[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

31835 Aanpassing van de Wet op de rechtsbijstand in verband met de bestuurlijke centralisatie van de raden voor rechtsbijstand

Aanpassing van de Wet op de rechtsbijstand in verband met de bestuurlijke centralisatie van de raden voor rechtsbijstand

Eindtekst

Nummer: 2010D10272, datum: 2009-11-26, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2009Z00343:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE  

Generaal zendt bijgaand door

haar aangenomen wetsvoorstel

aan de Eerste Kamer.

De Voorzitter,

26 november 2009



Aanpassing van de Wet op de rechtsbijstand in verband met de
bestuurlijke centralisatie van de raden voor rechtsbijstand



	GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET



	Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

	Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

	Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Wet op
de rechtsbijstand te wijzigen in verband met de herziening van de
bestuurlijke inrichting van het stelsel van gesubsidieerde
rechtsbijstand;

	Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg
der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij
goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

	De Wet op de rechtsbijstand wordt als volgt gewijzigd:

A

	Artikel 1, eerste lid, komt te luiden:

	1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

	bestuur: het bestuur, bedoeld in artikel 3;

	bijstandsnorm: de norm voor gehuwden, genoemd in artikel 21, onderdeel
c, van de Wet werk en bijstand, verminderd met het overeenkomstig
artikel 19, derde lid, van die wet vastgestelde bedrag van de
vakantietoeslag;

	heffingvrij vermogen: het heffingvrij vermogen, bedoeld in de artikelen
5.5 en 5.6 van de Wet inkomstenbelasting 2001;

	inkomen: het inkomen, zoals berekend ingevolge de artikelen 34a tot en
met 34d;

	inkomensgegeven: inkomensgegeven als bedoeld in artikel 21, onderdeel
e, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen;

	inspecteur: de inspecteur, bedoeld in artikel 2, derde lid, onder b,
van de Algemene wet inzake rijksbelastingen;

	Kaderwet: de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen;

	mediation: het bemiddelen in een geschil waarbij een neutrale
bemiddelingsdeskundige de onderhandelingen tussen de rechtzoekende en
zijn wederpartij begeleidt teneinde vanuit hun werkelijke belangen tot
gezamenlijk gedragen en voor ieder van hen optimale resultaten te komen;

	mediator: de mediator als bedoeld in artikel 33a;

	Onze Minister: Onze Minister van Justitie;

	peiljaar: het tweede kalenderjaar dat voorafgaat aan het kalenderjaar
waarin de aanvraag om een toevoeging wordt gedaan;

	raad: de raad voor rechtsbijstand, bedoeld in Hoofdstuk II;

	raad van advies: de raad van advies, bedoeld in artikel 6;

	rechtsbijstand: rechtskundige bijstand aan een rechtzoekende ter zake
van een rechtsbelang dat hem rechtstreeks en individueel aangaat, voor
zover in deze wet en de daarop berustende bepalingen geregeld;

	rechtsbijstandverlener: de advocaat, de medewerker van de voorziening
voorzover belast met de verlening van rechtsbijstand en de personen,
bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder c;

	rechtshulp: het verlenen van rechtsbijstand bestaande uit het geven van
eenvoudige juridische adviezen waarbij geen sprake is van
vertegenwoordiging van de rechtzoekende, alsmede het met het oog op het
verlenen van deze rechtsbijstand verstrekken van informatie, analyseren
en verduidelijken van een probleem en het verwijzen naar terzake doende
instanties en rechtsbijstandverleners;

	rechtzoekende: degene die op grond van onvoldoende financiële
draagkracht aanspraak kan maken op rechtsbijstand of mediation,
voorzover in deze wet en de daarop berustende bepalingen geregeld,
alsmede degene die zijn schade wil vorderen als slachtoffer van een
misdrijf tegen de zeden of een geweldsmisdrijf;

	toevoeging: de toevoeging ten behoeve van rechtsbijstand als bedoeld in
artikel 24, eerste lid, of mediation als bedoeld in artikel 33a;

	vermogen: het gemiddelde van de rendementsgrondslagen, bedoeld in
artikel 5.2 van de Wet op de inkomstenbelasting 2001;

	voorziening: een door het bestuur ingerichte voorziening als bedoeld in
artikel 7, tweede lid, of 8, tweede lid.

B

	Afdeling 1 van Hoofdstuk II komt te luiden:

AFDELING 1. DE RAAD EN ZIJN ORGANEN

§ 1. Algemeen

Artikel 2

	1. Er is een raad voor rechtsbijstand.

	2. De raad heeft zijn zetel te Utrecht en vestigingen in de
hoofdplaatsen van de ressorten van de gerechtshoven.

	3. De raad bezit rechtspersoonlijkheid.

	4. De raad heeft een bestuur en een raad van advies.

	5. Het bestuur kan na goedkeuring van Onze Minister een nevenvestiging
openen.

§ 2. Het bestuur

Artikel 3

	1. Aan het hoofd van de raad voor rechtsbijstand staat het bestuur. Het
bestuur vertegenwoordigt de raad in en buiten rechte.

	2. Het bestuur bestaat uit ten hoogste drie leden, waaronder een
voorzitter. Het lidmaatschap van het bestuur is onverenigbaar met het
lidmaatschap van de raad van advies.

	3. De leden van het bestuur worden benoemd voor een periode van ten
hoogste vier jaren. Zij kunnen na afloop van deze periode aansluitend
tweemaal opnieuw worden herbenoemd voor een termijn van ten hoogste vier
jaren. Onze Minister wijst de voorzitter aan.

Artikel 4

	1. Het bestuur besluit met volstrekte meerderheid van uitgebrachte
stemmen. Elk lid heeft Ă©Ă©n stem. Indien de stemmen staken beslist de
voorzitter.

	2. Het bestuur stelt bij reglement in ieder geval regels omtrent zijn
werkwijze, procedures en besluitvorming alsmede de vertegenwoordiging
van het bestuur, bedoeld in artikel 3, eerste lid.

	3. Het bestuur verstrekt, onverminderd zijn verplichtingen jegens Onze
Minister ingevolge artikel 20 van de Kaderwet, desgevraagd inlichtingen
aan de raad van advies. Artikel 20 van de Kaderwet is van
overeenkomstige toepassing.

§ 3. De raad van advies

Artikel 5

	1. De artikelen 9, 11 tot en met 14, 18, 20, 21, 23, 39, eerste lid, en
41 van de Kaderwet zijn van overeenkomstige toepassing op de raad van
advies, met dien verstande dat:

	a. onder bezoldiging of schadeloosstelling als bedoeld in artikel 14
van de Kaderwet wordt verstaan: vacatiegeld; en

	b. de raad van advies het jaarverslag, bedoeld in artikel 18, eerste
lid, van de Kaderwet tezamen met het jaarverslag van het bestuur kan
uitbrengen.

	2. De raad van advies bestaat uit ten hoogste vijf leden, die voor een
periode van ten hoogste vier jaren worden benoemd. Zij kunnen na afloop
van deze periode aansluitend eenmaal opnieuw worden herbenoemd voor een
termijn van ten hoogste vier jaren. Onze Minister wijst de voorzitter
aan.

Artikel 6

	1. De raad van advies ziet toe op de algemene gang van zaken in de raad
en kan Onze Minister daarover adviseren.

	2. Bij de vervulling van zijn taak richt de raad van advies zich naar
het belang van de raad, waaronder het belang van de behoorlijke
vervulling van de bij of krachtens de wet aan het bestuur opgedragen
taken.

	3. De raad van advies stelt bij reglement in ieder geval regels omtrent
zijn werkwijze, procedures en besluitvorming.

C

	Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid wordt “De raad” vervangen door: Het bestuur.

	2. In het tweede lid, wordt de zinsnede “De raden treffen in ieder
geval gezamenlijk Ă©Ă©n afzonderlijke voorziening” vervangen door: Het
bestuur treft in ieder geval een afzonderlijke voorziening.

	3. Het derde lid wordt als volgt gewijzigd:

	a. in de aanhef wordt “de raad” vervangen door: het bestuur;

	b. Onderdeel e komt te luiden:

	e. de vaststelling van de draagkracht overeenkomstig de bepalingen van
deze wet en het zonodig verstrekken van een verklaring hieromtrent, voor
zover dat bij wettelijk voorschrift is bepaald;.

Ca

	Na artikel 7a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 7b

	Op verzoek van een nationale of internationale rechterlijke instantie
of een instantie in een ander land kan het bestuur een verklaring
omtrent het inkomen en vermogen verstrekken dat bij de vaststelling van
de draagkracht in acht wordt genomen. Bij ministeriële regeling kunnen
nadere regels worden gesteld omtrent deze verklaring.

D

	In het opschrift van hoofdstuk II, afdeling 2, en de artikelen 8,
eerste en tweede lid, 13, eerste lid, onderdeel a, 16, 17, eerste en
tweede lid, 23c, tweede lid, 23e, eerste lid, aanhef en onderdeel b,
alsmede het tweede lid, 25, tweede tot en met vijfde lid, 28, eerste
lid, onderdeel c, 30, eerste en tweede lid, 33, derde lid, 34a, eerste
en tweede lid, 34c, eerste en derde lid, 34d, eerste en derde lid, 34e,
tweede en derde lid, 34f, eerste en derde lid, 37, eerste lid, onderdeel
b, 37b, vijfde lid, 38, vijfde lid, 41, tweede lid, 43, eerste lid, 44,
eerste lid, 46, tweede lid, wordt “de raad” telkens vervangen door:
het bestuur.

E

	In de artikelen 8, eerste lid, 27, 28, eerste lid, aanhef, en derde
lid, tweede volzin, 30, eerste lid, 33, eerste lid, 33d, eerste lid,
34f, tweede lid, 37, eerste lid, aanhef, 37b, eerste, tweede en derde
lid, 37c, 44, derde lid, wordt “De raad” telkens vervangen door: Het
bestuur.

F

	Artikel 7a wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het eerste, vierde en vijfde lid vervallen, onder vernummering van
het tweede en derde lid tot eerste en tweede lid.

	2. Het eerste lid (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:

	a. “De raad” en “Hij” wordt telkens vervangen door: Het
bestuur.

	b. “in het ressort” wordt vervangen door: in de ressorten.

	3. Het tweede lid (nieuw) komt te luiden:

	2. Het bestuur doet jaarlijks aan Onze Minister verslag over de
organisatie en de werkzaamheden van de door het bestuur getroffen
voorzieningen.

G

	In artikel 8a wordt “De raden stellen een klachtenregeling vast”
vervangen door: Het bestuur stelt een klachtenregeling vast.

H

	Artikel 9 vervalt.

Ha

	Het opschrift van Afdeling 3 komt te luiden: Afdeling 3.
Personeelsleden van de raad.

I

	Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het tweede lid alsmede de aanduiding “1.” voor het eerste lid
vervallen.

	2. De zinsnede “De directeur, de plaatsvervangend directeur en de
overige personeelsleden van het onder de raad ressorterende bureau,
worden” wordt vervangen door: In afwijking van artikel 15 van de
Kaderwet worden de personeelsleden van de raad.

Ia

	Artikel 13, derde lid, komt te luiden:

	3. Het bestuur stelt regels met betrekking tot het aangaan van de in
het eerste lid, onder c, en tweede lid bedoelde overeenkomsten.

Ib

	In het opschrift van hoofdstuk III, afdeling 2, wordt “de raad”
vervangen door: het bestuur.

J

	Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In de eerste volzin wordt “Alle in het ressort kantoor houdende”
vervangen door: Alle in       Nederland kantoor houdende.

	2. In de eerste volzin wordt “de raad” vervangen door: het bestuur.

	3. In de tweede volzin wordt “De raden kunnen gezamenlijk”
vervangen door: Het bestuur kan.

K

	In artikel 15 wordt “De door de raden te stellen regels” vervangen
door: De door het bestuur te stellen regels.

L

[Vervallen]

M

	Artikel 23g wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het eerste lid en de aanduiding “2.” voor het tweede lid
vervallen.

	2. Na “de aanvraag” wordt ingevoegd: om verlening van
rechtsbijstand.

N

	Artikel 23i wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het vijfde lid vervalt, onder vernummering van het zesde en zevende
lid tot vijfde en zesde lid.

	2. Het vijfde lid (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:

	a. In de eerste volzin wordt “De raad, bedoeld in het vijfde lid,”
vervangen door: Het bestuur.

	b. In de tweede volzin wordt “De raad” vervangen door: Het bestuur.

	c. In de derde volzin wordt “de raad” vervangen door: het bestuur.

	3. Het zesde lid (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:

	a. In de eerste volzin wordt “de raad, bedoeld in het zesde lid”
vervangen door: het bestuur, bedoeld in het vijfde lid.

	b. In de tweede volzin wordt “de raad” vervangen door: het bestuur.

O

	Artikel 24 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid wordt “De raad” vervangen door: Het bestuur.

	2. In het tweede lid wordt “bij de raad in het ressort” vervangen
door: bij de vestiging van de raad in het ressort.

	3. In het vierde lid wordt “de raad” vervangen door: het bestuur.

Oa

	In artikel 28, eerste lid, onderdeel d, wordt na “bedoeld in artikel
7, tweede lid,” ingevoegd: of door een voorziening als bedoeld in
artikel 8, tweede lid, voor zover belast met het verlenen van
rechtshulp,.

Ob

	In artikel 33a wordt “bij de raad” vervangen door: overeenkomstig
artikel 33b.

P

	Artikel 33b komt te luiden:

Artikel 33b

	1. Alle in Nederland kantoor houdende mediators die daartoe een
aanvraag hebben ingediend, worden door het bestuur ingeschreven, indien
zij voldoen aan de door het bestuur vastgestelde voorwaarden. Het
bestuur kan regels stellen met betrekking tot deze voorwaarden. Deze
regels behoeven de goedkeuring van Onze Minister.

	2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op mediators uit
andere lidstaten van de Europese Unie, met uitzondering van Denemarken,
die geen kantoor houden in Nederland.

Q

	Artikel 33c wordt als volgt gewijzigd:

	1. In de aanhef wordt de zinsnede “De door de raden te stellen
regels” vervangen door: De door het bestuur te stellen regels.

	2. In onderdeel f wordt de punt aan het slot vervangen door een
puntkomma.

	3. In onderdeel g wordt de puntkomma aan het slot vervangen door een
punt.

R

	Artikel 34 f wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het vierde tot en met achtste lid vervallen.

	2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

	4. Bij gebreke van volledige betaling kan het bestuur na een aanmaning
als bedoeld in artikel 4:112 van de Algemene wet bestuursrecht
invorderen bij dwangbevel als bedoeld in artikel 4:114 van de Algemene
wet bestuursrecht.

Ra

	In artikel 34g, derde lid, wordt na “volzin” telkens een komma
geplaatst.

S

	Artikel 42 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid wordt “zijn wettelijke taak” vervangen door:

	de wettelijke taken van het bestuur en de raad van advies.

	2. Het vierde lid komt te luiden:

	4. Afdeling 4.2.8, met uitzondering van de artikelen 4:71 en 4:72,
eerste, tweede, vierde en vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht
is van toepassing, met dien verstande dat:

	a. de overeenkomstig artikel 26 van de Kaderwet toe te zenden begroting
betrekking heeft op het boekjaar en Onze Minister bij de ingevolge dat
artikel vast te stellen datum rekening houdt met de artikelen 4:60 en
4:61 van de Algemene wet bestuursrecht;

	b. in afwijking van artikel 4:63 van de Algemene wet bestuursrecht op
de inhoud van de begroting de artikelen 27 en 28 van de Kaderwet van
toepassing zijn;

	c. het activiteitenverslag, bedoeld in artikel 4:80 van de Algemene wet
bestuursrecht, wordt opgenomen in het jaarverslag, bedoeld in artikel 18
van de Kaderwet.

T

	Artikel 42a, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

	1. Onderdeel h komt te luiden:

	h. de omvang en aanvulling van de egalisatiereserves en de aanwending
van overschotten;.

	2. Onderdeel i vervalt.

	3. De onderdelen j tot en met n worden verletterd tot onderdelen i tot
en met m.

U

	Artikel 42b wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

	a. “De raad” wordt vervangen door: Het bestuur.

	b. De tweede volzin vervalt.

	2. Het tweede lid vervalt onder vernummering van het derde tot en met
zevende lid tot tweede tot en met zesde lid.

	3. Het derde lid (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:

	a. “De raad” wordt vervangen door: Het bestuur.

	b. “de raad” wordt vervangen door: het bestuur.

	4. In het vierde lid (nieuw) wordt “De raad” vervangen door: Het
bestuur.

	5. In het vijfde lid (nieuw) wordt “de raden” vervangen door: het
bestuur.

V

	In artikel 42c, eerste lid, wordt de zinsnede “De raden kunnen met
het oog op de uitvoering van hun taken” vervangen door:

	Het bestuur kan met het oog op de uitvoering van zijn taak.

W

	Artikel 46, eerste lid, komt te luiden:

	1. Indien beroep wordt ingesteld tegen een besluit van het bestuur is,
in afwijking van artikel 8:7, tweede lid, van de Algemene wet
bestuursrecht, de rechtbank bevoegd binnen het rechtsgebied waarvan de
vestiging van de raad, bedoeld in artikel 24, tweede lid, is gelegen.

X

	In artikel 49 wordt “34a, vijfde lid” vervangen door: 34a, vierde
lid.

ARTIKEL II

	In de artikelen 15e, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht, 40,
derde lid, 41, eerste lid, 42, eerste lid, 45, derde lid, 47, 226a,
tweede lid, 226h, eerste lid, 470, tweede lid, 509c, 509k, eerste lid,
509r, eerste lid, 509bb, eerste lid, en 580, vierde lid, van het Wetboek
van Strafvordering, de artikelen 52, derde lid, en 64, tweede lid, van
de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen, de artikelen 24,
derde lid, en 62, tweede lid, van de Overleveringswet, de artikelen 24,
derde lid, en 55, tweede lid, van de Uitleveringswet, artikel 29f,
tweede lid, van de Wet op de jeugdzorg, artikel 100, tweede en derde
lid, van de Vreemdelingenwet 2000, artikel 13, vijfde lid, van de
Advocatenwet, en de artikelen 8, derde lid, en 41a, zesde lid, van de
Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen wordt “het
bureau rechtsbijstandvoorziening” telkens vervangen door: het bestuur
van de raad voor rechtsbijstand.

ARTIKEL III

	In de artikelen 40, eerste lid, en 458, eerste lid, van het Wetboek van
Strafvordering

wordt “Het bureau rechtsbijstandvoorziening” telkens vervangen door:
Het bestuur van de raad voor rechtsbijstand.

ARTIKEL IIIa

	In artikel 42, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering wordt
“de raad voor rechtsbijstand” vervangen door: het bestuur van de
raad voor rechtsbijstand.

ARTIKEL IIIb

	Artikel 817, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke
Rechtsvordering komt te luiden:

	2. In het geval bedoeld in het eerste lid beveelt de rechter het
bestuur van de raad voor rechtsbijstand aan deze echtgenoot een advocaat
toe te voegen indien hij nog geen advocaat heeft en bepaalt hij tevens
een nieuwe termijn voor het indienen van een verweerschrift. Bij
algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld voor de vergoeding
die de advocaat ontvangt voor de door hem verleende rechtsbijstand.

ARTIKEL IV

	De Wet van 28 oktober 1991, tot uitvoering van het op 25 oktober 1980
te ’s-Gravenhage tot stand gekomen Verdrag inzake de toegang tot de
rechter in internationale gevallen en de op 27 januari 1977 te
Straatsburg tot stand gekomen Europese overeenkomst inzake het
doorzenden van verzoeken om rechtsbijstand wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het opschrift van Hoofdstuk I komt te luiden: Algemeen.

	2. In artikel 2 wordt  “het bureau rechtsbijstandvoorziening te
’s-Gravenhage” vervangen door: het bestuur van de raad voor
rechtsbijstand.

	3. In artikel 3 wordt “worden aangewezen de bureaus
rechtsbijstandvoorziening in alle ressorten” vervangen door: wordt
aangewezen het bestuur van de raad voor rechtsbijstand.

	4. In artikel 6 vervallen “het bureau rechtsbijstandvoorziening dat
met de beslissing op een verzoek op rechtsbijstand is belast, of” en
“het bureau of”.

	5. In het opschrift van Hoofdstuk II wordt “een verdragsstaat”
vervangen door: andere verdragsstaten.

	6. Artikel 8 komt te luiden:

Artikel 8

	De ontvangende centrale autoriteit neemt, indien het verzoek om
rechtsbijstand naar haar oordeel voldoet aan de bepalingen van het
Verdrag of de Overeenkomst, de beslissing op het verzoek. Indien de
beslissing strekt tot afwijzing van het verzoek, omvat de beslissing de
redenen daarvan. De beslissing bevat tevens een opgave van de
vergoedingen die ten laste van de verzoeker komen.

	7. In artikel 9 wordt “Het bureau rechtsbijstandvoorziening”
vervangen door “De ontvangende centrale autoriteit” en vervalt de
tweede volzin.

	8. Artikel 10 vervalt.

	9. Artikel 11, eerste lid, komt te luiden:

	1. De ontvangende centrale autoriteit stelt de bevoegde autoriteit van
de verzoekende Staat in kennis van de in artikel 8 bedoelde beslissing.

	10. In artikel 12, eerste lid, wordt “het bureau
rechtsbijstandvoorziening in het ressort waar de verzoeker zijn gewone
verblijfplaats heeft” vervangen door: de verzendende autoriteit.

	11. In artikel 13, eerste lid, wordt “Het bureau
rechtsbijstandvoorziening“ vervangen door: De verzendende autoriteit.

	12. In artikel 14 wordt “Het bureau rechtsbijstandvoorziening”
vervangen door: De verzendende autoriteit.

	13. In artikel 15 worden “Het bureau rechtsbijstandvoorziening”,
“het bureau” en “Het bureau” vervangen door respectievelijk
“De verzendende autoriteit”, “de verzendende autoriteit” en
“De verzendende autoriteit”.

	14. In artikel 18, eerste lid, aanhef, wordt “het bureau
rechtsbijstandvoorziening in het ressort waar de verzoeker zijn gewone
verblijfplaats heeft” vervangen door: de verzendende autoriteit.

	15. In artikel 19 vervalt de zinsnede “door tussenkomst van de
ontvangende centrale autoriteit” en wordt “Het bureau
rechtsbijstandvoorziening” vervangen door: De verzendende autoriteit.

	16. In artikel 20 wordt “Het bureau rechtsbijstandvoorziening”
vervangen door: De verzendende autoriteit.

ARTIKEL V

	1. De personen die op de dag vóórafgaand aan het tijdstip van
inwerkingtreding van artikel I, onderdeel B, van deze wet krachtens een
arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht behoren tot het personeel van
de raad voor rechtsbijstand, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de
Wet op de rechtsbijstand zoals dat luidde vóór de inwerkingtreding van
deze wet, worden van rechtswege ontslagen en in dienst genomen door de
in artikel 2, eerste lid, van de Wet op de rechtsbijstand bedoelde raad
krachtens arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht als bedoeld in
artikel 11 van de Wet op de rechtsbijstand.

	2. De personen, bedoeld in het eerste lid, verkrijgen bij de raad een
rechtspositie die in totaliteit ten minste gelijkwaardig is aan die
welke voor elk van hen gold op de dag voorafgaand aan het tijdstip van
inwerkingtreding van deze wet bij de raad voor rechtsbijstand, bedoeld
in artikel 2 van de Wet op de rechtsbijstand zoals dat luidde vóór
inwerkingtreding van artikel I, onderdeel B, van deze wet.

ARTIKEL VI

	1. Alle zaken, vermogensrechten, overige rechten en verplichtingen van
de raad voor rechtsbijstand, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de
Wet op de rechtsbijstand zoals dat luidde vóór de inwerkingtreding van
artikel I, onderdeel B, van deze wet, worden toebedeeld aan de in
artikel 2, eerste lid, van de Wet op de rechtsbijstand bedoelde raad.

	2. In geval krachtens het eerste lid registergoederen overgaan, doet
Onze Minister van Financiën de overgang van die registergoederen
onverwijld inschrijven in de openbare registers, bedoeld in afdeling 2
van titel 1 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek. Artikel 24, eerste
lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek is niet van toepassing.

	3. Ter zake van de vermogensoverdracht krachtens het eerste lid blijft
de heffing van overdrachtsbelasting achterwege.

ARTIKEL VII

	De archiefbescheiden van de raad voor rechtsbijstand, bedoeld in
artikel 2, eerste lid, van de Wet op de rechtsbijstand zoals dat luidde
vóór de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel B, van deze wet,
worden overgedragen aan de in artikel 2, eerste lid, van de Wet op de
rechtsbijstand bedoelde raad, voor zover zij niet overeenkomstig de
Archiefwet 1995 zijn overgebracht naar een archiefbewaarplaats.

ARTIKEL VIII

	1. In wettelijke procedures en rechtsgedingen waarbij de raad voor
rechtsbijstand, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet op de
rechtsbijstand zoals dat luidde vóór de inwerkingtreding van artikel
I, onderdeel B, van deze wet is betrokken, treedt de in artikel 2,
eerste lid, bedoelde raad in de plaats.

	2. In zaken waarin vóór het tijdstip van inwerkingtreding van artikel
I, onderdeel B, van deze wet aan de Nationale ombudsman is verzocht een
onderzoek te doen dan wel de Nationale ombudsman een onderzoek heeft
ingesteld naar een gedraging die kan worden toegerekend aan de raad voor
rechtsbijstand, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet op de
rechtsbijstand zoals dat luidde vóór de inwerkingtreding van deze wet,
treedt als bestuursorgaan in de zin van de Wet Nationale ombudsman de in
artikel 2, eerste lid, van de Wet op de rechtsbijstand bedoelde raad in
de plaats.

ARTIKEL IX

	De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk
besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of
onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

	Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en
dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Justitie,

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

 PAGE    

 PAGE   13