	GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET



	Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

	Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

	Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de
participatie van jonggehandicapten door middel van werk en
arbeidsondersteuning te bevorderen;

	Zo is het dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden
en verstaan bij deze:

HOOFDSTUK 1. WIJZIGING VAN DE WET ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSVOORZIENING
JONGGEHANDICAPTEN

Artikel I Wijziging van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening
jonggehandicapten

	De Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten wordt als
volgt gewijzigd:

A

	Artikel 1, eerste lid, komt te luiden:

	1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

	a. Onze Minister: Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

	b. Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen: het
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, genoemd in hoofdstuk 5 van
de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

	c. Arbeidsondersteuningsfonds jonggehandicapten: het
arbeidsondersteuningsfonds jonggehandicapten, bedoeld in artikel 63;

	d. jonggehandicapte: de natuurlijke persoon, bedoeld in artikel 5.1.3
of artikel 5b;

	e. vreemdeling: hetgeen daaronder wordt verstaan in de Vreemdelingenwet
2000;

	f. rechtens zijn vrijheid is ontnomen: rechtens zijn vrijheid is
ontnomen, behoudens de situaties, bedoeld in de Wet bijzondere
opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen en in artikel 37, eerste lid,
van het Wetboek van Strafrecht;

	g. justitiële inrichting: een penitentiaire inrichting, een inrichting
voor verpleging van ter beschikking gestelden, of een inrichting als
bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Beginselenwet justitiële
jeugdinrichtingen;

	h. re-integratiebedrijf: een natuurlijke persoon dan wel rechtspersoon
die in het kader van de uitoefening van beroep of bedrijf de
inschakeling van personen in de arbeid bevordert;

	i. resterende verdiencapaciteit: het inkomen dat de jonggehandicapte
die de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt en de
jonggehandicapte die recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering
of recht heeft op arbeidsondersteuning op grond van deze wet nog met
arbeid kan verdienen en dat bij of krachtens artikel 5.1.5, 5.6.7 of
artikel 5a is vastgesteld;

	j. werknemer: een werknemer in de zin van de Wet werk en inkomen naar
arbeidsvermogen;

	k. werkgever: een werkgever in de zin van de Wet werk en inkomen naar
arbeidsvermogen;

	l. inkomensvoorziening: inkomensondersteuning als bedoeld in de
artikelen 5.7.2, 5.7.3, 5.7.4 of 5.7.5, of een uitkering als bedoeld in
artikel 5.7.7;

	m. minimumloon: het minimumloon, bedoeld in artikel 8, eerste lid,
onderdeel a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag of, indien
het een persoon jonger dan 23 jaar betreft, het voor zijn leeftijd
geldende minimumloon per maand, bedoeld in artikel 7, derde lid, en
artikel 8, derde lid, van die wet;

	n. participatieplan: het participatieplan, bedoeld in artikel 5.5.1,
eerste lid;

	o. recht op arbeidsondersteuning: het recht op arbeidsondersteuning op
grond van hoofdstuk 1A;

	p. arbeidsongeschiktheidsuitkering: een arbeidsongeschiktheidsuitkering
op grond van hoofdstuk 2.

B

	Artikel 2 vervalt.

C

	Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het opschrift komt te luiden: Studerenden.

	2. Onder vernummering van het tweede tot en met vierde lid tot eerste
tot en met derde lid vervalt het eerste lid.

	3. De aanhef van het eerste lid (nieuw) komt te luiden: In deze wet en
de daarop berustende bepalingen wordt als studerende aangemerkt de
persoon:.

	4. In het tweede en derde lid (nieuw) wordt “het tweede lid”
telkens vervangen door: het eerste lid.

D

	Na artikel 5 wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:

HOOFDSTUK 1A. WERK EN ARBEIDSONDERSTEUNING

Afdeling 1 Algemene bepalingen

Artikel 5.1.1 Algemene bepaling

	In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan
onder grondslag: het minimumloon gedeeld door 21,75.

Artikel 5.1.2 Maatmaninkomen

	1. In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen word verstaan
onder maatmaninkomen: het inkomen dat gezonde personen, met soortgelijke
opleiding en ervaring, ter plaatse waar de jonggehandicapte woont of in
de omgeving daarvan met arbeid gewoonlijk verdienen, waarbij, zoveel
doenlijk, rekening wordt gehouden met door de jonggehandicapte verkregen
nieuwe bekwaamheden.

	2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald
hoe het maatmaninkomen, bedoeld in het eerste lid, wordt vastgesteld.

Artikel 5.1.3 Jonggehandicapte

	1. Jonggehandicapte in de zin van dit hoofdstuk is de ingezetene die:

	a. aansluitend op de dag waarop hij zeventien jaar wordt als
rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte,
gebrek, zwangerschap of bevalling gedurende 52 weken niet in staat is
geweest met arbeid meer dan 75% van het maatmaninkomen te verdienen,
terwijl niet aannemelijk is dat hij binnen een jaar volledig zal
herstellen;

	b. na de in onderdeel a bedoelde dag waarop hij zeventien jaar wordt
als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte,
gebrek, zwangerschap of bevalling gedurende 52 weken niet in staat is
geweest om met arbeid meer dan 75% te verdienen van het maatmaninkomen,
terwijl niet aannemelijk is dat hij binnen een jaar volledig zal
herstellen en hij in het jaar, onmiddellijk voorafgaande aan de dag
waarop het als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg
van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling is ingetreden, gedurende
ten minste zes maanden studerende was.

	2. Indien de ingezetene geen jonggehandicapte is en binnen vijf jaar na
afloop van de periode van 52 weken, bedoeld in het eerste lid, onderdeel
a of b, niet meer in staat is om meer dan 75% van het maatmaninkomen te
verdienen als gevolg van een oorzaak die reeds aanwezig was na afloop
van de termijn van 52 weken, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a of
b, terwijl niet aannemelijk is dat de ingezetene binnen een jaar
volledig zal herstellen, dan wordt de ingezetene alsnog jonggehandicapte
met ingang van de dag waarop hij niet meer in staat is om meer dan 75%
van het maatmaninkomen te verdienen.

	3. Voor het bepalen van het tijdvak van 52 weken, bedoeld in het eerste
lid, is artikel 6, tweede en vierde lid, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5.1.4 Definitie volledig en duurzaam arbeidsongeschikt

	1. Volledig en duurzaam arbeidsongeschikt in de zin van dit hoofdstuk
en de daarop berustende bepalingen is hij die als rechtstreeks en
objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek,
zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid
niet meer dan 20% te verdienen van het maatmaninkomen.

	2. In het eerste lid wordt onder duurzaam verstaan een medisch stabiele
of verslechterende situatie en het blijvend ontbreken van mogelijkheden
tot arbeidsparticipatie.

	3. Onder een medisch stabiele of verslechterende situatie wordt mede
verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans
op herstel bestaat.

	4. De jonggehandicapte wordt uitsluitend als volledig en duurzaam
arbeidsongeschikt in de zin van dit hoofdstuk beschouwd indien en zolang
hij daarmee instemt.

Artikel 5.1.5 Nadere bepalingen definitie jonggehandicapte en volledig
en duurzaam arbeidsongeschikt

	1. De beoordeling van wat iemand met arbeid kan verdienen, alsmede de
beoordeling of iemand volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is, wordt
gebaseerd op een verzekeringsgeneeskundig en voor zover nodig een
arbeidskundig onderzoek.

	2. Bij het vaststellen van hetgeen betrokkene met arbeid kan verdienen
wordt, zo mogelijk, rekening gehouden met verkregen nieuwe bekwaamheden,
maar wordt buiten beschouwing gelaten of betrokkene de arbeid feitelijk
kan verkrijgen.

	3. Onder arbeid als bedoeld in het tweede lid, wordt verstaan alle
algemeen geaccepteerde arbeid waartoe betrokkene met zijn krachten en
bekwaamheden in staat is.

	4. Bij de toepassing van dit artikel wordt buiten beschouwing gelaten,
hetgeen wordt of kan worden ontvangen voor arbeid verricht bij wijze van
sociale werkvoorziening als bedoeld in hoofdstuk 2 of 3 van de Wet
sociale werkvoorziening.

	5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen met
betrekking tot het eerste, tweede en derde lid, en de artikelen 5.1.3,
5.1.4 en 5.6.7, tweede lid, nadere regels worden gesteld die voor
verschillende groepen van jonggehandicapten verschillend kunnen zijn.
Hierbij kan tevens onderscheid worden gemaakt tussen de situaties,
bedoeld in artikel 5.1.4, tweede en derde lid.

	6. De voordracht voor een krachtens het vijfde lid vast te stellen
algemene maatregel van bestuur, onderscheidelijk de vaststelling van een
ministeriële regeling op grond van het vijfde lid, wordt niet gedaan
dan nadat het ontwerp in de Staatscourant is bekendgemaakt en aan een
ieder de gelegenheid is geboden om binnen vier weken na de dag waarop de
bekendmaking is geschied, wensen en bedenkingen ter kennis van Onze
Minister te brengen. Gelijktijdig met de bekendmaking wordt het ontwerp
aan de beide kamers der Staten-Generaal overgelegd.

	7. Bij de beoordeling, bedoeld in het eerste lid, maakt de
verzekeringsarts zo veel mogelijk gebruik van de bij ministeriële
regeling vastgelegde wetenschappelijke inzichten die de beoordeling van
wat iemand met arbeid kan verdienen, alsmede de beoordeling of iemand
volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is kunnen ondersteunen.

Artikel 5.1.6 Inkomen

	Bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald wat onder inkomen per
dag in de zin van dit hoofdstuk wordt verstaan.

AFDELING 2. ALGEMENE PLICHTEN JONGGEHANDICAPTEN

Artikel 5.2.1 Informatieplicht en medewerking aan controle

	1. De jonggehandicapte alsmede de instelling waaraan op grond van
artikel 5.8.9 de inkomensvoorziening wordt uitbetaald, doen op verzoek
of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten of
omstandigheden, waarvan het hen redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat
die van invloed kan zijn op het recht op arbeidsondersteuning, de hoogte
van de inkomensvoorziening of de betaling van de inkomensvoorziening,
waaronder mede is begrepen informatie in het kader van re-integratie,
aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Deze verplichting
geldt niet indien die feiten en omstandigheden door het
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kunnen worden vastgesteld
op grond van bij wettelijk voorschrift als authentiek aangemerkte
gegevens of kunnen worden verkregen uit bij ministeriële regeling aan
te wijzen administraties. Bij ministeriële regeling wordt bepaald voor
welke gegevens de tweede zin van toepassing is.

	2. De jonggehandicapte is verplicht:

	a. te voldoen aan elke oproep van het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen of van een of meer door het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen aangewezen personen om aanwezig te zijn op een
door of vanwege het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen te
bepalen plaats voor beantwoording van vragen als bedoeld in onderdeel b,
het meewerken aan een onderzoek als bedoeld in onderdeel c of het
naleven van controlevoorschriften, bedoeld in onderdeel d;

	b. vragen te beantwoorden die door het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen of door een of meer door het
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aangewezen personen in
verband met het recht op arbeidsondersteuning op grond van deze wet
worden gesteld;

	c. mee te werken door zich te laten onderzoeken door het
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen of door een of meer daartoe
door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aangewezen
personen;

	d. tot naleving van door het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen vastgestelde controlevoorschriften die
noodzakelijk zijn voor een juiste uitvoering van deze wet;

	e. op verzoek onverwijld inzage te geven aan het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen in een op hem betrekking hebben document als
bedoel in artikel 1, eerste lid, onder 1Âș tot en met 3Âș, van de Wet op
de identificatieplicht.

	3. De verplichtingen, bedoeld in het eerste en tweede lid, zijn van
overeenkomstige toepassing op:

	a. de ingezetene die een aanvraag voor het recht op
arbeidsondersteuning heeft ingediend;

	b. de persoon die de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt en ten
aanzien van wie of ten behoeve van wie een re-integratie-instrument als
bedoeld in artikel 5.5.3, 5.5.5 of 5.5.6 is toegekend of waarvan
toekenning wordt overwogen.

	4. De verplichtingen, bedoeld in het eerste en tweede lid, zijn van
overeenkomstige toepassing ten aanzien van:

	a. het re-integratiebedrijf dat in opdracht van het
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen werkzaamheden verricht; of

	b. personen die met toestemming van het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen zijn aangewezen door een re-integratiebedrijf
als bedoeld in onderdeel b, voor zover dit noodzakelijk is voor de
uitvoering van de bij wet of overeenkomst aan deze personen en
rechtspersonen opgedragen taken.

	5. De jonggehandicapte die recht heeft op arbeidsondersteuning op grond
van dit hoofdstuk en die bij deelname aan een re-integratietraject zijn
re-integratieverplichtingen niet naleeft, deelt de reden daarvan
onmiddellijk mede aan het re-integratiebedrijf.

	6. De ingezetene die een aanvraag voor arbeidsondersteuning heeft
ingediend of de jonggehandicapte die recht heeft op arbeidsondersteuning
op grond van dit hoofdstuk zijn verplicht te voldoen aan het voorschift,
gegeven door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen of de door
hem daartoe aangewezen deskundige, om zich ter observatie te doen
opnemen of te verblijven in een aangewezen inrichting mits observatie of
verblijf in een aangewezen inrichting noodzakelijk is voor de
vaststelling van de omvang van de arbeidsbeperking of bijdraagt aan
genezing of aan behoud, herstel of bevordering van de mogelijkheid tot
het verrichten van arbeid.

	7. De werkgever ten behoeve van wie het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen de aanspraak op een geldelijke beloning voor de
verrichte arbeid, op grond van artikel 5.5.3 heeft verminderd of die
daarvoor een verzoek heeft gedaan, is verplicht aan het
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen op zijn verzoek of
onverwijld uit eigen beweging mededeling te doen van alle feiten en
omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij
van invloed kunnen zijn op de toekenning of de duur en hoogte van de
vermindering.

Artikel 5.2.2 Plichten ter beperking van het ontstaan en bestaan van
recht op arbeidsondersteuning op grond van dit hoofdstuk

	1. De ingezetene die een aanvraag voor het recht op
arbeidsondersteuning heeft ingediend en de jonggehandicapte beperken het
bestaan van arbeidsongeschiktheid of verminderde arbeidsgeschiktheid,
voor zover dit redelijkerwijs van hen verwacht mag worden.

	2. De ingezetene die recht op arbeidsondersteuning heeft aangevraagd is
verplicht:

	a. mee te werken aan het opstellen van het participatieplan; en

	b. een naar algemeen medische maatstaven adequate behandeling te
ondergaan voor zijn ziekte of gebrek die bijdraagt aan genezing of aan
behoud, herstel of bevordering van de mogelijkheid tot het verrichten
van arbeid.

Artikel 5.2.3 Plichten wettelijk vertegenwoordiger

	De plichten, bedoeld in de artikelen 5.2.1, 5.2.2, 5.6.1 en 5.6.2
worden, indien de in die artikelen genoemde ingezetene of
jonggehandicapte een wettelijk vertegenwoordiger heeft, door die
vertegenwoordiger nageleefd. Voor zover de plichten slechts door de
ingezetene of jonggehandicapte kunnen worden nageleefd, bevordert de
wettelijk vertegenwoordiger die naleving.

Artikel 5.2.4 Delegatiebevoegdheid

	Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld
met betrekking tot de artikelen 5.2.1 en 5.2.2.

Afdeling 3. uitsluitingsgronden voor het recht op arbeidsondersteuning

Artikel 5.3.1 Uitsluitingsgronden

	1. Voor de toepassing van dit hoofdstuk en de daarop berustende
bepalingen worden de volgende uitsluitingsgronden onderscheiden:

	a. het rechtens zijn vrijheid zijn ontnomen;

	b. het niet in Nederland wonen;

	c. het als vreemdeling niet rechtmatig verblijf houden in de zin van
artikel 8, onderdelen a tot en met e en l, van de Vreemdelingenwet 2000;

	d. het bereiken of bereikt hebben van de eerste dag van de
kalendermaand waarin de jonggehandicapte de leeftijd van 65 jaar
bereikt.

	2. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat de
uitsluitingsgrond, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, niet geldt
ten aanzien van vreemdelingen die, na rechtmatig verblijf te hebben
gehouden in de zin van artikel 8, onder a tot en met e en l, van de
Vreemdelingenwet 2000, rechtmatig in Nederland verblijf hebben als
bedoeld in artikel 8, onder g of h, van de Vreemdelingenwet 2000.

Artikel 5.3.2 Nadere bepalingen met betrekking tot vrijheidsstraffen en
vrijheidsbenemende maatregelen

	1. In afwijking van de artikelen 5.4.1 en 5.4.2 is artikel 5.3.1,
onderdeel a, eerst van toepassing met ingang van de dag dat de persoon
Ă©Ă©n maand rechtens zijn vrijheid is ontnomen.

	2. Artikel 5.3.1, onderdeel a, is niet van toepassing op bij algemene
maatregel van bestuur aan te wijzen categorieën personen waarbij
tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel
plaatsvindt buiten een justitiële inrichting.

	3. Voor de toepassing van het eerste lid, worden perioden van
vrijheidsontneming samengeteld, indien zij elkaar met een onderbreking
van minder dan vier weken opvolgen.

Artikel 5.3.3 Niet in Nederland wonen

	1. In afwijking van de artikelen 5.4.1 en 5.4.2 is artikel 5.3.1,
onderdeel b, eerst van toepassing met ingang van de eerste dag van de
maand volgend op die waarin de jonggehandicapte buiten Nederland is gaan
wonen.

	2. Het eerste lid is tevens van toepassing op de jonggehandicapte die
buiten Nederland is gaan wonen en op wie artikel 3, derde lid, van
toepassing is.

	3. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan artikel 5.3.1,
onderdeel b, buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover
toepassing, gelet op het belang van het eindigen van het recht op
arbeidsondersteuning indien de jonggehandicapte buiten Nederland gaat
wonen, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 5.3.4 Niet meewerken aan medisch onderzoek vóór recht op
arbeidsondersteuning

	Indien voor het vaststellen van het recht op arbeidsondersteuning op
grond van dit hoofdstuk, in het kader van een aanvraag voor de
toekenning van het recht op arbeidsondersteuning op grond van deze wet,
naar het oordeel van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
een medisch onderzoek nodig is en de betrokkene niet meewerkt aan dat
onderzoek, blijven eventuele uit dit hoofdstuk voortvloeiende aanspraken
op arbeidsondersteuning buiten aanmerking, voor zolang het recht op
arbeidsondersteuning niet kan worden vastgesteld.

Afdeling 4. Recht op arbeidsondersteuning

Artikel 5.4.1 Recht op arbeidsondersteuning

	1. De jonggehandicapte heeft op aanvraag recht op arbeidsondersteuning
op grond van dit hoofdstuk, indien:

	a. hij sinds de dag waarop hij jonggehandicapte werd niet in staat is
gebleven meer dan 75% van het maatmaninkomen te verdienen;

	b. op hem geen uitsluitingsgrond als bedoeld in artikel 5.3.1 van
toepassing is;

	c. hij de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt;

	d. hij de aanvraag, bedoeld in de aanhef, heeft ingediend op of na de
datum van inwerkingtreding van de Wet van PM tot wijziging van de Wet
arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten in verband met het
bevorderen van de participatie van jonggehandicapten door werk en
arbeidsondersteuning (Stb. PM).

	2. Het recht op arbeidsondersteuning op grond van dit hoofdstuk
ontstaat op de dag dat aan de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid,
wordt voldaan doch niet eerder dan zestien weken na de dag waarop de
aanvraag om het recht op arbeidsondersteuning, bedoeld in dit artikel,
werd ingediend.

	3. In afwijking van het tweede lid ontstaat het recht op
arbeidsondersteuning op de dag waarop de aanvraag om het recht op
arbeidsondersteuning werd ingediend, indien:

	a. de jonggehandicapte volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is; of

	b. het recht op arbeidsondersteuning op grond van artikel 5.4.3, eerste
of tweede lid, herleeft.

Artikel 5.4.2 Einde van het recht op arbeidsondersteuning

	1. Het recht op arbeidsondersteuning op grond van dit hoofdstuk
eindigt:

	a. twee maanden na de dag dat de jonggehandicapte in staat is meer dan
75% van het maatmaninkomen te verdienen;

	b. op de dag dat er op hem een uitsluitingsgrond als bedoeld in artikel
5.3.1 van toepassing is;

	c. indien het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen daartoe op
zijn verzoek besluit; of

	d. indien de jonggehandicapte overlijdt.

	2. In afwijking van het eerste lid, onderdeel a, eindigt het recht op
arbeidsondersteuning van de jonggehandicapte die arbeid verricht, niet,
tenzij de jonggehandicapte ten minste 75% van het maatmaninkomen
verdient nadat hij vijf jaar arbeid heeft verricht.

	3. In afwijking van het eerste lid, onderdeel a, en het tweede lid,
eindigt het recht op arbeidsondersteuning van de jonggehandicapte die
arbeid verricht, op de dag dat hij gedurende een jaar met arbeid meer
heeft verdiend dan 100% van het minimumloon.

	4. Het recht op arbeidsondersteuning eindigt niet op grond van het
eerste lid, onderdeel a, of het tweede of derde lid, indien de
jonggehandicapte gebruik maakt van een voorziening als bedoeld in
artikel 5.5.5, tweede lid, onderdeel a, b of d.

Artikel 5.4.3 Herleving van het recht op arbeidsondersteuning

	1. Indien op grond van artikel 5.4.2, eerste lid, onderdeel a, tweede
of derde lid, het recht op arbeidsondersteuning is geëindigd, herleeft
op aanvraag het recht op arbeidsondersteuning als de jonggehandicapte
binnen vijf jaar na de dag waarop het recht op arbeidsondersteuning is
geëindigd niet in staat is om meer dan 75% van het maatmaninkomen te
verdienen en dit voortkomt uit dezelfde oorzaak als op grond waarvan hij
eerder recht op arbeidsondersteuning had.

	2. Indien op grond van artikel 5.4.2, eerste lid, onderdeel b, geen
recht op arbeidsondersteuning meer bestaat omdat op de persoon die recht
had op arbeidsondersteuning Ă©Ă©n of meer uitsluitingsgronden als
bedoeld in artikel 5.3.1, onderdeel a, b of c van toepassing waren,
herleeft op aanvraag het recht op arbeidsondersteuning wanneer zich geen
van deze uitsluitingsgronden meer voordoet.

	3. Indien het recht op arbeidsondersteuning is geëindigd op grond van
artikel 5.4.2, eerste lid, onderdeel c, herleeft het recht op
arbeidsondersteuning op aanvraag van de jonggehandicapte indien zich
geen uitsluitingsgrond als bedoeld in artikel 5.3.1 voordoet. Het recht
op arbeidsondersteuning herleeft niet eerder dan een jaar na de dag
waarop het recht op arbeidsondersteuning is geëindigd.

	4. Dit artikel is niet van toepassing indien artikel 29b van de
Ziektewet toepassing kan vinden, tenzij de toe te kennen
inkomensvoorziening het ziekengeld overtreft. 

Afdeling 5. re-integratie en arbeidsondersteuning

Artikel 5.5.1 Participatie en re-integratieaanpak door het UWV

	1. Uiterlijk op de dag dat het recht op arbeidsondersteuning ontstaat,
stelt het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in samenspraak
met de jonggehandicapte een ontwerpparticipatieplan op waarin de
rechten, de verplichtingen en de gevolgen van het niet naleven van die
verplichtingen van de jonggehandicapte en de voorwaarden voor het recht
op inkomensondersteuning, bedoeld in artikel 5.7.1, zijn vermeld. Indien
de jonggehandicapte de volledige zorg heeft voor een tot zijn last
komend kind tot vijf jaar bevat het ontwerpparticipatieplan afspraken
over de wijze waarop arbeid en zorg kunnen worden gecombineerd. Bij deze
afspraken worden in ieder geval de mogelijkheden tot scholing en
opleiding betrokken. Het participatieplan wordt na de vijfde werkdag na
de opstelling van het ontwerpparticipatieplan vastgesteld.

	2. In het participatieplan kan worden bepaald dat ten behoeve van de
inschakeling in de arbeid van de jonggehandicapte de volgende
instrumenten kunnen worden ingezet:

	a. een re-integratietraject als bedoeld in artikel 30a, achtste lid,
van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

	b. loondispensatie als bedoeld in artikel 5.5.3;

	c. loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 5.5.4;

	d. arbeidsplaatsvoorziening en voorziening ter ondersteuning van
toeleiding naar arbeid als bedoeld in artikel 5.5.5 en 5.5.6;

	e. proefplaatsing als bedoeld in artikel 5.5.7;

	h. het aanbod van concrete algemeen geaccepteerde arbeid, bedoeld in
artikel 30a, tweede lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie
werk en inkomen.

	3. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen evalueert, in
samenspraak met de jonggehandicapte, bedoeld in het eerste lid,
periodiek het participatieplan en stelt deze zo nodig bij.

Artikel 5.5.2 Werkaanbod

	Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan de
jonggehandicapte tevens een aanbod van concrete algemeen geaccepteerde
arbeid als bedoeld in artikel 30a, tweede lid, van de Wet structuur
uitvoeringsorganisatie werk en inkomen doen indien dat niet in het
participatieplan wordt genoemd.

Artikel 5.5.3 Loondispensatie

	1. Indien de arbeidsprestatie van een werknemer die:

	a. recht heeft op arbeidsondersteuning; of

	b. de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt;

	in een bepaalde functie, maar geen functie waarin hij werkzaam is als
werknemer in de zin van de Wet sociale werkvoorziening of op een
arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 7 van die wet, ten gevolge
van ziekte of gebrek duidelijk minder is dan de arbeidsprestatie die een
geldelijke beloning van het voor hem geldende wettelijk minimumloon
rechtvaardigt, vermindert het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen op verzoek van de betrokken werkgever of
werknemer de hoogte van de aanspraak op een geldelijke beloning voor de
verrichte arbeid naar evenredigheid, in afwijking van hetgeen bij en
krachtens de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag is bepaald.

	2. Elk beding waarbij een geldelijke beloning voor de verrichte arbeid
wordt overeengekomen die lager is dan de beloning, vastgesteld op grond
van het eerste lid is nietig.

	3. Vanaf de dag waarop de werknemer, bedoeld in het eerste lid,
onderdeel b, de leeftijd van achttien jaar bereikt en recht heeft op
arbeidsondersteuning, wordt de op grond van onderdeel b verstrekte
vermindering van de hoogte van de aanspraak op een geldelijke beloning,
geacht te zijn gebaseerd op het eerste lid, onderdeel a, tenzij de
werknemer niet aan de overige voorwaarden van het eerste lid voldoet.

Artikel 5.5.4 Loonkostensubsidie

	1. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan op aanvraag aan
de werkgever die met een jonggehandicapte die recht heeft op
arbeidsondersteuning en die een indicatiebeschikking heeft als bedoeld
in het derde lid, een dienstbetrekking, niet zijnde een dienstbetrekking
als bedoeld in hoofdstuk 2 of 3 van de Wet sociale werkvoorziening,
aangaat of is aangegaan, subsidie voor loonkosten verlenen indien de
dienstbetrekking een overeengekomen duur van ten minste twaalf maanden
heeft. De subsidie kan slechts worden verstrekt indien de
jonggehandicapte op de eerste dag van de dienstbetrekking de leeftijd
van 50 jaar niet heeft bereikt.

	2. Indien de dienstbetrekking, bedoeld in het eerste lid, een
uitzendovereenkomst als bedoeld in artikel 690 van Boek 7 van het
Burgerlijk Wetboek betreft, verstrekt het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen slechts subsidie indien de derde, in wiens
opdracht de jonggehandicapte, bedoeld in het eerste lid, ter beschikking
wordt gesteld om arbeid te verrichten, zich jegens de werkgever
verplicht die jonggehandicapte tenminste twaalf maanden arbeid te laten
verrichten. Indien de uitzendovereenkomst binnen deze twaalf maanden
wordt gevolgd door een dienstbetrekking bij de derde, voor ten minste de
resterende duur van de twaalf maanden, kan het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen op aanvraag aan die derde loonkostensubsidie
verstrekken voor maximaal de resterende duur van de twaalf maanden.

	3. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan van de
jonggehandicapte, bedoeld in het eerste lid, vaststellen dat hij in
aanmerking komt voor toepassing van het eerste lid, indien het
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen van oordeel is dat met het
oog op de inschakeling in de arbeid geen andere voorziening of
instrument meer geschikt is. De vaststelling, bedoeld in de eerste zin,
geschiedt bij indicatiebeschikking.

	4. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen verstrekt de
subsidie slechts:

	a. indien naar het oordeel van het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen reële behoefte bestaat aan de arbeid die op
grond van de dienstbetrekking, bedoeld in het eerste lid, zal worden
verricht en die arbeid geen additionele arbeid betreft;

	b. indien er naar het oordeel van het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen een reëel uitzicht is op continuering van de
dienstbetrekking voor ten minste zes maanden na afloop van de periode
waarover de loonkostensubsidie wordt verstrekt, dan wel op een op die
dienstbetrekking aansluitende dienstbetrekking van dezelfde of grotere
omvang voor ten minste zes maanden; en

	c. indien ten behoeve van de jonggehandicapte, bedoeld in het eerste
lid, in de vijf jaar voorafgaand aan de indicatiebeschikking, bedoeld in
het derde lid, niet eerder loonkostensubsidie op grond van dit artikel
is verstrekt; en

	d. indien de jonggehandicapte, bedoeld in het eerste lid, in de zes
maanden voorafgaand aan de indicatiebeschikking, bedoeld in het derde
lid, geen werkzaamheden op een proefplaats als bedoeld in artikel 5.5.7
of artikel 76a van de Werkloosheidswet heeft verricht.

	5. Onder additionele arbeid als bedoeld in het vierde lid, onderdeel a,
wordt verstaan primair op de arbeidsinschakeling gerichte arbeid of het
naast of in aanvulling op reguliere arbeid verrichten van werkzaamheden
die niet leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt.

	6. De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van het wettelijk minimumloon,
bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wet minimumloon en
minimumvakantiebijslag of, indien het een werknemer jonger dan 23 jaar
betreft, het voor zijn leeftijd geldende minimumloon, bedoeld in artikel
7, derde lid, en artikel 8, derde lid, van deze wet. Het bedrag, bedoeld
in de eerste zin, wordt naar evenredigheid verminderd, indien de
overeengekomen arbeidsduur korter is dan de normale arbeidsduur, bedoeld
in artikel 12 van laatstgenoemde wet. Indien ten behoeve van de
betrokken werknemer artikel 5.5.3 van deze wet toepassing vindt,
bedraagt de subsidie, zo nodig in afwijking van de eerste zin, ten
hoogste de aanspraak op een geldelijke beloning voor verrichte arbeid
die krachtens dat artikel 5.5.3 is vastgesteld.

	7. De subsidie kan voor maximaal twaalf maanden worden verstrekt.

	8. Indien de jonggehandicapte, bedoeld in het eerste lid, ziekengeld
ontvangt op grond van de Ziektewet wordt het, naar werkdagen herleide,
aan de werkgever verstrekte subsidiebedrag, bedoeld in het eerste lid,
verminderd met dit ziekengeld.

	9. Indien de dienstbetrekking, bedoeld in het eerste lid, is aangegaan
alvorens een aanvraag om subsidie voor loonkosten met betrekking tot die
dienstbetrekking wordt ingediend, wordt de aanvraag om subsidie
uiterlijk binnen drie maanden na de eerste dag van het verrichten van
arbeid ingediend.

	10. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met
betrekking tot dit artikel, welke regels betrekking kunnen hebben op:

	a. nadere subsidievoorwaarden; en

	b. een subsidieplafond.

Artikel 5.5.5. Arbeidsplaatsvoorzieningen en voorzieningen ter
ondersteuning van toeleiding naar arbeid

	1. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan aan de
jonggehandicapte die arbeid in dienstbetrekking verricht, of die arbeid
in dienstbetrekking gaat verrichten, doch niet werkzaam is of zal zijn
als werknemer in de zin van de Wet sociale werkvoorziening, of die
scholing of opleiding in het kader van de bevordering van de
inschakeling in het arbeidsproces volgt of gaat volgen, of arbeid op een
proefplaats verricht of gaat verrichten, met uitzondering van de
jonggehandicapte, die werkzaam is als werknemer in de zin van de Wet
sociale werkvoorziening, op aanvraag voorzieningen toekennen die
strekken tot behoud, herstel of bevordering van de mogelijkheid tot het
verrichten van arbeid, het volgen van de scholing of opleiding of het
verrichten van arbeid op die proefplaats.

	2. Onder voorzieningen als bedoeld in het eerste lid worden uitsluitend
verstaan:

	a. vervoersvoorzieningen die er toe strekken dat de jonggehandicapte,
bedoeld in het eerste lid, zijn werkplek of opleidingslocatie kan
bereiken;

	b. intermediaire activiteiten ten behoeve van jonggehandicapten met een
visuele, auditieve of motorische handicap;

	c. meeneembare voorzieningen ten behoeve van de inrichting van de
arbeidsplaats, de productie- en werkmethoden, de inrichting van de
opleidingsplaats of de proefplaats en de bij de arbeid of opleiding te
gebruiken hulpmiddelen, die in overwegende mate op het individu van de
jonggehandicapte, bedoeld in het eerste lid, zijn afgestemd; en

	d. noodzakelijke persoonlijke ondersteuning bij het verrichten van de
aan de jonggehandicapte opgedragen taken, indien die ondersteuning een
compensatie vormt voor zijn beperkingen.

	3. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan aan de
jonggehandicapte, bedoeld in het eerste lid, op aanvraag
vervoersvoorzieningen toekennen die strekken tot verbetering van zijn
leefomstandigheden en die deel uitmaken van dan wel rechtstreeks
samenhangen met voorzieningen als bedoeld in het tweede lid, onderdeel
a.

	4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels
worden gesteld met betrekking tot dit artikel.

Artikel 5.5.6 Voorzieningen ter ondersteuning van toeleiding naar arbeid
als zelfstandige

	Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels
worden gesteld op grond waarvan het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen op aanvraag van de ingezetene die zeventien jaar
is en niet meer dan 75% van het maatmaninkomen kan verdienen en de
jonggehandicapte die recht heeft op arbeidsondersteuning, in het kader
van de bevordering en ondersteuning bij de inschakeling in de arbeid als
zelfstandige aan die jonggehandicapte voorzieningen kan verstrekken.

Artikel 5.5.7 Proefplaatsing

	1. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan, in het kader
van de bevordering van de inschakeling in de arbeid, toestemming
verlenen aan de jonggehandicapte die recht heeft op arbeidsondersteuning
om op een proefplaats bij een werkgever gedurende maximaal drie maanden
onbeloonde werkzaamheden te verrichten.

	2. Tijdens het verrichten van werkzaamheden op een proefplaats als
bedoeld in het eerste lid wordt het recht op arbeidsondersteuning en de
inkomensvoorziening niet beëindigd.

	3. De onbeloonde werkzaamheden op een proefplaats als bedoeld in het
eerste lid zijn:

	a. werkzaamheden, waartoe de jonggehandicapte, bedoeld in het eerste
lid, met zijn krachten en bekwaamheden in staat is;

	b. werkzaamheden, waarbij de werkgever, bij wie de proefplaatsing
geschiedt, een aansprakelijkheids- en ongevallenverzekering ten behoeve
van de jonggehandicapte, bedoeld in het eerste lid, heeft afgesloten;

	c. werkzaamheden, die de jonggehandicapte, bedoeld in het eerste lid,
niet reeds eerder onbeloond op een proefplaats bij die werkgever of
diens rechtsvoorganger heeft verricht; en

	d. werkzaamheden, waarbij er, naar het oordeel van het
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, een reeël uitzicht is op
een op de onbeloonde werkzaamheden aansluitende dienstbetrekking van
dezelfde of grotere omvang voor ten minste 6 maanden.

	4. Indien de werkzaamheden, bedoel in het eerste lid, wegens ziekte
worden onderbroken, wordt deze periode voor de toepassing van dat lid
buiten beschouwing gelaten.

	5. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met
betrekking tot de uitvoering van dit artikel.

Artikel 5.5.8 Loonsuppletie

	1. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan op aanvraag
loonsuppletie verstrekken aan de ingezetene:

	a. die zeventien jaar is;

	b. die niet meer dan 75% van het maatmaninkomen kan verdienen;

	c. die arbeid in dienstbetrekking aanvaardt of verricht; en

	d. wiens loon lager is dan zijn resterende verdiencapaciteit.

	2. De loonsuppletie wordt verstrekt over perioden waarin loon uit
dienstbetrekking wordt ontvangen.

	3. Als perioden waarin loon uit dienstbetrekking wordt ontvangen als
bedoeld in het tweede lid worden eveneens aangemerkt, perioden waarin
een uitkering op grond van de Ziektewet of op grond van hoofdstuk 3,
afdeling 2, paragraaf 1, van de Wet arbeid en zorg wordt ontvangen,
tenzij de dienstbetrekking is geëindigd.

	4. De loonsuppletie wordt voor de toepassing van de wettelijke
bepalingen inzake premieheffing aangemerkt als een uitkering op grond
van deze wet.

	5. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met
betrekking tot de hoogte van de loonsuppletie.

Artikel 5.5.9 Inkomenssuppletie

	1. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan op aanvraag
inkomenssuppletie verstrekken aan de ingezetene:

	a. die zeventien jaar is;

	b. die niet meer dan 75% van het maatmaninkomen kan verdienen;

	c. die arbeid als zelfstandige verricht of gaat verrichten; en

	d. wiens inkomen uit het bedrijf of beroep lager is dan zijn resterende
verdiencapaciteit.

	2. De inkomenssuppletie wordt verstrekt over perioden waarin het
bedrijf of beroep wordt uitgeoefend.

	3. De inkomenssuppletie wordt voor de toepassing van de wettelijke
bepalingen inzake premieheffing aangemerkt als een uitkering op grond
van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen.

	4. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met
betrekking tot de hoogte van de inkomenssuppletie.

Artikel 5.5.10 Nadere regels aanvraag re-integratie-instrumenten

	Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met
betrekking tot de aanvraag van loonsuppletie, bedoeld in artikel 5.5.8,
van inkomenssuppletie, bedoeld in artikel 5.5.9, de termijn waarbinnen
die aanvraag wordt ingediend, alsmede omtrent de rechtsgevolgen die aan
overschrijding van die termijn zijn verbonden, en met betrekking tot de
aanvraag van voorzieningen, bedoeld in de artikelen 5.5.5 en 5.5.6 en
van toestemming als bedoeld in artikel 5.5.7.

Artikel 5.5.11 Arbeidsinschakeling door re-integratiebedrijf

	Indien het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen ten behoeve van
een jonggehandicapte die recht heeft op arbeidsondersteuning
werkzaamheden door een re-integratiebedrijf laat verrichten, is artikel
30a, zesde en zevende lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie
werk en inkomen van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5.5.12 Scholing jonggehandicapten met ernstige
scholingbelemmeringen

	1. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met
betrekking tot door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen te
verstrekken subsidie aan een rechtspersoon die in het kader van de
uitoefening van beroep of bedrijf door scholing de inschakeling van
jonggehandicapten met ernstige scholingsbelemmeringen in de arbeid
bevordert.

	2. Bij de subsidieverlening, bedoeld in het eerste lid, kunnen aan de
subsidie-ontvanger verplichtingen worden opgelegd omtrent het hanteren
van een registratiesysteem waaruit blijkt of het doel van de subsidie is
bereikt.

	3. Voor de toepassing van het eerste lid wordt niet als arbeid
beschouwd arbeid op grond van een dienstbetrekking als bedoeld in
hoofdstuk 2 of 3 van de Wet sociale werkvoorziening.

Artikel 5.5.13 Geen participatieondersteuning volledig en duurzaam
arbeidsongeschikten

	De artikelen 5.5.1 tot en met 5.5.4 en 5.5.7 zijn niet van toepassing
op de jonggehandicapte die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is.

Afdeling 6. Plichten in verband met het recht op arbeidsondersteuning

§ 1. Verplichtingen van de jonggehandicapte die recht heeft op
arbeidsondersteuning

Artikel 5.6.1 Plichten gericht op het vergroten van mogelijkheden tot
het verrichten van arbeid

	1. De jonggehandicapte die recht heeft op arbeidsondersteuning is
verplicht in voldoende mate te trachten mogelijkheden tot het verrichten
van algemeen geaccepteerde arbeid te behouden of te verkrijgen.

	2. Ter naleving van de plicht, bedoeld in het eerste lid, is de
jonggehandicapte die recht heeft op arbeidsondersteuning in elk geval
verplicht:

	a. zich geneeskundig te laten behandelen of aanwijzingen van een arts
op te volgen indien het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen of
het re-integratiebedrijf in opdracht van het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen daartoe opdracht geeft en de behandeling of de
aanwijzing bijdraagt aan genezing of aan behoud, herstel of bevordering
van de mogelijkheid tot het verrichten van arbeid, en zijn genezing niet
te belemmeren;

	b. mee te werken aan het opstellen van het re-integratieplan;

	c. te voldoen aan verplichtingen die zijn opgenomen in het
re-integratieplan.

	3. De verplichtingen, bedoeld in het eerste en tweede lid, zijn niet
van toepassing op de persoon die een dienstbetrekking heeft als bedoeld
in hoofdstuk 2 of 3 van de Wet sociale werkvoorziening of die naar het
oordeel van het UWV niet in staat is tot het verrichten van algemeen
geaccepteerde arbeid.

 

Artikel 5.6.2 Plichten gericht op inschakeling in de arbeid

	1. De jonggehandicapte die recht heeft op arbeidsondersteuning en zijn
resterende verdiencapaciteit niet volledig benut, is verplicht zich als
werkzoekende bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen te
laten registreren, indien hem daartoe het recht toekomt op grond van
artikel 30b, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie
werk en inkomen en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen hem
dit opdraagt. De verplichting, bedoeld in de eerste zin, is niet van
toepassing op de jonggehandicapte die een dienstbetrekking heeft als
bedoeld in hoofdstuk 2 of 3 van de Wet sociale werkvoorziening of die
naar het oordeel van het UWV niet in staat is tot het verrichten van
algemeen geaccepteerde arbeid.

	2. De jonggehandicapte die recht heeft op arbeidsondersteuning en
arbeid in dienstbetrekking verricht is verplicht:

	a. zich te onthouden van verwijtbaar gedrag dat aangemerkt kan worden
als een dringende reden in de zin van artikel 678 van Boek 7 van het
Burgerlijk Wetboek;

	b. de dienstbetrekking niet door of op zijn verzoek te laten
beëindigen zonder dat aan de voortzetting ervan zodanige bezwaren waren
verbonden, dat deze voortzetting redelijkerwijs niet van hem kon worden
gevergd.

	3. Het door de jonggehandicapte, bedoeld in het tweede lid, niet voeren
van verweer tegen of het instemmen met een beëindiging van de
dienstbetrekking door of op verzoek van de werkgever leidt niet tot
overtreding van de verplichting, bedoeld in het tweede lid, aanhef en
onderdeel a.

	4. In dit hoofdstuk wordt onder algemeen geaccepteerde arbeid verstaan
algemeen geaccepteerde arbeid waartoe de betrokkene met zijn krachten en
bekwaamheden in staat is.

Artikel 5.6.3 Delegatiebevoegdheid

	1. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden
gesteld met betrekking tot de artikelen 5.6.1 en 5.6.2, eerste en tweede
lid.

	2. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld waarbij
bepaalde groepen jonggehandicapten worden vrijgesteld van
verplichtingen, hun op grond van artikel 5.6.1 opgelegd.

Artikel 5.6.4 Plichten volledig en duurzaam arbeidsongeschikten

	De artikelen 5.6.1 en 5.6.2, eerste lid, zijn niet van toepassing op de
jonggehandicapte die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is.

§ 2. Bevoegdheden en plichten Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen

Artikel 5.6.5 Controlevoorschriften

	Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan
controlevoorschriften vaststellen. Deze voorschriften gaan niet verder
dan strikt noodzakelijk is voor een juiste uitvoering van dit hoofdstuk.

Artikel 5.6.6 Periodieke beoordeling volledig en duurzaam
arbeidsongeschikten met geringe kans op herstel

	Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen beoordeelt met
inachtneming van artikel 5.1.5 en de daarop berustende bepalingen
gedurende de eerste vijf jaar nadat recht op arbeidsondersteuning is
ontstaan jaarlijks of de jonggehandicapte die volledig en duurzaam
arbeidsongeschikt is als bedoeld in artikel 5.1.4, derde lid, nog
volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is.

Artikel 5.6.7 Beoordeling jonggehandicapte na werkregeling

	1. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen stelt, met
inachtneming van artikel 5.1.5 en de daarop berustende bepalingen, de
resterende verdiencapaciteit vast van de jonggehandicapte die:

	a. gedurende een periode van ten minste zeven jaar recht op
arbeidsondersteuning heeft gehad;

	b. de leeftijd van 27 jaar heeft bereikt; en

	c. niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is.

	2. In afwijking van het eerste lid stelt het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen, met inachtneming van artikel 5.1.5 en de daarop
berustende bepalingen, op aanvraag van de jonggehandicapte zijn
resterende verdiencapaciteit vast, indien:

	a. hij gedurende een periode van ten minste vijf jaar recht op
arbeidsondersteuning heeft gehad;

	b. gedurende een aaneengesloten tijdvak van vijf jaar inkomsten uit
arbeid heeft genoten die overeenkomen met zijn resterende
verdiencapaciteit; en

	c. er geen perspectief is op verdere verbetering van de
verdiencapaciteit.

	3. Onverminderd artikel 5.1.5, tweede lid, wordt bij het vaststellen
van de resterende verdiencapaciteit, bedoeld in het eerste en tweede
lid, rekening gehouden met hetgeen de jonggehandicapte met behulp van
voorzieningen als bedoeld in artikel 5.5.5 kan verdienen.

Artikel 5.6.8 Reiskostenvergoeding

	Opgeroepenen en, indien hun toestand geleide nodig maakt, mede hun
geleiders, worden reiskosten, verblijfkosten en tijdverlies vergoed in
de gevallen en volgens regels die door het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen worden vastgesteld.

Afdeling 7. Inkomensvoorzieningen

§ 1 Inkomensondersteuning werkregeling

Artikel 5.7.1 Voorwaarden inkomensondersteuning

	1. De jonggehandicapte die recht heeft op arbeidsondersteuning ontvangt
op aanvraag inkomensondersteuning met ingang van de dag waarop de
aanvraag werd ingediend.

	2. In afwijking van het eerste lid ontvangt de jonggehandicapte de
inkomensondersteuning, bedoeld in het eerste lid, niet eerder dan de dag
met ingang waarvan de jonggehandicapte aan de voorwaarden, bedoeld in
het derde en vierde lid, voldoet.

	3. De jonggehandicapte die recht heeft op arbeidsondersteuning ontvangt
inkomensondersteuning als bedoeld in het eerste lid indien en zolang
hij:

	a. meewerkt aan activiteiten of werkzaamheden, gericht op zijn
inschakeling in de arbeid, die het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen wenselijk acht voor verkrijging van
mogelijkheden tot het verrichten van algemeen geaccepteerde arbeid.

	b. meewerkt aan aanpassing van de arbeidsplaats en aan persoonsgebonden
voorzieningen die het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
verstrekt voor verkrijging van mogelijkheden tot het verrichten van
algemeen geaccepteerde arbeid en zo nodig tracht die aanpassing en die
voorzieningen te verkrijgen;

	c. meewerkt aan het opstellen van het participatieplan;

	d. voldoet aan verplichtingen die zijn opgenomen in het
participatieplan;

	e. algemeen geaccepteerde arbeid verricht wanneer hij daartoe in de
gelegenheid wordt gesteld;

	f. in voldoende mate tracht algemeen geaccepteerde arbeid te
verkrijgen;

	g. geen eisen stelt in verband met door hem te verrichten arbeid die
het aanvaarden of verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid
belemmeren.

	4. De jonggehandicapte die niet voldoet aan de voorwaarde, bedoeld in
het derde lid, onderdeel e, ontvangt geen inkomensondersteuning zolang
hij geen algemeen geaccepteerde arbeid verricht.

	5. Onder de in het derde lid, onderdeel e, f en g, bedoelde arbeid
wordt verstaan alle algemeen geaccepteerde arbeid waartoe de betrokkene
met zijn krachten en bekwaamheden in staat is.

	6. De voorwaarden, bedoeld in het derde en vierde lid, zijn niet van
toepassing op de persoon die een dienstbetrekking heeft als bedoeld in
hoofdstuk 2 of 3 van de Wet sociale werkvoorziening of die naar het
oordeel van het UWV niet in staat is tot het verrichten van algemeen
geaccepteerde arbeid. Voor de toepassing van het derde lid, onderdeel a,
wordt niet als inschakeling in de arbeid beschouwd inschakeling in
arbeid op grond van een dienstbetrekking als bedoeld in hoofdstuk 2 of 3
van de Wet sociale werkvoorziening.

	7. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden
gesteld op grond waarvan aan jonggehandicapten die recht hebben op
arbeidsondersteuning in individuele gevallen tijdelijk ontheffing kan
worden verleend van de voorwaarde, bedoeld in het derde lid, onderdeel e
en f.

Artikel 5.7.2 Inkomensondersteuning werkregeling

	1. De inkomensondersteuning, bedoeld in artikel 5.7.1, eerste lid,
bedraagt per dag:

	a. bij een inkomen per dag van minder dan 20% van het minimumloon: 0,55
* G;

	b. bij een inkomen per dag van ten minste 20% van het minimumloon maar
minder dan 70% van het minimumloon: 0,55 * G – 0,5 * (I - 0,2 * G); en

	c. bij een inkomen per dag van ten minste 70% van het minimumloon: G-
I,

	waarbij G staat voor de grondslag en I voor het inkomen per dag.

	2. Indien de jonggehandicapte aantoont dat hem niet kan worden verweten
dat hij een inkomen per dag verwerft van minder dan 20% van het
minimumloon, dan bedraagt, in afwijking van het eerste lid, onderdeel a,
de inkomensondersteuning per dag: 0,75 * G - I,

	waarbij G staat voor de grondslag en I voor het inkomen per dag.

Artikel 5.7.3 Voortgezette inkomensondersteuning werkregeling

	1. In afwijking van artikel 5.7.2, eerste lid, bedraagt de
inkomensondersteuning, bedoeld in artikel 5.7.1, eerste lid, van de
jonggehandicapte die op grond van artikel 5.6.7 opnieuw is beoordeeld,
per dag:

	a. indien de jonggehandicapte een resterende verdiencapaciteit heeft
van minder dan 25% van de grondslag:

	1° 0,75 * G, als het inkomen per dag lager is dan de resterende
verdiencapaciteit; en

	2° G – I, als het inkomen per dag ten minste gelijk is aan de
resterende verdiencapaciteit; en

	b. indien de jonggehandicapte een resterende verdiencapaciteit heeft
die ten minste gelijk is aan 25% van de grondslag:

	1° 0,75 * G + 0,25 * G * I/R – I, als het inkomen per dag lager is
dan de resterende verdiencapaciteit, en

	2° G – I, als het inkomen per dag ten minste gelijk is aan de
resterende verdiencapaciteit,

	waarbij G staat voor de grondslag, I voor het inkomen per dag en R voor
de resterende verdiencapaciteit.

	2. In het eerste lid, onderdeel b, is I/R ten hoogste gelijk aan 1.

Artikel 5.7.4 Breman-regeling

	1. De inkomensondersteuning, bedoeld in artikel 5.7.1, eerste lid, van
de jonggehandicapte, die op grond van artikel 5.6.7 opnieuw is
beoordeeld, ten aanzien van wie loondispensatie als bedoeld in artikel
5.5.3, is verkregen en die noodzakelijke persoonlijke ondersteuning als
bedoeld in artikel 5.5.5, tweede lid, onderdeel d, geniet, of zou hebben
genoten wanneer de jonggehandicapte niet reeds op grond van een andere
regeling deze ondersteuning zou genieten, bedraagt in afwijking van
artikel 5.7.3, per dag:

	a. bij een resterende verdiencapaciteit van minder dan 45% van de
grondslag:

	1° M – I, maar ten hoogste 0,75 * G, als het inkomen per dag lager
is dan de resterende verdiencapaciteit; en

	2° G – I, als het inkomen per dag ten minste gelijk is aan de
resterende verdiencapaciteit; en

	b. bij een resterende verdiencapaciteit die ten minste gelijk is aan
45% van de grondslag:

	1° 0,75 * G + (L - 0,75) * G * I/R – I, als het inkomen per dag
lager is dan de resterende verdiencapaciteit; en

	2° M – I, als het inkomen per dag ten minste gelijk is aan de
resterende verdiencapaciteit,

	waarbij G staat voor de grondslag, I voor het inkomen per dag, R voor
de resterende verdiencapaciteit, L voor het bij de arbeid die de
jonggehandicapte verricht rechtens geldende loon per maand gedeeld door
G en M voor het bij de arbeid die de jonggehandicapte verricht rechtens
geldende loon gedeeld door 21,75, waarbij M ten hoogste 1,2 * G is.

	2. In het eerste lid, onderdeel b, is L ten minste gelijk aan 1 en ten
hoogste aan 1,2, en is I/R ten hoogste 1.

	3. Het eerste lid is eveneens van toepassing ten aanzien van de
jonggehandicapte die:

	a. geen begeleiding meer op zijn werkplek heeft als bedoeld in artikel
7, eerste lid, onderdeel b, van de Wet sociale werkvoorziening, maar ten
aanzien van wie wel loondispensatie als bedoeld in artikel 5.5.3, is
verkregen, zolang hij werkzaam blijft in de dienstbetrekking waarvoor
die begeleiding was verkregen; of

	b. geen noodzakelijke persoonlijke ondersteuning meer geniet als
bedoeld in het eerste lid, maar ten aanzien van wie wel loondispensatie
als bedoeld in artikel 5.5.3, is verkregen, zolang hij werkzaam blijft
in de dienstbetrekking waarvoor die persoonlijke ondersteuning was
verkregen.

§ 2 Inkomensondersteuning tijdens studie of scholing

Artikel 5.7.5 Inkomensondersteuning tijdens studie of scholing

	1. In afwijking van de artikelen 5.7.2, 5.7.3 en 5.7.4 ontvangt de
jonggehandicapte die recht heeft op arbeidsondersteuning,
inkomensondersteuning als bedoeld in artikel 5.7.6 wanneer hij:

	a. aanspraak heeft op studiefinanciering op grond van de Wet
studiefinanciering 2000,

	b. aanspraak heeft op een financiële voorziening als bedoeld in
artikel 7.51, eerste lid, van de Wet op het hoger onderwijs en
wetenschappelijk onderzoek, of

	c. recht heeft op een tegemoetkoming in de onderwijsbijdrage en de
schoolkosten op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming
onderwijsbijdrage en schoolkosten.

	2. De artikelen 5.6.1, eerste lid, tweede lid, onderdelen b en c, en
derde lid, 5.6.2 en 5.7.1, tweede, derde en vierde lid, zijn tot een bij
ministeriële regeling te bepalen tijdstip niet van toepassing op de
jonggehandicapte, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 5.7.6 Hoogte inkomensondersteuning tijdens studie of scholing

	De inkomensondersteuning, bedoeld in artikel 5.7.5 bedraagt per dag:

	a. bij een inkomen per dag van ten hoogste 25% van het minimumloon: 25%
van de grondslag; en

	b. bij een inkomen per dag van meer dan 25% van het minimumloon: (0,25
* G) – (I-0,25 G)

	waarbij G staat voor de grondslag en I voor het inkomen per dag.

§ 3 Uitkering volledig en duurzaam arbeidsongeschikten

Artikel 5.7.7 Uitkering volledig en duurzaam arbeidsongeschikten

	1. De jonggehandicapte die recht heeft op arbeidsondersteuning en
volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is ontvangt een uitkering, tenzij
hij aanspraak heeft op inkomensondersteuning als bedoeld in artikel
5.7.5.

	2. Artikel 5.7.1 is niet van toepassing op de jonggehandicapte die
volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is.

Artikel 5.7.8 Hoogte uitkering volledig en duurzaam arbeidsongeschikten

	1. De uitkering, bedoeld in artikel 5.7.7, bedraagt per dag:

	a. bij een inkomen per dag van minder dan 20% van het minimumloon: 0,75
* G – I;

	b. bij een inkomen per dag van ten minste 20% van het minimumloon en
ten hoogste 70% van het minimumloon: 0,55 * G – 0,5 * (I - 0,2 * G);
en

	c. bij een inkomen per dag van ten minste 70% van het minimumloon: G-
I,

	waarbij G staat voor de grondslag en I voor het inkomen per dag.

	2. Indien de volledig en duurzaam arbeidsongeschikte gedurende een
aaneengesloten termijn van twaalf kalendermaanden per dag een inkomen
verwerft dat meer bedraagt dan 20% van het maatmaninkomen, roept het
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen de jonggehandicapte op voor
een onderzoek naar het voortbestaan van volledige en duurzame
arbeidsongeschiktheid.

	3. Het tweede lid is niet van toepassing op bij ministeriële regeling
te bepalen groepen volledig en duurzaam arbeidsongeschikten.

Afdeling 8. Aanvraag en betaling

§ 1 De aanvraag van arbeidsondersteuning

Artikel 5.8.1 Aanvraag van arbeidsondersteuning

	1. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen stelt vast of recht
op arbeidsondersteuning op grond van artikel 5.4.1 ontstaat.

	2. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met
betrekking tot de gegevens die door de jonggehandicapte bij de aanvraag
worden verstrekt.

Artikel 5.8.2 Aanvraag inkomensondersteuning

	Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen stelt vast of
aanspraak op inkomensondersteuning als bedoeld in artikel 5.7.1, eerste
lid, bestaat.

§ 2 Betaling

Artikel 5.8.3 Betaling

	1. De inkomensvoorziening wordt betaald door het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen. De betaling geschiedt in tijdvakken van een
maand.

	2. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen schort de betaling
van de inkomensvoorziening op of schorst de betaling, indien het op
grond van duidelijke aanwijzingen van oordeel is of het gegronde
vermoeden heeft dat:

	a. aanspraak op inkomensvoorziening niet of niet meer bestaat;

	b. aanspraak op een lagere inkomensvoorziening bestaat;

	c. de jonggehandicapte of zijn wettelijke vertegenwoordiger een
verplichting als bedoeld in de artikelen 5.2.1, 5.2.2, 5.6.1 of 5.6.2
niet of niet behoorlijk is nagekomen;

	d. een instelling als bedoeld in artikel 5.8.9 een verplichting als
bedoeld in artikel 5.2.1, niet of niet behoorlijk is nagekomen.

	3. Indien de inkomensvoorziening, bedoeld in het eerste lid, in het
buitenland wordt uitbetaald:

	a. worden de daaraan verbonden kosten van overmaking op de
inkomenvoorziening in mindering gebracht; en

	b. geschiedt de betaling in afwijking van artikel 4.4.1.5, derde lid,
van de Algemene wet bestuursrecht op het tijdstip waarop de rekening van
de daartoe door de schuldeiser aangewezen bank wordt gecrediteerd.

	4. Indien de jonggehandicapte, aan wie een inkomensvoorziening is
toegekend, een ander machtigt om de inkomensvoorziening in ontvangst te
nemen, onderscheidenlijk een verleende machtiging intrekt, wordt daaraan
gevolg gegeven met ingang van een betalingstijdvak, aanvangende na de
dag waarop de machtiging door het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen is ontvangen, onderscheidenlijk waarop van haar
intrekking mededeling wordt gedaan, doch niet later dan de eerste dag
van de tweede maand na de dag van indiening onderscheidenlijk de
mededeling.

Artikel 5.8.4 Herziening van de grondslag

	1. Een herziening van een inkomensvoorziening als gevolg van een
herziening van de grondslag van het minimumloon vindt plaats zonder dat
dit bij beschikking is vastgesteld.

	2. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen betaalt de herziene
inkomensvoorziening, bedoeld in het eerste lid, bij de eerstvolgende
betaling nadat de grondslag van het minimumloon is herzien.

Artikel 5.8.5 Verhoging bij hulpbehoevendheid

	Indien de jonggehandicapte, die een inkomensvoorziening op grond van
dit hoofdstuk ontvangt en die slechts in staat is om met arbeid minder
dan 20% te verdienen van het maatmaninkomen, verkeert in een blijvende
of voorlopig blijvende toestand van hulpbehoevendheid welke geregeld
oppassing en verzorging nodig maakt, wordt de inkomensvoorziening voor
de duur van die hulpbehoevendheid verhoogd door vermenigvuldiging met
ten hoogste de factor 100/75. De eerste zin vindt geen toepassing,
indien de jonggehandicapte in een inrichting is opgenomen en de kosten
van verblijf ten laste van een zorgverzekering of een verzekering inzake
ziektekosten komen.

Artikel 5.8.6 Tegemoetkoming in aanvulling op inkomensvoorziening

	1. De jonggehandicapte die behoort tot een bij ministeriële regeling
te bepalen categorie heeft recht op een tegemoetkoming.

	2. De tegemoetkoming wordt verstrekt in aanvulling op de
inkomensvoorziening.

	3. Bij ministeriële regeling worden in ieder geval regels gesteld met
betrekking tot de hoogte van de tegemoetkoming en de betaling van de
tegemoetkoming.

	4. De tegemoetkoming wordt betaald zonder dat dit bij beschikking is
vastgesteld.

	5. De betaling van de tegemoetkoming vindt plaats binnen een maand
nadat het recht op de tegemoetkoming is vastgesteld en geschiedt
vervolgens in dezelfde termijnen als die waarin de betaling van de
inkomensvoorziening plaatsvindt

Artikel 5.8.7 Betaling vakantiebijslag

	1. De jonggehandicapte die over een maand recht heeft op
inkomensvoorziening, heeft over die maand recht op vakantiebijslag.

	2. De vakantiebijslag bedraagt acht procent van het bedrag aan
inkomensvoorziening, waarop recht bestond in het tijdvak van twaalf
maanden, voorafgaande aan de maand mei.

	3. Indien het percentage van de vakantiebijslag, bedoeld in   HYPERLINK
"http://wetten.overheid.nl/BWBR0002638/geldigheidsdatum_16-02-2009" \l
"HoofdstukIII_Artikel15"  artikel 15, eerste lid, van de Wet minimumloon
en minimumvakantiebijslag , wordt gewijzigd, treedt dit gewijzigde
percentage in de plaats van het in het tweede lid genoemde percentage.
Het gewijzigde percentage wordt in aanmerking genomen over de
inkomensvoorziening waarop recht bestaat over het tijdvak aanvangende
met de dag waarop de wijziging ingaat.

	4. De vakantiebijslag wordt betaald zonder dat dit bij beschikking is
vastgesteld.

	5. Bij ministeriële regeling kunnen met betrekking tot het eerste lid
nadere regels worden gesteld.

Artikel 5.8.8 Inhouding vereveningsbijdrage

	Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen houdt op de
inkomensvoorziening, op de vakantiebijslag en op de toeslag op de
inkomensvoorziening op grond van de Toeslagenwet een bedrag in, dat
gelijk is aan het bedrag van de premie die een werkgever op grond van
afdeling 2 van hoofdstuk 3 van de Wet financiering sociale verzekeringen
op het overeenkomstige loon van een werknemer, die verzekerd is op grond
van de Werkloosheidswet, inhoudt.

Artikel 5.8.9 Betaling aan instellingen

	1. Indien de jonggehandicapte aan wie een inkomensvoorziening is
toegekend, aanspraak heeft op verstrekking of vergoeding van zorg als
bedoeld in de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten en op grond van die
wet een bijdrage voor die zorg verschuldigd is, is het
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen bevoegd de
inkomensondersteuning tot het bedrag van die bijdrage in plaats van aan
de jonggehandicapte zonder diens machtiging uit te betalen aan het
College voor zorgverzekeringen, genoemd in artikel 58, eerste lid, van
de Zorgverzekeringswet.

	2. Indien de jonggehandicapte, aan wie een inkomensvoorziening is
toegekend, in een inrichting ter verpleging van geesteszieken of van
zwakzinnigen is opgenomen en het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen van de desbetreffende inrichting of van het
college van burgemeester en wethouders van de gemeente die de
opnamekosten betaalt, het verzoek ontvangt om de inkomensvoorziening aan
die inrichting of die gemeente uit te betalen, kan het
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen dat verzoek zonder het
stellen van andere voorwaarden inwilligen.

	3. Indien het eerste lid toepassing vindt, heeft de in het tweede lid
bedoelde bevoegdheid betrekking op het gedeelte van de
inkomensvoorziening, dat niet aan het College voor zorgverzekeringen
wordt betaald.

	4. Een herziening van de betaling van de inkomensvoorziening op grond
van het eerste lid als gevolg van een wijziging van de verschuldigde
bijdrage vindt plaats zonder dat dit bij beschikking is vastgesteld.

Artikel 5.8.10 Overlijdensuitkering

	1. Na het overlijden van de jonggehandicapte, aan wie een
inkomensvoorziening is toegekend, wordt met ingang van de dag na het
overlijden, de inkomensvoorziening in de vorm van een
overlijdensuitkering betaald:

	a. aan de langstlevende van de echtgenoten;

	b. bij ontstentenis van de in onderdeel a bedoelde persoon, aan de
minderjarige kinderen tot wie de overledene in familierechtelijke
betrekking stond;

	c. bij ontstentenis van de in de onderdelen a en b bedoelde personen
aan degenen ten aanzien van wie de overledene grotendeels in de kosten
van bestaan voorzag en met wie hij in gezinsverband leefde.

	2. Met de jonggehandicapte aan wie een inkomensvoorziening is
toegekend, wordt voor de toepassing van dit artikel gelijkgesteld, de
jonggehandicapte wiens overlijden heeft plaatsgevonden in de maand
waarin hij de leeftijd van 65 jaar zou hebben bereikt, doch die voor het
bereiken van deze leeftijd is overleden, en die uitsluitend op grond van
artikel 5.3.1, onderdeel d, over de dag van zijn overlijden geen recht
op een inkomensvoorziening had.

	3. De overlijdensuitkering is gelijk aan het bedrag van de
inkomensvoorziening over Ă©Ă©n maand, doch niet over de zaterdagen en de
zondagen, berekend naar de hoogte van die inkomensvoorziening op de dag
of laatstelijk voor de dag van overlijden van de jonggehandicapte.

	4. In verband met het overlijden van de jonggehandicapte aan wie een
inkomensvoorziening is toegekend, is artikel 5.3.1, onderdeel d, niet
van toepassing.

	5. De overlijdensuitkering wordt op aanvraag aan de rechthebbende of
rechthebbenden, bedoeld in het eerste lid, door het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen betaald.

	6. De overlijdensuitkering wordt in een bedrag ineens betaald.

	7. Het bedrag van de overlijdensuitkering wordt verminderd met het
bedrag aan inkomensvoorziening dat over na het overlijden gelegen dagen
reeds is betaald.

Artikel 5.8.11 Verjaringstermijn

	Inkomensvoorzieningen op grond van dit hoofdstuk die niet in ontvangst
zijn genomen of zijn ingevorderd binnen twee jaren na de dag van
betaalbaarstelling, worden niet meer betaald.

Artikel 5.8.12 Intrekking en herziening beschikkingen

	1. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen herziet
beschikkingen op grond van dit hoofdstuk of trekt dergelijke
beschikkingen in, indien:

	a. als gevolg van het niet nakomen van de artikelen 5.2.1, 5.2.2, 5.6.1
en 5.6.2 en de daarop berustende bepalingen het recht op
arbeidsondersteuning op grond van dit hoofdstuk niet of niet meer kan
worden vastgesteld of ten onrechte is vastgesteld of een
inkomensvoorziening ten onrechte op een te hoog bedrag is vastgesteld;

	b. de verstrekking van een voorziening als bedoeld in artikel 5.5.5,
5.5.6, 5.5.8 of 5.5.9 ten onrechte of tot een te hoog bedrag is
verleend;

	c. anderszins het recht op arbeidsondersteuning ten onrechte of een
inkomensvoorziening tot een te hoog bedrag is vastgesteld.

	2. Indien een voorziening als bedoeld in artikel 5.5.6 in de vorm van
een subsidie wordt verstrekt, wijzigt het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen de beschikking tot vaststelling van de subsidie
of trekt het die beschikking in, indien sprake is van een omstandigheid
als bedoel in artikel 4:49, eerste lid, onderdeel a, b, of c, van de
Algemene wet bestuursrecht.

	3. Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn, kan het
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen geheel of gedeeltelijk van
herziening of intrekking afzien.

Artikel 5.8.13 Terugvordering

	1. Een inkomensvoorziening die op grond van dit hoofdstuk
onverschuldigd is betaald en hetgeen als gevolg van een beschikking als
bedoeld in artikel 5.8.12 door het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen onverschuldigd is betaald of verstrekt wordt
door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen teruggevorderd.

	2. In afwijking van het eerste lid kan het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen besluiten van terugvordering of van verdere
terugvordering af te zien, indien degene van wie wordt teruggevorderd:

	a. gedurende vijf jaar volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft
voldaan;

	b. gedurende vijf jaar niet volledig aan zijn betalingsverplichtingen
heeft voldaan, maar het achterstallige bedrag over die periode,
vermeerderd met de daarover verschuldigde wettelijke rente en de op de
invordering betrekking hebbende kosten, alsnog heeft betaald;

	c. gedurende vijf jaar geen betalingen heeft verricht en niet
aannemelijk is dat hij deze op enig moment zal gaan verrichten; of

	d. een bedrag, overeenkomend met ten minste 50% van de restsom in Ă©Ă©n
keer aflost.

	3. De in het tweede lid, onderdelen a en b, genoemde termijn is drie
jaar indien:

	a. het gemiddeld inkomen van degene van wie wordt teruggevorderd in die
periode de beslagvrije voet, bedoeld in de artikelen 475c en 475d van
het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan; en

	b. de terugvordering niet het gevolg is van het niet of niet behoorlijk
nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 5.2.1, eerste lid.

	4. Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn kan het
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen besluiten geheel of
gedeeltelijk van terugvordering af te zien.

	5. Degene van wie wordt teruggevorderd is verplicht desgevraagd aan het
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen de inlichtingen te
verstrekken die voor de terugvordering van belang zijn.

	6. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan, onder bij
ministeriële regeling te stellen voorwaarden, besluiten van
terugvordering af te zien indien het terug te vorderen bedrag een bij
ministeriële regeling vast te stellen bedrag niet te boven gaat.

Artikel 5.8.14 Invordering bij dwangbevel

	1. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan de
onverschuldigd betaalde inkomensvoorziening, bedoeld in artikel 5.8.13,
eerste lid, invorderen bij dwangbevel.

	2. Artikel 46 is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat
indien het gemiddeld inkomen van de persoon gedurende drie jaar de
beslagvrije voet, bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek
van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan, het
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen de aflossingsbedragen lager
vaststelt.

Artikel 5.8.15 Nadere regels

	Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking
tot de wijze van tenuitvoerlegging van de beschikking waarbij is
vastgesteld dat onverschuldigd is betaald.

Artikel 5.8.16 Schuldregeling

	1. In afwijking van artikel 5.8.13 kan het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen, op verzoek van degene van wie wordt
teruggevorderd, besluiten gedeeltelijk van terugvordering of
gedeeltelijk van verdere terugvordering af te zien bij medewerking aan
een schuldregeling, indien:

	a. redelijkerwijs te voorzien is dat degene van wie wordt
teruggevorderd niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn
schulden of indien hij in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden
te betalen;

	b. redelijkerwijs te voorzien is dat een schuldregeling met betrekking
tot alle vorderingen, behoudens de in het tweede lid bedoelde
vorderingen, van de overige schuldeisers zonder een zodanig besluit niet
tot stand zal komen;

	c. de vordering van het Uitvoeringinstituut werknemersverzekeringen
wegens onverschuldigd betaalde inkomensvoorziening ten minste zal worden
voldaan naar evenredigheid met de vorderingen van de schuldeisers van
gelijke rang;

	d. een naar het oordeel van het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen betrouwbare schuldregeling tot stand is gekomen
door tussenkomst van een schuldhulpverlener als bedoeld in artikel 48
van de Wet op het consumentenkrediet; en

	e. aannemelijk is dat medewerking aan een schuldregeling niet
concurrentieverstorend werkt.

	2. Het eerste lid is niet van toepassing indien een vordering is
ontstaan door het niet nakomen door degene van wie wordt teruggevorderd
van de verplichting, bedoeld in artikel 5.2.1, en hiervoor een boete is
opgelegd als bedoeld in artikel 5.9.3, dan wel met betrekking tot het
niet naleven van die verplichting aangifte is gedaan op grond van het
Wetboek van Strafrecht.

	3. Het besluit tot het gedeeltelijk afzien van terugvordering of tot
het gedeeltelijk afzien van verdere terugvordering wordt ingetrokken of
ten nadele van degene van wie wordt teruggevorderd gewijzigd indien:

	a. niet binnen twaalf maanden nadat dat besluit is bekendgemaakt, een
schuldregeling tot stand is gekomen die voldoet aan de eisen, bedoeld in
het eerste lid;

	b. degene van wie wordt teruggevorderd zijn schuld aan het
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen niet overeenkomstig de
schuldregeling voldoet; of

	c. onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking
van juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben
geleid.

	4. Bij ministeriële regeling kunnen met betrekking tot dit artikel
nadere regels worden gesteld.

Artikel 5.8.17 Preferentie

	Een vordering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen als
bedoeld in artikel 5.8.13 en 5.8.16 van deze wet is bevoorrecht en volgt
onmiddellijk na de vorderingen uit artikel 288 van Boek 3 van het
Burgerlijk Wetboek.

Artikel 5.8.18 Onvervreemdbaarheid van verstrekkingen

	1. Een inkomensvoorziening op grond van dit hoofdstuk en een
voorziening als bedoeld in de artikelen 5.5.5, 5.5.6, 5.5.8 of 5.5.9
zijn onvervreemdbaar en niet vatbaar voor verpanding of belening.

	2. Volmacht tot ontvangst van een inkomensvoorziening op grond van dit
hoofdstuk onder welke vorm of benaming ook verleend, is steeds
herroepelijk.

	3. Elk beding, strijdig met dit artikel, is nietig.

Artikel 5.8.19 Niet voor beslag vatbare verstrekkingen

	De voorzieningen, bedoeld in de artikelen 5.5.5, 5.5.6, 5.5.8 en 5.5.9,
de verhoging, bedoeld in artikel 5.8.5, alsmede de overlijdensuitkering,
bedoeld in artikel 5.8.10, zijn niet vatbaar voor beslag.

Artikel 5.8.20 Verrekening boete met inkomensvoorziening

	Een boete, opgelegd op grond van de Algemene Kinderbijslagwet, de
Algemene nabestaandenwet, de Algemene Ouderdomswet, de Toeslagenwet, de
Werkloosheidswet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk
arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, de Wet inkomensvoorziening
oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, de Wet
inkomensvoorziening oudere werklozen, de Wet werk en inkomen naar
arbeidsvermogen of de Ziektewet, die verrekend kan worden met een
uitkering op grond van deze wet, kan tevens verrekend worden met een
inkomensvoorziening.

Afdeling 9. Sancties

Artikel 5.9.1 Maatregelen Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

	1. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen weigert een
inkomensvoorziening op grond van dit hoofdstuk geheel of gedeeltelijk,
blijvend of tijdelijk indien:

	a. de jonggehandicapte verplichtingen als bedoeld in de artikelen
5.2.1, tweede tot en met zesde lid, 5.2.2, 5.6.1 en 5.6.2 niet of niet
behoorlijk is nagekomen;

	b. de jonggehandicapte de verplichting, bedoeld in artikel 5.2.1,
eerste lid, niet binnen de door het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen daarvoor vastgestelde termijn is nagekomen.

	2. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan afzien van het
opleggen van een maatregel als bedoeld in het eerste lid en volstaan met
het geven van een schriftelijke waarschuwing ter zake van het niet
tijdig nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 5.2.1, eerste
lid, indien het niet tijdig nakomen van de verplichting niet heeft
geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van een
inkomensvoorziening, tenzij het niet tijdig nakomen van de verplichting
plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum
waarop eerder aan de belanghebbende een zodanige waarschuwing is
gegeven.

	3. Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn kan het
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen besluiten van het opleggen
van een maatregel af te zien.

Artikel 5.9.2 Afstemming maatregel

	1. Een maatregel als bedoeld in artikel 5.9.1 wordt afgestemd op de
ernst van de gedraging en de mate waarin de jonggehandicapte de
gedraging verweten kan worden. Van het opleggen van een maatregel wordt
in elk geval afgezien, indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.

	2. Het opleggen van een maatregel blijft achterwege indien voor
dezelfde gedraging een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 5.9.3
wordt opgelegd.

	3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels
gesteld met betrekking tot het eerste lid, waarbij in ieder geval kan
worden geregeld in welke gevallen het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen kan afzien van het opleggen van een maatregel.

Artikel 5.9.3 Bestuurlijke boete bij niet-nakoming
inlichtingenverplichting.

	1. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen legt een
bestuurlijke boete op van ten hoogste € 2 269 ter zake van het niet of
niet behoorlijk nakomen door de jonggehandicapte of zijn wettelijke
vertegenwoordiger of de werkgever, bedoeld in artikel 5.2.1, zevende
lid, van de verplichting, bedoeld in artikel 5.2.1, eerste of zevende
lid.

	2. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan afzien van het
opleggen van een bestuurlijke boete als bedoeld in het eerste lid en
volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing ter zake van
het niet of niet behoorlijk nakomen door de jonggehandicapte of zijn
wettelijk vertegenwoordiger van de verplichting, bedoeld in artikel
5.2.1, eerste lid, indien dit niet heeft geleid tot het ten onrechte of
tot een te hoog bedrag verlenen van een inkomensvoorziening, tenzij het
niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen
een periode van twee jaar, te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan
de jonggehandicapte een zodanige waarschuwing is gegeven.

	3. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan afzien van het
opleggen van een bestuurlijke boete indien daarvoor dringende redenen
aanwezig zijn.

	4. De persoon aan wie een bestuurlijke boete is opgelegd is verplicht
desgevraagd aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen de
inlichtingen te verstrekken die voor de tenuitvoerlegging van de boete
van belang zijn.

	5. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over
de hoogte van de bestuurlijke boete.

	6. De artikelen 42 tot en met 46a zijn van overeenkomstige toepassing
op een bestuurlijke boete die op grond van dit artikel is opgelegd.

E

	Het opschrift van hoofdstuk 2 komt te luiden: HOOFDSTUK 2.
ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSVOORZIENING

F

	Voor afdeling 1 van hoofdstuk 2 wordt een afdeling ingevoegd, luidende:

Afdeling 1a. Algemeen

Artikel 5a Begrip arbeidsongeschiktheid

	1. Arbeidsongeschikt, geheel of gedeeltelijk, in de zin van dit
hoofdstuk, is de persoon die als rechtstreeks en objectief medisch vast
te stellen gevolg van ziekte, gebreken, zwangerschap of bevalling geheel
of gedeeltelijk niet in staat is om met arbeid te verdienen, hetgeen
gezonde personen, met soortgelijke opleiding en ervaring, ter plaatse
waar hij woont of in de omgeving daarvan met arbeid gewoonlijk
verdienen.

	2. De persoon die op de dag dat hij ingezetene wordt gedeeltelijk
arbeidsongeschikt is in de zin van het eerste lid, wordt voor wat de
door hem aan deze wet te ontlenen aanspraken betreft als geheel of
gedeeltelijk arbeidsongeschikt aangemerkt, indien hij als rechtstreeks
en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebreken,
zwangerschap of bevalling geheel of gedeeltelijk niet in staat is om met
arbeid te verdienen, hetgeen soortgelijke personen, die in dezelfde mate
arbeidsongeschikt zijn in de zin van het eerste lid, ter plaatse waar
hij woont of in de omgeving daarvan, met arbeid gewoonlijk verdienen.

	3. Indien de op de in het tweede lid bedoelde dag aanwezige
arbeidsongeschiktheid in de zin van het eerste lid naderhand is
afgenomen vindt het tweede lid vervolgens overeenkomstige toepassing,
met dien verstande dat voor de dag waarop de betrokkene ingezetene wordt
in de plaats treedt het tijdstip waarop de arbeidsongeschiktheid in de
zin van het eerste lid is afgenomen.

	4. Het tweede en derde lid vinden geen toepassing indien de betrokkene
op het moment dat hij ingezetene werd jonger was dan zeventien jaar en
hij gedurende de zes jaren onmiddellijk voorafgaande aan de dag waarop
hij zeventien jaar wordt ingezetene is geweest.

	5. Onder de in het eerste en tweede lid eerstgenoemde arbeid wordt
verstaan alle algemeen geaccepteerde arbeid waartoe de betrokkene met
zijn krachten en bekwaamheden in staat is.

	6. Bij de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid wordt
buiten beschouwing gelaten of de betrokkene de arbeid feitelijk kan
verkrijgen.

	7. Bij de toepassing van dit artikel wordt buiten beschouwing gelaten,
hetgeen wordt of kan worden ontvangen voor arbeid verricht bij wijze van
sociale werkvoorziening als bedoeld in hoofdstuk 2 of 3 van de Wet
sociale werkvoorziening.

	8. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen met
betrekking tot het eerste tot en met zevende lid nadere regels worden
gesteld.

	9. De voordracht voor een krachtens het achtste lid vast te stellen
algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling wordt niet
gedaan dan nadat het ontwerp in de Staatscourant is bekendgemaakt en aan
een ieder de gelegenheid is geboden om binnen vier weken na de dag
waarop de bekendmaking is geschied, wensen en bedenkingen ter kennis van
Onze Minister te brengen. Gelijktijdig met de bekendmaking wordt het
ontwerp aan de beide kamers der Staten-Generaal overgelegd.

	10. Bij de beoordeling van arbeidsongeschiktheid als bedoeld in dit
hoofdstuk maakt de verzekeringsarts zo veel mogelijk gebruik van de bij
ministeriële regeling vastgelegde wetenschappelijke inzichten die de
beoordeling van arbeidsongeschiktheid kunnen ondersteunen.

Artikel 5b Jonggehandicapte

	Jonggehandicapte in de zin van dit hoofdstuk is de ingezetene die:

	a. op de dag waarop hij 17 jaar wordt, arbeidsongeschikt is;

	b. na de in onderdeel a bedoelde dag arbeidsongeschikt wordt en in het
jaar, onmiddellijk voorafgaande aan de dag, waarop de
arbeidsongeschiktheid is ingetreden, gedurende ten minste zes maanden
studerende was.

G

	Afdeling 1 van hoofdstuk 2 wordt vernummerd tot afdeling 1B.

H

	In artikel 6, eerste lid, wordt “artikel 5”  vervangen door:
artikel 5b.

I

	Na artikel 6b wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 6c Geen recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering na
inwerkingtreding van de wet van PM tot wijziging van de Wet
arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten in verband met het
bevorderen van de participatie van jonggehandicapten door werk en
arbeidsondersteuning (Stb. PM)

	1. De jonggehandicapte, bedoeld in artikel 6, heeft geen recht op
arbeidsongeschiktheidsuitkering indien hij de aanvraag, bedoeld in
artikel 28, voor het eerst heeft ingediend op of na de datum van
inwerkingtreding van de wet van PM tot wijziging van de Wet
arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten in verband met het
bevorderen van de participatie van jonggehandicapten door werk en
arbeidsondersteuning (Stb. PM).

	2. De jonggehandicapte, bedoeld in artikel 6, heeft geen recht op
arbeidsongeschiktheidsuitkering, indien hij de leeftijd van zeventien
jaar niet had bereikt op de datum van inwerkingtreding van de wet van PM
tot wijziging van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening
jonggehandicapten in verband met het bevorderen van de participatie van
jonggehandicapten door werk en arbeidsondersteuning (Stb. PM).

J

	In artikel 10, eerste lid, onderdeel c, wordt “tweede lid”
vervangen door: eerste lid.

K

	In artikel 27, eerste lid, wordt “artikel 5” vervangen door:
artikel 5b.

L

	In artikel 55, derde lid, onderdeel b, wordt “artikel 62” vervangen
door: artikel 59m.

M

	In het opschrift van hoofdstuk 2A wordt ‘HOOFDSTUK 2A’ vervangen
door: AFDELING 4.

N

	Artikel 59a wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het eerste lid komt als volgt te luiden:

	1. Indien de arbeidsprestatie van een werknemer die recht heeft op een
arbeidsongeschiktheidsuitkering in een bepaalde functie, maar geen
functie waarin hij werkzaam is als werknemer in de zin van de Wet
sociale werkvoorziening of op een arbeidsovereenkomst als bedoeld in
artikel 7 van die wet, ten gevolge van ziekte of gebrek duidelijk minder
is dan de arbeidsprestatie die een geldelijke beloning van het voor hem
geldende wettelijk minimumloon rechtvaardigt, vermindert het
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen op verzoek van de betrokken
werkgever of werknemer de hoogte van de aanspraak op een geldelijke
beloning voor de verrichte arbeid naar evenredigheid, in afwijking van
hetgeen bij en krachtens de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag is
bepaald.

	2. Het derde lid vervalt.

O

	Na artikel 59l wordt een afdeling toegevoegd, luidende:

Afdeling 5. Het verstrekken van inlichtingen

Artikel 59m Verplichting tot het verstrekken van inlichtingen

	1. De jonggehandicapte, diens wettelijke vertegenwoordiger alsmede de
instelling, bedoeld in artikel 49, waaraan
arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt betaald, zijn verplicht aan het
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, op zijn verzoek of
onverwijld uit eigen beweging mededeling te doen van alle feiten of
omstandigheden, waarvan het hun redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat
zij van invloed kunnen zijn op het recht op uitkering, de hoogte van de
uitkering, het geldend maken van het recht op uitkering of op het bedrag
van de uitkering, dat wordt betaald. Deze verplichting geldt niet indien
die feiten en omstandigheden door het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen kunnen worden vastgesteld op grond van bij
wettelijk voorschrift als authentiek aangemerkte gegevens of kunnen
worden verkregen uit bij ministeriële regeling aan te wijzen
administraties. Bij ministeriële regeling wordt bepaald voor welke
gegevens de tweede zin van toepassing is.

	2. Op de jonggehandicapte die aanspraak maakt op of recht heeft op een
vakantie-uitkering dan wel een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 9a,
en diens wettelijke vertegenwoordiger rusten overeenkomstige
verplichtingen als omschreven in het eerste lid.

	3. De jonggehandicapte aan wie een re-integratie-instrument als bedoeld
in afdeling 4 is verstrekt of toegekend, of aan wie verstrekking of
toekenning daarvan wordt overwogen, alsmede diens wettelijk
vertegenwoordiger, en de werkgever ten behoeve van wie het
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen de aanspraak op een
geldelijke beloning voor de verrichte arbeid, op grond van artikel 59a,
heeft verminderd, zijn verplicht aan het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen op zijn verzoek of onverwijld uit eigen beweging
mededeling te doen van alle feiten en omstandigheden, waarvan hun
redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op de
verstrekking of toekenning of op de duur of de hoogte van het
re-integratie-instrument.

P

	Hoofdstuk 4 vervalt.

Q

	In artikel 63 en het opschrift van artikel 63 wordt
“Arbeidsongeschiktheidsfonds jonggehandicapten” vervangen door:
Arbeidsondersteuningsfonds jonggehandicapten.

R

	Artikel 64 wordt als volgt gewijzigd:

	1. “Arbeidsongeschiktheidsfonds jonggehandicapten” wordt vervangen
door: Arbeidsondersteuningsfonds jonggehandicapten.

	2. In onderdeel b wordt “artikel 48” vervangen door: de artikelen
5.8.8 en 48.

	3. In onderdeel c wordt “artikel 40” vervangen door: de artikelen
5.9.3 en 40.

S

	Artikel 65 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het opschrift en in het eerste lid, onderdeel h, wordt
“Arbeidsongeschiktheidsfonds jonggehandicapten” vervangen door:
Arbeidsondersteuningsfonds jonggehandicapten.

	2. In het eerste lid, onderdelen a en b, wordt na “uitkeringen”
steeds toegevoegd: en inkomensvoorzieningen.

	3. In het eerste lid, onderdeel f, wordt “artikel 50a” vervangen
door: de artikelen 5.5.12 en 50a.

Sa

	In artikel 72a wordt “artikel 59b” vervangen door: de artikelen
5.5.6 en 59b.

T

	In artikel 76d, eerste lid wordt “Artikel 59j vervalt” vervangen
door: De artikelen 5.5.4 en 59j vervallen.

U

	In artikel 77 wordt na “artikelen” ingevoegd: 5.3.2, derde lid,.

V

	Na artikel 77 worden drie artikelen toegevoegd, luidende:

Artikel 77a Overgangsrecht in verband met artikel 5.7.2, 5.7.3 en 5.7.4

	1. Op een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen tijdstip wordt:

	a. het getal 0,75 in de artikelen 5.7.2, tweede lid, 5.7.3, eerste lid,
onderdeel a, onder 1Âș, en b, onder 1Âș, en 5.7.4, eerste lid, onderdeel
a, onder 1Âș, en b, onder 1Âș, telkens gewijzigd in 0,7;

	b. het getal 0,55 in artikel 5.7.2, eerste lid, onderdeel a en b,
gewijzigd in 0,5;

	c. het getal 0,25 in artikel 5.7.3, eerste lid, onderdeel b, onder 1Âș,
gewijzigd in 0,3;

	d. het percentage van 70% in artikel 5.7.2, eerste lid, onderdeel b en
c, gewijzigd in 80%;

	e. het percentage van 25% in artikel 5.7.3, eerste lid, onderdeel a en
b, gewijzigd in 30%; en

	f. het percentage van 45% in artikel 5.7.4, eerste lid, onderdeel a en
b, gewijzigd in 50%.

	2. Onze Minister stelt de beide kamers der Staten-Generaal in kennis
van het voornemen tot de voordracht voor een algemene maatregel van
bestuur als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 77b Overgangsrecht in verband met artikel 59a

	Artikel 59a, zoals dat luidde voor de datum van inwerkingtreding van de
wet van PM tot wijziging van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening
jonggehandicapten in verband met het bevorderen van de participatie van
jonggehandicapten door werk en arbeidsondersteuning (Stb. PM), blijft
van toepassing op de vermindering van de hoogte van de aanspraak op een
geldelijke beloning die voor de dag waarop die wet in werking trad was
verstrekt, met dien verstande dat de op grond van artikel 59a, eerste
lid, onderdeel b, verstrekte vermindering geacht wordt te zijn gebaseerd
op artikel 5.5.3, eerste lid, onderdeel a, vanaf de dag waarop de
werknemer die de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt recht heeft op
arbeidsondersteuning, als bedoeld in hoofdstuk 1A, tenzij de werknemer
niet aan de overige voorwaarden van artikel 5.5.3, eerste lid, voldoet.

Artikel 77c Bij recht op arbeidsondersteuning geen recht op
arbeidsongeschiktheidsuitkering

	1. De jonggehandicapte die recht heeft op een
arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van hoofdstuk 2 heeft geen
recht op arbeidsondersteuning op grond van hoofdstuk 1A.

	2. Vanaf een nader bij algemene maatregel van bestuur te bepalen
tijdstip kan de jonggehandicapte die recht heeft op een
arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van hoofdstuk 2, het
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen verzoeken om toekenning van
het recht op arbeidsondersteuning op grond van hoofdstuk 1A. 

	3. Een verzoek om toekenning van het recht op arbeidsondersteuning als
bedoeld in het tweede lid, wordt ingewilligd indien de jonggehandicapte
voldoende mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft. 

	4. Door inwilliging van het verzoek, bedoeld in het tweede lid, eindigt
het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van hoofdstuk 2 en
ontstaat het recht op arbeidsondersteuning op grond van hoofdstuk 1A. 

	5. Artikel 5.4.1, eerste lid, onderdeel a, is niet van toepassing op de
jonggehandicapte die een verzoek doet als bedoeld in het tweede lid,
voor wat betreft de periode waarin hij recht heeft gehad op een
arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van hoofdstuk 2.

	6. Hoofdstuk 4 van de Invoeringswet nieuwe en gewijzigde
arbeidsongeschiktheidsregelingen en de Tijdelijke wet beperking
inkomensgevolgen arbeidsongeschiktheidscriteria zijn niet van toepassing
op de jonggehandicapte die recht heeft op arbeidsondersteuning op grond
van hoofdstuk 1A. 

	7. Bij ministeriële regeling kunnen nadere bepalingen worden gesteld
met betrekking tot de overgang van het recht op een
arbeidsongeschiktheidsuitkering naar het recht op arbeidsondersteuning
overeenkomstig het bepaalde in het vierde lid.

W

	Artikel 79 komt te luiden:

Artikel 79 Citeertitel

	Deze wet wordt aangehaald als: Wet werk en arbeidsondersteuning
jonggehandicapten.

HOOFDSTUK 2. WIJZIGING ANDERE WETTEN

§1. Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Artikel Ia Wijziging Algemene bijstandswet

	In artikel 14f, derde lid, van de Algemene bijstandswet wordt “Wet op
de arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten” vervangen
door: Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten.

Artikel Ib Wijziging Algemene Kinderbijslagwet

	In artikel 17g, tweede lid, van de Algemene Kinderbijslagwet wordt
“Wet op de arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten”
vervangen door: Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten.

Artikel Ic Wijziging Algemene nabestaandenwet

	De Algemene nabestaandenwet wordt als volgt gewijzigd:

A

	In de artikelen 45, tweede lid, 67, eerste lid, onderdeel b, en 69,
eerste lid, wordt “Wet op de arbeidsongeschiktheidsvoorziening
jonggehandicapten” telkens vervangen door: Wet werk en
arbeidsondersteuning jonggehandicapten.

B

	Artikel 63a, derde lid, onderdeel e, onder 4Âș, komt te luiden: 

	4Âș. uitkering of op recht op arbeidsondersteuning op grond van de Wet
werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten;.

Artikel Id Wijziging Algemene Ouderdomswet

	De Algemene Ouderdomswet wordt als volgt gewijzigd:

A

	In artikel 17i, tweede lid, wordt “Wet op de
arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten” vervangen door:
Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten.

B

	Artikel 35, derde lid, onderdeel e, onder 4Âș, komt te luiden: 

	4Âș. uitkering of op recht op arbeidsondersteuning op grond van de Wet
werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten;.

Artikel Ie Wijziging Invoeringswet nieuwe en gewijzigde
arbeidsongeschiktheidsregelingen

 

	De Invoeringswet nieuwe en gewijzigde arbeidsongeschiktheidsregelingen
wordt als volgt gewijzigd: 

A

	Artikel I, eerste lid, onderdeel f, komt te luiden:

	f. Arbeidsondersteuningsfonds jonggehandicapten: het
Arbeidsondersteuningsfonds jonggehandicapten, bedoeld in artikel 63 van
de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten.

B

Het opschrift van Hoofdstuk 4 komt te luiden: 

Hoofdstuk 4. Overgangsbepalingen ten aanzien van de Wet werk en
arbeidsondersteuning jonggehandicapten.

C

	Artikel XXIV wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het vierde lid komt te luiden:

	4. Ten aanzien van de in het eerste lid bedoeld persoon zijn
uitsluitend de artikelen 6b, 7, 8, 9, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19,
20, 21, 22, 23, 27, 29, 30, 31, 33, 34, 35, 36, 37, 38, 39, 40, 42, 45,
46, 47, 48, 49, 50, 51, 52, 53, 54, 55, 56, 57, 58, 59, 59l, 66, 73 en
75 van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten van
toepassing. 

	2. In het vijfde, zesde en zevende lid, onderdeel c, wordt “Wet
arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten” telkens vervangen
door: Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten. 

D

	In artikel XXV, eerste lid, wordt “artikel 5 van de Wet
arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten” vervangen door:
artikel 5b van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten. 

E

	In hoofdstuk 4 wordt in het opschrift van paragraaf 3 “Wet
arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten” vervangen door:
Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten. 

F

	In artikel XXVI wordt “de artikelen 21 en 22 van de Wet
arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten” vervangen door:
de artikelen 21 en 22 van de Wet werk en arbeidsondersteuning
jonggehandicapten. 

G

	In artikel XXVIII wordt “Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening
jonggehandicapten” vervangen door: Wet werk en arbeidsondersteuning
jonggehandicapten. 

Artikel If Wijziging Tijdelijke wet beperking inkomensgevolgen
arbeidsongeschiktheidscriteria

	In de artikelen 1, onderdeel a, 5a, derde lid, en 9, eerste lid, van de
Tijdelijke wet beperking inkomensgevolgen arbeidsongeschiktheidscriteria
wordt “Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten”
telkens vervangen door: Wet werk en arbeidsondersteuning
jonggehandicapten. 

Artikel Ig Wijziging Toeslagenwet

	De Toeslagenwet wordt als volgt gewijzigd:

A

	In artikel 1, eerste lid, onderdeel d, wordt “een uitkering op grond
van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten”
vervangen door: een uitkering of inkomensvoorziening op grond van de Wet
werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten”. 

B

	Na artikel 4a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 4b

	Geen recht op toeslag heeft de persoon die inkomensondersteuning als
bedoeld in artikel 5.7.5 van de Wet werk en arbeidsondersteuning
jonggehandicapten ontvangt. 

C

	In artikel 14g, eerste lid, wordt “Wet
arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten” vervangen door:
Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten. 

D

	In artikel 23, tweede lid, wordt “of artikel 17, eerste lid,
onderdeel a, van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening
jonggehandicapten” vervangen door:, artikel 5.3.1, eerste lid,
onderdeel d, of artikel 17, eerste lid, onderdeel a, van de Wet werk en
arbeidsondersteuning jonggehandicapten. 

E

	In artikel 38, tweede lid, wordt “artikel 70, tweede lid, van de Wet
arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten” vervangen door:
artikel 70, tweede lid, van de Wet werk en arbeidsondersteuning
jonggehandicapten. 

Artikel Ih Wijziging Werkloosheidswet

	De Werkloosheidswet wordt als volgt gewijzigd:

A

	In artikel 27g, eerste lid, wordt “Wet
arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten” vervangen door:
Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten. 

B

	In artikel 34, vijfde lid, onderdeel c, wordt na “bestaan uit een
uitkering” ingevoegd “of inkomensvoorziening” en wordt “Wet
arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten” vervangen door
“Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten”.

C

	In artikel 76, vierde lid, wordt “artikel 28, vijfde lid, van de Wet
arbeidsongeschiktheidvoorziening jonggehandicapten” vervangen door:
artikel 28, vijfde lid, van de Wet werk en arbeidsondersteuning
jonggehandicapten. 

Artikel Ii Wijziging Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen

	In artikel 54, eerste lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering
zelfstandigen wordt “Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening
jonggehandicapten” vervangen door: Wet werk en arbeidsondersteuning
jonggehandicapten.

Artikel Ij Wijziging Wet financiering sociale verzekeringen

	De Wet financiering sociale verzekeringen wordt als volgt gewijzigd:

A

	Artikel 49, eerste lid, onderdeel b, komt te luiden:

	b. recht heeft op een uitkering of op arbeidsondersteuning op grond van
de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten;.

B

	In artikel 50, derde lid, wordt “artikel 5 van de Wet
arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten” vervangen door:
artikel 5.1.3 of artikel 5b van de Wet werk en arbeidsondersteuning
jonggehandicapten.

C

	Artikel 51 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het derde lid wordt na “bestaat uit een uitkering” ingevoegd
“of inkomensvoorziening” en wordt “Wet
arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten” vervangen door
“Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten”. 

	2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

	4. Het derde lid is van overeenkomstige toepassing op de persoon die
recht op arbeidsondersteuning heeft op grond van de Wet werk en
arbeidsondersteuning jonggehandicapten. 

D

	In artikel 115, eerste lid, wordt “artikel 65 van de Wet
arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten” vervangen door:
artikel 65 van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten. 

E

	In artikel 117, zesde lid, onderdeel d, wordt “Wet
arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten” vervangen door
“Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten” en wordt na
“uitkering” toegevoegd “, danwel het op grond van de Wet werk en
arbeidsondersteuning jonggehandicapten toegekende recht op
arbeidsondersteuning”.

F

	In artikel 117b, derde lid, onderdeel d, wordt “Wet
arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten” vervangen door
“Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten” en wordt na
“uitkering” toegevoegd “, danwel het op grond van de Wet werk en
arbeidsondersteuning jonggehandicapten toegekende recht op
arbeidsondersteuning”.

Artikel Ik Wijziging Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk
arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen

	In artikel 20f, derde lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en
gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen wordt “Wet
arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten” vervangen door:
Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten.

Artikel Il Wijziging Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk
arbeidsongeschikte werkloze werknemers

	In artikel 20f, derde lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en
gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers wordt “Wet
arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten” vervangen door:
Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten.

Artikel Im Wijziging Wet inkomensvoorziening oudere werklozen

	In artikel 24, eerste lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere
werklozen wordt “Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening
jonggehandicapten” vervangen door: Wet werk en arbeidsondersteuning
jonggehandicapten.

Artikel In Wijziging Wet Invoering en financiering Wet werk en inkomen
naar arbeidsvermogen

	De Wet Invoering en financiering Wet werk en inkomen naar
arbeidsvermogen wordt als volgt gewijzigd:

A

	Artikel 2.3, tweede lid, onderdeel c, komt te luiden:

	c. artikel 76b van de Wet werk en arbeidsondersteuning
jonggehandicapten,.

B

	In artikel 2.4, vierde lid, wordt “Wet
arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten” vervangen door:
Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten.

C

	Artikel 2.6, eerste lid, komt te luiden:

	1. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld op grond
waarvan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, genoemd in  
HYPERLINK
"http://kluwer-adw.rijksweb.nl/kluwer/scripts/cgi1frnt.exe?CmdL=&Drel=0&
Ut=2&Frm=b&Dbname=*eO&Ses=4274692&Dbname=*eO&Tref=01A4F9D501CF566371" \l
"start"  hoofdstuk 5  van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk
en inkomen, aan de persoon die een arbeidsongeschiktheidsuitkering op
grond van de   HYPERLINK
"http://kluwer-adw.rijksweb.nl/kluwer/scripts/cgi1frnt.exe?CmdL=&Drel=0&
Ut=2&Frm=b&Dbname=*eO&Ses=4274692&Dbname=*eO&Tref=01001788A2C5C28B14" \l
"start"  Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering , de   HYPERLINK
"http://kluwer-adw.rijksweb.nl/kluwer/scripts/cgi1frnt.exe?CmdL=&Drel=0&
Ut=2&Frm=b&Dbname=*eO&Ses=4274692&Dbname=*eO&Tref=013F1F6EB4A457A9F6" \l
"start"  Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen  of de  
HYPERLINK
"http://kluwer-adw.rijksweb.nl/kluwer/scripts/cgi1frnt.exe?CmdL=&Drel=0&
Ut=2&Frm=b&Dbname=*eO&Ses=4274692&Dbname=*eO&Tref=0188AF39D8EC892E8A" \l
"start"  Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten  dan wel een
werkhervattingsuitkering op grond van de   HYPERLINK
"http://kluwer-adw.rijksweb.nl/kluwer/scripts/cgi1frnt.exe?CmdL=&Drel=0&
Ut=2&Frm=b&Dbname=*eO&Ses=4274692&Dbname=*eO&Tref=016EC7CA3BC69BA9F7" \l
"start"  Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen  van het
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen ontvangt of recht heeft op
arbeidsondersteuning op grond van de Wet werk en arbeidsondersteuning
jonggehandicapten, op aanvraag in plaats van bij die regeling vast te
stellen re-integratie-instrumenten als bedoeld   HYPERLINK
"http://kluwer-adw.rijksweb.nl/kluwer/scripts/cgi1frnt.exe?CmdL=&Drel=0&
Ut=2&Frm=b&Dbname=*eO&Ses=4274692&Dbname=*eO&Tref=01F82C6D0CDBED032E" \l
"start"  hoofdstuk IIB  van de Wet op de
arbeidsongeschiktheidsverzekering,   HYPERLINK
"http://kluwer-adw.rijksweb.nl/kluwer/scripts/cgi1frnt.exe?CmdL=&Drel=0&
Ut=2&Frm=b&Dbname=*eO&Ses=4274692&Dbname=*eO&Tref=01838EF5FEF73A76F8" \l
"start"  hoofdstuk 3A  van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering
zelfstandigen, afdeling 5 van hoofdstuk 1A of afdeling 4 van   HYPERLINK
"http://kluwer-adw.rijksweb.nl/kluwer/scripts/cgi1frnt.exe?CmdL=&Drel=0&
Ut=2&Frm=b&Dbname=*eO&Ses=4274692&Dbname=*eO&Tref=01D870C4CBCC5A9D93" \l
"start"  hoofdstuk 2  van de Wet werk en arbeidsondersteuning
jonggehandicapten en   HYPERLINK
"http://kluwer-adw.rijksweb.nl/kluwer/scripts/cgi1frnt.exe?CmdL=&Drel=0&
Ut=2&Frm=b&Dbname=*eO&Ses=4274692&Dbname=*eO&Tref=0175E0FC2DE00AF8C9" \l
"start"  paragraaf 4.2  van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen,
een subsidie verstrekt in de vorm van een op de arbeidsinschakeling
gericht persoonsgebonden re-integratiebudget. In deze regeling kunnen
regels worden gesteld omtrent de aard en de omvang van de activiteiten
en de aan de subsidie te verbinden verplichtingen.

D

	Artikel 2.8, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

	1. In onderdeel a wordt “het Arbeidsongeschiktheidsfonds
jonggehandicapten, genoemd in artikel 63 van de Wet
arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten” vervangen door:
het Arbeidsondersteuningsfonds jonggehandicapten, genoemd in artikel 63
van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten.

	2. In onderdeel b wordt “artikel 76a van de Wet
arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten” vervangen door:
artikel 76a van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten. 

Artikel Io Wijziging Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering

	De Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering wordt als volgt
gewijzigd: 

A

	In artikel 29g, eerste lid, wordt “Wet
arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten” vervangen door:
Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten. 

B

	Artikel 43a, derde lid, komt te luiden:

	3. In de gevallen, waarin   HYPERLINK
"http://kluwer-adw.rijksweb.nl/kluwer/scripts/cgi1frnt.exe?CmdL=&Drel=0&
Ut=2&Frm=b&Dbname=*eO&Ses=4851973&Dbname=*eO&Tref=01155A06AAB1E91C72" \l
"start"  artikel 20  van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering
zelfstandigen onderscheidenlijk   HYPERLINK
"http://kluwer-adw.rijksweb.nl/kluwer/scripts/cgi1frnt.exe?CmdL=&Drel=0&
Ut=2&Frm=b&Dbname=*eO&Ses=4851973&Dbname=*eO&Tref=012CBCD6CEFCE62800" \l
"start"  artikel 19  van de Wet werk en arbeidsondersteuning
jonggehandicapten geen toepassing vindt omdat   HYPERLINK
"http://kluwer-adw.rijksweb.nl/kluwer/scripts/cgi1frnt.exe?CmdL=&Drel=0&
Ut=2&Frm=b&Dbname=*eO&Ses=4851973&Dbname=*eO&Tref=01C841576D8782D6A9" \l
"start"  artikel 29b  van de Ziektewet toepassing kan vinden, wordt het
aan de arbeidsongeschiktheidsuitkering ten grondslag te leggen dagloon
niet lager gesteld dan 108/100 maal de grondslag die voor de berekening
van de laatstelijk ontvangen arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond
van de   HYPERLINK
"http://kluwer-adw.rijksweb.nl/kluwer/scripts/cgi1frnt.exe?CmdL=&Drel=0&
Ut=2&Frm=b&Dbname=*eO&Ses=4851973&Dbname=*eO&Tref=013F1F6EB4A457A9F6" \l
"start"  Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen 
onderscheidenlijk de   HYPERLINK
"http://kluwer-adw.rijksweb.nl/kluwer/scripts/cgi1frnt.exe?CmdL=&Drel=0&
Ut=2&Frm=b&Dbname=*eO&Ses=4851973&Dbname=*eO&Tref=0188AF39D8EC892E8A" \l
"start"  Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten  in
aanmerking werd genomen, dan wel 108/100 maal de grondslag die in
aanmerking zou zijn genomen, indien na het einde van de wachttijd,
bedoeld in   HYPERLINK
"http://kluwer-adw.rijksweb.nl/kluwer/scripts/cgi1frnt.exe?CmdL=&Drel=0&
Ut=2&Frm=b&Dbname=*eO&Ses=4851973&Dbname=*eO&Tref=01A6C4B13FF45E93E7" \l
"start"  artikel 7, eerste lid , van de Wet
arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen onderscheidenlijk  
HYPERLINK
"http://kluwer-adw.rijksweb.nl/kluwer/scripts/cgi1frnt.exe?CmdL=&Drel=0&
Ut=2&Frm=b&Dbname=*eO&Ses=4851973&Dbname=*eO&Tref=01A33D6A7282FC2FDA" \l
"start"  artikel 6, eerste lid , van de Wet werk en arbeidsondersteuning
jonggehandicapten, recht zou hebben bestaan op een
arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van een laatstbedoelde wet,
zoals die sinds de beëindiging van die uitkering onderscheidenlijk
sinds het einde van die wachttijd op grond van   HYPERLINK
"http://kluwer-adw.rijksweb.nl/kluwer/scripts/cgi1frnt.exe?CmdL=&Drel=0&
Ut=2&Frm=b&Dbname=*eO&Ses=4851973&Dbname=*eO&Tref=01579F5480BE6353A8" \l
"start"  artikel 8  van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering
zelfstandigen onderscheidenlijk   HYPERLINK
"http://kluwer-adw.rijksweb.nl/kluwer/scripts/cgi1frnt.exe?CmdL=&Drel=0&
Ut=2&Frm=b&Dbname=*eO&Ses=4851973&Dbname=*eO&Tref=0157F74D3BF3FA3C01" \l
"start"  artikel 7  van de Wet werk en arbeidsondersteuning
jonggehandicapten zou zijn herzien.

C

	In artikel 75a, derde lid, onderdeel b, wordt “Wet
arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten” vervangen door:
Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten.

D

	In artikel 91d, derde lid, wordt “artikel 28, vijfde lid, van de Wet
arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten” vervangen door:
artikel 28, vijfde lid, van de Wet werk en arbeidsondersteuning
jonggehandicapten.

Artikel Ip Wijziging Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en
inkomen

	De Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen wordt als volgt
gewijzigd:

A

	Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In onderdeel l, aanhef, wordt na “ontvangt” ingevoegd: of recht
heeft op arbeidsondersteuning.

	2. In onderdeel l, onder 2Âș, wordt “Wet
arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten” vervangen door:
Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten.

B

	Artikel 30 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid wordt “Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening
jonggehandicapten” vervangen door: Wet werk en arbeidsondersteuning
jonggehandicapten.

	2. In het tweede lid wordt “het Arbeidsongeschiktheidsfonds
jonggehandicapten, genoemd in artikel 63 van de Wet
arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten” vervangen door:
het Arbeidsondersteuningsfonds jonggehandicapten, genoemd in artikel 63
van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten. 

C

	Artikel 30a wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt na “uitkering” ingevoegd:
of arbeidsondersteuning.

	2. In het eerste lid, onderdeel c, wordt “artikel 3 van de Wet
arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten” vervangen door:
artikel 3 van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten.

	3. Aan het tweede lid wordt een zin toegevoegd, luidende: Het
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen maakt in dit kader tevens
afspraken met werkgevers op basis waarvan concrete, algemeen
geaccepteerde arbeid kan worden aangeboden aan personen die recht op
arbeidsondersteuning hebben op grond van de Wet werk en
arbeidsondersteuning jonggehandicapten. 

	4. In het vierde lid wordt na “wettelijke ziekengeldverzekering”
ingevoegd: en het recht op arbeidsondersteuning op grond van de Wet werk
en arbeidsondersteuning jonggehandicapten.

D

	Artikel 82a, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

	1. In de aanhef wordt “Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening
jonggehandicapten” vervangen door: Wet werk en arbeidsondersteuning
jonggehandicapten.

	2. Onderdeel h komt te luiden:

	h. afdeling 5 van hoofdstuk 1A, afdeling 4 van hoofdstuk 2 en hoofdstuk
5 van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten;

E

	In artikel 84, eerste lid, wordt “40, vierde lid, en 55, vijfde lid,
van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten”
vervangen door: artikel 5.9.3, vierde lid, 5.8.13, vijfde lid, 40,
vierde lid, en 55, vijfde lid, van de Wet werk en arbeidsondersteuning
jonggehandicapten. 

Artikel Iq Wijziging Wet werk en bijstand

	De Wet werk en bijstand wordt als volgt gewijzigd:

A

	In artikel 6, eerste lid, onderdeel a, wordt na “uitkering”
ingevoegd “of arbeidsondersteuning” en wordt “Wet
arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten” vervangen door
“Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten”.

B

	In artikel 31, tweede lid, onderdeel r, wordt “artikel 9a van de Wet
arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten” vervangen door:
artikel 5.8.6 of 9a van de Wet werk en arbeidsondersteuning
jonggehandicapten. 

Artikel Ir Wijziging Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen

	De Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen wordt als volgt gewijzigd:

A

	In artikel 35 wordt onder vernummering van het vierde tot vijfde lid
een lid ingevoegd, luidende:

	4. Dit artikel is niet van toepassing op de persoon die recht op
arbeidsondersteuning heeft op grond van de Wet werk en
arbeidsondersteuning jonggehandicapten.

B

	In artikel 82, vierde lid, wordt “Wet
arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten” vervangen door
“Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten” en wordt na
“toegekende uitkering” toegevoegd “of op een periode waarin recht
op arbeidsondersteuning op grond van de Wet werk en arbeidsondersteuning
jonggehandicapten bestond”.

C

	In artikel 96, eerste lid, wordt “Wet
arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten” vervangen door:
Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten. 

Artikel Is Wijziging Ziektewet

	De Ziektewet wordt als volgt gewijzigd:

A

	In artikel 29b, derde lid, onderdelen a en c, wordt na
“arbeidsongeschiktheidsuitkering” telkens ingevoegd “of
arbeidsondersteuning” en wordt “Wet
arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten” telkens vervangen
door “Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten”.

B

	Artikel 32 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid, aanhef, wordt “artikel 20 van de Wet
arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten” vervangen door
“artikel 20 van de Wet werk en arbeidsondersteuning
jonggehandicapten” en wordt “artikel 6 van de Wet
arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten” vervangen door
“artikel 6 van de Wet werk en arbeidsondersteuning
jonggehandicapten”.

	2. In het eerste lid, onderdeel a, wordt “Wet
arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten” telkens vervangen
door “Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten” en wordt
“artikel 6 of 20” vervangen door “artikel 6 of 20”.

	3. In het eerste lid, onderdeel b, wordt “artikel 6 of 20 van de Wet
arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten” vervangen door:
artikel 6 of 20 van de Wet werk en arbeidsondersteuning
jonggehandicapten.

	4. In het tweede lid, aanhef, wordt “de artikelen 12, 13, 14 of 15
van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten”
vervangen door: de artikelen 12, 13, 14 of 15 van de Wet werk en
arbeidsondersteuning jonggehandicapten.

	5. In het tweede lid, onderdeel a, wordt “Wet
arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten” telkens vervangen
door “Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten” en wordt
“artikel 12, 13, 14 of 15” vervangen door “artikel 12, 13, 14, of
15. 

	6. In het tweede lid, onderdeel b, wordt “artikel 12, 13, 14 of 15
van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten”
vervangen door: artikel 12, 13, 14 of 15 van de Wet werk en
arbeidsondersteuning jonggehandicapten. 

	7. In het vierde lid wordt “Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening
jonggehandicapten” vervangen door: Wet werk en arbeidsondersteuning
jonggehandicapten. 

C

	In artikel 32a wordt “Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening
jonggehandicapten” telkens vervangen door “Wet werk en
arbeidsondersteuning jonggehandicapten” en wordt “artikel 19”
telkens vervangen door “artikel 19”. 

D

	Artikel 45, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

	1. In onderdeel f, wordt “onderscheidelijk de Wet
arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten” vervangen door
“onderscheidelijk de Wet werk en arbeidsondersteuning
jonggehandicapten” en wordt “onderscheidelijk artikel 37 of 38,
onderdeel a of b, van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening
jonggehandicapten” vervangen door “, artikel 37 of 38, eerste lid,
onderdeel a of b, van de Wet werk en arbeidsondersteuning
jonggehandicapten onderscheidelijk artikel 5.9.1 van de Wet werk en
arbeidsondersteuning jonggehandicapten in verband met het niet naleven
van de artikelen 5.2.1, tweede lid, onderdelen a tot en met c, en zesde
lid, 5.2.2, eerste lid, 5.6.1 of 5.6.2, tweede lid, van laatstgenoemde
wet. 

	2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel p door een
puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

	q. indien de verzekerde die recht heeft op arbeidsondersteuning op
grond van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten op grond
van artikel 5.7.1, vierde lid, van die wet geen inkomensvoorziening
ontvangt. 

E

	In artikel 45g, eerste lid, wordt “Wet
arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten” vervangen door:
Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten. 

§ 2. Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties

Artikel It Wijziging Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers

	In de artikelen 9, tweede lid, onderdeel c, 54, tweede lid, onderdeel
c, en 134, tweede lid, onderdeel c, van de Algemene pensioenwet
politieke ambtsdragers wordt na “een
arbeidsongeschiktheidsuitkering” telkens ingevoegd “of een
inkomensvoorziening” en wordt “Wet op de
arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten” telkens vervangen
door “Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten”.

§3. Financiën

Artikel Iu Wijziging Wet inkomstenbelasting 2001

	De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd:

A

	Artikel 1.7a, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

	1. In de aanhef wordt na “uitkeringen” ingevoegd: of
inkomensvoorzieningen.

	2. In onderdeel d wordt “Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening
jonggehandicapten” vervangen door: Wet werk en arbeidsondersteuning
jonggehandicapten.

B

	Artikel 3.78a wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid wordt na “arbeidsongeschiktheidsuitkering als
bedoeld in het tweede lid,” ingevoegd: of in het kalenderjaar recht
heeft op arbeidsondersteuning op grond van de Wet werk en
arbeidsondersteuning jonggehandicapten,.

	2. In het tweede lid, onderdeel d, wordt “Wet
arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten” vervangen door:
Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten. 

C

	Artikel 8.16a, eerste lid, komt te luiden:

	1. De jonggehandicaptenkorting geldt voor de belastingplichtige die in
het kalenderjaar op grond van de Wet werk en arbeidsondersteuning
jonggehandicapten recht heeft op toekenning van een uitkering of op
arbeidsondersteuning, tenzij voor hem de ouderenkorting geldt.

Artikel Iv Wijziging Wet op de loonbelasting 1964

	De Wet op de loonbelasting 1964 wordt als volgt gewijzigd:

A

	Artikel 22a, vijfde lid, wordt als volgt gewijzigd:

	1. In de aanhef wordt na “uitkeringen” ingevoegd: of
inkomensvoorzieningen.

	2. In onderdeel d, wordt “Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening
jonggehandicapten” vervangen door: Wet werk en arbeidsondersteuning
jonggehandicapten. 

B

	Artikel 22aa, eerste lid, komt te luiden:

	1. Voor de werknemer die een uitkering geniet op grond van de Wet werk
en arbeidsondersteuning jonggehandicapten of recht heeft op
arbeidsondersteuning op grond van die wet, is de
jonggehandicaptenkorting van toepassing. De korting kan tevens worden
toegepast ten aanzien van de werknemer die ingevolge de Wet werk en
arbeidsondersteuning jonggehandicapten recht heeft op een
arbeidsongeschiktheidsuitkering, doch welke uitkering ingevolge artikel
50, 51 of 51a van die wet niet wordt betaald. 

C

	In artikel 23, tweede lid, wordt “bedoeld in artikel 22aa, eerste
lid, eerste volzin” vervangen door “die een uitkering of
inkomensvoorziening geniet op grond van de Wet werk en
arbeidsondersteuning jonggehandicapten” en wordt “die de uitkering
op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten
uitbetaalt” vervangen door “die de uitkering of inkomensvoorziening
op grond van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten
uitbetaalt”.

Artikel Iw Wijziging Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie
voor de volksverzekeringen

	In artikel 1, tweede lid, onderdeel a, van de Wet vermindering afdracht
loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen wordt “Wet
arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten” vervangen door:
Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten.

§4. Justitie

Artikel Ix Wijziging Bijlage bij de Beroepswet

	In de bijlage bij de Beroepswet, onderdeel C, wordt in subonderdeel 3b
“Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten” vervangen
door: Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten.

Artikel Iy Wijziging Burgerlijk Wetboek

	In artikel 197, eerste lid, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek wordt
“60 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsvoorziening
jonggehandicapten” vervangen door: 60 van de Wet werk en
arbeidsondersteuning jonggehandicapten.

Artikel Iz Wijziging Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren

	In artikel 20, eerste lid, onderdeel e, van de Wet rechtspositie
rechterlijke ambtenaren wordt “of de Wet
arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten is toegekend”
vervangen door: of de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten
is toegekend, recht heeft op arbeidsondersteuning op grond van de Wet
werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten,.

Artikel Iaa Wijziging Wetboek van Koophandel

	In artikel 415, vierde lid, van het Wetboek van Koophandel wordt na
“uitkering” telkens ingevoegd “of inkomensvoorziening” en wordt
“Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten” telkens
vervangen door “Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten”.

§5. Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Artikel Ibb Wijziging Wet kinderopvang

	Artikel 6, eerste lid, onderdeel i, van de Wet kinderopvang wordt als
volgt gewijzigd:

	1. In de aanhef wordt “Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening
jonggehandicapten” vervangen door “Wet werk en arbeidsondersteuning
jonggehandicapten” en wordt na “Wet
arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen” ingevoegd “,
arbeidsondersteuning op grond van de Wet werk en arbeidsondersteuning
jonggehandicapten”.

	2. Onder 3Âș wordt “artikel 59h van de Wet
arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten” vervangen door:
artikel 5.5.7 of 59h van de Wet werk en arbeidsondersteuning
jonggehandicapten.

Artikel Icc Wijziging Wet op het primair onderwijs

	In artikel 1a, vijfde lid, onderdeel a, van de Wet op het primair
onderwijs wordt “Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening
jonggehandicapten” vervangen door: Wet werk en arbeidsondersteuning
jonggehandicapten. 

Artikel Idd Wijziging Wet overige OCW-subsidies

	Artikel 19a van de Wet overige OCW-subsidies wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid wordt “artikel 3 van de Wet
arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten” vervangen door
“artikel 3 van de Wet werk en arbeidsondersteuning
jonggehandicapten” en wordt “artikel 5 van de Wet
arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten” telkens vervangen
door “artikel 5 van de Wet werk en arbeidsondersteuning
jonggehandicapten”. 

	2. In het vijfde lid wordt “de artikelen 16, 33, 55, 56, 57, 58, 59
en 62 van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten”
vervangen door: de artikelen 16, 33, 55, 56, 57, 58, 59 en 59l van de
Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten. 

Artikel Iee Wijziging Wet studiefinanciering 2000

	De Wet studiefinanciering 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

	In artikel 4.13 wordt “80% of meer arbeidsongeschikt wordt in de zin
van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten”
vervangen door: in staat wordt om met arbeid niet meer dan 20% te
verdienen van het maatmaninkomen in de zin van de Wet werk en
arbeidsondersteuning jonggehandicapten.

B

	In artikel 5.15 wordt “80% of meer arbeidsongeschikt wordt in de zin
van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten”
vervangen door: in staat wordt om met arbeid niet meer dan 20% te
verdienen van het maatmaninkomen in de zin van de Wet werk en
arbeidsondersteuning jonggehandicapten.

HOOFDSTUK 3. SLOTBEPALINGEN

Artikel Iff Wijziging wetsvoorstel in verband met samenloop 

	Indien het bij koninklijke boodschap van 15 december 2008 ingediende
voorstel van wet tot wijziging van een aantal wetten van het Ministerie
van Sociale Zaken en

Werkgelegenheid (Verzamelwet SZW-wetgeving 2009) (31811), tot wet is of
wordt verheven, en artikel III, onderdeel Q, van die wet eerder in
werking is getreden of treedt dan artikel Ir, onderdeel B, van deze wet,
komt artikel Ir, onderdeel B te luiden: 

B

	In artikel 82, vierde lid, wordt “of de Wet
arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten” vervangen door:
of de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten, of in
aansluiting op een periode waarin recht op arbeidsondersteuning op grond
van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten bestond.

Artikel Igg Verruiming grondslag lagere regelgeving

	1. De volgende algemene maatregelen van bestuur berusten met ingang van
de dag van inwerkingtreding van de desbetreffende bepalingen van de Wet
werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten mede op de bij die
maatregelen genoemde artikelen van die wet:

	a. het Besluit extramurale vrijheidsbeneming en sociale zekerheid en
het Reglement justitiële jeugdinrichtingen: artikel 5.3.2, tweede lid;

	b. het Besluit ontheffing verplichtingen WW en Wet WIA: artikelen
5.2.4, 5.6.3, eerste lid, en 5.7.1, zevende lid;

	c. het Boetebesluit socialezekerheidswetten: artikel 5.9.3, derde lid;

	d. het Maatregelenbesluit socialezekerheidswetten: artikel 5.9.2, derde
lid;

	e. het ReĂŻntegratiebesluit: de artikelen 5.5.5, vierde lid, 5.5.6,
5.5.8, vijfde lid en 5.5.9, vierde lid;

	f. het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten: de artikelen
5.1.2, tweede lid, 5.1.5, vijfde lid en 5a, achtste lid.

	2. De volgende ministeriële regelingen berusten met ingang van de dag
van inwerkingtreding van de desbetreffende bepalingen van de Wet werk en
arbeidsondersteuning jonggehandicapten mede op de bij die regelingen
genoemde artikelen van die wet:

	a. de Regeling afwijkende regels omtrent de uitbetaling van de
vakantie-uitkering op grond van de WAO en de Wet WIA: artikel 5.8.7,
vierde lid;

	b. de Regeling betaling, terugvordering en tenuitvoerlegging van boeten
en onverschuldigde betalingen: artikel 5.8.15;

	c. de Regeling tegemoetkoming Wajongers: artikel 5.8.6, eerste en derde
lid;

	d. de Regeling terugvordering geringe bedragen: 5.8.13, zesde lid;

	e. de Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van
23 december 2008, nr. AM/BR/08/34135, houdende de instelling van een
subsidieplafond voor loonkostensubsidie (Stcrt. 2008, 2706): artikel
5.5.4, elfde lid;

	f. de Regeling verzekeringsgeneeskundige protocollen
arbeidsongeschiktheidswetten: artikelen 5.1.5, zevende lid en 5a, tiende
lid;

	g. de Regeling vrijstelling verplichtingen WW en Wet WIA: artikelen
5.5.7, vijfde lid, 5.6.3, tweede lid en 5.7.5, tweede lid;

	h. de ReĂŻntegratieregeling: artikel 5.5.10;

	i. de Subsidieregeling scholing jongehandicapten met ernstige
scholingsbelemmeringen: artikel 5.5.12, eerste lid.

Artikel II Integrale plaatsing en vernummering

	1. De tekst van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten
wordt in het Staatsblad geplaatst. Voor de plaatsing in het Staatsblad
stelt de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de nummering van
de artikelen, afdelingen en hoofdstukken van de Wet werk en
arbeidsondersteuning jonggehandicapten opnieuw vast en brengt hij de in
die wet voorkomende aanhaling van de artikelen, afdelingen en
hoofdstukken met de nieuwe nummering in overeenstemming.

	2. Voor de plaatsing van deze wet in het Staatsblad brengt Onze
Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de in deze wet voorkomende
aanhalingen van de artikelen, afdelingen en hoofdstukken van de Wet werk
en arbeidsondersteuning jonggehandicapten in overeenstemming met de in
het eerste lid bedoelde nieuwe nummering van die wet. 

Artikel III Inwerkingtreding

	De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk
besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of
onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

	Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en
dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

 PAGE    

 PAGE   47