[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

31903 Wijziging van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte (instelling van een landelijke huurcommissie)

Wijziging van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte (instelling van een landelijke huurcommissie)

Eindtekst

Nummer: 2010D10306, datum: 2009-12-01, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2009Z05747:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE  

Generaal zendt bijgaand door

haar aangenomen wetsvoorstel

aan de Eerste Kamer.

De Voorzitter,

1 december 2009



Wijziging van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte (instelling van
een landelijke huurcommissie)



	GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET



	Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

	Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

	Alzo Wij in overweging genomen hebben dat het wenselijk is de
Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte zodanig te wijzigen dat een
landelijke huurcommissie wordt ingesteld;

	Zo is het dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden
en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

	De Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte wordt als volgt gewijzigd:

A

	Artikel 1, eerste lid, komt te luiden:

	1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

	a. gebrek: gebrek als bedoeld in artikel 7:241 van het Burgerlijk
Wetboek;

	b. huurcommissie: huurcommissie als bedoeld in artikel 3a;

	c. Onze Minister: Onze Minister voor Wonen, Wijken en Integratie;

	d. zittingscommissie: zittingscommissie als bedoeld in artikel 21,
eerste lid.

B

	Het opschrift van hoofdstuk II komt te luiden: HOOFDSTUK II.
INSTELLING, INRICHTING, SAMENSTELLING EN TAKEN VAN DE HUURCOMMISSIE.

C

	Na het opschrift van hoofdstuk II wordt, onder vernummering van de
paragrafen 1 en 2 van hoofdstuk II tot de paragrafen 2 en 3, een
paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 1. Instelling, inrichting en samenstelling van de huurcommissie

Artikel 3a

	1. Er is een huurcommissie.

	2. De huurcommissie bestaat uit een bestuur en minimaal vier en
maximaal tien zittingsvoorzitters. Daarnaast bestaat de huurcommissie
uit zittingsleden uit de kring van huurders onderscheidenlijk de kring
van verhuurders. Het bestuur bestaat uit een voorzitter en een
plaatsvervangend voorzitter.

	3. Het bestuur en de zittingsvoorzitters hebben tot taak binnen de
huurcommissie de eenheid en de kwaliteit van de uitspraken, adviezen en
verklaringen te bevorderen. Zij kunnen met het oog hierop regels
stellen. Bij de uitvoering van deze taak treden zij niet in de
procesrechtelijke behandeling van, de inhoudelijke beoordeling van
alsmede de beslissing in een concrete zaak.

	4. Indien ten aanzien van het stellen van de regels, bedoeld in het
derde lid, tussen het bestuur enerzijds en de zittingsvoorzitters
gezamenlijk anderzijds een verschil van mening bestaat, beslist het
bestuur. Indien binnen het bestuur een verschil van mening bestaat,
beslist de voorzitter. Indien binnen de kring van zittingsvoorzitters
een verschil van mening bestaat, wordt onderling bij meerderheid van
stemmen beslist, waarbij bij een staking van de stemmen binnen die kring
het bestuur beslist.

	5. In afwijking van artikel 20 van de Kaderwet zelfstandige
bestuursorganen, heeft het bestuur, in plaats van het zelfstandig
bestuursorgaan, de bevoegdheden en taken die zijn genoemd in dat
artikel.

Artikel 3b

	1. De voorzitter, de plaatsvervangend voorzitter en de
zittingsvoorzitters worden door Onze Minister benoemd, geschorst en
ontslagen. De voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter worden
benoemd voor een tijdvak van zes jaar en kunnen voor maximaal een
aansluitend tijdvak van zes jaar als voorzitter onderscheidenlijk
plaatsvervangend voorzitter worden herbenoemd. De zittingsvoorzitters
worden over de benoeming en herbenoeming van de voorzitter en de
plaatsvervangend voorzitter gehoord. De zittingsvoorzitters worden
benoemd voor een tijdvak van vier jaar en kunnen voor maximaal twee
aansluitende tijdvakken van vier jaar als zittingsvoorzitter worden
herbenoemd. Het bestuur wordt over de benoeming en herbenoeming van de
zittingsvoorzitters gehoord.

	2. Aan de voorzitter en de zittingsvoorzitters moet op grond van het
afleggen van een examen van een opleiding in het wetenschappelijk
onderwijs door een universiteit dan wel de Open Universiteit waarop de
Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek betrekking
heeft, de graad Bachelor op het gebied van het recht en tevens de graad
Master op het gebied van het recht zijn verleend, dan wel moeten die
voorzitter en die zittingsvoorzitters op grond van het afleggen van een
examen van een opleiding aan een universiteit dan wel de Open
Universiteit waarop de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk
onderzoek betrekking heeft, het recht om de titel meester te voeren
hebben verkregen, of blijk hebben gegeven op andere wijze de voor de
functie van voorzitter onderscheidenlijk zittingsvoorzitter benodigde
kennis te hebben verworven.

	3. Onverminderd artikel 13, eerste lid, van de Kaderwet zelfstandige
bestuursorganen, mogen de voorzitter, de plaatsvervangend voorzitter en
de zittingsvoorzitters niet metterdaad betrokken zijn bij de uitoefening
van een bedrijf dat werkzaam is of mede werkzaam is op het gebied van
woonruimte, noch is het hen toegestaan beroepsmatig betrokken te zijn
bij het beheer van en de beschikking over woonruimte dan wel deel uit te
maken van het bestuur van een vereniging, vennootschap of stichting, die
daarbij is betrokken.

	4. De voorzitter, de plaatsvervangend voorzitter en de
zittingsvoorzitters genieten een bezoldiging, een vergoeding voor reis-
en verblijfkosten en verdere vergoedingen volgens bij ministeriële
regeling te geven regels. Hun rechtspositie wordt nader geregeld bij
algemene maatregel van bestuur.

Artikel 3c

	Het bestuur geeft leiding aan de werkzaamheden van de huurcommissie en
de administratieve ondersteuning.

Artikel 3d

	1. De zittingsleden worden door Onze Minister benoemd, geschorst en
ontslagen. Zij worden benoemd voor een tijdvak van vier jaar en kunnen
voor maximaal twee aansluitende tijdvakken van vier jaar als zittingslid
worden herbenoemd. Het bestuur wordt over de benoeming en de
herbenoeming gehoord.

	2. Tot zittingslid worden slechts benoemd personen die over voldoende
deskundigheid beschikken om bij te dragen aan een behoorlijke
uitoefening van de ingevolge de wet aan de huurcommissie opgedragen
taken.

	3. De benoeming van de zittingsleden geschiedt zodanig dat de belangen
van de huurders, onderscheidenlijk de belangen van de verhuurders
gelijkelijk in de huurcommissie zijn vertegenwoordigd.

	4. Onze Minister stelt met inachtneming van het derde lid bij iedere
benoeming de door hem daartoe aangewezen organisaties, die geacht kunnen
worden de belangen van de huurders, onderscheidenlijk de belangen van de
verhuurders, te behartigen, gedurende negen weken in de gelegenheid een
aanbeveling te doen. Indien meer dan Ă©Ă©n organisatie is aangewezen om
een aanbeveling te doen, stelt Onze Minister de betrokken organisaties
slechts in de gelegenheid gezamenlijk een aanbeveling te doen. Bij het
doen van een aanbeveling wordt rekening gehouden met het tweede lid.

	5. Onze Minister neemt binnen zes weken na het verstrijken van de in
het vierde lid bedoelde termijn een beslissing over de benoeming.

	6. De zittingsleden genieten een vergoeding voor reis- en
verblijfkosten en verdere vergoedingen volgens bij ministeriële
regeling te geven regels.

Artikel 3e

	Onverminderd artikel 12, tweede lid, van de Kaderwet zelfstandige
bestuursorganen, worden de voorzitter, de plaatsvervangend voorzitter en
de zittingsvoorzitters ook ontslagen indien zij de leeftijd van zeventig
jaren hebben bereikt.

Artikel 3f

	1. Het bestuur stelt een bestuursreglement vast, gehoord de
zittingsvoorzitters. Het reglement behoeft de goedkeuring van Onze
Minister. Artikel 11, tweede lid, van de Kaderwet zelfstandige
bestuursorganen is van overeenkomstige toepassing.

	2. In het bestuursreglement worden de hoofdlijnen van de inrichting en
de werkwijze van de organisatie van de huurcommissie, alsmede de
zittingslocaties vastgesteld.

Artikel 3g

	1. Er is een Raad van Advies. De Raad bestaat uit negen leden, die
afkomstig zijn uit de door Onze Minister aangewezen organisaties van
huurders en verhuurders en onafhankelijke organisaties of personen,
waarbij die organisaties van huurders en verhuurders in de Raad
gelijkelijk zijn vertegenwoordigd. De leden hebben een deskundigheid die
relevant is in het kader van de huurgeschillenbeslechting en mogen niet
tegelijkertijd deel uitmaken van de huurcommissie of van een
zittingscommissie.

	2. De leden worden door Onze Minister benoemd, geschorst en ontslagen.
Zij worden benoemd voor een tijdvak van vier jaar en kunnen voor een
aansluitend tijdvak van vier jaar als lid van de Raad worden herbenoemd.

	3. Onze Minister stelt met inachtneming van het eerste lid bij iedere
benoeming de door hem daartoe aangewezen organisaties, die geacht kunnen
worden de belangen van de huurders, onderscheidenlijk de belangen van de
verhuurders, te behartigen dan wel onafhankelijk zijn, gedurende negen
weken in de gelegenheid een aanbeveling te doen. Indien binnen een
categorie van organisaties, die geacht kunnen worden de belangen van de
huurders, onderscheidenlijk de belangen van de verhuurders, te
behartigen, meer dan Ă©Ă©n organisatie is aangewezen om een aanbeveling
te doen, stelt Onze Minister de betrokken organisaties slechts in de
gelegenheid gezamenlijk een aanbeveling te doen.

	4. Onze Minister neemt binnen zes weken na het verstrijken van de in
het derde lid bedoelde termijn een beslissing over de benoeming.

	5. De Raad adviseert het bestuur over algemene aspecten van de
huurgeschillenbeslechting en kan het op verzoek dan wel uit eigen
beweging in kennis stellen van de binnen de Raad levende standpunten. De
Raad wordt voorts over de benoeming, de herbenoeming en het ontslag,
behoudens het ontslag vanwege het bereiken van de voor hen geldende
pensioengerechtigde leeftijd, van de voorzitter en de plaatsvervangend
voorzitter gehoord. In het bestuursreglement, bedoeld in artikel 3f,
worden nadere regels gesteld omtrent de uitoefening van de taken en de
bevoegdheden van de Raad en de wijze waarop het bestuur met de Raad
overleg voert.

	6. Artikel 3d, zesde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 3h

	Onze Minister voorziet in de administratieve ondersteuning van de
huurcommissie.

Artikel 3i

	1. Het bestuur houdt een openbaar register aan, waarin met weglating
van de namen van de betrokken huurders en verhuurders de slotwoorden van
de uitspraken van de huurcommissie en van de voorzittersuitspraken zijn
opgenomen.

	2. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gegeven omtrent de
inrichting van het register.

Artikel 3j

	1. In afwijking van artikel 22, eerste lid, van de Kaderwet
zelfstandige bestuursorganen, strekt de bevoegdheid van Onze Minister
tot het vernietigen van besluiten zich niet uit tot de uitspraken, de
adviezen en de verklaringen van de huurcommissie onderscheidenlijk de
voorzitter.

	2. Onze Minister treedt bij de uitvoering van de bevoegdheden,
toegedeeld bij of krachtens de wet en de in het eerste lid genoemde wet
niet in de procedurele behandeling van, de inhoudelijke beoordeling van
alsmede de beslissing in een concrete zaak of in categorieën van zaken.

D

	Het opschrift van paragraaf 2 (nieuw) van hoofdstuk II komt te luiden:
§ 2. Taken van de huurcommissie.

E

	In artikel 4, vierde lid, vervalt: van de huurcommissie.

F

	Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het derde lid, derde volzin, komt te luiden: Bij ministeriële
regeling kunnen voor de uitvoering van de in de eerste volzin bedoelde
taak nadere regels worden gegeven.

	2. Het vierde lid vervalt onder vernummering van het vijfde lid tot
vierde lid.

G

	Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Voor de tekst wordt de aanduiding “1.” geplaatst.

	2. In het eerste lid, aanhef (nieuw), vervalt: van de huurcommissie.

	3. Na het eerste lid (nieuw) wordt een lid toegevoegd, luidende:

	2. De voorzitter kan zich bij de uitoefening van de taken, bedoeld in
het eerste lid, laten vervangen door een zittingsvoorzitter.

H

	Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het eerste lid komt te luiden:

	1. Voor het door de huurcommissie doen van een uitspraak, met
uitzondering van een uitspraak als bedoeld in artikel 4, vierde lid, en
5, eerste lid, is door de verzoeker een voorschot op de voor hem
geldende vergoeding aan de Staat, bedoeld in het tweede lid,
verschuldigd of door de partij die niet de verzoeker is, de voor hem
geldende vergoeding, bedoeld in dat lid. Het bedrag van dat voorschot en
die vergoeding wordt bij algemene maatregel van bestuur vastgesteld,
mede aan de hand van het gegeven of de verzoeker of de partij die niet
de verzoeker is een natuurlijke persoon of een rechtspersoon is.

	2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

	a. De eerste volzin komt te luiden: Bij het doen van een uitspraak
geeft de huurcommissie gemotiveerd aan welke partij en tot welk bedrag
een vergoeding aan de Staat verschuldigd is.

	b. In de tweede volzin wordt “de verzoeker indien deze” vervangen
door: de partij die.

	c. In de derde volzin wordt “de verzoeker” vervangen door “elke
partij” en wordt “de vergoeding” vervangen door: de voor hem
geldende vergoeding.

	d. In de vierde volzin vervalt: van de huurcommissie.

	3. Het derde lid vervalt onder vernummering van het vierde tot en met
zevende lid tot derde tot en met zesde lid.

	4. Het derde lid (nieuw) komt te luiden:

	3. Indien naar het oordeel van de huurcommissie, gelet op de strekking
van het verzoekschrift,

	a. de verzoeker de geheel of voor het grootste deel in het gelijk
gestelde partij is, wordt:

	1˚. de bij wijze van voorschot betaalde voor hem geldende vergoeding
terugbetaald, en

	2˚. bij de partij die niet de verzoeker is, de voor hem geldende
vergoeding ingevorderd, dan wel

	b. beide partijen in ongeveer gelijke mate in het ongelijk worden
gesteld, wordt:

	1˚. de helft van de bij wijze van voorschot door de verzoeker betaalde
voor hem geldende vergoeding terugbetaald, en

	2˚. bij de partij die niet de verzoeker is, de helft van de voor hem
geldende vergoeding ingevorderd.

	5. In het vierde lid (nieuw) wordt “De huurcommissie” vervangen
door: Het bestuur.

	6. In het vijfde lid (nieuw) wordt “vijfde lid” vervangen door
“vierde lid” en wordt na “verklaard” toegevoegd: , tenzij
redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de verzoeker in verzuim is
geweest.

	7. Na het zesde lid (nieuw) wordt een lid ingevoegd, luidende:

	7. Het bestuur roept de partij die niet de verzoeker is bij
schriftelijk bericht op tot betaling van de in het derde lid, onderdeel
a, onder 2˚, of onderdeel b, onder 2˚, bedoelde vergoeding binnen vier
weken na de datum van verzending van dat bericht. Onze Minister kan die
vergoeding invorderen bij dwangbevel.

	8. Het achtste lid komt te luiden:

	8. De voorzitter is bevoegd op verzoek van de verzoeker of de partij
die niet de verzoeker is, indien deze een natuurlijk persoon is,
vrijstelling te verlenen van de aan de Staat verschuldigde vergoeding,
bedoeld in het eerste lid en tweede lid. Zolang niet is beslist op een
aanvraag om vrijstelling, wordt de in het vierde en zevende lid genoemde
termijn opgeschort. Bij ministeriële regeling wordt bepaald in welke
gevallen de voorzitter van de bevoegdheid, bedoeld in de eerste volzin,
gebruik kan maken. Artikel 6, tweede lid, is van overeenkomstige
toepassing.

	9. Na het achtste lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

 	9. De huurcommissie kan bij gelijkluidende of nagenoeg gelijkluidende
verzoeken ten aanzien van de partij die niet de verzoeker is en een
rechtspersoon is, indien deze, naar het oordeel van de huurcommissie,
gelet op de strekking van het verzoekschrift, de geheel of voor het
grootste deel in het ongelijk gestelde partij is, dan wel in ongeveer
gelijke mate als de partij die de verzoeker is in het ongelijk wordt
gesteld, afwijken van het eerste lid, eerste volzin, voor zover
toepassing gelet op het belang dat die volzin beoogt te beschermen naar
haar oordeel zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

I

	Artikel 8 komt te luiden:

Artikel 8

	Voor het door de huurcommissie uitbrengen van een advies als bedoeld in
artikel 5, vierde lid, is door de verzoeker een vergoeding aan de Staat
verschuldigd, waarvan het bedrag bij algemene maatregel van bestuur
wordt vastgesteld, mede aan de hand van het gegeven of de verzoeker een
natuurlijke persoon of een rechtspersoon is.

J

	Artikel 9 komt te luiden:

Artikel 9

	1. Een verzoek aan de huurcommissie wordt schriftelijk ingediend.

	2. De huurcommissie toetst bij aan haar gedane verzoeken of voldaan is
aan de voor die verzoeken bij of krachtens titel 4 van Boek 7 van het
Burgerlijk Wetboek en bij of krachtens deze wet gestelde voorschriften.

Ja

	Na artikel 9 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 9a

	1. Indien binnen een wooncomplex als bedoeld in artikel 1 van de Wet op
het overleg huurders verhuurder sprake is van gelijkluidende of nagenoeg
gelijkluidende verzoeken kunnen deze door de partijen die natuurlijke
personen zijn, collectief worden ingediend. Die partijen zijn daarbij
elk het voorschot op de vergoeding aan de Staat, bedoeld in artikel 7,
tweede lid, verschuldigd.

	2. Indien het verzoek naar het oordeel van de voorzitter niet voldoet
aan de in het eerste lid genoemde vereisten, wordt het verzoek opgevat
als per afzonderlijke woonruimte of groep van woonruimten ingediend.
Artikel 6, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing. 

	3. De huurcommissie kan ten aanzien van de partijen, bedoeld in het
eerste lid, indien die, naar het oordeel van de huurcommissie, gelet op
de strekking van het verzoekschrift , de geheel of voor het grootste
deel in het ongelijk gestelde partijen zijn, dan wel in ongeveer gelijke
mate als de partij die niet de verzoeker is in het ongelijk worden
gesteld, afwijken van artikel 7, eerste lid, eerste volzin, voor zover
toepassing gelet op het belang dat die volzin beoogt te beschermen naar
haar oordeel zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

K

	In artikel 10, tweede lid, wordt “Bij regeling van Onze Minister”
vervangen door: Bij ministeriële regeling.

L

	In artikel 11, eerste lid, tweede volzin, wordt “artikel 6, aanhef en
onderdeel b” vervangen door “artikel 6, eerste lid, aanhef en
onderdeel b” en vervalt: van de huurcommissie.

M

	Artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid, aanhef, vervalt “van de huurcommissie”, wordt
“artikel 7, vijfde lid” vervangen door “artikel 7, vierde lid”
en wordt na “ontvangen,” ingevoegd: of binnen vier weken na het
voorbereidend onderzoek, bedoeld in artikel 28,.

	2. Het derde lid komt te luiden:

	3. De voorzitter vermeldt in voorkomende gevallen in de uitspraak tot
welke huurprijs zijn uitspraak leidt, alsmede de datum van ingang.

	3. Het vijfde lid komt te luiden:

	5. Het bestuur zendt onverwijld bij aangetekende brief of bij brief met
ontvangstbevestiging een afschrift van de voorzittersuitspraak aan
partijen.

	4. Het zesde lid wordt als volgt gewijzigd:

	a. In de eerste volzin vervalt: van de voorzitter van de huurcommissie.

	b. In de tweede volzin vervalt: van de huurcommissie.

	5. In het zevende lid vervalt: van de voorzitter van de huurcommissie.

	6. In het achtste lid wordt “de voorzitter van de huurcommissie”
vervangen door: de voorzitter.

N

	Het opschrift van hoofdstuk V komt te luiden: HOOFDSTUK V. WERKWIJZE
VAN DE HUURCOMMISSIE.

O

	Het opschrift van § 1 van hoofdstuk V komt te luiden: § 1. Algemene
bepalingen.

P

	De artikelen 21 tot en met 27 worden vervangen door twee artikelen,
luidende:

Artikel 21

	1. Het bestuur vormt voor de behandeling van zaken ter zitting bij
bestuursreglement als bedoeld in artikel 3f zittingscommissies.

	2. De zittingscommissie houdt zitting in het arrondissement waarbinnen
de woonruimte waarop het geschil betrekking heeft, is gelegen. Indien
daartoe aanleiding bestaat kan het bestuur bepalen dat de
zittingscommissie zitting houdt in een ander arrondissement dat binnen
een redelijke afstand van die woonruimte ligt, waarbij een goede balans
tussen enerzijds de laagdrempeligheid van de huurcommissie en anderzijds
een efficiënte werkwijze wordt bevorderd.

Artikel 22

	1. De zittingscommissie houdt zitting en beraadslaagt met een
zittingsvoorzitter en twee zittingsleden, waarvan een zittingslid
afkomstig is uit de kring van huurders en een zittingslid afkomstig is
uit de kring van verhuurders.

	2. De voorzitter kan optreden als zittingsvoorzitter.

Q

	Het opschrift van § 2 van hoofdstuk V komt te luiden: § 2. De
voorbereiding van de zitting.

R

	Artikel 28 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid wordt “in kennis gesteld” vervangen door: door
het bestuur in kennis gesteld.

	2. Het tweede lid komt te luiden:

	2. Het voorbereidend onderzoek wordt ingesteld door het bestuur. In
bijzondere gevallen kan de zittingsvoorzitter het onderzoek instellen.

	3. Het derde lid vervalt onder vernummering van het vierde tot en met
zevende lid tot derde tot en met zesde lid.

	4. Het derde lid (nieuw) komt te luiden:

	3. Van het voorbereidend onderzoek wordt een schriftelijk rapport
opgemaakt.

	5. Het vierde lid (nieuw) komt te luiden:

	4. In de gevallen waarin de voorzitter geen uitspraak als bedoeld in
artikel 20, eerste lid, doet, bepaalt het bestuur de dag en het uur,
waarop het verzoek ter zitting van een zittingscommissie zal worden
behandeld, zodra het voorbereidend onderzoek naar het oordeel van de
voorzitter voltooid is, of, indien dit onderzoek ingevolge het eerste
lid niet wordt ingesteld, reeds aanstonds.

	6. Het vijfde lid (nieuw) komt te luiden:

	5. Het bestuur legt de op de zaak betrekking hebbende stukken tot de
dag van de zitting ter inzage voor partijen of hun schriftelijk
gemachtigden.

	7. Het zesde lid (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:

	a. In de eerste volzin wordt “De secretaris” vervangen door: Het
bestuur.

	b. In de tweede volzin wordt “vierde lid” vervangen door: derde
lid.

	c. In de derde volzin wordt “zesde lid” vervangen door: vijfde lid.

S

	In artikel 29 vervalt: van de huurcommissie.

T

	In artikel 30, eerste lid, vervalt: door de huurcommissie.

U

	In artikel 31 wordt “voorzitter” telkens vervangen door
“zittingsvoorzitter” en wordt “leden” telkens vervangen door:
zittingsleden.

V

	Na artikel 31 wordt het opschrift van een paragraaf ingevoegd,
luidende: § 3. De zitting.

W

	Artikel 32 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid wordt “de huurcommissie” vervangen door: een
zittingscommissie.

	2. In het tweede lid wordt “huurcommissie” vervangen door:
zittingscommissie.

X

	Artikel 33 vervalt.

Y

	Artikel 34 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het eerste lid komt te luiden:

	1. De zittingsvoorzitter heeft de leiding van de zitting.

	2. In het tweede lid wordt “voorzitter” telkens vervangen door
“zittingsvoorzitter”, wordt “leden” vervangen door
“zittingsleden” en wordt “de huurcommissie” vervangen door: de
zittingscommissie.

	3. In het derde en vijfde lid wordt “voorzitter” vervangen door:
zittingsvoorzitter.

	4. Het zesde lid komt te luiden:

	6. Indien een nader onderzoek noodzakelijk blijkt of indien een
onderzoek alsnog wenselijk wordt geacht, kan de zittingsvoorzitter tot
het instellen daarvan besluiten. In dat geval zijn de verdere bepalingen
over het voorbereidend onderzoek van overeenkomstige toepassing.

	5. In het zevende lid wordt “De huurcommissie” vervangen door
“Een zittingscommissie” en wordt “zesde lid” vervangen door:
vijfde lid.

Z

	In artikel 35 wordt “de huurcommissie” vervangen door: een
zittingscommissie.

AA

	Artikel 36 komt te luiden:

Artikel 36

	Bij de zittingen is een ambtenaar van de administratieve ondersteuning
van de huurcommissie aanwezig. Hij houdt aantekening van al hetgeen daar
wordt behandeld met vermelding van de zakelijke inhoud van de
verklaringen van de door de zittingscommissie gehoorde personen.

BB

	Na artikel 36 wordt het opschrift van een paragraaf ingevoegd,
luidende: § 4. De uitspraak en verdere bepalingen.

CC

	Artikel 37 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid wordt “artikel 7, vijfde lid” vervangen door:
artikel 7, vierde lid.

	2. Het tweede lid, tweede volzin, komt te luiden: Zij worden door de
desbetreffende zittingsvoorzitter ondertekend.

	3. In het derde lid wordt “De secretaris” vervangen door: Het
bestuur.

	4. In het vijfde lid wordt “de secretaris” vervangen door: het
bestuur.

DD

	Artikel 38 komt te luiden:

Artikel 38

	De voorzitter, de plaatsvervangend voorzitter, de zittingsvoorzitters,
de zittingsleden en de ambtenaren van de administratieve ondersteuning
mogen zich, indien dit de onpartijdigheid in gevaar brengt, direct noch
indirect in enig bijzonder onderhoud of gesprek inlaten met partijen of
hun raadslieden, noch enige bijzondere onderrichting, memorie of
geschriften aannemen over enige aangelegenheid, welke aanhangig is of
waarvan zij weten of vermoeden, dat deze aanhangig zal worden bij de
huurcommissie.

EE

	Artikel 39 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het eerste lid komt te luiden:

	1. Het bestuur kan, voor zover dat redelijkerwijs voor de uitoefening
van de taken van de huurcommissie, bedoeld in de artikelen 4, tweede tot
en met vierde lid, en 5, en de taken van de voorzitter, bedoeld in
artikel 6, eerste lid, nodig is, van de verhuurder inzage en het nemen
van afschrift vorderen van boeken en andere zakelijke bescheiden.

	2. In het tweede lid wordt “de voorzitter van de huurcommissie”
vervangen door: het bestuur.

FF

	In artikel 40 wordt “De voorzitter en de leden van de
huurcommissie” vervangen door: De zittingsvoorzitter en de
zittingsleden.

GG

	Het opschrift van § 3 van Hoofdstuk V vervalt.

HH

	De artikelen 41 tot en met 45 vervallen.

II

	De artikelen 46 en 47 komen te luiden:

Artikel 46

	Een voordracht voor een krachtens artikel 3, tweede lid, 7, eerste lid,
8, 10, eerste lid, of 12, tweede lid, vast te stellen algemene maatregel
van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp
aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

Artikel 47

	Bij ministeriële regeling kunnen:

	a. ter uitvoering van artikel 7:253 van het Burgerlijk Wetboek regels
worden gegeven met betrekking tot de voorwaarden waaraan het in het
tweede lid van dat artikel bedoelde schrijven van de verhuurder aan de
huurder dient te voldoen, en

	b. ter uitvoering van artikel 7:257 van het Burgerlijk Wetboek regels
worden gegeven met betrekking tot de voorwaarden waaraan een
kennisgeving van de huurder aan de verhuurder van een gebrek dient te
voldoen.

JJ

	De artikelen 48 en 53 tot en met 53d vervallen.

ARTIKEL II

	Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:

A

	In artikel 238 wordt “artikel 21” vervangen door: artikel 3a.

B

	Artikel 252, derde lid, komt te luiden:

	3. Voor het doen van een voorstel tot verlaging van de huurprijs dient
een waardering van de kwaliteit van de woonruimte als bedoeld in artikel
10 lid 1 van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte te worden
verstrekt.

ARTIKEL III

	In artikel 72 van de Huisvestingswet wordt “bedoeld in artikel 21 van
de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte, in welker ressort de
woonruimte is gelegen” vervangen door: bedoeld in artikel 3a van de
Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte.

ARTIKEL IV

	In artikel 1, onderdeel b, van de Wet op de huurtoeslag wordt
“artikel 21” vervangen door: artikel 3a.

ARTIKEL V

	De op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet bij een
huurcommissie onderscheidenlijk de voorzitter van de huurcommissie
aanhangige verzoeken worden, zo nodig in afwijking van artikel 49 van de
Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte, zoals die luidde voor de
inwerkingtreding van deze wet, met toepassing van het vóór het
tijdstip van inwerkingtreding van deze wet geldende recht behandeld door
de huurcommissie onderscheidenlijk de voorzitter, bedoeld in artikel 3a
van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte, zoals die luidt na de
inwerkingtreding van deze wet.

ARTIKEL VI

	1. De voorzitter van de huurcommissies, bedoeld in artikel 22, eerste
lid, van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte, zoals die luidde voor
de inwerkingtreding van deze wet, is na de inwerkingtreding van deze wet
werkzaam in de kwaliteit van zittingsvoorzitter als bedoeld in artikel
3a, tweede lid, van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte, zoals die
luidt na de inwerkingtreding van deze wet, tot het tijdstip waarop het
in artikel 23, eerste lid, van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte,
zoals die luidde voor de inwerkingtreding van deze wet, genoemde tijdvak
is geëindigd, met dien verstande dat deze in afwijking van artikel 3b,
eerste lid, vierde volzin, van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte,
zoals die luidt na de inwerkingtreding van deze wet, voor aansluitende
tijdvakken van vier jaar kan worden herbenoemd.

	2. Het eerste lid is niet van toepassing op een voorzitter van de
huurcommissies, bedoeld in artikel 22, eerste lid, van de Uitvoeringswet
huurprijzen woonruimte, zoals die luidde voor de inwerkingtreding van
deze wet, indien die voorzitter per de datum van inwerkingtreding van
deze wet tot voorzitter, plaatsvervangend voorzitter of zittingslid, als
bedoeld in artikel 3a, tweede lid, van de Uitvoeringswet huurprijzen
woonruimte, zoals die luidt na de inwerkingtreding van deze wet, is
benoemd.

ARTIKEL VII

	1. De leden van de huurcommissies, bedoeld in artikel 22, eerste lid,
van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte, zoals die luidde voor de
inwerkingtreding van deze wet, zijn na de inwerkingtreding van deze wet
werkzaam in de kwaliteit van zittingsleden als bedoeld in artikel 3a,
tweede lid, van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte, zoals die
luidt na de inwerkingtreding van deze wet, tot het tijdstip waarop het
in artikel 24, eerste lid, van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte,
zoals die luidde voor de inwerkingtreding van deze wet, genoemde tijdvak
is geëindigd.

	2. Het eerste lid is niet van toepassing op een lid van de
huurcommissies, bedoeld in artikel 22, eerste lid, van de Uitvoeringswet
huurprijzen woonruimte, zoals die luidde voor de inwerkingtreding van
deze wet, indien dat lid per de datum van inwerkingtreding van deze wet
tot voorzitter, plaatsvervangend voorzitter of zittingsvoorzitter als
bedoeld in artikel 3a, tweede lid, van de Uitvoeringswet huurprijzen
woonruimte, zoals die luidt na de inwerkingtreding van deze wet, is
benoemd.

ARTIKEL VIII

	De artikelen 3b, eerste lid, derde en vijfde volzin, 3d, eerste lid,
derde volzin, en 3g, vijfde lid, tweede volzin, van de Uitvoeringswet
huurprijzen woonruimte, zoals die luidt na de inwerkingtreding van deze
wet, zijn niet van toepassing voor het voor de eerste maal benoemen van
de voorzitter, de plaatsvervangend voorzitter, de zittingsvoorzitters,
onderscheidenlijk de zittingsleden.

ARTIKEL VIIIA

	Indien een voorzitter van een huurcommissie als bedoeld in artikel 22,
eerste lid, van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte, zoals die
luidde voor de inwerkingtreding van deze wet, met ingang van de datum
van inwerkingtreding van deze wet tot voorzitter, plaatsvervangend
voorzitter of zittingsvoorzitter als bedoeld in artikel 3a, tweede lid,
van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte, zoals die luidt na de
inwerkingtreding van deze wet, is benoemd en de leeftijd van zestig
jaren heeft bereikt maar nog niet de leeftijd van vijfenzestig jaren,
kan hij te kennen geven dat op hem in afwijking van artikel 3e van
laatstgenoemde wet de pensioengerechtigde leeftijd van toepassing is,
zoals die gold voor de inwerkingtreding van deze wet. 

ARTIKEL IX

	Het in artikel 18 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen bedoelde
jaarverslag over het kalenderjaar 2009 wordt in afwijking van artikel 43
van die wet, zoals die wet op 1 februari 2010 komt te luiden, opgesteld
voor 1 juli 2010.

ARTIKEL X

	Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip.

	Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en
dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister voor Wonen, Wijken en Integratie,

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

 PAGE    

 PAGE   15