[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 zoekmachine] [wat is dit?]

31285 Wijziging van de Wet voorkeursrecht gemeenten (vereenvoudiging bekendmaking en aanbiedingsprocedure)

Wijziging van de Wet voorkeursrecht gemeenten (vereenvoudiging bekendmaking en aanbiedingsprocedure)

Eindtekst

Nummer: 2010D09782, datum: 2010-02-16, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document, link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2007Z01044:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE  

Generaal zendt bijgaand door

haar aangenomen wetsvoorstel

aan de Eerste Kamer.

De Voorzitter,

16 februari 2010



Wijziging van de Wet voorkeursrecht gemeenten (vereenvoudiging
bekendmaking en aanbiedingsprocedure)



	GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET



	Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

	Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

	Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de regeling
van de bekendmaking en de aanbiedingsprocedure in de Wet voorkeursrecht
gemeenten verder te vereenvoudigen;

	Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg
der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij
goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

	De Wet voorkeursrecht gemeenten wordt als volgt gewijzigd:

A

	In de artikelen 1, onderdeel f, 10, eerste, derde, vierde en vijfde
lid, en 25, eerste en tweede lid, wordt “verkoper” telkens vervangen
door: vervreemder.

B

	

	Artikel 2 komt te luiden:

Artikel 2

	1. De gemeenteraad kan gronden aanwijzen ten aanzien waarvan een
voorkeursrecht geldt.

	2. De aanwijzing heeft tot gevolg dat de aangewezen onroerende zaak
niet vatbaar is voor vervreemding in strijd met het bepaalde in deze
wet.

Ba 

In artikel 4, eerste lid, onder b, wordt “gronden die bij een
structuurvisie zijn aangewezen” vervangen door: gronden waaraan bij
een structuurvisie een niet-agrarische bestemming is toegedacht en die
daarbij tevens zijn aangewezen.

Bb

In artikel 5, eerste lid, wordt na “bestemmingsplan,” ingevoegd:
inpassingsplan,.

C

	[vervallen]

D

	Artikel 7 komt te luiden:

Artikel 7

	1. Het besluit tot aanwijzing of voorlopige aanwijzing ligt totdat de
beroepstermijn verstreken is voor eenieder ter inzage op een door
burgemeester en wethouders aangewezen plaats. Zij maken de zakelijke
inhoud van het besluit en de terinzagelegging van het besluit onverwijld
bekend in de Staatscourant en voorts op de gebruikelijke wijze.

	2. Het besluit treedt in werking op het tijdstip waarop de gegevens van
dat besluit worden opgenomen in de gemeentelijke beperkingenregistratie,
bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de Wet kenbaarheid
publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken. De opname vindt niet
eerder plaats dan op de dag na dagtekening van de Staatscourant waarin
het besluit en de terinzagelegging daarvan is bekend gemaakt.

	3. Burgemeester en wethouders zenden een mededeling van het besluit aan
ieder van de in het besluit vermelde eigenaren en beperkt gerechtigden.
De mededeling bevat een zakelijke beschrijving van de betekenis van het
besluit.

E

Artikel 8, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de eerste volzin wordt “Indien” vervangen door: Voor zover.

2. In de derde volzin vervalt "gevoegd bij de ingevolge artikel 7,
eerste lid, ter inzage gelegde stukken en”.

Ea

Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. Een besluit tot aanwijzing als bedoeld in artikel 3 of artikel 9a in
samenhang met artikel 3 vervalt van rechtswege tien jaar na de
inwerkingtreding van het bestemmingsplan onderscheidenlijk
inpassingsplan.

2. Het derde lid komt te luiden:

3. Een besluit tot aanwijzing als bedoeld in artikel 4, vervalt van
rechtswege drie jaar na dagtekening van dat besluit, tenzij voordien een
bestemmingsplan, inpassingsplan of projectbesluit is vastgesteld.

3. Het vierde lid vervalt onder vernummering van het vijfde en zesde lid
tot vierde en vijfde lid.

4. In het vierde lid (nieuw) wordt na “bestemmingsplan” ingevoegd: ,
inpassingsplan. 

F

Artikel 9a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste en tweede lid, eerste volzin, vervalt telkens “dat
voor een aanwijzing in samenhang met artikel 3 in plaats van
“bestemmingsplan” wordt gelezen: “inpassingsplan” en”.

2. Het derde tot en met zesde lid worden vervangen door vijf leden,
luidende:

3. De artikelen 6, derde lid, 7, eerste en derde lid, 8, 9 en 10 tot en
met 24 en 26 zijn van overeenkomstige toepassing.

4. Bij toepassing van het eerste of tweede lid doen gedeputeerde staten,
onderscheidenlijk Onze Minister mededeling van het besluit tot
aanwijzing of voorlopige aanwijzing aan burgemeester en wethouders van
de gemeente waarin de gronden waarop de aanwijzing betrekking heeft zijn
gelegen en, indien het een besluit betreft van Onze Minister, aan
gedeputeerde staten van de desbetreffende provincie. Het besluit treedt
in werking op het tijdstip van inschrijving in de openbare registers bij
de Dienst voor het kadaster en de openbare registers. De aanbieding ter
inschrijving vindt niet eerder plaats dan op de dag na dagtekening van
de Staatscourant waarin het besluit en de terinzagelegging daarvan is
bekend gemaakt.

5. Het vierde lid, eerste volzin, is van overeenkomstige toepassing
indien het betreft het intrekken of het van rechtswege vervallen van een
besluit tot aanwijzing of voorlopige aanwijzing.

6. Bij toepassing van het eerste lid worden de in de artikelen 10 tot en
met 24 en 26 geregelde bevoegdheden en verplichtingen met uitsluiting
van de bevoegdheid ter zake van burgemeester en wethouders, uitgeoefend
door gedeputeerde staten en neemt de provincie de plaats in van de
gemeente.

7. Bij toepassing van het tweede lid worden de in de artikelen 10 tot en
met 24 en 26 geregelde bevoegdheden en verplichtingen met uitsluiting
van de bevoegdheid ter zake van burgemeester en wethouders of van
gedeputeerde staten uitgeoefend door Onze Minister en neemt de Staat de
plaats in van de gemeente, onderscheidenlijk de provincie.

Fa

In artikel 9c wordt na “worden aangewezen” toegevoegd: , tenzij de
intrekking het gevolg is van het na een vernietiging van het
bestemmingsplan, respectievelijk inpassingsplan niet langer voldoen aan
de eisen, gesteld in artikel 3, eerste lid, met dien verstande dat een
aldus verlengd voorkeursrecht vervalt als niet binnen een jaar een
bestemmingsplan is vastgesteld op grondslag waarvan de aanwijzing kan
plaatsvinden. 

G

	Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid wordt “kopen” vervangen door: verkrijgen.

1a. In het tweede lid, onderdeel e, vervalt “openbare” en wordt met
vervanging van de puntkomma door een komma toegevoegd: met dien
verstande dat ingeval van een onderhandse executoriale verkoop als
bedoeld in artikel 3: 268, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek de
voorzieningenrechter niet beslist omtrent het verzoek tot onderhandse
verkoop zolang niet het bestuursorgaan in de gelegenheid is gesteld om,
gelet op het gunstiger bod, een bod te doen.

2. In het tweede lid, onderdeel f, wordt “een overeenkomst, gesloten
met een pachter” vervangen door: een overeenkomst, vóór
inwerkingtreding van het besluit tot aanwijzing of voorlopige aanwijzing
gesloten met een pachter. 

	3. Het derde lid, onderdeel b, komt te luiden:

	b. de overeenkomst is ingeschreven in de openbare registers, bedoeld in
afdeling 2 van titel 1 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, voordat
een besluit tot aanwijzing of voorlopige aanwijzing in werking is
getreden, en.

	4. In het vijfde lid wordt koper telkens vervangen door: verkrijger.

	5. Na het vijfde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

	6. Het eerste lid geldt eveneens niet indien burgemeester en wethouders
op aanvraag van een vervreemder op grond van door die vervreemder
aannemelijk gemaakte gewichtige redenen daartoe besluiten. Zij kunnen
daarbij beperkingen opleggen.

H

	De artikelen 11 tot en met 21 worden vervangen door:

Artikel 11

	1. Ter voldoening aan artikel 10, eerste lid, bericht de vervreemder
aan burgemeester en wethouders bij aangetekende brief dat hij in
beginsel bereid is over te gaan tot vervreemding van het desbetreffende
goed aan de gemeente tegen nader overeen te komen voorwaarden.

	2. De opgave, bedoeld in het eerste lid, bevat een opgave van het goed
dat onderwerp uitmaakt van de voorgenomen vervreemding alsmede ten
aanzien van de desbetreffende onroerende zaken:

	a. de kadastrale aanduiding;

	b. de grootte van elk van de desbetreffende percelen volgens de
kadastrale registratie;

	c. de grootte van een perceelsgedeelte, indien het aanbod betrekking
heeft op een gedeelte van een onroerende zaak.

	3. Indien de opgave betrekking heeft op onroerende zaken die slechts
ten dele in de aanwijzing of voorlopige aanwijzing zijn opgenomen maar
een samenhangend geheel vormen, kan de vervreemder onverminderd afdeling
11 van titel 5 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, eisen dat dit
geheel van onroerende zaken wordt betrokken in de mogelijke vervreemding
aan de gemeente.

	4. De vervreemder kan eisen dat in de vervreemding wordt betrokken het
bedrijf of de onderneming waarin de onroerende zaken als onderdeel
daarvan worden geëxploiteerd.

Artikel 12

	1. Burgemeester en wethouders besluiten binnen zes weken na ontvangst
van de opgave of de gemeente al dan niet in beginsel bereid is het goed
tegen nader overeen te komen voorwaarden te kopen of op grond van een
andere titel te verkrijgen.

	2. Indien burgemeester en wethouders binnen de termijn, genoemd in het
eerste lid, beslissen niet bereid te zijn het goed te kopen of op grond
van een andere titel te verkrijgen heeft de vervreemder gedurende drie
jaar na die beslissing de vrijheid tot vervreemding aan derden voorzover
het betreft het in zijn aanbod vermelde goed. De vervreemding betreft
alle in de opgave vermelde goederen tezamen, met inbegrip van het
gedeelte en van het bedrijf of de onderneming, waarvan de vervreemder
bij het verstrekken van die opgave ingevolge artikel 11, derde of vierde
lid, heeft geëist dat het mede in de verkoop zou worden betrokken.

	3. Bij overschrijding van de termijn, genoemd in het eerste lid, is het
tweede lid van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat de in
dat lid genoemde periode van drie jaar aanvangt na verloop van die
termijn.

Artikel 13

	1. Indien burgemeester en wethouders en de vervreemder in
onderhandeling zijn getreden ter bepaling van de
vervreemdingsvoorwaarden en gehandeld is overeenkomstig de artikelen 11
en 12, eerste lid, kan de vervreemder aan burgemeester en wethouders
verzoeken om binnen vier weken de rechter te verzoeken een oordeel over
de prijs te geven.

	2. Bij hun verzoekschrift overleggen burgemeester en wethouders een
gewaarmerkt afschrift van het verzoek van de vervreemder.

	3. Bij overschrijding van de in het eerste lid genoemde termijn of
indien burgemeester en wethouders schriftelijk weigeren een
verzoekschrift in te dienen, is artikel 12, derde lid, van
overeenkomstige toepassing.

	4. De rechtbank benoemt een of meer deskundigen die zo spoedig mogelijk
aan de rechtbank advies over de prijs uitbrengen. Bij het ten behoeve
van het advies uit te voeren onderzoek wordt onder meer de ligging en de
gesteldheid van de desbetreffende onroerende zaak betrokken. De
rechtbank oordeelt met overeenkomstige toepassing van de artikelen 40b
tot en met 40f van de onteigeningswet.

	5. De rechtbank doet binnen zes maanden na ontvangst van het
verzoekschrift bij beschikking uitspraak. Van de beschikking van de
rechtbank staat uitsluitend beroep in cassatie open.

	6. De kosten van de rechterlijke procedure, het deskundigenadvies
alsmede de redelijkerwijs door de vervreemder voor rechtsbijstand en
andere deskundige bijstand gemaakte kosten komen ten laste van de
gemeente. Indien de rechter daartoe termen vindt in de omstandigheden
van het geval, is deze bevoegd de kosten geheel of gedeeltelijk te
compenseren.

	7. Indien door schriftelijke intrekking van het verzoek door
burgemeester en wethouders de procedure tussentijds wordt beëindigd,
heeft de vervreemder gedurende drie jaar na de intrekking de vrijheid
tot vervreemding aan derden voorzover het betreft het in zijn opgave
vermelde goed. De rechter beslist dan bij beschikking over de kosten,
bedoeld in het zesde lid.

Artikel 14

	Indien de vervreemder binnen drie maanden, te rekenen van de dag van
onherroepelijk worden van de beschikking, bedoeld in artikel 13, vijfde
lid, bij aangetekende brief aan de gemeente verlangt dat deze het
betrokken goed verkrijgt, is de gemeente verplicht haar medewerking te
verlenen aan de totstandkoming van een notariële akte tot levering aan
haar van het betrokken goed tegen betaling aan de vervreemder van de bij
onherroepelijke rechterlijke beschikking bepaalde prijs.

Artikel 15

	1. De vervreemder kan de rechtbank verzoeken te bepalen dat de gemeente
wegens de bijzondere persoonlijke omstandigheden van de vervreemder
gehouden is medewerking te verlenen aan de overdracht tegen een door de
rechtbank vast te stellen prijs van het goed, dat is vervat in de
opgave, bedoeld in artikel 11, eventueel met inbegrip van de ingevolge
het derde en vierde lid van dat artikel mede in die opgave vermelde
bestanddelen.

	2. Het met redenen omkleed verzoekschrift kan worden gedaan binnen twee
maanden te rekenen van de dag:

	a. waarop burgemeester en wethouders de termijn, bedoeld in artikel 13,
eerste lid, hebben overschreden of indien zij schriftelijk weigeren een
verzoekschrift in te dienen;

	b. waarop de intrekking, bedoeld in artikel 13, zevende lid, van het
verzoek ter griffie is ontvangen.

	3. De rechtbank doet binnen zes maanden na ontvangst van het
verzoekschrift bij beschikking uitspraak over het verzoek en bij
toewijzing daarvan tevens over de prijs. Zij beoordeelt of het redelijk
is dat vervreemding aan de gemeente, gezien de bijzondere persoonlijke
omstandigheden die terzake van belang kunnen zijn, achterwege zou
blijven. Van de beschikking staat uitsluitend beroep in cassatie open.

	4. Bij afwijzing van het verzoek heeft de vervreemder gedurende drie
jaar na het onherroepelijk worden van de rechterlijke beschikking de
vrijheid tot vervreemding aan derden voorzover betreft het in zijn
opgave, bedoeld in artikel 11, vermelde goed. De vervreemding betreft
alle in de opgave vermelde goederen tezamen, met inbegrip van het
gedeelte en van het bedrijf of de onderneming, waarvan de vervreemder
bij het verstrekken van die opgave ingevolge artikel 11, derde of vierde
lid, heeft geëist dat het mede in de verkoop zou worden betrokken.

	5. De artikelen 13, vierde en zesde lid, en 14 zijn van overeenkomstige
toepassing.

Ha

Artikel 24, eerste lid, komt volgt te luiden: 

	1. De inschrijving in de in afdeling 2 van titel 1 van Boek 3 van het
Burgerlijk Wetboek bedoelde openbare registers van een akte, behelzende
een vervreemding anders dan aan de gemeente, vindt alleen plaats indien
op het in te schrijven stuk is opgenomen een notariële verklaring,
houdende dat op de betrokken onroerende zaak geen aanwijzing of
voorlopige aanwijzing in de zin van deze wet van toepassing is, hetzij
dat de vervreemding niet in strijd is met deze wet.

I

	Artikel 27 vervalt.

ARTIKEL II

	In artikel 37 vierde en vijfde lid, van de Wet agrarisch grondverkeer
wordt “de artikelen 10-24, 26 en 27” telkens vervangen door: de
artikelen 10 tot en met 24 en 26.

Artikel III

In artikel 381, derde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek wordt
“artikel 4, eerste lid, onder a, 6, 10 tot en met 24 en 27”
vervangen door: “artikel 4, eerste lid, onder a, 10 tot en met 24”
en wordt “artikel 4, eerste lid, onder a, of 6 van die wet”
vervangen door: artikel 4, eerste lid, onder a, van die wet.

ARTIKEL IV

	1. Indien een verkoper de gemeente in de gelegenheid heeft gesteld een
onroerende zaak te kopen als bedoeld in artikel 10 van de Wet
voorkeursrecht gemeenten zoals deze gold voor het tijdstip van
inwerkingtreding van deze wet, blijft ten aanzien van de afhandeling van
die koopprocedure van toepassing de Wet voorkeursrecht gemeenten zoals
deze gold voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet.

	2. Indien een verkoper op grond van artikel 14 van de Wet
voorkeursrecht gemeenten zoals deze gold voor het tijdstip van
inwerkingtreding van deze wet een verzoek tot ontheffing heeft
ingediend, blijft ten aanzien van de afhandeling van dat verzoek de Wet
voorkeursrecht gemeenten van toepassing zoals deze gold voor het
tijdstip van inwerkingtreding van deze wet.

	3. Indien een besluit tot aanwijzing of voorlopige aanwijzing van
gronden genomen is voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet,
blijft ten aanzien van de bekendmaking, inwerkingtreding en mededeling
van dat besluit van toepassing de Wet voorkeursrecht gemeenten zoals
deze gold voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet.

Artikel V

Indien het bij koninklijke boodschap van 20 mei 2009 ingediende voorstel
van wet tot vaststelling van overgangsrecht en wijziging van diverse
wetten ten behoeve van de invoering van de Wet algemene bepalingen
omgevingsrecht (Invoeringswet Wet algemene bepalingen omgevingsrecht)
(31 953) tot wet wordt verheven en in werking treedt voor het tijdstip
waarop artikel I, onderdelen A en Ea, onderdelen 2 tot en met 4, van
deze wet in werking treden wordt deze onderdelen als volgt gewijzigd:

A

In onderdeel A wordt “onderdeel f” vervangen door: onderdeel e. 

B

Onderdeel Ea wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel 2, onder 2, wordt in artikel 9, derde lid,
“bestemmingsplan, inpassingsplan of projectbesluit” vervangen door:
bestemmingsplan of inpassingsplan.

2. In onderdeel 4 wordt in artikel 9, vierde lid, “, inpassingsplan”
vervangen door: of inpassingsplan. 

ARTIKEL VI

	De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk
besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of
onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld met uitzondering
van artikel I, onderdeel Ea, onder 2, dat in werking treedt met ingang
van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet
wordt geplaatst en terugwerkt tot en met 1 juli 2008.

	Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en
dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

 PAGE    

 PAGE   8